Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20017
2500 EA Den Haag

ons kenmerk : JZ. 2006/3348
datum : 06-11-2006
onderwerp : Nota n.a.v. het verslag wetsvoorstel nr. 30541 bijlagen : 1

Geachte Voorzitter,

Hierbij doe ik u toekomen, mede namens de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de nota naar aanleiding van het verslag omtrent bovengenoemd voorstel van wet.

De minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit,

dr. C.P. Veerman

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Wet op het onderwijstoezicht in verband met de beëindiging van de bekostigingsrelatie tussen de agrarische innovatie- en praktijkcentra en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (Kamerstukken I 2005/06, 30 541, letter B)

Nota naar aanleiding van het verslag

Met belangstelling heb ik kennisgenomen van de opmerkingen en vragen van de CDA-fractie in het verslag van 17 oktober 2006. Bij de beantwoording van de vragen wordt de volgorde van de indeling van het verslag aangehouden.

De leden van de CDA-fractie vragen wat het oordeel van de regering is over de toegevoegde waarde die de IPC's (kunnen) leveren ten aanzien van de transitus en de noodzakelijke innovaties in de in de land- en tuinbouw.

De IPC's kunnen innovaties die noodzakelijk zijn voor de transitus in de land- en tuinbouw ondersteunen door het verspreiden van kennis over innovatieve technieken en praktijkinstructies bij de toepassing van innovatieve apparatuur. Op dit moment is vooral PTC+ actief op het gebied van de land- en tuinbouw. Door het bieden van innovatieve praktijkarrangementen kunnen IPC's de link vormen tussen het onderwijs en de innovatieve praktijk. Het leerproces kan zodoende worden verrijkt met vernieuwende praktijkexpertise en -vaardigheden.

Daarnaast vragen de leden van de CDA-fractie wat het oordeel is van de regering over het eventueel opheffen van de IPC's mede door het intrekken van het eigen budget en wat voor gevolgen dit zal hebben voor de Nederlandse land- en tuinbouw, maar ook voor de ontwikkelingslanden.

Het verdwijnen van de IPC's zou leiden tot het verlies van waardevolle praktijkexpertise voor de Nederlandse land- en tuinbouw, maar ook voor ontwikkelingslanden. Opheffing van de IPC's is echter niet aan de orde. Het gaat namelijk om zelfstandige stichtingen, waarvan de bekostigingsrelatie met LNV wordt beëindigd. Aan de orde is wel de positie van deze organisaties op de vrije markt voor praktijkleren, die ontstaat door de desbetreffende LNV-budgetten via de groene onderwijsinstellingen vraaggestuurd in te zetten.

Vanwege de kwetsbaarheid van de praktijkinstructie in de land- en tuinbouw zal een deel van de middelen voor praktijkleren beschikbaar worden gesteld voor een bovenschools programma voor de land- en tuinbouw. Het is de bedoeling dat scholen afspraken maken over de inzet van dit budget om voldoende expertise in de markt beschikbaar te houden. De Groene Kenniscoöperatie adviseert hierover. Opdrachten voor praktijkleren binnen het bovenschoolse programma voor de land- en tuinbouw zullen hierbij door de groene onderwijsinstellingen moeten worden aanbesteed. Bij de aanbesteding van deze opdrachten zullen ook PTC+ en IPC Groene Ruimte kunnen meedingen.
Eind 2008 zal de inzet van het bovenschoolse budget worden geëvalueerd. Er bestaan geen plannen om de inzet voor land- en tuinbouw substantieel te beperken.

De regering heeft het voornemen het beschikbare budget voor internationaal onderwijs programmagestuurd in te zetten. Op dit moment worden de modaliteiten voor internationale praktijkinstructie in de land- en tuinbouw in het kader van het beleid voor ontwikkelingssamenwerking verkend. Het overgangsbudget zal ook voor dit doel kunnen worden aangewend.

IPC Groene Ruimte heeft met zijn trainingsactiviteiten op het gebied van bosbouw en beheer van de groene ruimte een sterke marktpositie. De financiële positie van deze organisatie is bovendien uitstekend. De aard van de activiteiten van PTC+, vooral productielandbouw, brengt een zwakkere marktpositie met zich mee. Er is evenwel sprake van een opwaartse trend na een periode van slechte financiële resultaten (2002-2004). De regering heeft vertrouwen in het aanpassingsvermogen van deze organisatie aan de marktomstandigheden. Ook nu is PTC+ reeds op de vrije markt actief (39% van de omzet in 2003). De regering ziet de toekomst van de IPC's op de vrije markt dus met vertrouwen tegemoet.

Deze nota naar aanleiding van het verslag wordt ondertekend door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit mede namens de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mr. drs. B.J. Bruins.

De minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit,

dr. C.P. Veerman