Den Haag, 31 oktober 2006
Vragen van het lid Van Dam (PvdA) aan de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen
over de beantwoording van eerdere vragen over de berekening van de bijverdiengrens voor studenten die inkomsten uit een eigen bedrijf hebben
1. Heeft u kennisgenomen van het artikel (1) waarin de IB-groep ruiterlijk toegeeft dat haar voorlichting en informatie over de berekening van de bijverdiengrens voor studentondernemers onduidelijk is.
2. Valt het u ook op dat de verklaring van de IB-groep afwijkt van uw antwoorden op mijn eerdere vragen? (2) Wie heeft het bij het rechte eind? U of de IB-groep?
3. Is het juist dat een normale studentondernemer helemaal niet kan kiezen hoe de IB-groep zijn bijverdiensten moet berekenen, zoals u in antwoord op mijn eerdere vragen beweerde? Heeft u derhalve mijn eerdere vragen onjuist beantwoord?
4. Deelt u alsnog de mening dat het voor studenten onmogelijk is om precies aan te geven over welke periode het inkomen uit de eigen onderneming is 'verworven' en dat er daarmee een onredelijk verschil ontstaat tussen vaststelling van het moment waarop de bijverdiengrens wordt bereikt voor een studentondernemer of een student met een bijbaan?
5. Bent u het met mij eens dat studenten blind moeten kunnen varen op de voorlichting van de IB-groep? Bent u het er derhalve mee eens dat het cru is dat studentondernemers de dupe zijn geworden van foutieve informatie van de IB-groep? Bent u bereid om deze studenten alsnog in het gelijk te stellen?
6. Bent u bereid op korte termijn de wetgeving op dit punt aan te passen, zodat studenten met een eigen onderneming wat betreft de berekeningswijze niet strenger worden behandeld dan studenten met een bijbaan?
7. Bent u, gezien het voorgaande, ook de mening toegedaan dat het eenvoudiger en rechtvaardiger is om de bijverdiengrens voor studenten in zijn geheel af te schaffen?
(1) 'Ondernemende student kan niet blindvaren op IB-groep', o.a. gepubliceerd via
(2) Vergaderjaar 2005/2006 - nr. 1940
Partij van de Arbeid