Socialistische Partij
SP :: Nieuws
Toespraak Huub Oosterhuis op het Finale Feest
07-11-2006 * Zondag kwamen ruim 3.500 SP'ers naar Arnhem om het SP
Finalefeest mee te maken. Een van de sprekers was de dichter, priester
en SP-lijstduwer Huub Oosterhuis. U kunt zijn toespraak hier
teruglezen.
Veel mensen die in christelijke milieus zijn opgegroeid, valt het
moeilijk om aan zichzelf te bekennen dat `het christelijk geloof' hen
niets meer zegt en volstrekt geen richting geeft aan hun vaak
onvervulde en verwarde leven. En tegelijkertijd voelen zij een grote
behoefte aan verbondenheid, en een grote energie tot overgave en
inzet; overgave aan iets dat groter is dan zijzelf; zij willen horen
bij... en geloven in...
Geloven is een lastig woord. Voor de een klinkt het naar grote
stelligheid, hogere kennis, voor de ander naar simpelheid, vage
gevoelens en mooie muziek, kippenvelmuziek.
Geloven betekent oorspronkelijk: vertrouwen schenken, krediet geven en
goede hoop hebben; wat het betekent tussen mensen in vriendschap, in
liefde: ik houd van je, ik vertrouw me aan je toe, ik geloof in ons.
Geloof en liefde zijn stam- en geestverwante woorden, in het Engels is
dat nog hoorbaar: I believe, I love. Een grote liefde is een groot
geloof, een grote inzet vraagt om een grote liefde.
Ik kom ze overal tegen, vooral buiten de kerken, maar sinds een jaar
of vijf ook wel weer in kerkelijk verband: mensen die willen horen
bij... en geloven in... Ik zie hoe ze zich inzetten en geven voor
meer, veel meer dan hun eigenbelang. Ze zijn van een oud geloof
afgevallen, ze geloven niet meer dat deze wereld vol uitbuiting en
geweld de enig mogelijke wereld is - ze geloven niet meer dat ook maar
iets in deze wereld onwrikbaar en natuurnoodzakelijk is,
kindersterfte, aids, het bittere onrecht van de armoede en dus, als
gevolg daarvan, het bittere geweld. Zij zijn van plan een andere
wereld te maken, stukje bij beetje, dag na dag; zij trekken een spoor
van andere, nieuwe wereld door deze oude heen.
In 1972 verscheen het wereldwijd gerespecteerde rapport van de Club
van Rome: `Grenzen aan de groei' - bedoeld werd de economische groei.
In 1994 verscheen het vervolg op dit rapport, het heet `Grenzen aan de
concurrentie', en werd gemaakt door de `Groep van Lissabon', een
aantal gezaghebbende economen en sociologen. En dat document werd
wereldwijd nauwelijks opgemerkt, in de hoogbloei van het vrije markt
denken kwam zijn boodschap niet gelegen. Wat is de boodschap? Het gaf
een analyse van het neoliberalisme en `de nieuwe economische orde'.
Wij scheppen steeds meer rijkdom die steeds meer armoede voortbrengt.
Over vijfentwintig jaar zullen er acht miljard mensen op aarde zijn,
waarvan zeven miljard noodlijdend. Grote internationale ondernemingen
zullen steeds voortvarender het aanschijn der aarde bepalen, netwerken
van bedrijven die zich onttrekken aan elke democratische controle.
Nationale industrieën moeten daarin mee, nationale regeringen kunnen
niet veel anders dan het bedrijfsleven steunen met fiscale voordelen,
versoepeling van sociale verplichtingen en milieuvoorschriften, aanleg
van Betuwelijnen en startbanen.
De ontmanteling van de verzorgingsstaat. Het was geen vrolijk - het
was een profetisch document.
In De Rode Hoed in Amsterdam, dat centrum voor cultuur, religie en
politiek, heb ik een keer dat rapport van Lissabon tot onderwerp van
een debat gemaakt. Ik was er heel erg van geschrokken, en vooral ook
van het feit dat er vanuit politieke partijen niet op gereageerd werd
- het was in boekvorm verkrijgbaar, maar werd niet verkocht.
Ook op dat Rode Hoed-debat kwamen niet veel mensen af. En maar enkelen
waren geschokt door wat ze hoorden. `Ach, zo'n vaart zal het niet
lopen.'
Toen de zaal bijna leeg was, bleef een oud echtpaar nog even zitten.
Zij huilde. Hij vroeg haar: waarom huil je? Ja waarom huil ik - waarom
huil jij niet? Daar begin ik niet aan, zei hij, om deze rotwereld ook
nog huilen.
Dorothy Day, - niet Doris Day, de filmster op wie in de jaren vijftig
van de vorige eeuw mijn hele generatie verliefd was - maar Dorothy
Day, waar we nog nooit van gehoord hadden: in 1917 twintig jaar oud,
had ze al in de gevangenis gezeten vanwege haar acties voor
vrouwenkiesrecht, en later zat ze weer in de cel om haar protest tegen
de Vietnamoorlog. In de jaren dertig, toen de grote crisis woedde in
Amerika, stichtte zij de `Catholic worker', een beweging tot hulp aan
daklozen, alcoholisten, geestelijk gestoorden; in het zuidelijk deel
van Manhattan, waar later de Twin Towers werden opgericht, had zij een
gaarkeuken waar ze dagelijks soep uitdeelde, de ingrediënten bedelde
ze bij elkaar in restaurants en winkelketens. Tot haar dood in 1980
runde ze dat project. Ze was geestig, wijs, onvermoeibaar; ... maar
eens in de zoveel weken overkwam het haar dat zij moest huilen en
ontroostbaar was, dagen lang.
Nooit heeft het Amerika aan zulke tegenstemmen, tegen het onrecht van
de tweedeling, tegen de machinerie van de oorlog, ontbroken.
Ik bewonder mensen die huilen om deze wereld; die sterk, geestig, wijs
en onvermoeibaar zijn, maar ook verontwaardigd en verbijsterd, en
huilen. Ik ken ze ook wel onder SP-stemmers. Huilen kan je ook met
droge ogen.
Dorothy Day had tranen, maar ook een visioen: het bijbelse visioen van
een nieuwe wereld. Ik ga er een paar regels uit voorlezen, het is
utopische poëzie. Even utopisch als die socialistische Internationale
die vijftien jaar geleden nog wel eens hier en daar in Nederland
gezongen werd: `Ontwaakt, verworpenen der aarde'.
Een nieuwe wereld? Jazeker. In de hemel zal je bedoelen? Nee, hier op
aarde, zeggen de bijbelse profeten.
Geen kinderen zullen daar sterven.
Oude mensen maken hun dagen vol
en jonge mensen zullen daar
pas op hun honderdste sterven.
Zij bouwen huizen en wonen erin.
Zij planten wijngaarden en eten de vruchten.
Zij bouwen niet meer en anderen wonen erin,
planten niet meer en anderen eten het op.
Zij zullen niet voor een leegte zwoegen,
geen kinderen baren voor de verschrikking
Op 7 oktober, in het Muziektheater aan het Amsterdamse IJ heb ik in
mijn toespraak gezinspeeld op deze utopische bijbeltekst. Maar
Trouw-columnist Ephimenco herkende die toespeling niet en schreef over
de `belachelijke utopie van die tomaten-priester'.
Ik heb besloten dit visioen ernstig te nemen, en een andere wereld dan
deze, een nieuwe, voor mogelijk te houden, mèt al die anderen samen
die willen horen bij ... en geloven in ...
Ik probeer mijn oren en ogen te scherpen voor de kleinste tekenen van
opleving en nieuw begin. Ik voel een plicht tot vertrouwen, ik kies
voor hoop tegen wanhoop. Ik weet: er trekt door de eeuwen heen en tot
op vandaag een lange stoet van zulke kiezers.
Er bestaat een traditie van hoop, van utopische verbeelding èn van
nuchtere afspraken - maak de afspraak met jezelf, en met zoveel
mogelijk anderen: dat je zult blijven verlangen naar een wereld waar
schoon water en brood en solidariteit en levenskansen zijn voor allen,
alles voor allen. En richt daarop je politieke keuzes.
`En jonge mensen zullen daar pas op hun honderdste sterven' - dat
elementaire ideaal, verloochen dat niet. En vernieuw de afspraak met
jezelf ieder jaar, op je verjaardag, op de avond voor Kerstmis, op
Pasen of Pinksteren of Grote Verzoendag of op het Suikerfeest, of op 5
mei - dagen genoeg.
Nog één ding: tot het begin van die nieuwe wereld hoort het Generaal
Pardon, waar wij gisteren voor hebben gedemonstreerd. Daar zal ik om
blijven roepen, vloeken en smeken.
Lied van Generaal Pardon
Zomer tweeduizend zes.
In Holland vallen geen bommen.
In Holland vallen mensen
in een diep zwart gat.
Als je papieren niet deugen
maak je bij ons geen kans.
Moest jij je land ontvluchten?
Dat is dan jammer voor jou.
Maar nog vóór het wintert
waait iets van lente aan:
stemmen zijn opgestaan,
willen opnieuw beginnen.
Rechtop komen te voorschijn
onder de lentezon
al onze vreemde bekenden
en vernemen de woorden
van Generaal Pardon.
Zomer tweeduizend zeven,
toekomst op een kier:
leven zullen zij, veilig
wonen zullen zij hier.
Zie ook:
* Vrolijk Finale Feest: bij de SP is iedereen een VIP