Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

De Voorzitter van de Eerste Kamer Postbus 90801 der Staten-Generaal 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 22 Telefoon (070) 333 44 44 2513 AA S GRAVENHAGE Fax (070) 333 40 33 www.szw.nl 2513AA22

Contactpersoon Uw brief 135830.01u Doorkiesnummer Ons kenmerk SV/WV/06/83984 Datum 9 november 2006 Onderwerp Afschaffing zwangerschapsuitkering zelfstandigen

Met de brief van 5 oktober 2006 vraagt de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid waarom ik in bovengenoemde kwestie het "sub judice zijn" laat prevaleren boven de al eerder gevraagde informatievoorziening. De vaste commissie merkt op dat deze zaak nog niet onder de rechter was op het moment dat de vraag om nadere informatie vanuit de vaste commissie werd gesteld.

Ter beantwoording van uw vraag zal ik in een korte chronologie de voorgeschiedenis schetsen.

Tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel Wet einde toegang verzekering WAZ heb ik op 4 juli 2004 de Eerste Kamer toegezegd de Commissie Gelijke Behandeling (hierna: CGB) en de ILO te zullen raadplegen over de internationale bestendigheid van de afschaffing van de publieke zwangerschaps- en bevallingsregeling.

Op 4 januari 2006 is de Staat gedagvaard door de FNV c.s. namens een aantal vrouwelijke zelfstandigen. In deze gerechtelijke procedure wordt door de FNV c.s. gesteld dat de Staat handelt in strijd met onder meer VN-regelgeving door de afschaffing van de publieke regeling. De Staat stelt zich in deze procedure echter op het standpunt dat er geen internationale bepalingen zijn die verplichten tot het treffen of handhaven van een publieke regeling voor vrouwelijke zelfstandigen.

Op 2 mei 2006 heeft de CGB het door mij gevraagde advies uitgebracht over de afschaffing van de publieke regeling in relatie tot Europese regelgeving en internationaalrechtelijke verplichtingen.

Uit het vorenstaande blijkt dat in de procedure tegen de Staat dezelfde internationaalrechtelijke aspecten aan de orde zijn als in het advies van de CGB en dat de gerechtelijke procedure al geëntameerd was voordat de CGB haar advies had uitgebracht. Voorts wordt in de procedure door de wederpartij een beroep gedaan op het advies van de CGB.

Ons kenmerk SV/WV/06/83984

Daarom onthoud ik mij van een inhoudelijke reactie op het advies van de CGB. Hierover heb ik uw Kamer geïnformeerd met mijn brief van 31 mei 2006.

Na ommekomst van het advies van de CGB heb ik ­ met mijn brieven van 7 juli 2006, 11 augustus 2006 en 26 september 2006 ­ het parlement desgevraagd op de hoogte gesteld van de procedurele stand van zaken.

De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(mr. A.J. de Geus)


---