Ministerie van Buitenlandse Zaken

Beantwoording vragen over voedingsbodem voor terrorisme (http://www.minbuza.nl:80menulm_nl:)

Samenvatting:

Inhoud:

Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de mondelinge vragen gesteld door het lid Van der Laan over voedingsbodem voor terrorisme. Deze vragen werden gesteld op 28 september 2006 tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen.Het lid Van der Laan heeft de regering gevraagd, in aanvulling op de brief van 27 september, waarin de regering haar visie op de factoren die kunnen bijdragen aan terrorisme uiteenzet (Kenmerk 30 800 V, nr. 5), in te gaan op de afhankelijkheid van Nederland van olieproducerende landen en aan te geven hoe Nederland omgaat met intelligence over terrorisme die verkregen is door marteling.Marteling wordt door de regering onder alle omstandigheden verworpen, dus ook als methode om gegevens aan verdachten te ontfutselen. Voor de wijze waarop de Nederlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten contacten aangaan en onderhouden met buitenlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten verwijs ik naar de antwoorden op vragen van het lid Van der Laan aan de ministers van Justitie, van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Buitenlandse Zaken over 'intelligence' verkregen door marteling, Tweede Kamer, vergaderjaar 2004-2005, Aanhangsel, nr. 749.Mede daarom heeft de regering vorig jaar de Adviesraad Internationale Vraagstukken om een advies gevraagd, dat aan uw Kamer is toegegaan. De Adviesraad benadrukte in dat advies dat het absolute folterverbod onder alle omstandigheden als imperatieve norm geldt. De AIV verwerpt het gebruik in een rechtzaak van informatie die mogelijkerwijs via folterpraktijken dan wel andere vormen van een wrede, onmenselijke of vernederende behandeling is verkregen en meent dat de overheid ontvangen inlichtingen en hun bron dient te evalueren en zo nodig handelend dient op te treden, zeker als er een onaanvaardbaar risico voor de maatschappij en haar burgers bestaat. In haar brief van 20 februari jl. (Kenmerk 30 300 V, nr 107) heeft de regering de visie van de Adviesraad ondersteund.T.a.v. de afhankelijkheid van olieproducerende landen wordt het volgende opgemerkt. De regering is van mening dat vermeden moet worden dat de buitenlandspolitieke keuzes onder druk komen te verminderen staan omdat de bredere relatie met een energieleverancier te zeer in het teken is komen te staan van een afhankelijkheid van de te leveren energie. Het energievoorzieningszekerheidbeleid is er daarom op gericht de geschetste afhankelijkheid te verminderen respectievelijk te voorkomen. Dit wordt nagestreefd via diversificatie van bronnen, landen van oorsprong en van aanvoerroutes. Verder verwijs ik naar de notitie 'Energiezekerheid en Buitenlands Beleid' (Kenmerk 29 023 nr. 26) en de beantwoording van de vragen van de vaste commissies voor Buitenlandse Zaken en voor Economische Zaken naar aanleiding van deze notitie (Kenmerk 29 023 nr. 32). Tot slot kan vermeld worden dat de Europese Raad in maart 2006 de Commissie en Raad heeft gevraagd om in 2007 een Europees energiebeleid te ontwikkelen, met daarbij een actieplan waarin ook aspecten van energiezekerheid worden opgenomen. Hierover is de Kamer geï nformeerd middels de Kamerbrief met daarbij de geannoteerde agenda voor de Europese Raad van 15 en 16 juni 2006 (Kenmerk 21 501-20, nr. 318).De Minister van Buitenlandse Zaken,Dr. B.R. Bot


---