Antwoorden op kamervragen van kamerlid Arib over fraudegevoeligheid van het
DBC-systeem
Kamerstuk, 8-11-2006
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
CZ-K-U-2725342
8 november 2006
Antwoorden van minister Hoogervorst op kamervragen van het Kamerlid
Arib over fraudegevoeligheid van het Diagnose Behandeling Combinatie
(DBC-) systeem(2060701670).
Vraag 1
Bent u het eens met de conclusie van het onderzoek van de Nederlandse
Zorgautoriteit (NZa) naar mogelijke fraude door medisch specialisten,
dat de norm voor het declareren zo weinig scherp is dat daardoor
weliswaar geen harde aanwijzingen voor onrechtmatig declareren te
vinden zijn, maar dat ook niet gezegd kan worden dat correct is
gehandeld? 1)
Antwoord 1
Ja. Ik voeg daar aan toe dat het ten aanzien van deze `weinig scherpe
normen', op grond van een statistische benadering, gaat om circa 1,2%
van de totale DBC omzet. Deze 1,2% van de omzet bevindt zich in negen
onderkende risicogebieden. Met betrekking tot deze risicogebieden
worden verbeteringen voorgesteld door de taskforce DBC declaraties.
Het resterende deel van het systeem kent normen die als objectieve
invulling van `correct' gehanteerd kunnen worden. Het DBC systeem kent
een controleketen om er voor zorg te dragen dat deze normen gehanteerd
worden, opdat er correct gehandeld wordt.
Vraag 2
Bent u verantwoordelijk voor de invoering van dit DBC-systeem? Zo ja,
waarom bent u overgegaan tot invoering van dit systeem, terwijl er
geen heldere regels voor declaraties waren en de fraudegevoeligheid
kennelijk hoog was? Waarom zijn de huidige problemen ten gevolge van
de invoering van DBCs niet voorzien?
Antwoord 2
Ik ben verantwoordelijk voor de invoering van het DBC systeem. Zoals
bij vraag 1 aangegeven laten de onderzoeksresultaten van de taskforce
DBC declaraties zien dat de regels slechts voor een klein gedeelte
niet helder genoeg zijn. Ook heeft de NZa vastgesteld dat er geen
sprake is van onrechtmatige declaraties, en dat motieven voor fraude
ontbreken.
Op het moment dat besloten werd om over te gaan tot invoering van het
DBC systeem was men voorbereid op problemen. Het systeem was op de
tekentafel uitontwikkeld. Verdere ontwikkeling kon alleen plaatsvinden
als er eerst praktijkervaring werd opgedaan. Alle partijen beseften
daarbij dat er kinderziekten op zouden kunnen treden. Daarom zijn er
risico beperkende maatregelen afgesproken. Het onderzoek door de NZa
en de taskforce DBC declaraties laten zien dat voornoemde maatregelen
adequaat zijn gebleken om de risico's van deze kinderziekten te
beperken.
Vraag 3
Wat gaat u doen met de bevinding van de NZa dat de overdaad aan DBCs
het toezicht door verzekeraars blokkeert?
Antwoord 3
In het rapport van de NZa wordt enkele keren gerefereerd aan het
aantal DBCs, echter niet in de context van toezichtmogelijkheden door
de verzekeraars. In het kader van toezicht en controle is niet zozeer
het aantal DBCs, als wel de uniformiteit van die DBCs van belang.
Omtrent het bereiken van die uniformiteit bevatten zowel de resultaten
van de taskforce DBC declaraties, de NZa en het activiteitenplan naar
aanleiding van `DBCs: eenvoudig beter' aanbevelingen. In overleg met
betrokken partijen worden deze aanbevelingen nu uitgewerkt.
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport