17-10-2006
Implementatie vogel- en habitatrichtlijn in Nederland te streng?
De VVD eurofractie stelt schriftelijk vragen aan de Europese Commissie
over de implementatie van de vogel- en habitatrichtlijn in Nederland.
De VVD eurofractie heeft vandaag schriftelijke vragen gesteld over de
implementatie van de vogel- en habitat richtlijn in Nederland. Uit de
vele klachten die de VVD europarlementariërs ontvangen, blijkt bij
verschillende bedrijfssectoren veel ongenoegen te bestaan over de
implementatie van de richtlijn in Nederland. Dit vloeit voort uit het
groeiende aantal bedrijfsactiviteiten dat wordt gehinderd of zelfs
helemaal stilgelegd als gevolg van de richtlijn. Een recent voorbeeld
hiervan is het verbod op de mosselvisserij.
Lidstaten hebben een zekere mate van vrijheid bij de interpretatie en
implementatie van deze richtlijn. Uit verschillende onderzoeken blijkt
dat Nederland de vogel- en habitatrichtlijn veel strenger toepast dan
andere Europese landen. Dit leidt tot rechtsongelijkheid en tot
verstoring van de Europese interne markt.
De aan de vogel- en habitatrichtlijn ten grondslag liggende
gedachte, de instandhouding van de natuurlijke rijkdom van haar
grondgebied, is een zeer waardevol streven. Bij de VVD bestaat echter
de zorg dat het evenwicht tussen ecologie en economie ver te zoeken
is, waardoor burger en ondernemer in Nederland teveel gehinderd
worden.
Hieronder vindt u de tekst van de schriftelijke vragen.
Vragen aan de Europese Commissie:
De vogel- en habitatrichtlijn (79/409/EEG;92/43/EEG) is in Nederland
ingepast in de Natuurbeschermingswet. Uit verschillende klachten die
wij als europarlementariërs krijgen is gebleken dat de Nederlandse
implementatie van de vogel- en habitatrichtlijn, bij de uitvoering in
wezen is ontdaan van redelijkheid en proportionaliteit, waardoor
burgers en bedrijfsleven benadeeld worden (zie bijvoorbeeld
schriftelijke vragen E1598/06 & E5019/05). Hierbij wordt geen recht
gedaan aan de vogel- en habitatrichtlijn ten grondslag liggende
gedachte en bedoeling van de Europese wetgever.
Vele problemen blijken veroorzaakt te worden door een onjuiste
interpretatie van de door de richtlijn gevraagde
uitvoeringsmaatregelen (artikel 6). De richtlijn stelt een passende
beoordeling bij projecten met mogelijk significante effecten
verplicht. De Natuurbeschermingswet introduceert echter daarnaast ook
een "verstoring- en verslechteringstoets" op vele activiteiten.
1. Is de Commissie met ons van mening dat een dergelijk systeem
disproportioneel is en daardoor maatschappelijke en economische
ontwikkelingen in en om een gebied kunnen frustreren? Zo ja, hoe denkt
de Commissie dat deze problemen opgelost dienen te worden? Zo nee,
waarom niet?
2. Is de commissie van mening dat door verschillen bij implementatie
van de richtlijn, bijvoorbeeld veroorzaakt door gold plating of
strenge handhaving- en nalevingvereisten, sprake kan zijn van
rechtsongelijkheid tussen Lidstaten en verstoring van de interne
markt? Zo ja, hoe denkt de Commissie dat deze problemen opgelost
dienen te worden? Zo nee, waarom niet?
3. Welke mogelijkheden (voor)ziet de Commissie om de controle op en
handhaving van de implementatie van de vogel- en habitatrichtlijn in
de verschillende Lidstaten beter te harmoniseren?
4. Denkt de Commissie dat de voorgestelde wijzigingen, zoals verwoord
in de brief van Minister Veerman van 1 september 2006 inzake de
Natuurbeschermingswet 1998; bestaand gebruik en vergelijking
implementatie andere lidstaten(TRCJZ/2006/2808), het probleem geheel
of gedeeltelijk zullen oplossen?
5. Is de Commissie van plan bovenstaande geschetste problemen mee te
nemen in haar evaluatie in 2007?
VVD