IP/06/1506
Brussel, 6^ november 2006
Betere situatie op de arbeidsmarkt in de EU, maar toch nieuwe
hervormingsinspanningen nodig om het streefcijfer voor 2010 te halen
Volgens het vandaag door de Europese Commissie gepubliceerde verslag
'Werkgelegenheid in Europa 2006' is de situatie op de arbeidsmarkt in de EU
ondanks een tijdelijke teruggang van de economische groei in 2005 verder
verbeterd. De hervormingen beginnen vruchten af te werpen. De werkloosheid
in de EU is met bijna een half procentpunt gedaald (van 9,1% in het
voorgaande jaar tot 8,7%), terwijl de werkgelegenheidsgroei bijna
verdubbelde en nu bij 0,9% ligt. Dit neemt niet weg dat de werkgelegenheid
en productiviteit in vergelijking met de streefcijfers van de EU niet
voldoende groeien. Er moet dan ook met nog meer tempo aan ingrijpende
hervormingen worden gewerkt.
Het Commissielid voor werkgelegenheid, sociale zaken en gelijke
kansen, Vladimír Spidla, was verheugd over de verbeteringen, maar zei
ook met nadruk: "De arbeidsparticipatie van vrouwen en ouderen is
gestegen, maar bij het werk aan een algemeen participatiecijfer van
70% in 2010 wordt gewoon niet snel genoeg vooruitgang geboekt." En hij
voegde daaraan toe: "Om het streefcijfer te halen zijn in de meeste
lidstaten duidelijk nog meer inspanningen nodig. Concrete invulling
van de hervormingen overeenkomstig de Europese
werkgelegenheidsrichtsnoeren moet dan ook de allerhoogste prioriteit
krijgen."
In het verslag worden de resultaten van gerichte beleidsmaatregelen
belicht om meer vrouwen en ouderen aan werk te helpen en aan het werk
te houden. De arbeidsparticipatie van vrouwen en ouderen (in de
leeftijd van 55 tot 64 jaar) is gestaag gestegen. Op Cyprus en in
Estland, Letland en Italië is de arbeidsparticipatie van vrouwen sinds
2000 met bijna 5 procentpunten of meer omhooggegaan. In Spanje bedroeg
de stijging bijna 10 procentpunten. Bij de ouderen bereikten zestien
lidstaten stijgingen met 5 procentpunten of meer. Uitschieters (met
stijgingen van meer dan 10 procentpunten) waren Finland, Hongarije en
Letland. Deze positieve resultaten bij de ouderen zijn aan maatregelen
voor actief ouder worden en hervormingen in de pensioenstelsels te
danken.
Niet in alle lidstaten is echter evenveel vooruitgang geboekt. De
arbeidsmarktcijfers vertonen nog steeds grote verschillen, met name
als het om vrouwen en mannen, onderdanen van de EU en mensen uit derde
landen, en de regio's gaat. Het participatiecijfer van vrouwen
bijvoorbeeld bedraagt in Zweden en Denemarken ruim 70% tegen zo'n 34%
in Malta. De regionale participatiecijfers schommelen tussen amper 40%
in sommige Italiaanse regio's en bijna 80% in regio's in het Verenigd
Koninkrijk.
"Flexizekerheid" nader bekeken
Om in het licht van de toenemende concurrentie wereldwijd, de
afnemende beroepsbevolking en het groeiende aantal onzekere banen
impulsen te geven aan werkgelegenheid en groei zijn in alle lidstaten
hervormingen nodig.
Het vandaag verschenen verslag bekijkt hoe op sommige nationale
arbeidsmarkten flexibele arbeidsovereenkomsten gecombineerd worden met
meer zekerheid voor de werknemer (de zogenaamde "flexizekerheid") door
middel van een leven lang leren, een activerend arbeidsmarktbeleid en
een hoog niveau aan sociale bescherming.
Naar voren komt dat er een positieve wisselwerking bestaat tussen
flexibiliteit en meer zekerheid en dat daaruit meer en betere banen
kunnen ontstaan. Uit geslaagde voorbeelden in Denemarken, Spanje,
Finland, Oostenrijk en Nederland blijkt dat flexibiliteit en zekerheid
onderling compatibel zijn en elkaar schragen. Dergelijke voorbeelden
maken ook duidelijk dat er geen uniform model is dat overal kan worden
toegepast. "Flexizekerheid" kan de politieke en maatschappelijke
weerstand tegen de hervormingen helpen verminderen.
Uit het verslag komt tevens naar voren dat een activerend
arbeidsmarktbeleid van het allergrootste belang is voor de juiste
combinatie van flexibiliteit en zekerheid. Voor de activering van
werkzoekenden geven de lidstaten niet allemaal evenveel uit. In
Tsjechië, Estland, Letland, Slowakije en het Verenigd Koninkrijk wordt
hiervoor nog geen 0,25% van het BBP uitgegeven tegen 1,5% in
Denemarken, wat relatief veel is. Succes op dit punt is echter niet
alleen een kwestie van geld. Er is ook behoefte aan een
evaluatiecultuur waardoor duidelijk wordt hoe doeltreffend onze
investeringen in beroepsopleidingen en diensten voor de
arbeidsvoorziening zijn.
Hoogopgeleide, flexibele en mobiele werknemers dringend nodig
Sinds 2000 is het aantal banen voor hoogopgeleiden in de EU sterk
gestegen. Ondanks deze positieve ontwikkeling is het aandeel
hoogopgeleide werknemers op de hele beroepsbevolking in de EU nog
steeds aanzienlijk lager dan in de VS. Bovendien trekt de EU slechts
zo'n 1,2% van haar BBP voor hoger onderwijs uit, wat nog niet de helft
is van wat hiervoor in de VS wordt gereserveerd.
Het verslag wijst erop dat goed opgeleide en flexibele werknemers van
het allergrootste belang zijn voor technologische ontwikkeling en de
hogere productiviteitsgroei die daaruit resulteert. Een land met een
hoogopgeleide en flexibele beroepsbevolking is niet alleen beter in
staat om nieuwe technologieën voort te brengen, maar slaagt er ook
beter in om goed werkende nieuwe technologieën van elders over te
nemen en toe te passen.
Onderstreept wordt dat in geografische mobiliteit van werknemers een
belangrijk antwoord op de huidige arbeidsmarktproblemen in de EU van
na de uitbreiding ligt. Op dit moment werkt evenwel nog geen 2% van de
Europeanen op werkzame leeftijd in een andere lidstaat. Er moet dan
ook aan een klimaat worden gewerkt dat werkelijk bevorderlijk voor
mobiliteit is. Daarbij moet de aandacht niet alleen uitgaan naar de op
te heffen belemmeringen op bestuursrechtelijk en wettelijk vlak, maar
ook naar de hindernissen op sociaal, cultureel, infrastructureel en
onderwijsgebied.
Het volledige verslag is te raadplegen onder:
http://ec.europa.eu/employment_social/news/2006/nov/employment_europe_
en.pdf
European Union