Provincie Groningen

KBA zet politiek buiten spel 16 oktober 2006

De technocratische systematiek die in Nederland wordt gehanteerd voor de kosten- en batenanalyse (KBA) beperkt de politieke inbreng in de besluitvorming in grote projecten. In de modellen worden aannames gedaan voor bijvoorbeeld arbeidsmarkteffecten, regionale ontwikkeling en verdringingseffecten die wetenschappelijk ter discussie staan.

Deze aannames hebben een grote invloed op de uitkomsten van de modellen, maar vormen geen onderdeel van het politieke debat. De rol van de KBA in de politieke besluitvorming is zo groot dat andere zwaarwegende factoren -bijvoorbeeld regionaal beleid - geen rol meer spelen. In de rest van Europa spelen die factoren wel een belangrijke rol in de besluitvorming. Tot die conclusie komt de regionale Stuurgroep Zuiderzeelijn op basis van twee onderzoeken die ze heeft laten uitvoeren door Policy Research Corporation.

In de aanloop naar het debat in de Tweede Kamer over de Zuiderzeelijn op 1 juni heeft de regionale Stuurgroep Zuiderzeelijn al de nodige kritiek geuit op de toepassing van de KBA. Als enkel en alleen naar de cijfertjes van de KBA wordt gekeken, met alle beperkingen die dergelijke modellen hebben, dan betekent dit dat er in de toekomst in Nederland nooit meer een Openbaar Vervoers-infrastructureel project kan worden aangelegd. In ieder geval niet buiten de Randstad.

Om haar kritiek te onderbouwen heeft de regionale Stuurgroep de afgelopen maanden twee onderzoeken laten uitvoeren door Policy Research Corporation. Er is een internationale vergelijking gedaan van de toepassing van KBA's. Daarnaast zijn de vele KBA's van de Zuiderzeelijn geanalyseerd en is inzichtelijk gemaakt waardoor de grote verschillen in uitkomsten ontstaan.

Internationale vergelijking
Uit de internationale vergelijking blijkt dat KBA, zoals in Nederland toegepast, het nauwste aansluit bij het beperken van politieke inbreng. Door het monetariseren van effecten en het niet inzichtelijk zijn van de aannames zijn die worden gemaakt ligt er veel macht bij de wetenschappers. De uitkomsten kunnen veel minder absoluut worden geïnterpreteerd dan nu in Nederland gebeurt.

Er moet ruimte zijn voor lange termijndoelstellingen en politieke keuzes naast een KBA. Uit een vergelijking met projecten in onder andere Duitsland, Italië en Scandinavië blijkt dat men daar wel in staat is een bredere afweging te maken met behulp van de KBA. Bijvoorbeeld zwaarwegende factoren als regionaal beleid - die moeilijk zijn te monetariseren - worden daar in de politieke besluitvorming meegewogen.

Een aantal internationaal vergelijkende studies wijst op de bedreiging die uitgaat van een te technocratische benadering van de KBA en de mogelijkheden die multicriteria-analyse biedt waar kwantificering en monetarisering moeilijk is. Ook pleiten diezelfde internationale vergelijkende studies voor een betere integratie van technische én politieke perspectieven.

Vergelijking van de ZZL KBA's
Uit het tweede onderzoek blijkt dat over belangrijke aannames voor de KBA van grote infrastructuurprojecten nog uitvoerige wetenschappelijke discussies bestaan. Overigens zijn de uitkomsten van KBA's van grote infrastructuurprojecten doorgaans veel minder absoluut te interpreteren dan blijkt uit de uitgevoerde gevoeligheidsanalyses. Aannames over verdringing op de arbeidsmarkt, de invloed van infrastructuur op regionale ontwikkeling etc.hebben vaak de grote impact op de KBA uitkomsten, maar worden doorgaans (ook zo het geval in de KBA's voor de Zuiderzeelijn) niet gevarieerd in gevoeligheidsanalyses.

De vergelijking tussen de ZZL KBA's laat opmerkelijke verschillen zien. Bijvoorbeeld de laatste ZZL KBA (Ecorys, 2006) gaat er vanuit dat de aanleg van de Zuiderzeelijn tot een netto uitstroom van welvaart in het Noorden zal leiden. De KBA's voor de Zuiderzeelijn uit 2001 en de alternatieve KBA van Oosterhaven 2006 zeggen juist dat de aanleg leidt tot een netto instroom van welvaart in de Noordelijke provincies. Dit verschil vloeit voort uit het zogenaamde 'two-way road dilemma'. Op het wetenschappelijke front bestaat hieromtrent (de invloed van de aanleg van infrastructuur op regionale ontwikkeling) nog veel discussie.

De regionale Stuurgroep komt tot de conclusie dat er in de KBA aannames zijn gedaan - onder andere als het gaat om arbeidsmarkteffecten, verdringingseffecten, regionale ontwikkeling en de discontovoet - die zeer nadelig uitvallen voor de Zuiderzeelijn. Andere aannames hadden tot andere uitkomsten geleid. Door de prominente rol die de KBA inneemt in de besluitvorming er te weinig ruimte is om andere argumenten die een rol spelen in de politieke besluitvorming mee te wegen.

Voorbeelden van die argumenten zijn de mogelijkheden die de Zuiderzeelijn biedt voor het benutten van aanwezige kansen in de regio, de bijdrage van de Zuiderzeelijn aan het imagoprobleem ("ver weg") van het noorden, de samenhang van de Zuiderzeelijn met de transitie naar een kenniseconomie, de mogelijkheden van een wooneconomie, de ontwikkelruimte voor de Randstad, de kansen voor een mogelijke nieuwe internationale verbinding. Ook de invloed van de Zuiderzeelijn op de samenhangende gebiedsontwikkelingen worden niet of onvoldoende meegewogen.

De regionale Stuurgroep vind dat de besluitvorming over de Zuiderzeelijn daarom niet alleen kan steunen op de gebrekkige MKBA-systematiek. Er is een zelfstandige politieke afweging nodig.

16 oktober 2006