Ministerie van Financiën

Antwoorden op kamervragen over het verlaagde BTW-tarief voor beeldhouwwerken

Directoraat-Generaal Belastingdienst

DGB06-5360a

Vraag 1
Bent u bekend met het feit dat werken van beeldhouwkunst met een niet-com- mercieel karakter onder bepaalde voorwaarden in aanmerking kunnen komen voor het verlaagde BTW-tarief van 6%?

Vraag 2
Bent u bekend met de uitspraak van de Hoge Raad van 27 januari 2006, waarin is uitgelegd dat «een voorwerp van plastische kunst aangemerkt moet worden als een beeldhouwwerk met een commercieel karakter indien het uiterlijk gelijkenis vertoont met gelijkaardige industriële of ambachtelijke producten en daardoor in concurrentie kan komen met die, gelijkende, producten»?

Antwoord
De vragen 1 en 2 worden bevestigend beantwoord. Daaraan kan nog het volgen- de worden toegevoegd. De toepassing van het BTW-tarief van 6% is gebaseerd op de Zesde BTW-richtlijn. Daarin is bepaald dat de lidstaten van de Europese Unie het verlaagde BTW-tarief kunnen toepassen op een aantal in de Zesde BTW-richtlijn nader omschreven kunstvoorwerpen, waaronder originele beeld- houwwerken. De Hoge Raad heeft, zoals in vraag 2 is aangegeven, beslist dat een goed niet als beeldhouwwerk in de zin van de Zesde BTW-richtlijn kan wor- den aangemerkt als dat goed een commercieel karakter heeft. Deze beslissing is gebaseerd op een arrest van het Hof van Justitie in Luxemburg. Daarin heeft het Hof van Justitie geoordeeld dat van een commercieel karakter sprake is als een beeldhouwwerk uiterlijke gelijkenis vertoont met gelijkaardige industriële of am- bachtelijke producten en daardoor in concurrentie kan komen met die gelijkende producten. Daaraan doet volgens het Hof van Justitie niet af dat de desbetref- fende goederen door bekende kunstenaars in kleine aantallen met de hand zijn gemaakt en zeer in trek zijn bij verzamelaars en in museumcollecties worden op- genomen. Ook de prijs van de desbetreffende goederen is volgens het Hof van Justitie niet geschikt als criterium bij de beantwoording van de vraag of sprake is van een beeldhouwwerk in de zin van de Europese fiscale regelgeving.

Met het vorenstaande is overigens niet gezegd dat het desbetreffende goed geen kunstvoorwerp is casu quo kan zijn. De beslissing van de Hoge Raad geeft enkel aan dat in de ter beoordeling voorgelegde casus geen sprake is van een

beeldhouwwerk in de zin van de Zesde BTW-richtlijn met als gevolg dat het BTW-tarief van 6% geen toepassing kan vinden.

Vraag 3
Realiseert u zich dat deze zeer ruime uitleg van het begrip «commercieel karak- ter» tot gevolg kan hebben dat beeldhouwwerken vrijwel niet meer voor het ver- laagde BTW-tarief in aanmerking zullen komen, doordat er in feite altijd concurrentie zal zijn met «gelijkende producten» die op industriële en grotere schaal vervaardigd worden?

Antwoord
De uitleg van de Hoge Raad van het begrip "commercieel karakter" heeft gevol- gen voor de praktijk. In bepaalde gevallen waarin vóór het arrest van de Hoge Raad nog het verlaagde BTW-tarief kon worden toegepast, zal dat niet langer mogelijk zijn. Hierbij valt in het bijzonder te denken aan de BTW-heffing ten aan- zien van lijfsieraden waarover de Hoge Raad op 27 januari 2006 een beslissing heeft genomen. De uitleg van de Hoge Raad leidt er echter niet toe dat beeld- houwwerken vrijwel niet meer voor het verlaagde BTW-tarief in aanmerking kun- nen komen. Daar waar het gaat om volstrekt persoonlijke creaties waarmee de kunstenaar een esthetisch ideaal tot uitdrukking brengt, zal normaal gesproken het verlaagde BTW-tarief toepassing vinden. Het Hof van Justitie heeft namelijk overwogen dat dergelijke werken economisch gezien noch met elkaar, noch met andere voorwerpen concurreren.

Vraag 4
Deelt u de mening dat het wenselijk is dat werken van beeldhouwkunst blijvend kunnen profiteren van de regeling van het verlaagde BTW-tarief, waarmee de vervaardiging en de verkoop van kunstvoorwerpen én de cultuurparticipatie worden gestimuleerd?

Antwoord
De grenzen waar binnen het verlaagde BTW-tarief toepassing kan vinden ten aanzien van beeldhouwwerken worden bepaald door de Europese BTW-regels en de uitleg daarvan door de rechter (in casu Hof van Justitie en Hoge Raad). Als op grond daarvan een bepaalde categorie beeldhouwwerken, namelijk die met een commercieel karakter, niet voor toepassing van het verlaagde BTW- tarief in aanmerking komt, heeft Nederland niet de mogelijkheid daarop toch dat tarief toe te passen.

Vraag 5
Bent u bereid de regeling waarop de uitspraak van de Hoge Raad betrekking heeft, nader toe te lichten en criteria te formuleren, zodat de makers van werken 2 / 3

van beeldhouwkunst helderheid wordt verschaft over de toepasselijkheid van de verlaagde BTW-regeling?

Antwoord
De gevallen waarin en de wijze waarop het verlaagde BTW-tarief toepassing kan vinden ten aanzien van beeldhouwwerken is toegelicht in het Voorschrift Tabel I (hierna: het voorschrift). Dat voorschrift vormt de leidraad voor de Belastingdienst bij de toepassing van het BTW-tarief van 6%. Mede naar aanleiding van het arrest van de Hoge Raad van 27 januari 2006, zal het voor- schrift worden aangepast. Daarbij zal worden getracht meer duidelijkheid te geven over de betekenis van de recente beslissing van de Hoge Raad. De rechtsoverwegingen van zowel de Hoge Raad als het Hof van Justitie zullen daarbij uiteraard de basis vormen voor de aanpassing van het voorschrift. Ook zal de betrokken sector worden geconsulteerd.

3 / 3


---- --