Nederlandse scholieren: "NASA-meetinstrument heeft watervrees"
06 november 2006 - Metingen van scholieren bevestigen dat het
NASA-satellietinstrument MODIS problemen heeft met het meten van
aërosolen (kleine deeltjes of druppeltjes in de lucht) op lokaties
vlakbij water zoals Marken en Den Haag.
Dat melden de KNMI-wetenschappers Boersma en De Vroom in het
vaktijdschrift Journal of Geophysical Research. In hun artikel wordt
voor het eerst aangetoond dat metingen door middelbare scholieren
binnen het internationale GLOBE programma (zie apart kader*) de
wetenschappelijke kwaliteit hebben om voor satellietvalidatie gebruikt
te kunnen worden.
Het NASA-satellietinstrument MODIS meet wereldwijd de concentratie van
de voor het klimaat bepalende aërosolen. Het is belangrijk dat de
kwaliteit van deze metingen wordt gecontroleerd door vergelijking met
grondmetingen. Hiervoor zijn professionele instrumenten nodig, maar
het artikel laat zien dat de simpele zonfotometers die op Nederlandse
scholen gebruikt worden binnen het KNMI-project voor GLOBE waardevolle
extra informatie leveren.
Deze zonfotometers, kleine kastjes met lichtgevoelige sensoren die met
de hand op de zon worden gericht, worden gebruikt op het moment dat
MODIS overvliegt. Het KNMI verwerkt de metingen van de scholieren om
ze met MODIS-resultaten te kunnen vergelijken. Scholierenmetingen in
Marken, Amsterdam en Den Haag tonen aan dat MODIS aërosolconcentraties
boven Nederland te hoog zijn wanneer een kustgebied, deels land en
deels water, bekeken wordt. Wanneer van MODIS uitsluitend metingen
boven land genomen worden, komen deze wel prima overeen met
GLOBE-grondmetingen. Scholier Sven Commandeur, die de metingen op
Marken verrichtte: "MODIS heeft last van watervrees."
*Globe Programma betrekt scholieren bij klimaatonderzoek
Scholieren in Nederland werken sinds enkele jaren samen met KNMI en
GLOBE-coördinator SME-Advies in het aërosolenproject. Doel van het
GLOBE aërosolenproject is scholieren actief te betrekken bij
satellietonderzoek naar luchtvervuiling en klimaat.
Ze meten zelf hoe de samenstelling van de atmosfeer verandert en leren
hoe wetenschappers dit uit satellietgegevens afleiden. De
wetenschappers, vooral van de NASA en het KNMI, kunnen het netwerk van
scholierenmetingen uit heel Nederland gebruiken ter controle van hun
satellietmetingen, bijvoorbeeld die van het Ozone Monitoring
Instrument (OMI). Aan het internationale GLOBE programma, waarvan het
aërosolenprogramma een klein onderdeel is, doen wereldwijd 18.000
scholen mee. Het nu gepubliceerde artikel is wereldwijd het eerste dat
voor wetenschappelijk onderzoek gebruikt maakt van door scholieren
gemeten GLOBE data.
In het aërosolenproject krijgt iedere school die deelneemt een
eenvoudig meetkastje, waarmee scholieren elke dag meten wat de
concentratie aërosolen in de lucht is. Via internet voeren de
leerlingen de gegevens in op de website van GLOBE international (in de
VS), waarna het KNMI ze verder verwerkt. Voor leerlingen en
wetenschappers is het een enorme kick als hun metingen bijdragen aan
het internationale klimaatonderzoek.
Referentie artikel:
Boersma, K. F., and J. P. de Vroom (2006), Validation of MODIS aerosol
observations over the Netherlands with GLOBE student measurements, J.
Geophys. Res., 111, D20311, doi:10.1029/2006JD007172
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Harry Geurts of
Monique Somers, persvoorlichting KNMI, telefoon 030 2206317 of 030
2206386. E-mail: Persvoorlichting.
Persbericht: KS 06/22
Eerste uitgave: 06-11-06