De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
ons kenmerk : VD. 2006/2441
datum : 16-10-2006
onderwerp : Rapport RDA gebruik diermeel in diervoer
bijlagen : 1
Hierbij bied ik u ter kennisname het rapport aan van de Raad voor
Dierenaangelegenheden (RDA). Het betreft hier een advies over de
mogelijkheid tot versoepeling van het verbod op het gebruik van
dierlijke eiwitten in diervoeder.
Ik ben ten aanzien van versoepelingen van maatregelen die genomen zijn
in het kader van het terugdringen van BSE zeer terughoudend. Deze
terughoudende opstelling weerhoudt mij er echter niet van om te
onderzoeken wat op termijn de mogelijkheden zijn voor wijzigingen van
de maatregelen. Het rapport van de RDA, maar ook het LNV
Consumentenplatform van november 2005 zijn voorbeelden van deze
onderzoekingen. Dergelijk onderzoek is van belang voor het bepalen van
het standpunt van Nederland tijdens de discussie binnen de Europese
Unie (EU) over het herzien van de maatregelen.
De RDA spreekt zich positief uit over de herintroductie van dierlijke
eiwitten in voeders voor varkens en pluimvee. Bij deze aanbeveling tot
herintroductie worden wel voorwaarden gesteld. Zo mogen bijvoorbeeld
de dierlijke eiwitten alleen afkomstig zijn van voor humane consumptie
goedgekeurde dieren en dient het anti-kannibalismeverbod van kracht te
blijven.
De RDA is van mening dat de kanalisatie, documenten- en veterinaire
controle in de keten momenteel van een dusdanig niveau is dat het niet
noodzakelijk is te wachten met herintroductie totdat discriminerende
testen van diermeel op de markt verschijnen. De verwachting is dat een
betrouwbare soortspecifieke testmethode op de aanwezigheid van
dierlijk eiwit in het eindproduct binnenkort beschikbaar komt. Ook
omwille van het milieu en ter voorkoming van kapitaalvernietiging zou
een herintroductie nagestreefd dienen te worden.
Dit standpunt van de RDA komt grotendeels overeen met het standpunt
dat het bedrijfsleven inneemt.
De RDA geeft aan dat eventuele wijzigingsmaatregelen in Europees
verband genomen moeten worden. Daarom grijp ik dit advies van de RDA
aan om u te informeren over de ontwikkelingen die momenteel op
EU-niveau plaatsvinden. Ik beperk mij hierbij tot het terrein van het
gebruik van dierlijke eiwitten in diervoeders.
In Europees verband heeft een discussie plaatsgevonden over de
herziening van de Verordening (EG) nr. 999/20011(TSE-Verordening).
Zoals het er nu naar uitziet, zal er binnen afzienbare termijn een
wijzigingsvoorstel aangenomen worden waarover de Raad, het Europees
Parlement en de commissie een akkoord hebben bereikt. Parallel aan
deze discussie heeft het directoraat-generaal gezondheid en
consumentenbescherming (DG SANCO) een prioriteitendocument opgesteld.
Dit document is een vervolg op het TSE-Stappenplan van juli 2005. Er
wordt voorgesteld om de discussie te starten over het:
1. Instellen van een tolerantieniveau voor dierlijke eiwitten in
diervoer afkomstig van bijvoorbeeld muizen en vogels tijdens de
oogst/bewaring of versleping van viseiwitten, uit voeders waar
deze eiwitten zijn toegestaan(periode: tweede helft 2006).
2. Gebruik van vismeel in voer voor jonge herkauwers (periode: 2007).
3. Opheffen van de 0-tolerantie voor dierlijke eiwitten in diervoer
algemeen (periode: 2007).
4. Opheffen van het verbod op het voederen van dierlijke eiwitten aan
niet-herkauwers, waarbij het anti-kannibalismeverbod wordt
gehandhaafd (periode: 2008).
Bij punt 1 valt op te merken dat, indien een partij
diervoeder(grondstoffen) positief bevonden wordt op de aanwezigheid
van dierlijke eiwitten, de partij een uitgebreide risicoanalyse moet
ondergaan. Indien deze risicoanalyse positief uitvalt, kan de partij
vrijgegeven worden voor vervoedering. Vanuit het
proportionaliteisbeginsel kan ik deze ontwikkeling steunen.
Het gebruik van dierlijke eiwitten in voer voor herkauwers is
verboden. Een uitzondering op deze regel vormt de toevoeging van
viseiwit aan het voer voor jonge herkauwers, zie punt 2. De motivatie
hierbij is dat jonge herkauwers vanuit fysiologisch oogpunt dierlijke
eiwitten nodig hebben. Ik aanvaard deze ontwikkeling.
Ten aanzien van de punten drie en vier van het prioriteitendocument
blijkt uit het RDA-rapport dat een discussie over deze onderwerpen
mogelijk is. Deze discussie dient echter op Europees niveau te worden
gevoerd. Uiteraard zal ik u informeren over het verloop van de
discussie en het Nederlandse standpunt.
Ten behoeve van dat standpunt zal ik overigens - conform mijn
toezegging daaromtrent d.d. 5 oktober 2006 tijdens het Algemeen
Overleg over het destructiebeleid - nog consumentenorganisaties,
grootwinkelbedrijven en de verwerkende industrie consulteren.
De minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit,
dr. C.P. Veerman
1. houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie,
bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare sprongiforme
encefalopathieën.
Bijlagen
Mogelijkheden tot versoepeling van het verbod op het hergebruik van
dierlijke eiwitten
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit