Kamerbrief inzake schriftelijke antwoorden naar aanleiding van de eerste termijn van de Tweede Kamer tijdens de begrotingsbehandeling van Buitenlandse Zaken (http://www.minbuza.nl:80/nl/actueel/brievenparlement,2006/10/Kamerbrief-inzake-schriftelijke-antwoorden-naar-aa.html)
24-10-2006 | 10:14
Samenvatting:
Inhoud:
Graag bieden wij u hierbij de schriftelijke antwoorden aan op vragen gesteld
door leden van uw Kamer aan de regering in de eerste termijn van de
begrotingsbehandeling van het ministerie van Buitenlandse Zaken op 18 oktober
2006.De Minister van Buitenlandse Zaken,Dr. B.R. BotDe Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,A.M.A. van Ardenne-van der HoevenBegrotingsbehandeling Buitenlandse Zaken 2006 18 en 19 oktober 2006Schriftelijke beantwoording 1. Vraag van het lid Koenders: Kunt u informatie geven over Nederlandse contacten met de Taliban?Antwoord:Nederland heeft in Afghanistan contacten met alle geledingen van de Afghaanse
maatschappij waaronder overheid, tribale leiders en NGO's. Voor zover er al één
centrale Taliban-organisatie zou bestaan, onderhoudt Nederland daar geen directe
contacten mee.2. Vragen van de leden Koenders en Karimi:Over de Nederlandse inzet voor het uitbannen van clusterbommen.AntwoordClusterbommen als zodanig zijn legitiem. Hun inzet is binnen de kaders van
het humanitair oorlogsrecht toegestaan. De Nederlandse strijdkrachten zien dan
ook op dit moment geen aanleiding clusterwapens uit hun arsenalen te
verwijderen. Derhalve geen moratorium, wel zal Nederland zich in internationale
fora blijven inzetten voor de aanscherping van technische criteria waaraan
clusterwapens moeten voldoen teneinde de humanitaire risico's van deze wapens te
verminderen. Daarbij kan gedacht worden aan maatregelen die de 'dud-rate'
beperken, zodat na afloop van een conflict minder onontplofte submunities
blijven liggen.3. Vraag van het lid Samsom: Er is geen verbetering van de goed-bestuursituatie in Egypte. Desondanks is
er toch Nederlandse steun en zelfs een verhoging van het budget van 7,5 miljoen
euro naar 16,3 miljoen euro. Hoe kan dit?AntwoordDe Nederlandse bilaterale hulpinspanning in Egypte beliep in 2005 7,0 miljoen
euro en dit jaar 7,5 miljoen. Op dit moment staan 16,3 miljoen euro aan uitgaven
geraamd voor 2007. De stijging van het budget wordt grotendeels veroorzaakt door
uitgaven op het terrein van (drink)water. Deze waterprogramma's bevatten een
substantiële goed bestuurscomponent, zoals de opzet van waterboards en de
versterking van het Ministerie van Water en Irrigatie. Met deze stijging zullen
dus ook de uitgaven aan goed bestuur stijgen. Daarbij geldt ook dat Nederland
zichzelf tot doel heeft gesteld om in 2015 50 miljoen mensen aan drinkwater en
sanitaire voorzieningen te helpen. In Egypte kan een deel hiervan worden
gerealiseerd. De armste delen van de bevolking profiteren dan ook direct van de
extra Nederlandse inspanningen in de watersector. De intensivering van de
watersector maakt tenslotte deel uit van meerjarige afspraken gebaseerd op een
doorstart van het OS-programma. Opgemerkt wordt dat continuïteit, met nadruk op
verbetering van goed bestuur, van groot belang is voor de effectiviteit van het
OS-programma.4. Vraag van het lid Samsom:Wat zijn de plannen m.b.t. het ORET-programma?AntwoordDe motie Samson die vorig jaar tijdens de begroting is ingediend, is
aangehouden. Ik heb vorig jaar gezegd graag het debat over de toekomst van het
ORET-programma aan te willen gaan met de Kamer op basis van de uitkomsten van de
evaluatie van het ORET-programma. Op dit moment is de externe evaluatie van het
ORET-programma nog niet afgerond. Wel bevindt de evaluatie zich in een
vergevorderde fase. Ik verwacht het eindrapport voor het eind van het jaar.
Inmiddels heb ik eind september het eindrapport van de evaluatie van het
ORET-programma in China naar de Kamer gestuurd. Zoals ik in de beleidsreactie
daarop aangaf zal ik de uitkomsten van zowel de evaluatie van het ORET-programma
in China als de programma-brede evaluatie gebruiken om besluiten te nemen over
de toekomst van het ORET-programma. Ik wil opnieuw niet vooruitlopen op de
uitkomsten van de evaluatie door nu in te gaan op het verzoek tot afschaffing
van het ORET-programma, maar zal hierop ingaan in de beleidsreactie op de
evaluatie. Deze zal ik samen met het eindrapport van de evaluatie aan de Kamer
sturen.5. Vraag van het lid Samsom:Kunnen we de slachtoffers van de Trafigura geen bijstand verlenen in het
proces tegen dit bedrijf? Moet NL niet in de rij staan als het gaat om steun aan
de VN wanneer dat oproept tot steun van donor-landen voor hulp voor opruiming en
nazorg?Antwoord:Ook de regering betreurt zeer wat in Ivoorkust is gebeurd. Nederland heeft
dan ook direct na het bekend worden van de ramp in Abidjan deskundigen ter
beschikking gesteld aan het VN-team ter plekke (UNDAC). Bovendien heeft
Nederland ook op juridisch terrein vanaf het begin zeer nauw samengewerkt met
Ivoorkust. Buitenlandse Zaken heeft voor dit alles een voormalig ambassadeur in
Abidjan ingeschakeld, te meer daar we op dit moment geen ambassade in Ivoorkust
hebben.Op dit moment loopt er een onderzoek van het Openbaar Ministerie naar de gang
van zaken rond de Probo Koala toen die begin juli in Amsterdam afval aanbood.
Daarnaast loopt nog een aantal andere onderzoeken, zowel hier als in Ivoorkust.
Zolang nog niet onomstotelijk is vastgesteld wie er nu precies verantwoordelijk
is, acht ik het niet opportuun om vanuit Nederland middelen ter beschikking te
stellen voor juridische bijstand van slachtoffers. Voorop staat dat de vervuiler
betaalt. Daarenboven ligt het niet voor de hand om dergelijke bijstand vanuit de
OS-begroting te financieren: het gaat hier om ondersteuning van een juridisch
proces, dat zou niet ten kosten moeten gaan van ontwikkelingshulp.Over een verzoek om extra fondsen dat de VN volgende week zou doen, is geen
nadere informatie beschikbaar. De regering kan alleen maar toezeggen dat zij
nadere informatie, in wat voor vorm dan ook, van de VN afwacht en daarop verdere
beslissingen zal baseren.6. Vraag van het lid Samson: Komt er verbetering van het beleid m.b.t. kritische organisaties in Rwanda?
AntwoordHet budget voor Rwanda voor de sector 'verbetering van het
ondernemingsklimaat' is gekort met EUR 2.16 miljoen. Ik ben van mening dat het
amendement hiermee wel degelijk naar letter en geest is uitgevoerd. Er zijn geen
programma's in de sector ondernemingsklimaat die via de Rwandese overheid of
overheidsbegroting worden uitgevoerd. Na zorgvuldige afweging is er voor gekozen
een korting uit te voeren op een garantiefonds voor verstrekking van rurale
kredieten en op een activiteit gericht op positieverbetering van boeren en hun
organisaties in Rwanda, omdat dit voor de armen de minst pijnlijke manier was om
de korting door te voeren. In mijn brief van augustus heb ik u reeds aangegeven
dat ik voornemens ben om het budget voor Rwanda in 2007 te normaliseren. Zoals
reeds gemeld in antwoord op uw vragen over de begroting, ben ik gezien het grote
belang van intensivering van steun aan onderwijs in ontwikkelingslanden
voornemens op korte termijn ook het Silent Partnership onderwijs met DfID van
start te laten gaan.7. Vraag van het lid Ferrier: Wat vindt de minister van de draft anti-corruptieprincipes, zoals door de
OESO opgesteld?Antwoord:De regering onderschrijft de anti-corruptieprincipes volledig. Zij werden in
september 2005 door het Development Assistance Committee goedgekeurd en zijn
uitgangspunt van het beleid van alle OESO-DAC landen. Op basis van deze nog vrij
algemene beginselen is in het afgelopen jaar hard gewerkt aan een meer specifiek
beleidsdocument. Nederland leidt de OESO-werkgroep die werkt aan de afronding
van dit document met het oog op voorlegging aan de Senior Level Meeting in
november. Conform het document hoort corruptiebestrijding gezien te worden als
symptoom van slecht bestuur en is een alomvattend goed bestuursbeleid bij
corruptiebestrijding geboden. Ook legt het document de nadruk op de
verantwoordelijkheid van geïndustrialiseerde landen om te voorkomen dat
bedrijven zich schuldig maken aan het omkopen van buitenlandse ambtenaren.8. Vragen van de leden Ferrier, Van der Staaij en Huizinga-Heringa:
Hoe lang gaan we door met de bilaterale relatie met Eritrea als er geen
resultaat en politieke wil zichtbaar is? Wat kunnen we doen om de druk op
Eritrea te vergroten? Is de regering in staat om door middel van de bilaterale
ontwikkelingsrelatie die Nederland met Eritrea onderhoudt invloed uit te oefenen
om de situatie te verbeteren?Antwoord:Als een van de weinige donoren is Nederland nu nog in staat met de Eritrese
autoriteiten op het hoogste niveau te spreken over mensenrechten en andere
onderwerpen. Zo heb ik onlangs en marge van de Wereldbank-jaarvergadering bij de
Eritrese regering gepleit voor vrijlating van de 'groep van 11' danwel een
transparant eerlijk proces, en aandacht gevraagd voor het respecteren van
vrijheid van godsdienst. De druk die Nederland met deze politieke dialoog samen
met de rest van de internationale gemeenschap uitoefent op Eritrea, waarbij met
name aandacht wordt gevraagd voor mensen die vanwege hun geloofsovertuiging
worden vervolgd en vastgehouden, heeft inderdaad onvoldoende resultaat
opgeleverd. De Eritrese regering is tot nu toe ongevoelig gebleven voor goed
gefundeerde pleidooien van de internationale gemeenschap. Tijdens de
Wereldbankjaarvergaadering heeft de minister van Ontwikkelingssamenwerking bij
de Eritrese minister gepleit voor vrijlating van de groep van 11 dan wel
spoedige transparantie en eerlijke rechtsgang. In zijn reactie op dit pleidooi
gaf de Eritrese Minister aan dat er geen gevangenen zijn op grond van religieuze
overtuiging. Als een van de weinige donoren is Nederland nog in staat met de
Eritrese autoriteiten op het hoogste niveau te spreken over mensenrechten en
andere onderwerpen. Nederland zal dit, daar waar mogelijk tezamen met de rest
van de internationale gemeenschap, blijven doen. Beëindiging van de
ontwikkelingsrelatie als zodanig zou wellicht betekenen dat dergelijke
mogelijkheden wegvallen. Onder de huidige omstandigheden zou dit dan ook een
verkeerde maatregel zijn. Overigens bestaat de ontwikkelingsrelatie met name uit
noodhulp en programmatische hulp via NGO's, er wordt in Eritrea geen
begrotingssteun gegeven.9. Vraag van het lid Ferrier: Wat zijn de plannen op het gebied van migratie en ontwikkeling? In hoeverre
ziet de minister mogelijkheden om het voorbeeld van Nederland ten aanzien van
Ghana te doen volgen in andere landen en is zij bereid daar een voortrekkersrol
in te spelen?Antwoord: Nederland heeft de afgelopen periode een voortrekkersrol gespeeld in de
internationale discussie over ontwikkeling en migratie. Tijdens conferenties in
Brussel en Rabat heeft Nederland aangegeven dat op het gebied van o.a.
tijdelijke migratie nauwe nationale én internationale samenwerking essentieel
is. Tijdens de 'High Level Dialogue on International Migration and Development'
(HLD), in september in New York, vormde het bevorderen van tijdelijke
arbeidsmigratie één van de punten van Nederlandse inzet.Door Nederland wordt bijgedragen aan 'brain gain' door het stimuleren van
tijdelijke en vrijwillige terugkeer. Concrete projecten op dit terrein houden in
dat gekwalificeerde migranten tijdelijk teruggaan naar hun land van herkomst
voor werk en kennisoverdracht. Naast het MIDA project voor Ghanese artsen is er
het project 'Temporary Return of Qualified Nationals' (TRQN), voor de
wederopbouw van Afghanistan, Sierra Leone, Soedan, Bosnië en Herzegovina,
Servië, Montenegro en de provincie Kosovo.Deze projecten zijn een leerervaring voor mogelijke vervolgprojecten op het
gebied van tijdelijke uitzending. In diverse bilaterale gesprekken en in
EU-verband is gesproken over de opzet van projecten in internationaal verband.
Nederland zal ook de komende periode voortrekker blijven op het gebied van
ontwikkeling en migratie, waarbinnen tijdelijke arbeidsmigratie een belangrijk
thema vormt.10. Vraag van het lid Ferrier: Welke visie heeft de regering op een mogelijke bijdrage aan het
democratiseringsproces in Cuba en welke rol ziet men voor Europa en zeker Oost
Europa daarbij weggelegd?Antwoord:De regering vindt dat de Cubanen zelf de gelegenheid moeten krijgen zich uit
te spreken over hun toekomst. De regering heeft zich steeds, tezamen met de
overige lidstaten van de Europese Unie, sterk gemaakt voor het bevorderen van
een vreedzame transitie naar een pluralistische democratie in Cuba en zal dat
blijven doen. Dialoog met zowel de regering als de vreedzame oppositie is
daarbij een belangrijk instrument. Sinds president Fidel Castro zijn taken heeft
overgedragen is nog niets te bespeuren van een democratiseringstendens. Over de
toekomstige politieke ontwikkelingen in Cuba bestaat momenteel nog veel
onzekerheid.Wat betreft de rol van de Oost-Europese lidstaten is de regering van mening
dat hun inbreng in het Cuba beleid van de Europese Unie, mede vanwege hun
ervaringen in het verleden, van grote waarde is en dat ook in de toekomst zal
kunnen zijn.11. Vraag van het lid Ferrier:Is de minister bereid om -- bij voorkeur in Europees verband - een analyse te
maken van de wijze waarop goed bestuur in het kader van wederopbouw in Haïti
bevorderd zou kunnen worden?AntwoordZoals met uw Kamer is besproken in het kader van de notitie 'Aan Elkaar
Verplicht', behoort Haïti niet tot de partnerlanden. In de beleidsnotitie
'Wederopbouw na gewapend conflict' heeft de regering een bewuste keuze gemaakt
voor een beperkt aantal regio's. Haïti behoorde daar niet toe, omdat Nederland
bij dit land tot nu toe nauwelijks betrokken is geweest. Bovendien zijn reeds
andere donoren actief, met name Canada. De internationale gemeenschap heeft op
25 juli jl. bijna 600 miljoen euro beschikbaar gesteld voor de wederopbouw van
Haïti.12. Vraag van het lid Ormel: In tegenstelling tot wat de minister van Defensie hierover heeft gezegd, is
de CDA-fractie van mening dat wij nu niet moeten spreken over beëindiging van
onze missie in Bosnië. Eerst de review afwachten. Graag reactie van de minister.
Antwoord:Besluitvorming over eventuele verdere reductie van de Nederlandse bijdrage
aan EUFOR in Bosnië en Herzegovina zal pas plaatsvinden na de evaluatie van die
operatie, later dit jaar. Dat is zo afgesproken met de minister van Defensie.
Tijdens zijn bezoek aan Bosnië, eerder deze week, heeft de minister van Defensie
zijn inschatting gegeven van hoe hij verwacht dat de evaluatie zal uitvallen en
wat de verwachte Nederlandse bijdrage in de toekomst zou kunnen zijn. Hij heeft
daarbij ook expliciet gewezen naar de evaluatie eind dit jaar.13. Vraag van het lid Ormel: Op welke wijze kan Nederland bijdragen aan de voorbereiding van vrije en
eerlijke verkiezingen in Pakistan?Antwoord:Op voorspraak van Nederland en andere EU-landen heeft de Europese Commissie
besloten middelen vrij te maken voor het sturen van een EU-waarnemersmissie om
een bijdrage te leveren aan een vrij en eerlijk verloop van de verkiezingen in
Pakistan. Daarnaast heeft Nederland een bedrag van 2 miljoen euro beschikbaar
gesteld om de verkiezingen te ondersteunen. Zo worden door de Nederlandse
ambassade in Islamabad samen met andere ambassades nuttige activiteiten
geïdentificeerd, zoals trainingen in democratie.Tijdens een gesprek in mei jl. met president Musharraf is aangedrongen op het
houden van vrije en eerlijke verkiezingen. Bij toekomstige gesprekken zal dit
opnieuw worden opgebracht.14. Vraag van het lid Szabó:De minister wordt verzocht om de stichting PUA te activeren en de organisatie
een startkapitaal te verschaffen voor 2007 zodat de benodigde activiteiten
kunnen worden opgestart.AntwoordDe opvatting dat het programma PUA Afrikaanse landen op EPA's dient voor te
bereiden, wordt niet gedeeld. PUA is namelijk gericht op het ondersteunen van
kandidaat-lidstaten bij hun toetreding tot de Europese Unie door het inzetten
van ambtenaren. Bij EPA's gaat het om vrijhandelsakkoorden. Hiervoor hoeven deze
landen niet te voldoen aan EU interne wet- en regelgeving; zij moeten vooral hun
tarieven afbouwen. Waar ACS-landen wel behoefte aan hebben is ondersteuning bij
financiering en uitvoering van de noodzakelijk aanpassingen zodat zij kunnen
profiteren van de markttoegang tot de EU. Hiervoor is het PUA niet geschikt en
is juist het 'Aid for Trade Mechanism' van de EU in het leven geroepen.15. Vraag van het lid Szabó: Adoptie van David Banda door de popster Madonna is juridisch verwerpelijk.
Het geeft een verkeerd signaal. Rijke landen plukken arme landen leeg. Dat kan
toch niet de bedoeling zijn? Wil de Minister bij UNICEF bepleiten dat dit niet
meer gebeurt?Antwoord:De adoptie van kinderen in het buitenland wordt geregeld via het
internationale recht. 'The Hague Conference on International Private Law' heeft
op dit terrein veel werk verzet. In 1993 is in dit kader het Verdrag inzake de
Bescherming van Kinderen en Samenwerking op het gebied van de Interlandelijke
Adoptie opgesteld. Iedereen - en zeker een publiek figuur --- zou zich aan deze
regels moeten houden. De regering gaat ervan uit dat de autoriteiten van Malawi
en het land waar Madonna zich gevestigd heeft er zorgvuldig op toezien dat deze
regels worden nageleefd. Dit is dus niet een zaak die bij UNICEF thuishoort.
Evenmin ben ik voornemens om de regering van Malawi over deze zaak te benaderen.
16. Vraag van lid Van Baalen:Wat heeft de regering gedaan met de aangenomen motie uit de vorige
begrotingsbehandeling die de regering oproept binnen de EU te bevorderen dat
Taiwan waarnemerstatus van het WHO krijgt?Antwoord:Naar aanleiding van de motie Van Baalen heeft de regering bezien of bij
EU-partners steun bestond voor Taiwanees waarnemerschap bij de WHO. Zoals eerder
aan de Kamer gemeld (brief dd. 19 december 2005), bleek dat niet het geval. Wel
heeft de EU, mede op Nederlands aandringen, afgelopen voorjaar zowel
schriftelijk als mondeling bij de toenmalige Directeur-generaal van de WHO het
belang van een zo goed mogelijke praktische samenwerking tussen Taiwan en de WHO
benadrukt, ook om zeker te stellen dat op hoog-ambtelijk en technisch niveau kan
worden overlegd en samengewerkt. De Directeur-generaal heeft dat belang erkend.
Voorts is in EU-kader afgesproken dat zodra de nieuwe Directeur-generaal van de
WHO is aangetreden de EU direct contact zal opnemen om nogmaals het belang van
betrokkenheid van Taiwan bij de WHO te benadrukken.17. Vraag van het lid Karimi:Wat is de inzet van Nederland voor de totstandkoming van een internationaal
wapenverdrag?Antwoord:Nederland is voorstander van internationaal bindende afspraken over de
uitvoer van wapens en over de toetsing van wapenexporten aan bepaalde
minimumnormen. Het is van belang dat een toekomstig verdrag daarover wordt
ondersteund door zoveel mogelijk landen. Met name de steun van grote
wapenexporteurs is gewenst, zowel binnen de EU als daarbuiten (bijvoorbeeld de
VS, China, Oekraïne en de Russische Federatie).Het VK is sinds voorjaar 2005 de aanjager van deze zgn. "Arms Trade Treaty".
Kort geleden heeft het VK met een evenwichtige groep andere landen een resolutie
ingediend bij de VN waarin opgeroepen wordt tot een formeel onderzoek naar de
mogelijkheden om tot zo'n verdrag te komen. De EU steunt dit initiatief.
Nederland heeft ter bevordering van het Britse initiatief démarches uitgevoerd
in de VS, China, Rusland, Pakistan, Oekraïne, Indonesië en Suriname. Daarnaast
wordt en marge van de AVVN een actieve lobby gevoerd. Momenteel lijkt het erop
dat de resolutie wordt aangenomen. Mocht dit inderdaad gebeuren, dan zal
Nederland zich in een kerngroep inzetten voor de verdere promotie en uitwerking
van dit initiatief. De Kamer kan daarbij rekenen op mijn persoonlijke inzet.18. Vraag van het lid Karimi: Is Nederland bereid om deelname aan Enduring Freedom te beëindigen?Antwoord:Nederland neemt op dit moment niet deel aan Operatie Enduring Freedom.
Beëindiging van een Nederlandse deelname is dus niet aan de orde. Overigens is
de evaluatie van de meest recente maritieme deelname aan die operatie tezamen
met die van de Nederlandse 'special forces' op 12 oktober jl. uitvoerig met de
Kamer besproken.19. Vraag van het lid Karimi: Ik wil de minister vragen om een lijst op te stellen van Nederlandse
bedrijven die daar actief zijn en alle instrumenten die hem ter beschikking
staan gebruiken om die bedrijven te bewegen daarmee te stoppen.Antwoord:In zijn algemeenheid ontmoedigt de regering economische relaties met
bedrijven in de bezette gebieden. Betrokken Nederlandse bedrijven zullen daar
waar nodig ook op worden aangesproken. Het is Nederlandse bedrijven echter niet
verboden handelsrelaties te onderhouden met bedrijven uit Israëlische
nederzettingen. De regering voert dan ook geen actieve controle uit op
dergelijke relaties. De Nederlandse ambassade in Tel Aviv of andere instel
lingen die onder de verantwoordelijkheid van het ministerie van Buitenlandse
Zaken vallen, verlenen niet actief diensten aan bedrijven die gevestigd zijn in
Israëlische nederzettingen. Indien gevraagd zullen dergelijke diensten worden
geweigerd. De regering zal het UCP-rapport terzake nader bestuderen en bezien of
de daarin vermelde informatie aanleiding geeft tot nader onderzoek en eventuele
actie richting daarin genoemde bedrijven. Omdat de overheid niet structureel
bijhoudt welke Nederlandse bedrijven in het buitenland actief zijn, valt
overigens te betwijfelen of het mogelijk is om een dergelijke lijst op te
stellen.20. Vraag van het lid Karimi:De Kamer heeft in de schriftelijke ronde vragen gesteld over de weigering om
NIZA subsidie te geven, en over de dubbele korting aan Cordaid. Maar de echte
antwoorden hebben we niet gekregen. Wil de Minister de vragen alsnog
beantwoorden?Antwoord:In reactie op de 'dubbele korting' op Cordaid: de Adviescommissie heeft, in
lijn met de wens van de Kamer om diversiteit te bewerkstelligen, besloten om
organisaties met aanvragen van een zeer grote omvang te onderscheiden van de
categorie kleinere organisaties. De additionele korting komt voor Cordaid - dat
relatief slechter scoorde ten opzichte van de overige 'groten' - neer op 7% van
haar subsidie-aanvraag. Indien de additionele korting zou worden verlegd naar de
categorie 'kleine organisaties' zouden de aanvragen in deze categorie met
gemiddeld 19% gekort worden. Dat staat in geen verhouding tot het relatief
geringe kwaliteitsverschil tussen de grote en kleine organisaties. Daar komt bij
dat Cordaid in haar aanvraag had ingezet op een groei van ca. EUR 50 miljoen ten
opzichte van de huidige subsidie. De korting gaat dus deels ten koste van door
Cordaid beoogde groei.Op beoordeling van individuele organisaties kan de regering nu niet ingaan,
want daarmee wordt vooruitgelopen op de bezwaarprocedure.21. Vraag van het lid Karimi: Tegelijkertijd blijkt dat vrouwenrechtenorganisaties de laatste tien jaar
steeds minder financiering krijgen, vooral organisaties die zich voor seksuele
en reproductieve rechten inzetten. Om die trend tegen te gaan stel ik voor het
vrouwenfonds te herintroduceren.Antwoord:Ik geloof niet dat herintroductie van het vrouwenfonds het verschil zal
maken. Mijns inziens zijn twee complementaire strategieën nodig om
vrouwenrechten en gelijkheid tussen mannen en vrouwen te bereiken: mainstreaming
in (sectorale) programma's en empowerment. Belangrijke mechanismen voor
empowerment zijn onderwijs, tewerkstelling en economische rechten. Om een
voorbeeld te geven: toegang tot landrechten schept voorwaarden voor vrouwen om
zich te ontwikkelen en emanciperen. Onze steun voor de onderwijssector en
private sector bieden gericht kansen aan vrouwen en meisjes. Daarnaast moeten
ambassades op een geharmoniseerde wijze met andere donoren
vrouwenrechtenorganisaties kunnen ondersteunen, zoals in Burkina Faso, Zambia of
Ethiopië al gebeurt.22. Vraag van het lid Koser Kaya:Is er tijdens het bezoek van de mensenrechtenambassadeur aan Rusland
gesproken over de homofobie en de misstanden tijdens de gayparade in Moskou? Wat
is de stand van zaken rondom de behandeling van Russische gevangenen?Antwoord:Onlangs heeft uw Kamer een brief ontvangen over de reis van de
mensenrechtenambassadeur naar Rusland. Uiteraard is zo'n brief niet uitputtend.
De mensenrechtenambassadeur heeft geen gevangenen bezocht. Wel heeft hij in St.
Petersburg met de gevangenisleiding van stad en district gesproken. Daarbij kwam
naar voren dat in ieder geval in de regio St Petersburg veel is geïnvesteerd in
het gevangeniswezen. Niettemin lijden nog steeds grote aantallen gevangenen aan
besmettelijke ziekten zoals turberculose en HIV/AIDS. Niet alleen in
Tsjetsjenië, maar ook in de Kaukasus heeft de mensenrechtenambassadeur
nadrukkelijk aandacht gevraagd voor de berichten over martelingen van
gedetineerden. Over onze diplomatieke activiteiten na de gayparade in Moskou is
u al in antwoord op eerdere Kamervragen bericht. Tijdens dit bezoek is homofobie
in de bredere context van racisme en xenofobie aan de orde gekomen.23. Vraag van het lid Koser Kaya: D66 is niet tevreden met de inzet van de minister op het sojabeleid.Antwoord:Slechts drie Europese landen bekommeren zich om de negatieve consequenties
van de grootschalige productie van soja. Nederland (overheid, bedrijfsleven en
maatschappelijke middenveld) is voorloper daar waar het gaat om de discussie
over duurzame productie en de ontwikkeling van duurzaamheidscriteria. Zo heeft
Nederland zich met succes ingezet voor de Round Table Palmolie. De inzet van de
regering op dit terrein valt uiteen in twee trajecten: het
productie-exporttraject en het importtraject.Binnen het exporttraject heeft Nederland in augustus de tweede
Rondetafel-bijeenkomst over soja in Paraguay ondersteund, zowel inhoudelijk als
financieel. Hierdoor werd de participatie van lokale NGO's mogelijk. Nederland
was vertegenwoordigd door onze ambassade in Brazilië. Positieve ontwikkelingen
zijn dat de Braziliaanse overheid zich aan dit proces heeft gecommitteerd,
evenals Cargill, de grootste soja-verwerker ter wereld, en ABN-AMRO.Belangrijke uitkomst van de bijeenkomst is dat nog in 2007 criteria zullen
zijn ontwikkeld voor duurzame productie van soja. Verder zal het secretariaat
van de Rondetafel worden versterkt en zullen pilots worden opgezet voor duurzame
productie en export.Binnen het importtraject is het onmogelijk als Nederland alleen
duurzaamheideisen te stellen aan de import van soja. Dit geldt ook voor
producten als biobrandstoffen en palmolie. Dit vanwege de strijdigheid met WTO-
en EU-regelgeving. Vooralsnog kunnen alleen duurzaamheideisen gesteld worden via
vrijwillige afspraken met importeurs, door middel van convenanten of in
publiek-private partnerschappen.Over al deze onderwerpen vindt overleg plaats met betrokkenen uit het
bedrijfsleven en het maatschappelijk middenveld waaronder de Soja Coalitie. Ook
met collega-donoren als het VK en Zwitserland vindt geregeld overleg plaats. In
de tussentijd zet de regering zich in het onderwerp op Europees en
internationaal niveau te agenderen.24. Vraag van het lid Herben: LPF heeft in het verleden een motie GEMAP ingediend. Doel was corruptie met
OS-gelden tegen te gaan d.m.v. instelling van commissie van financieel
deskundigen met tekeningsbevoegdheid. Motie was afgewezen. LPF overweegt motie
in aangepaste vorm in te dienen, waarin de taken van de commissie worden beperkt
tot financieel monitoring. Wat is de mening van de Minister voor
Ontwikkelingssamenwerking hierover?Antwoord:Ook indien de taken van de commissie worden beperkt tot financiële
monitoring, blijft het standpunt van de regering negatief. Conform de GEMAP
(Government and Economic Management Assistance Program) benadering wordt
getracht corruptie te bestrijden via de inzet van buitenlandse deskundigen die
vervolgens een toezichthoudende taak krijgen in het betrokken partnerland. De
praktijk in Liberia, waar dit programma op dit ogenblik loopt, laat zien dat
hiermee een afhankelijkheidsrelatie wordt gecreëerd, waarbij het partnerland
niet wordt gemotiveerd zelf verantwoordelijkheid te nemen voor
corruptiebestrijding. Na afloop van het programma - dat thans voorzzien is voor
drie jaar - is er dan ook naar verwachting geen sprake van capaciteeitsopbouw in
het land zelf, maar heeft buitenlandse expertise de rol vervuld die juist door
de autoriteiten van het partnerland zelf zou moeten worden vervuld.25. Vraag van het lid Herben: Wat vindt de Minister van opvang in de regio zelf?Antwoord:Nederland doet al het een en ander op dit terrein, samen met UNHCR, bijvoorb
eeld in Somalië. Volgend jaar wordt dat in Europees verband uitgebreid naar
Tanzania. Opvang in de regio is wenselijk, omdat het de terugkeer en
hervestiging in eigen land bevordert.26. Vragen van lid Huizinga-Heringa:Wat is er gebeurd om de situatie van de Noord-Koreaanse vluchtelingen in
China te verbeteren? Is de minister bereid er bij de UNHCR op aan te dringen
zich meer in te spannen om toch toegang tot het grensgebied met Noord-Korea te
krijgen? Is de regering bereid om in het kader van het streven naar meer opvang
in de regio ook andere landen in de regio te stimuleren om Noord-Koreaanse
vluchtelingen op te vangen?Antwoord:Tijdens zijn bezoek aan China in december 2005 heeft de Nederlandse
mensenrechtenambassadeur bij Chinese gesprekspartners aangedrongen op
inachtneming van het non-refoulement-beginsel bij Noord-Koreaanse vluchtelingen.
China heeft daarop aangegeven Noord-Koreanen als illegale economische migranten
en niet als vluchtelingen te beschouwen. Om die reden behoudt China zich het
recht voor hen terug te sturen. Slechts in uitzonderingsgevallen gaat het
volgens China om echte vluchtelingen. Dan wordt gezocht naar een praktische
oplossing, zoals vestiging in een derde land.Nederland blijft in gesprek met de UNHCR over de situatie van de
Noord-Koreaanse vluchtelingen. Bij de UNHCR en Nederland is geen gebrek aan
inzet om hierover in gesprek te blijven met China.Op dit moment zijn de migratiestromen vanuit Noord-Korea naar derde landen
niet inzichtelijk. Uiteraard zal Nederland de omringende landen waar nodig
wijzen op het non-refoulement-beginsel.27. Vraag van het lid Van der Staaij:Hoe kijkt de regering aan tegen het idee van een speciale VN-gezant voor
Colombia, evenals we die in Soedan en het Midden-Oosten hebben?AntwoordIn Colombia wordt het vredesproces gevolgd en begeleid door de G-24, waarvan
Nederland dit halfjaar voorzitter is. Een belangrijk deel van de bewaking van de
voortgang van het vredesproces ligt bij de OAS die met haar 'Mission in Support
of the Peace Process' het DDR-proces faciliteert en volgt en lokale initiatieven
voor 'conflict resolution' in de conflictgebieden ondersteunt. Noch de
Colombiaanse regering noch de gewapende groepen hebben in dit stadium om een
VN-gezant gevraagd.28. Vraag van het lid Van der Staaij:Welke mogelijkheden zijn er om effectieve hulp aan Haïti te geven?AntwoordZie antwoord op vraag 11 van het lid Ferrier.
---
Ministerie van Buitenlandse Zaken