Federale regering Belgie
Focusstudie van de Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers
(2006-10-16)
Als het aantal kinderen in België daalt, dan kan verondersteld worden
dat er ook minder kinderen zullen zijn met recht op kinderbijslag in
het kinderbijslagstelsel voor werknemers. De realiteit blijkt echter
een stuk complexer te zijn. Terwijl het aantal kinderen van 0 tot en
met 24 jaar, volgens de cijfers van het NIS, in de laatste tien jaar
daalde met 70.832, steeg het aantal kinderen in het werknemersstelsel
in dezelfde periode met 61.467 kinderen.
Deze schijnbare paradox maakte het voorwerp uit van een studie van de
Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers. In deze studie werden
de belangrijkste demografische tendensen op nationaal vlak (op basis
van gegevens van het Nationaal instituut voor de statistiek)
vergeleken met de evolutie van het aantal kinderen in het
kinderbijslagstelsel voor werknemers. Uit de studie blijkt dat beide
populaties vooral in de periode 2000-2005 een verschillende evolutie
hebben gekend.
Aan de hand van de analyse van een aantal subgroepen werden een aantal
verklaringen aangebracht voor de vastgestelde divergente evolutie. In
de periode 2000-2005 was er een aanzienlijke toename van de buiten het
Rijk opgevoede kinderen. Het gaat hier vooral om kinderen van wie
bijvoorbeeld de vader in België komt werken als grensarbeider en onder
die hoedanigheid recht verwerft op kinderbijslag voor zijn kinderen in
Frankrijk. Als gevolg van de toenemende grensarbeid is deze categorie
kinderen sterk toegenomen in het stelsel van de werknemers. Daarnaast
steeg ook het aantal studenten en jonge werkzoekenden (met recht op
kinderbijslag) in diezelfde periode. De verschuivingen tussen de
verschillende sectoren van de kinderbijslag is zonder twijfel de
belangrijkste factor die heeft bijgedragen tot de toename van het
aantal kinderen in het werknemersstelsel. Tussen 2000-2005 is het
aantal kinderen van 0 t.e.m 24 jaar nauwelijks geëvolueerd in België.
In het stelsel van de kinderbijslag voor zelfstandigen daarentegen
daalde het aantal kinderen fors in dezelfde periode, dit impliceert
belangrijke verschuivingen naar het kinderbijslagstelsel voor
werknemers.
Het kinderbijslagstelsel voor werknemers heeft dus ondanks een
negatieve demografische tendens bij de jongeren, in de laatste tien
jaar een sterke groei gekend van het aantal rechtgevende kinderen. Op
lange termijn echter ziet de situatie voor de kinderbijslagsector in
zijn geheel er minder rooskleurig uit. Volgens de laatst beschikbare
projecties van het NIS zou het aantal kinderen van 0 tot en met 24
jaar met 152.632 kinderen dalen tegen 2020. In dit geval zal ook het
budgettaire aandeel van de kinderbijslag in het geheel van de sociale
zekerheid verder afnemen, terwijl het aandeel van de pensioenen en de
gezondheidszorg, als gevolg van de vergrijzing, alsmaar verder zal
toenemen. De vraag dringt zich op of de maatschappij de
ontgroeningtendens zomaar dient te ondergaan en of er, vanuit het
beleid, misschien niet meer aandacht moet geschonken worden aan een
vergroeningspolitiek' die het accent zowel legt op de uitkeringen (vb.
kinderbijslag ) als op een geheel van gezinsdiensten (kinderopvang,
flexibele werktijden). Het is immers in het belang van de huidige en
de toekomstige samenleving dat er vandaag geïnvesteerd wordt in
kinderen, want zij zijn de motor van de economie van morgen en zij
zullen mee de kost van de vergrijzing helpen dragen.
De volledige studie kunt u nalezen op www.kindergeld.be.
Voor bijkomende informatie over deze statistiek kunt u terecht bij:
Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers
Frederick Taveirne
attaché
Dienst Research
Trierstraat 70
1000 BRUSSEL
Tel: 02-237 26 46
frederick.taveirne@rkw-onafts.fgov.be