Derde
voortgangsrapportage
IRO
Krista Visscher
Michiel van den Hauten
Leo Aarts
Den Haag, oktober 2006
© Aarts De Jong Wilms Goudriaan Public Economics bv (APE)
INHOUD
0 SAMENVATTING EN CONCLUSIES 3
0.1 Doelstelling en opzet van het onderzoek 3
0.2 Voorlopige resultaten van de IRO-regeling 4
0.3 Praktijkervaringen 6
0.4 Inhoud van IRO-trajecten 8
0.5 Verschillen re-integratiebedrijven 9
0.6 De invloed van IRO op PRB en reguliere trajecten 10
0.7 Aandachtspunten voor beleid en uitvoering 10
1 INLEIDING EN ONDERZOEKSOPZET 13
1.1 Inleiding 13
1.2 Onderzoeksvragen 14
1.3 Onderzoeksopzet 15
1.4 Vervolg van de rapportage 17
2 VORMGEVING VAN DE IRO-REGELING 19
2.1 Inleiding 19
2.2 Kenmerken van de IRO-regeling 19
2.3 Fasen in het uitvoeringsproces 25
3 KERNGEGEVENS: GEBRUIK, RESULTATEN, KOSTEN 29
3.1 Inleiding 29
3.2 IRO-aanvragen in 2004 maart 2006 29
3.3 Kenmerken van de IRO-cliënten 31
3.4 Prijs van IRO- en reguliere trajecten 36
3.5 Plaatsing 39
3.6 Samenvatting en conclusie 43
4 ERVARINGEN MET DE OPZET VAN DE IRO-REGELING 45
4.1 Inleiding 45
4.2 Keuzevrijheid 45
4.3 Transparantie van de re-integratiemarkt 46
4.4 Financieringssystematiek 53
4.5 Samenvatting en conclusie 54
5 ERVARINGEN MET DE UITVOERING 57
5.1 Inleiding 57
5.2 Fase 1: Oriëntatie en aanmelding 57
5.3 Fase 2: Opstellen re-integratieplan & aanvraag IRO 63
5.4 Fase 3: Beoordeling aanvraag en overeenkomst 65
5.5 Fase 4-5: Start en voortgang van het traject 70
Ape 1
5.6 Fase 6: Beëindiging van het traject 73
5.7 Samenvatting en conclusie 74
6 INHOUD TRAJECTEN 77
6.1 Inleiding 77
6.2 Trajectonderdelen IRO-trajecten 77
6.3 Ruimte voor maatwerk 79
6.4 Samenvatting en conclusie 84
7 KENMERKEN RE-INTEGRATIEBEDRIJVEN 87
7.1 Inleiding 87
7.2 Grootte IRO- en reguliere bedrijven 88
7.3 Type bedrijven 89
7.4 Resultaten en kosten IRO en reguliere bedrijven 91
7.5 Samenvatting en conclusie 92
8 INVLOED IRO OP PRB EN REGULIERE TRAJECTEN 93
8.1 Inleiding 93
8.2 IRO ten opzichte van het PRB 93
8.3 Invloed IRO op reguliere trajecten 98
8.4 Samenvatting en conclusie 101
9 SLOTBESCHOUWING 103
9.1 Inleiding 103
9.2 Gebruik, kosten en prestaties van de IRO 103
9.3 Aandachtspunten voor beleid en uitvoering 104
9.4 Ruimte voor maatwerk 106
9.5 Kenmerken re-integratiebedrijven 107
9.6 IRO in vergelijking met PRB en reguliere trajecten 108
BIJLAGE 1: RESPONDENTEN 111
BIJLAGE 2: DEELNEMERS TOPICMEETING EN EXPERTMEETING 113
BIJLAGE 3: KLANKBORDGROEP EN BEGELEIDINGSCOMMISSIE 115
BIJLAGE 4: AANVULLENDE INFORMATIE HOOFDSTUK 3 117
BIJLAGE 5: ONDERDELEN IRO-PLANNEN 123
BIJLAGE 6: VERSLAG TOPICMEETING 28 FEBRUARI 2006 125
BIJLAGE 7: SAMENVATTING TWEEDE VOORGANGSRAPPORTAGE IRO 133
TABELLEN EN GRAFIEKEN 141
2 Ape
0 SAMENVATTING EN CONCLUSIES
0.1 Doelstelling en opzet van het onderzoek
De IRO-regeling
In 2004 is de Individuele Re-integratie Overeenkomst (IRO) geïntrodu-
ceerd. De IRO-regeling geeft UWV de mogelijkheid om voor cliënten re-
integratietrajecten in te kopen waarbij de cliënt de regie heeft over zijn
eigen re-integratie. In vergelijking met de reguliere re-integratietrajecten
biedt de IRO cliënten meer keuzevrijheid en de re-integratiebedrijven
meer ruimte om maatwerk te leveren. Om tevens de efficiënte besteding
van publieke re-integratiemiddelen te bevorderen, zijn waarborgen in de
regeling opgenomen in de vorm van gedeeltelijke resultaatfinanciering en
een maximumtarief voor IRO-trajecten.
Het onderzoek
Het ministerie van SZW heeft APE opdracht gegeven de uitvoering en re-
sultaten van de IRO-regeling te monitoren. Dit is de Derde voortgangsrap-
portage IRO. De eerste voortgangsrapportage is december 2004 uitge-
bracht en de tweede in september 2005.
In de rapportages staan twee vragen centraal:
1. Hoe verloopt de uitvoering van de IRO-regeling?
2. Wat zijn de (voorlopige) resultaten van de IRO-regeling?
Voor het beantwoorden van de eerste vraag zijn de ervaringen van cliën-
ten, re-integratiebedrijven en UWV-medewerkers met de uitvoering van de
regeling geïnventariseerd.
Voor de tweede vraag zijn het gebruik, de kosten en de resultaten van de
IRO-trajecten in kaart gebracht. Bij resultaten is gekeken naar cliënttevre-
denheid en (voorlopige) plaatsingspercentages. Vervolgens zijn de bevin-
dingen vergeleken met reguliere trajecten en het experiment met het per-
soonsgebonden re-integratiebudget (PRB).
In het onderzoek zijn de volgende bronnen gebruikt:
UWV-registraties over gebruik, kosten en plaatsing;
Een enquête onder cliënten die een IRO-traject zijn gestart;
Een enquête onder UWV-medewerkers;
Ape 3
Dossieronderzoek naar de inhoud van re-integratieplannen;
Interviews met re-integratiebedrijven en cliëntenorganisaties;
Een expertmeeting met de belangrijkste stakeholders.
Dit onderzoek is uitgevoerd ongeveer twee jaar nadat de IRO formeel van
kracht is geworden. Dat betekent dat een deel van de bevindingen een
voorlopig karakter heeft. Dit geldt in het bijzonder voor de berekende
plaatsingspercentages. De plaatsingspercentages geven niet meer dan een
eerste inzicht in de resultaten van de IRO-regeling. Voor een precieze me-
ting van het 'IRO-effect' is het bovendien noodzakelijk om rekening te
houden met verschillen in bijvoorbeeld motivatie en capaciteiten van cliën-
ten en de kosten. Een dergelijke effectiviteitsmeting laat het ministerie
van SZW in het kader van de eindevaluatie in 2008 uitvoeren.
Vervolg van de samenvatting
In paragraaf 0.2 komen de bevindingen en conclusies met betrekking tot
het gebruik, kosten en resultaten aan bod (zie ook hoofdstuk 3). Paragraaf
0.3 gaat over de ervaringen van stakeholders met de opzet van de IRO
(zie ook hoofdstuk 4). De belangrijkste bevindingen over de ervaringen
met de uitvoering van de IRO komen in paragraaf 0.4 aan de orde (zie ook
hoofdstuk 5). Paragraaf 0.5 gaat over de inhoud van IRO-trajecten (zie
ook hoofdstuk 6) en paragraaf 0.6 bevat de belangrijkste bevindingen in-
zake kenmerken van re-integratiebedrijven (zie ook hoofdstuk 7). In para-
graaf 0.7 gaan we in op de invloed van de IRO op het experiment met het
PRB en op reguliere trajecten (zie ook hoofdstuk 8). Paragraaf 0.8 bevat
een slotbeschouwing op de bevindingen van het onderzoek (zie ook hoofd-
stuk 9).
0.2 Voorlopige resultaten van de IRO-regeling
Met de invoering van de WIA en het afschaffen van de Wet REA per 1 ja-
nuari 2006 is het begrip arbeidsgehandicapte vervangen door het begrip-
pen gedeeltelijk arbeidsgeschikte en volledig arbeidsongeschikte. In deze
voortgangsrapportage wordt de oude term nog gebruikt omdat het leeu-
wendeel van de gegevens betrekking heeft op re-integratietrajecten die
voor 1 januari 2006 zijn gestart.
4 Ape
Aangevraagde en gestarte trajecten
Tot en met april 2006 zijn er 39.842 aanvragen ingediend. Daarvan
zijn 38.878 trajecten gestart. UWV heeft slechts 2,4% van de aanvra-
gen afgewezen. Dit betreffen officiële afwijzingen. In de praktijk kun-
nen aanvragen na overleg worden aangepast of ingetrokken.
Kenmerken van IRO-cliënten
De IRO is vooral populair onder cliënten met een WW-uitkering. Van
alle IRO-aanvragen is 68% (26.994 trajecten) ingediend door WW'ers.
Bij reguliere trajecten is 55% van de aanvragen ingediend door WW
---
ers.
De overige IRO-aanvragen zijn ingediend door arbeidsgehandicapten
(12.848 trajecten). Ten opzichte van reguliere trajecten vragen Wa-
jong'ers relatief vaak een IRO aan (24% van de aanvragen ten opzich-
te van 14%). Ook zijn relatief veel arbeidsgehandicapte aanvragers
gedeeltelijk arbeidsongeschikt.
Cliënten met een IRO en met een regulier traject zijn ongeveer even
oud. Ook de man-vrouw verhouding is vergelijkbaar.
Van de IRO-cliënten is 43% van de WW'ers en 25% van de arbeidsge-
handicapten hoog opgeleid.
Kosten van IRO-trajecten
- De prijs van een IRO-traject voor WW'ers bedraagt over de periode
1 januari 2004 tot en met maart 2006 gemiddeld 4.425 (exclusief
BTW). Dit is een factor 1,3 hoger dan bij gemiddeld een regulier traject
voor WW'ers in dezelfde periode kost ( 3.420). Voor arbeidsgehandi-
capten is de prijs van een IRO gemiddeld 4.765. Dit is een factor 1,1
duurder dan een regulier traject voor deze doelgroep ( 4.410).
- Bij 12% van de IRO-trajecten voor WW'ers en 23% van de IRO-
trajecten voor arbeidsgehandicapten is een hogere prijs overeengeko-
men dan het maximum van 5.000.
- Het vierde kwartaal van 2005 daalt de gemiddelde prijs van een IRO-
traject met 200 à 300.
Plaatsing
Het beëindigingspercentage van IRO-trajecten ligt gelijk of lager dan
van reguliere trajecten.
Ape 5
De plaatsingspercentages van IRO-trajecten voor arbeidsgehandicap-
ten liggen hoger dan bij reguliere trajecten: per kwartaal een factor
1,2 tot 1,8. Dat geldt zowel voor WAO'ers als Wajong'ers.
De plaatsingspercentages van IRO-trajecten voor WW'ers liggen hoger
dan bij reguliere trajecten: een factor 1,1 tot 1,4 per kwartaal .
Op grond van de beschikbare informatie over het aantal gerealiseerde
plaatsingen kan voorzichtig worden geconcludeerd dat sprake is van
een positief IRO-effect. Ten opzichte van reguliere trajecten ligt het
aantal plaatsingen hoger. Het is van belang de kanttekening te maken
dat het hierbij gaat om voorlopige cijfers. Nog maar een relatief klein
deel van het aantal gestarte trajecten is beëindigd. Bovendien zal nog
moeten blijken hoe de plaatsingen zich verhouden tot de kosten en
welke rol motivatie en capaciteiten van cliënten spelen bij de keuze
voor een IRO. Ook zal nog moeten blijken in hoeverre IRO-trajecten
effectief zijn in termen van verkorting van de uitkeringsduur.
0.3 Praktijkervaringen
Ervaringen met de opzet van de IRO-regeling
Het onderzoek gaat uitgebreid in op opvattingen en ervaringen van cliën-
ten, re-integratiebedrijven en UWV-medewerkers over de vormgeving en
uitvoering van de IRO-regeling.
Met betrekking tot de vormgeving van de IRO-regeling komen drie punten
naar voren:
- Cliënten waarderen de keuzevrijheid die de IRO hen biedt.
- Om de keuzemogelijkheden optimaal te kunnen benutten is transpa-
rantie van de re-integratiemarkt een belangrijke voorwaarde. De
transparantie is volgens cliënten en UWV'ers niet optimaal. Cliënten
vinden het moeilijk de kwaliteit van het re-integratiebedrijf te beoorde-
len. Ook weten cliënten de weg naar instrumenten om de kwaliteit te
beoordelen niet altijd te vinden. Mede daarom speelt de arbeidsdes-
kundige of re-integratiecoach een belangrijke rol bij de keuze van het
re-integratiebedrijf. De gebrekkige transparantie van de re-integra-
tiemarkt is enerzijds een specifiek aandachtspunt voor de IRO. Er zijn
immers honderden nieuwe re-integratiebedrijven bijgekomen. Ook kan
het de keuzevrijheid negatief beïnvloeden. Anderzijds is het een pro-
bleem van de re-integratiemarkt in het algemeen. Ook bij reguliere
trajecten heeft UWV niet altijd voldoende inzicht in kwaliteit van de be-
6 Ape
drijven. De stichting Blik op Werk werkt momenteel aan instrumenten
om het inzicht in de kwaliteit van re-integratiebedrijven te vergroten.
- Met betrekking tot de financieringssystematiek hebben re-integratie-
bedrijven twee punten van kritiek. Ten eerste weerhouden financiële
risico's re-integratiebedrijven van de inzet van scholing of andere dure
producten en ten tweede leidt voorfinancieren (vooral voor kleinere
bedrijven) tot problemen. Deze punten spelen ook op de re-
integratiemarkt in het algemeen. Bij het samenstellen van een IRO-
traject proberen re-integratiebedrijven echter meer rekening te houden
met de wensen van de cliënt. De re-integratiebedrijven voelen zich
door de financiële risico's genoodzaakt deze producten niet in het IRO-
traject op te nemen. Overigens wordt bij IRO-trajecten wel meer scho-
ling ingezet dan bij reguliere trajecten.
Ervaringen met de uitvoering
Over de uitvoering van de regeling en de rol van UWV en de re-integra-
tiebedrijven zijn de volgende positieve punten opgemerkt:
Cliënten worden goed betrokken bij het opstellen van re-integratie-
plannen: 67% van de cliënten schrijft het plan zelf, samen met het re-
integratiebedrijf of samen met UWV.
Cliënten waarderen de begeleiding door re-integratiebedrijven met
gemiddeld een 7,0.
Er is ook kritiek op de uitvoering. De belangrijkste aandachtspunten die
naar voren zijn gebracht zijn:
Tussen de beoogde doelgroep en de cliënten die in de praktijk gebruik
maken van de IRO is een discrepantie: ook niet zelfredzame cliënten
starten een IRO-traject.
De voorlichting over de IRO kan beter, met name wat betreft de keuze
tussen een regulier traject of een IRO-traject en de (on)mogelijkheden
van de IRO.
Het komt voor dat reguliere trajecten gestopt worden zodat een cliënt
kan overstappen op een IRO-traject. Dit is in strijd met het beoorde-
lingskader IRO 2006.
De toekenning van aanvragen duurt vaak lang. Het komt regelmatig
voor dat trajecten starten voordat de overeenkomst is afgehandeld.
Er zijn aanzienlijke verschillen in de beoordeling van aanvragen door
UWV. Dit uit zich in interpersoonlijke en regionale verschillen in het
aantal gestarte trajecten en in de gemiddelde trajectprijs.
De tevredenheid van cliënten over begeleiding door UWV neemt ten
opzichte van de Tweede voortgangsrapportage IRO af van een 6,4 naar
Ape 7
een 5,9. Met name de tevredenheid van arbeidsgehandicapte cliënten
daalt.
0.4 Inhoud van IRO-trajecten
Trajectonderdelen IRO-trajecten
- Bijna eenderde van de IRO-plannen voorziet in een loopbaanoriëntatie
of assessment.
- In de helft van de trajectplannen is een vorm van training opgenomen.
De meest voorkomende trainingen zijn sollicitatie- en netwerktrainin-
gen.
- 15% van de IRO-plannen bevat een vorm van scholing. Dit is minder
dan uit de Tweede voortgangsrapportage IRO blijkt. De reden hiervoor
is niet bekend. Uit dossieronderzoek blijkt dat bij de reguliere trajecten
scholing minder vaak in het plan is opgenomen.
- 35% van de re-integratieplannen bevat een module persoonlijke bege-
leiding bij het zoeken naar werk; 20% van de IRO-cliënten krijgt per-
soonlijke begeleiding na werkhervatting. Dit is minder dan in de Twee-
de voortgangsrapportage IRO. Het is niet bekend waarom dit traject-
onderdeel bij minder clienten is opgenomen in hun re-integratieplan.
IRO biedt meer ruimte voor maatwerk
- Naast de inzet van scholing blijkt met name de inzet van individuele
begeleiding een belangrijk verschil tussen IRO-trajecten en reguliere
trajecten. Bij vijf van de negen onderzochte bedrijven krijgt de cliënt
echter ook in een regulier traject individuele begeleiding. De inhoud
van IRO- en reguliere trajectplannen van deze re-integratiebedrijven
lijkt op het oog erg op elkaar. Dit is niet verwonderlijk omdat voor re-
integratie een beperkt aantal producten beschikbaar is. Zo in het leeu-
wendeel van de trajecten toeleiding naar arbeid zijn opgenomen. Dit
verschilt ook niet voor reguliere of IRO-trajecten.
- Het belangrijkste verschil tussen IRO- en reguliere trajecten lijkt in de
benadering van de cliënt te zitten. Re-integratiebedrijven hebben bij
IRO-cliënten meer aandacht voor de wensen en behoeften van de cli-
ent. Dit is het meest nadrukkelijk bij de totstandkoming van het traject
en re-integratieplan. Cliënten bepalen ten eerste zelf welk re-integra-
tiebedrijf hun traject gaat begeleiden. Cliënten zijn daardoor meer be-
wust van hun eigen verantwoordelijkheid bij de re-integratie en meer
8 Ape
gemotiveerd. Ten tweede besteden consulenten van re-integra-
tiebedrijven bij IRO-trajecten meer aandacht aan de wensen en be-
hoeften van de cliënt bij het opstellen van het re-integratieplan. Dit
leidt ertoe dat de plannen op sommige punten specifieker zijn. De cli-
ent krijgt bijvoorbeeld geen integrale sollicitatiecursus maar begelei-
ding op een specifiek onderdeel van solliciteren.
- Zowel cliënten als UWV'ers waarderen de mogelijkheden die de IRO
biedt voor maatwerk. UWV'ers vinden dat de IRO-trajecten beter zijn
afgestemd op de behoeften van de cliënt en zij zien duidelijke verschil-
len tussen IRO- en reguliere trajecten. Toch vindt 40% van de UWV'ers
dat er ook bij reguliere trajecen maatwerk mogelijk is.
0.5 Verschillen re-integratiebedrijven
Op basis van de IRO gecontracteerde re-integratiebedrijven verschillen op
de volgende punten van re-integratiebedrijven die na aanbestedingen ge-
contracteerd zijn.
- De 1.576 bedrijven die alleen IRO-trajecten uitvoeren (IRO-bedrijven)
hebben uitgedrukt in het percentage trajecten 66% van de IRO-markt
in handen. De 65 bedrijven die zowel IRO-trajecten uitvoeren als de
reguliere, aanbestede trajecten begeleiden 34% van de IRO-trajecten.
- De IRO-bedrijven zijn in termen van aantal trajecten over het alge-
meen kleiner dan de bedrijven die zowel reguliere als IRO-trajecten
uitvoeren: ruim de helft van IRO-bedrijven begeleidt minder dan 5 tra-
jecten.
- Het merendeel van de bedrijven die alleen IRO-trajecten uitvoeren,
richt zich naast re-integratie via IRO-trajecten ook op loopbaanadvies
en/of outplacement.
- Het voorlopige IRO-plaatsingspercentage van de op basis van de IRO
gecontracteerde bedrijven is gelijk aan het IRO-plaatsingspercentage
van bedrijven die zowel IRO- als reguliere trajecten uitvoeren: van de
tussen 1 januari 2004 en 1 juli 2005 gestarte trajecten is per 1 mei
2006 in beide groepen 20% geplaatst.
- Een IRO-traject bij een op basis van de IRO gecontracteerd bedrijf is
ongeveer even duur als bij een bedrijf dat gecontracteerd is op basis
van zowel aanbestedingen als IRO.
Ape 9
0.6 De invloed van IRO op PRB en reguliere trajecten
De IRO-regeling is populair, zowel onder cliënten als onder re-integra-
tiebedrijven en veel UWV-medewerkers. Dit heeft er niet toe geleid dat de
de belangstelling voor het PRB-experiment is afgenomen. Er lijkt juist
sprake te zijn van meer aandacht voor het PRB-experiment: het aantal
PRB-trajecten dat in 2005 is gestart ligt met 221 PRB-trajecten bijna 2,5
keer zo hoog als in 2003.
Een gevolg van de invoering van de IRO is de sterke interferentie met het
aantal gestarte reguliere trajecten. De belangstelling voor de IRO is zo
groot, dat er voor WW'ers inmiddels net zoveel IRO-trajecten starten als
reguliere trajecten. In 2005 is het aantal WW'ers dat voor een IRO-traject
kiest echter gestabiliseerd. Een gevolg van de populariteit van de IRO kan
zijn dat re-integratiebedrijven met contracten voor reguliere trajecten te
maken krijgen met onderuitputting van de aanbestedingscontracten. UWV
verplicht re-integratiebedrijven capaciteit vrij te houden voor re-
integratietrajecten waarvoor een aanbestedingscontract is afgesloten. Uit
cijfers van UWV blijkt dat onderuitputting vooral speelt bij trajecten voor
arbeidsgehandicapten, terwijl de interferentie tussen reguliere en IRO-
trajecten daar minder groot is. Een belangrijke oorzaak van onderuitput-
ting van deze aanbestedingscontracten is dat minder herbeoordeelden dan
verwacht geïnteresseerd zijn in re-integratie. De onderuitputting is dus
niet (alleen) het gevolg van de populariteit van de IRO.
0.7 Aandachtspunten voor beleid en uitvoering
Het onderzoek geeft een systematisch overzicht van de voorlopige resulta-
ten van de IRO-regeling. Daarnaast biedt het inzicht in praktijkervaringen
met de IRO. Daarbij is ingegaan op opvattingen van alle partijen: cliënten,
re-integratiebedrijven en UWV. In de slotbeschouwing worden de belang-
rijkste bevindingen met elkaar in verband gebracht. Dit levert de onder-
staande aandachtspunten op voor het IRO-beleid.
Betrokkenen tevreden over IRO
Cliënten zijn tevreden tot zeer tevreden over de IRO, zowel wat betreft de
mogelijkheden die de IRO biedt als de uitvoering daarvan door UWV en re-
integratiebedrijven. Cliënten waarderen vooral de invloed op de keuze
voor een re-integratiebedrijf en op het re-integratieplan. Ook UWV en re-
integratiebedrijven zijn enthousiast over de regeling.
10 Ape
Aandachtspunten
Ondanks de tevredenheid van betrokken partijen zijn er een aantal aan-
dachtspunten in de opzet en uitvoering van de IRO-regeling genoemd.
- Transparantie re-integratiemarkt
Een belangrijk keuze-element van de IRO is de vrije keuze voor een re-
integratiebedrijf. Cliënten hebben hier op grote schaal gebruik van ge-
maakt. Het aantal re-integratiebedrijven waarmee UWV een contract
heeft, is explosief toegenomen tot bijna 1.700 bedrijven begin 2006. Deze
ontwikkeling heeft twee kanten: enerzijds hebben cliënten meer keuzemo-
gelijkheden, anderzijds maakt de toename van keuzemogelijkheden het
keuzeproces moeilijker omdat de transparantie van de markt niet optimaal
is1.
Het gros van de cliënten geeft aan dat zij de keuze voor een re-integra-
tiebedrijf niet als moeilijk hebben ervaren; tegelijkertijd krijgen zij veel
ondersteuning van de arbeidsdeskundige of re-integratiecoach van UWV
bij deze keuze. De UWV-medewerkers suggereren bijvoorbeeld een aantal
bedrijven waar zij goede ervaringen mee hebben om cliënt richting te ge-
ven. Het is de vraag hoe de inmenging van UWV-medewerkers zich ver-
houdt tot de keuzevrijheid die de IRO met betrekking tot de keuze van een
re-integratiebedrijf aan cliënten biedt.
- Interpersonele en regionale verschillen
In dit licht zijn ook de interpersonele en regionale verschillen bij UWV een
belangrijk aandachtspunt. UWV-medewerkers verschillen van opvatting
over de voorlichting aan cliënten en het toetsen van IRO-aanvragen. Dit
leidt tot verschillen in het aantal cliënten dat een IRO-traject danwel regu-
lier traject aanvraagt en start, in het aantal goedgekeurde aanvragen en in
de prijs van trajecten.
- Doorlooptijden UWV
Een snelle start en een soepele afhandeling van procedures is medebepa-
lend voor succesvolle re-integratie. Doorlooptijden van UWV zijn dan ook
een belangrijk aandachtspunt, vooral wat betreft de afhandeling van aan-
vragen. Re-integratiebedrijven geven aan dat het soms maanden duurt
voordat de overeenkomst rond is. Cliënten merken hier overigens weinig
van omdat een groot aantal re-integratiebedrijven start met de re-integra-
tie-activiteiten voordat zij de formele overeenkomst binnen hebben. Cliën-
ten zijn dan ook niet negatief over de doorlooptijd tussen aanvraag en
1 Overigens werkt een groot deel van de nieuwe aanbieders regionaal. Het is dus
niet zo dat elke cliënt uit bijna 1.700 bedrijven kan kiezen.
Ape 11
start van het traject. De re-integratiebedrijven achten het evengoed van
belang dat UWV de overeenkomst sneller afhandelt. Dit geeft re-integra-
tiebedrijven meer zekerheid van betaling. Daarnaast hoeven zij dan min-
der voor te financieren. De eerste declaratie van 20% kunnen zij immers
pas indienen na het tot stand komen van de formele overeenkomst. UWV
erkent het belang van korte doorlooptijden en besteedt hier aandacht aan
in de bedrijfsvoering. De doorlooptijden behoeven desondanks nog steeds
aandacht.
12 Ape
1 INLEIDING EN ONDERZOEKSOPZET
1.1 Inleiding
De regeling Individuele Re-integratieovereenkomst (IRO) biedt WW'ers en
arbeidsgehandicapten (WIA/WAO, WAZ, en Wajong) een alternatief voor
trajecten die UWV periodiek via aanbesteding inkoopt bij re-integra-
tiebedrijven (zogenaamde 'reguliere trajecten').2 Het doel van de IRO is de
keuzevrijheid van cliënten bij re-integratietrajecten te versterken via een
regeling die tevens waarborgen biedt voor de efficiënte besteding van pu-
blieke re-integratiemiddelen.
De IRO is bedoeld voor cliënten die behoefte hebben aan meer keuzevrij-
heid dan in reguliere trajecten mogelijk is. De IRO biedt cliënten meer
vrijheid bij de keuze voor een re-integratiebedrijf en bij de invulling van
het re-integratieplan. De cliënt kan op deze manier zelf de regie voeren
over zijn re-integratietraject. Dat cliënten behoefte hebben aan meer keu-
zevrijheid is onder andere duidelijk geworden in het experiment met het
Persoonsgebonden Re-integratiebudget (PRB).
Het ministerie van SZW heeft APE opdracht gegeven de invoering en wer-
king van de IRO-regeling jaarlijks te monitoren. Voor u ligt de Derde
Voortgangsrapportage IRO. De eerste twee voortgangsrapportages zijn
verschenen in december 2004 en augustus 2005. In de Eerste voortgangs-
rapportage IRO ligt de nadruk op de implementatie van de regeling. In de
Tweede voortgangsrapportage IRO is het accent verschoven naar het ge-
bruik, de kosten en de eerste resultaten van de regeling.
De twee reeds uitgevoerde voortgangsrapportages laten zien dat de eerste
ervaringen met de IRO positief zijn. Onder werklozen en arbeidsgehandi-
capten bestaat veel belangstelling voor de IRO. Cliënten, re-integra-
tiebedrijven en UWV-medewerkers zijn tevreden over de mogelijkheden
die de IRO biedt. De Tweede voortgangsrapportage IRO geeft bovendien
een eerste beeld van de kosten van een IRO traject en van de resultaten
van de IRO (plaatsingen). Het betreft een voorlopig beeld, omdat het me-
2 Met de invoering van de WIA en het vervallen van de Wet REA is het begrip
arbeidsgehandicapte vervangen door de begrippen gedeeltelijk arbeidsgeschik-
te en volledig arbeidsongeschikte. In deze voortgangsrapportage wordt de ou-
de term nog gebruikt omdat het leeuwendeel van de gegevens betrekking heeft
op re-integratietrajecten die voor 1 januari 2006 zijn gestart.
Ape 13
rendeel van de trajecten nog loopt. De voorlopige cijfers laten zien dat de
IRO trajecten ten opzichte van reguliere trajecten 600 à 800 duurder
is. In de eerste en tweede voortgangsrapportages is ook een aantal aan-
dachtspunten naar voren gekomen. Deze hebben betrekking op de opzet
en de uitvoering van de regeling.
In de Derde Voortgangsrapportage IRO bespreken we de eerder geconsta-
teerde aandachtspunten in het licht van actuele ontwikkelen in de uitvoe-
ring. Daarnaast geeft dit rapport een actueel overzicht van het gebruik, de
kosten en de (voorlopige) prestaties van de IRO.
In paragaaf 1.2 gaan we nader in op de onderwerpen die aan bod komen
in deze voortgangsrapportage. Paragraaf 1.3 geeft een overzicht van de
onderzoeksopzet.
1.2 Onderzoeksvragen
Het doel van de monitoring is een vroegtijdig inzicht te hebben op de wer-
king, gebruik, uitvoering en resultaten van de regeling.
Het onderzoek kent acht onderzoeksvragen:
1. Wat is het gebruik van IRO-trajecten, ook in vergelijking tot de regu-
liere trajecten?
2. Wat is het beeld van prijs en prestatie, ook in vergelijking tot de regu-
liere trajecten?
3. Hoe verloopt de uitvoering van de IRO-regeling en waar zijn mogelijk-
heden voor verbetering?
4. In hoeverre leidt de IRO ertoe dat cliënten meer mogelijkheden krijgen
voor de invulling van hun re-integratie?
5. Verschilt de inhoud van IRO-trajecten van de inhoud van reguliere tra-
jecten?
6. Is er verschil tussen de op basis van een IRO gecontracteerde
re-integratiebedrijven en de re-integratiebedrijven die op basis van de
aanbestedingsprocedure worden gecontracteerd?
7. Wat is de wederzijdse invloed van de IRO-regeling en de reguliere aan-
bestedingsprocedure op elkaar?
8. Wat is het beeld met betrekking tot gebruik, kosten en resultaten van
PRB-trajecten?
14 Ape
1.3 Onderzoeksopzet
Voor de monitor en de procesevaluatie zijn de volgende onderzoekswerk-
zaamheden verricht:
1. Interviews coördinator IRO UWV, cliëntenvertegenwoordigers en verte-
genwoordigers re-integratiebedrijven
We hebben de coördinator IRO van UWV, cliëntenvertegenwoordigers
en vertegenwoordigers van re-integratiebedrijven geïnterviewd om een
globaal beeld te krijgen van de stand van zaken met betrekking tot de
in voorgaande rapportages genoemde aandachtspunten en nieuwe
ontwikkelingen.
2. Topicmeeting
Op de Topicmeeting is de interferentie tussen IRO en reguliere re-inte-
gratietrajecten nader uitgediept. Op de bijeenkomst waren deskundi-
gen van re-integratiebedrijven, het ministerie van SZW, UWV, Noloc en
Boaborea aanwezig.
3. Dossieronderzoek bij re-integratiebedrijven
Om meer inzicht te krijgen in de inhoud van IRO-trajecten en in de
verschillen met reguliere trajecten hebben we dossieronderzoek ver-
richt bij negen re-integratiebedrijven die zowel IRO-trajecten als regu-
liere trajecten uitvoeren (zie bijlage 1). In totaal zijn 171 dossiers on-
derzocht: 87 IRO-dossiers en 84 reguliere dossiers. Aansluitend op het
dossieronderzoek hebben we per re-integratiebedrijf twee à drie consu-
lenten geïnterviewd. In deze interviews zijn verschillen in IRO- en re-
guliere trajecten van het desbetreffende bedrijf aan bod gekomen en
hebben we (knelpunten in) de uitvoering van de IRO-regeling bespro-
ken.
4. Enquête IRO-cliënten
Via een enquête hebben wij de cliënten naar hun ervaringen met de
IRO gevraagd. De enquête kon zowel schriftelijk als op internet worden
ingevuld en is eind april medio mei afgenomen. De enquête gaat in
op onderwerpen als keuzevrijheid, de invloed op het proces, de tevre-
denheid over de begeleiding naar werk door UWV en re-integra-
tiebedrijven, et cetera. Daarnaast hebben we de enquête benut om een
beeld te krijgen van de inhoud van de IRO-trajecten. In totaal zijn ruim
5.000 cliënten benaderd door middel van een gestratificeerde steek-
proef van cliënten die tussen 1 januari 2004 en 1 april 2005 een IRO-
traject zijn gestart. De respons was goed: 1.990 ingevulde enquêtes.
Dit komt overeen met een respons van 40%.
Ape 15
5. Interviews re-integratiebedrijven
Naast de consulenten die we interviewen in het kader van het dossier-
onderzoek hebben we ook consulenten van tien re-integratiebedrijven
geïnterviewd die wel IRO-trajecten maar geen reguliere trajecten uit-
voeren. In de interviews stond de uitvoering van de IRO centraal.
6. Enquête uitvoerenden UWV
De uitvoerenden van UWV hebben we middels een digitale enquête ge-
vraagd naar hun ervaringen met de uitvoering van de IRO-regeling. In
overleg met UWV hebben we 600 arbeidsdeskundigen(-jonggehandi-
capten) en 450 re-integratiecoaches een vragenlijst gestuurd. Hierop
hebben 122 arbeidsdeskundigen(-jonggehandicapten) en 237 re-inte-
gratiecoaches gereageerd. Dit is een respons van 20% respectievelijk
53%.
7. Analyse gegevensbestanden UWV
We maken voor de monitor zoveel mogelijk gebruik van de gegevens
die UWV in zijn centrale bestanden verzamelt. De bestanden bieden in-
formatie het aantal re-integratietrajecten, de kenmerken van cliënten,
de kosten en de resultaten van re-integratietrajecten. Deze bestanden
bieden ook de mogelijkheid om analyses te maken op het niveau van
re-integratiebedrijven. Ook van het PRB-experiment houdt UWV een
registratie bij. Deze is echter minder gedetailleerd dan de registratie
van IRO en reguliere trajecten.
8. Expertmeeting
De resultaten van de interviews, de enquête en de monitor zijn in een
expertmeeting besproken. Daarbij waren vertegenwoordigers van re-
integratiebedrijven, Boaborea, UWV, de Landelijke Cliëntenraad en een
arbeidsadviseur aanwezig (zie bijlage 2). Het eerste doel van de bij-
eenkomst was het verifiëren van de inventarisatie van aandachtspun-
ten en het inventariseren van mogelijke oplossingen. Het tweede on-
derdeel van de agenda is een discussie over de werking van de rege-
ling op grond van de beschikbare kwalitatieve en kwantitatieve infor-
matie.
16 Ape
1.4 Vervolg van de rapportage
Het rapport is als volgt opgezet.
In hoofdstuk 2 beschrijven we op hoofdlijnen hoe de IRO-regeling is vorm-
gegeven en hoe de IRO verschilt van reguliere re-integratietrajecten en
het PRB-experiment. Ook beschrijven wij fasen in het uitvoeringsproces
(uitgaande van de wijze waarop UWV de regeling heeft geïmplementeerd).
Hoofdstuk 3 bevat kerngegevens over gebruik, kosten en resultaten. Ach-
tereenvolgens komen het aantal aanvragen, de kenmerken van cliënten,
de kosten en de (voorlopige) plaatsingspercentages aan bod. We vergelij-
ken de informatie over de IRO waar dat kan met de informatie over regu-
liere trajecten.
Hoofdstuk 4 en 5 gaan in op ervaringen van cliënten, UWV-medewerkers,
re-integratiebedrijven met de opzet respectievelijk uitvoering van de IRO.
In hoofdstuk 6 gaan we in op de inhoud van de IRO-plannen en verschillen
tussen IRO-trajecten en reguliere trajecten. Daarbij zijn we nagegaan in
hoeverre de IRO cliënten meer mogelijkheden voor maatwerk biedt.
Kenmerken van re-integratiebedrijven die IRO-trajecten uitvoeren komen
in hoofdstuk 7 aan bod.
Hoofdstuk 8 gaat over de consequenties van de invoering van de IRO voor
de reguliere aanbesteding van re-integratietrajecten en het PRB-experi-
ment. Tevens presenteren we in dit hoofdstuk informatie over kosten, in-
houden en resultaat van PRB-trajecten.
Hoofdstuk 9 bevat een slotbeschouwing over ervaringen met de IRO-
regeling. De belangrijkste resultaten van de monitor en evaluatie 2006
worden samengevat.
Ape 17
18 Ape
2 VORMGEVING VAN DE IRO-REGELING
2.1 Inleiding
Op 14 juli 2004 is de regeling voor een individuele re-integra-
tieovereenkomst (IRO) officieel in werking getreden. Al vanaf 1 januari
2004 konden cliënten een IRO aanvragen.3 De IRO is voortgekomen uit de
experimenten met het persoonsgebonden re-integratiebudget (PRB) en
geeft UWV een extra instrument om WW-gerechtigden en arbeidsgehandi-
capten te reïntegreren. Het doel van de IRO is de keuzevrijheid van cliën-
ten bij re-integratietrajecten te versterken via een regeling die tevens
waarborgen biedt voor de efficiënte besteding van publieke re-integra-
tiemiddelen.
2.2 Kenmerken van de IRO-regeling
Inhoud van de regeling
De IRO-regeling biedt WW'ers en arbeidsgehandicapten (met een WGA-,
WAO-, WAZ- of Wajonguitkering of herbeoordeelden) de mogelijkheid zelf
een plan op te stellen voor re-integratie. De werkzaamheden die in het
plan worden opgenomen, waartoe ook scholing kan behoren, moeten lei-
den tot 'de kortste weg naar werk'. Het traject mag maximaal twee jaar
duren en maximaal 5.000 kosten (exclusief BTW)4. In bijzondere om-
standigheden kan UWV duurdere re-integratieplannen honoreren. UWV
beoordeelt of de extra uitgaven gerechtvaardigd zijn. Bij trajecten onder
de 5.000 toetst UWV de inhoud van het re-integratieplan marginaal.
Voor de uitvoering van het re-integratieplan sluit UWV een overeenkomst
met een re-integratiebedrijf. De cliënt mag zelf kiezen bij welk re-integra-
3 Vooruitlopend op de officiële invoering is UWV per 1 januari 2004 gestart met
de uitvoering van de regeling onder een noodprocedure. Het belangrijkste ver-
schil tussen de noodprocedure en de definitieve regeling is dat de definitieve
regeling een maximumprijs hanteert van 5.000; de noodprocedure kent geen
maximumprijs. Voor een uitgebreide vergelijking zie de Eerste voortgangsrap-
portage IRO.
4 Tot en met september 2004 hanteerde UWV een maximum bedrag van 4.202
( 5.000 inclusief BTW).
Ape 19
tiebedrijf hij zijn IRO-traject wil volgen. Hij kan ook kiezen voor een con-
structie met een hoofdaannemer en een of meer onderaannemers.
De vergoeding van het re-integratiebedrijf is deels afhankelijk van het re-
sultaat van het re-integratietraject (no cure, less pay). UWV vergoedt de
volledige trajectprijs als de cliënt binnen drie maanden na afronding van
het traject een dienstbetrekking is aangegaan voor ten minste zes maan-
den, of als de cliënt gedurende ten minste zes maanden werkzaamheden
heeft verricht als zelfstandige of in loondienst (bijvoorbeeld als uitzend-
kracht). Als aan deze voorwaarde niet voldaan is, dan ontvangt het re-
integratiebedrijf 50% van de afgesproken trajectprijs.
Het beleidskader
UWV werkt de regeling uit in een beleidskader, dat in de eerste plaats be-
staat uit een beoordelingskader voor IRO-aanvragen. Het beoordelingska-
der is openbaar, opdat re-integratiebedrijven en cliënten weten op welke
gronden een re-integratieplan wordt goedgekeurd of afgewezen. Vanaf 1
januari 2006 werkt UWV met een nieuw beoordelingskader. UWV heeft het
beoordelingskader aangepast vanwege ontwikkelingen zoals de invoering
van een protocol Zeer Moeilijk Plaatsbare groepen en gedifferentieerde
dienstverlening.5 Daarnaast wilde UWV meer inzicht krijgen in de kwaliteit
van re-integratiebedrijven.
De kern van het beleidskader bestaat uit vier uitgangspunten:
1. Het re-integratietraject dient de kortste weg naar werk te vormen en
te leiden tot duurzame werkhervatting.
2. Bij de beoordeling van een IRO-aanvraag stelt UWV vast of een volle-
dig re-integratietraject het meest geschikte re-integratie-instrument is
voor de cliënt. Dit is een nieuw element in het vanaf 1 januari van
kracht geworden beoordelingskader. Indien blijkt dat een ander re-
integratie-instrument meer geschikt is, wijst UWV de IRO-aanvraag af.
3. UWV toetst of de inhoud van het plan plausibel is en of de ingezette
dienstverlening in redelijke verhouding staat tot de prijs. Dit wordt
marginaal toetsen genoemd. Bij marginaal toetsen wordt niet uitvoerig
de noodzaak tot het inzetten van instrumenten beoordeeld. Bij traject-
5 Sinds 1 oktober 2005 heeft UWV de mogelijkheid om specifieke re-integratie-
producten in te kopen in plaats van een heel re-integratietraject. UWV koopt
dan bijvoorbeeld alleen een sollicitatietraining in.
20 Ape
plannen die duurder zijn dan het maximum van 5.000 vindt overi-
gens wel een uitvoerige inhoudelijke toets plaats. Het plaatsingsplan
dient te motiveren waarom een hoger bedrag nodig is en dat de voor
het goedkoopste adequate alternatief is gekozen.
4. Het door de cliënt beoogde re-integratiebedrijf moet voldoen aan de
door UWV gestelde voorwaarden. UWV stelt enerzijds voorwaarden aan
de liquiditeit en de solvabiliteit van re-integratiebedrijven, anderzijds
stelt UWV ook voorwaarden aan de kwaliteit van een bedrijf. In het
nieuwe beoordelingskader legt UWV meer nadruk op de kwaliteitseisen.
De eigen verklaring van re-integratiebedrijven is vervangen door een
uitgebreider onderzoek in de vorm van een audit om te bepalen of een
bedrijf voldoet aan de voorwaarden. De voorwaarde vakbekwaam per-
soneel is een van de belangrijkste toevoegingen aan de kwaliteitseisen
die UWV aan re-integratiebedrijven stelt. Een bedrijf dient over vol-
doende vakbekwaam personeel te beschikken om de re-integra-
tieopdrachten uit te voeren. UWV verwacht dat het bedrijf kan aanto-
nen dat het personeel dat direct bij re-integratie is betrokken op basis
van opleiding en ervaring in staat is om cliënten van UWV op een pro-
fessionele wijze te begeleiden en ondersteunen.
Daarnaast zijn re-integratiebedrijven die meer dan 10 IRO-trajecten
uitvoeren verplicht mee te werken aan het klanttevredenheidsonder-
zoek van de Stichting Blik op Werk. Voor bedrijven met minder dan 10
IRO-trajecten geldt de verplichting dat ze na beëindiging van een tra-
ject mee werken aan een evaluatie. Deze evaluatie bestaat uit een ge-
sprek tussen het re-integratiebedrijf, de cliënt en de arbeidsdeskundige
of re-integratiecoach.
UWV heeft in het beoordelingskader ten aanzien van de kwaliteitseisen
(nog) geen normen vastgesteld. Aan de hand van de individuele situa-
tie van het re-integratiebedrijf toetst UWV of het bedrijf voldoende
kwaliteit heeft.
Behalve in het beoordelingskader werkt UWV onderdelen van de regeling
uit in het standaardcontract voor individuele re-integratieovereenkomsten.
Dat bevat bijvoorbeeld richtlijnen voor de wijze van facturering en een
specificatie van de verantwoordingsplichten van re-integratiebedrijven.
Protocol Zeer Moeilijk Plaatsbare groepen
Vanaf 1 mei 2005 is het protocol Zeer Moeilijk Plaatsbare groepen van
kracht voor IRO-aanvragen. Ook het nieuwe beoordelingskader IRO ver-
wijst naar dit protocol. Voor cliënten met de indicatie Zeer Moeilijk Plaats-
Ape 21
baar geldt een afwijkende mate van resultaatfinanciering. UWV betaalt in
die gevallen 80% op basis van inspanning en 20% op basis van resultaat
(in plaats van 50%-50%).
UWV kan het protocol toepassen op IRO-aanvragen van onderstaande
doelgroepen om te bezien of deze cliënten zeer moeilijk plaatsbaar zijn:
WW-cliënten fase 3 en 4;
WAO-cliënten met een uitkeringsduur van minimaal één jaar in combi-
natie met een periode waarin niet gewerkt is van meer dan één jaar
geleden;
WAO'ers ouder dan 55 jaar;
alle Wajong'ers.
Of cliënten in deze groepen daadwerkelijk moeilijk plaatsbaar zijn, hangt
af van de individuele kenmerken en achtergronden. Daarnaast kan het in
bijzondere situaties ook voorkomen dat cliënten die niet tot de genoemde
doelgroepen behoren (na toetsing) als zeer moeilijk plaatsbaar worden
aangemerkt.
Protocol Scholing
Vanaf 1 juli 2005 is het protocol Scholing van kracht geworden. Het proto-
col is van toepassing op alle WAO- (WIA-), Wajong- en WW-gerechtigden,
bij wie vastgesteld is dat re-integratie naar arbeid mogelijk is en waarbij
cliënt en of re-integratiebedrijf aangeeft dat de inzet van scholing gewenst
is. Het protocol Scholing kan zowel bij reguliere trajecten als bij IRO-
trajecten toegepast worden.
Met het scholingsprotocol toetst UWV of scholing noodzakelijk is om de
cliënt weer aan het werk te helpen. Als UWV aan de hand van het scho-
lingsprotocol vaststelt dat een scholing noodzakelijk is, dan accordeert
UWV de scholing en kan het re-integratiebedrijf scholing opnemen in het
re-integratieplan. Als de scholing niet met succes wordt afgerond, ver-
goedt UWV 80% van de kosten. De resterende kosten worden uitsluitend
betaald als de cliënt de scholing wel succesvol heeft afgerond. De kosten
van scholing maken wel deel uit van het maximale bedrag van 5.000
voor een IRO-traject.
22 Ape
Drie typen re-integratietrajecten
De introductie van de IRO-regeling en het voortzetten van het PRB-experi-
ment6 hebben ertoe geleid dat daarvoor in aanmerking komende cliënten
kunnen kiezen uit drie typen re-integratietrajecten: reguliere trajecten,
IRO-trajecten en PRB-trajecten7. Tabel 2.1 geeft een overzicht van de be-
langrijkste inhoudelijke overeenkomsten en verschillen tussen de drie type
trajecten.
6 Sinds 1998 wordt in drie UWV-regio's geëxperimenteerd met het Persoonsge-
bonden Re-integratiebudget (PRB). Met een PRB kunnen arbeidsgehandicapten
activiteiten inkopen die hun arbeidsmarktpositie verbeteren. De IRO is voort-
gekomen uit de experimenten met het PRB. Op verzoek van de tweede kamer
heeft de minister besloten de experimenten met de PRB voor te zetten.
7 Voor arbeidsgehandicapte werknemers bestaat een aparte PRB-regeling, die los
staat van het ontvangen van een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Dit onder-
zoek beperkt zich echter tot een vergelijking van IRO met het PRB-experiment
voor niet-werknemers.
Ape 23
Tabel 2.1 Vergelijking regelingen voor re-integratietrajecten
IRO-trajecten Reguliere trajecten PRB experiment
Werking Landelijk Landelijk Regio's Den Haag,
Utrecht en Maas-
tricht
Doelgroep Arbeidsgehandicap- Arbeidsgehandicapten, WW'ers Arbeidsgehandicap-
ten, WW'ers ten
Trajectprijs Maximaal 5.000 variabel Maximaal 3.630
(ex BTW) (hardheidsclausule) (hardheidsclausule)
Trajectduur maximaal 2 jaar maximaal 2 jaar maximaal 1 jaar
(hardheidsclausule)
Resultaat- 50% inspanning, Voor de doelgroep 0% resultaat
financiering 50% resultaat 1 kansrijken: 100% resultaat 100% inspanning
Voor andere doelgroepen:
50% inspanning,
50% resultaat
Declaratie 1. Bij akkoord No cure no pay: Geen vaste decla-
momenten re-integratieplan: Bij plaatsing: 100% ratie momenten
20% (indienen facturen)
No cure less pay:
2. Zes maanden na 1. Bij akkoord
akkoord: 30% re-integratieplan: kosten
3. Twee maanden na re-integratieplan
werkhervatting: 50% 2. Zes maanden na akkoord:
50% kosten toeleiding naar
plaatsing
3. Twee maanden na werk-
hervatting of zes maanden
nadat daadwerkelijk is ge-
werkt:
50% kosten toeleiding naar
plaatsing
4. Zes maanden na werkher-
vatting of na zes gewerkte
maanden:
kosten nazorg
Contractpartijen UWV en UWV en Of: UWV en
re-integratiebedrijf re-integratiebedrijf re-integratiebedrijf
Of: cliënt en
re-integratiebedrijf
Verantwoording Door Door Door cliënt
en budgetbe- re-integratiebedrijf re-integratiebedrijf
heer
1. Voor individuele gevallen, als sprake is van zeer moeilijk plaatsbare cliënten, kan 80%
op basis van inspanning en 20% op basis van resultaat worden gedeclareerd. In die ge-
vallen mag zes maanden na akkoord re-integratieplan 60% van de trajectprijs gedecla-
reerd worden.
24 Ape
2.3 Fasen in het uitvoeringsproces
Het uitvoeringsproces van de IRO-regeling beschrijven wij aan de hand
van de onderstaande zes fasen:
1. Oriëntatie en aanmelding
2. Opstellen re-integratieplan en IRO-aanvraag
3. Beoordeling aanvraag en afsluiting van de overeenkomst
4. Start van het traject
5. Uitvoering van het traject
6. Beëindiging van het traject.
Voor elke fase geven wij aan, opgrond van de IRO-regeling en de imple-
mentatie daarvan door UWV, welke rollen UWV, de re-integratiebedrijven
en de cliënten hebben.
Fase 1: Oriëntatie en aanmelding
Cliënten kunnen zich laten voorlichten over de IRO door UWV, re-integra-
tiebedrijven en/of onafhankelijke arbeidsadviseurs.8 De cliënt kan in de
oriëntatiefase dus verschillende routes volgen.
Als een cliënt een IRO-traject wil, dan meldt hij of zij zich in principe aan
bij UWV. De aanmelding is echter niet verplicht.9 Het uitgangspunt van de
IRO is dat een cliënt zelf met een plan komt en zelf contact zoekt met een
of meerdere re-integratiebedrijven. UWV acht het desondanks wel raad-
zaam eerst contact te zoeken met re-integratiecoach of arbeidsdeskundige
zodat deze kan beoordelen of ten eerste een re-integratietraject aan de
orde is en ten tweede of een IRO wel het meest geschikte re-integratie-
instrument is. De cliënt selecteert vervolgens een re-integratiebedrijf om
een aanvraag en re-integratieplan op te stellen. Hij kan er ook voor kiezen
om met meerdere re-integratiebedrijven samen te werken. Een daarvan
moet dan als hoofdaannemer optreden.10
In een intakegesprek bespreken cliënt en re-integratiebedrijf de mogelijk-
heden van de cliënt aan de hand van de re-integratievisie van de arbeids-
deskundige of het re-integratieadvies van het CWI. De IRO-regeling biedt
8 Sinds juli 2004 kan een cliënt van gemeente, CWI of UWV terecht bij de onaf-
hankelijke arbeidsadviseur voor ondersteuning bij verschillende aspecten van
re-integratie. Op dit moment zijn er circa 65 van deze adviseurs werkzaam,
verspreid over heel Nederland.
9 Als een cliënt zich niet bij UWV aanmeldt, maar wel een aanvraag indient, dan
geldt de datum van aanvraag tevens als datum van aanmelding.
10 Dit is noodzakelijk om de (gedeeltelijke) resultaatfinanciering uitvoerbaar te
maken.
Ape 25
de mogelijkheid in aanvulling daarop een assessment af te nemen. De
kosten daarvan worden vergoed op basis van de IRO-regeling als het re-
integratieplan met het onderdeel assessment is goedgekeurd.
Fase 2: Opstellen re-integratieplan en aanvraag IRO
Vervolgens stellen cliënt en re-integratiebedrijf het re-integratieplan op.
De cliënt heeft hiervoor in beginsel 35 dagen de tijd, gerekend vanaf de
dag van aanmelding. Deze termijn kan worden verlengd met 21 dagen.
Voordat de aanvraag wordt ingediend, kunnen cliënt en re-integratiebedrijf
een concept re-integratieplan voorleggen aan de arbeidsdeskundige of re-
integratiecoach. Van deze mogelijkheid wordt bijvoorbeeld gebruikge-
maakt als men niet zeker weet of een bepaalde vorm van scholing past
binnen het criterium van de 'kortste weg naar werk'.
De cliënt dient het definitieve plan en het aanvraagformulier in bij UWV.
De cliënt tekent het plan voor akkoord.
Fase 3: Beoordeling aanvraag en afsluiten IRO
De beoordeling van de aanvraag bestaat uit twee elementen. De arbeids-
deskundige of de re-integratiecoach beoordeelt het re-integratieplan. Dit
betreft een marginale toetsing. Bij trajecten die duurder zijn dan het ge-
stelde maximum vindt een uitvoerige toetsing plaats. De afdeling IR con-
troleert vervolgens of er met het re-integratiebedrijf reeds een contract
afgesloten is, zo niet dan stelt UWV een onderzoek in of het re-integra-
tiebedrijf voldoet aan de kwaliteitseisen van UWV. Deze toetsing bestaat
uit een audit waarin met het re-integratiebedrijf wordt gesproken of het
kan voldoen aan de gestelde voorwaarden. De vaststelling dat een re-inte-
gratiebedrijf aan de voorwaarden voldoet blijft in principe een jaar geldig.
Bij nieuwe aanvragen toetst UWV niet opnieuw of het bedrijf aan de voor-
waarden voldoet. UWV kan echter eventueel wel tussentijds toetsen of het
bedrijf nog steeds aan de voorwaarden voldoet.
UWV heeft formeel acht weken om de aanvraag te beoordelen. Binnen de-
ze periode geeft de afdeling IR een beschikking af aan de cliënt, waarin de
aanvraag wordt goedgekeurd of afgewezen. Vervolgens stuurt IR een
standaardovereenkomst naar het re-integratiebedrijf. Van het re-integra-
tiebedrijf wordt verwacht dat zij de overeenkomst binnen twee weken ge-
tekend terugstuurt. Het re-integratiebedrijf moet ervoor zorgen dat de cli-
ent binnen deze termijn de overeenkomst 'voor gezien' heeft getekend.
26 Ape
Fase 4: Start van het traject
Vervolgens kunnen cliënt en re-integratiebedrijf beginnen met de uitvoe-
ring van het re-integratieplan. Bij de start kan het re-integratiebedrijf 20%
van de overeengekomen trajectprijs declareren.
Fase 5: Uitvoering van het traject
Het re-integratiebedrijf rapporteert periodiek aan de arbeidsdeskundige of
de re-integratiecoach. De rapportagemomenten zijn 3, 6, 12 en 18 maan-
den na toekenning. Cliënt ondertekent deze rapportages voor gezien.
Na zes maanden kan het re-integratiebedrijf 30% van de overeengekomen
trajectprijs declareren (60% bij zeer moeilijk plaatsbare cliënten).
Tijdens de uitvoering van het traject kan blijken dat het re-integratieplan
bijgesteld moet worden. Indien de wijziging niet leidt tot een verhoging
van de kosten kunnen cliënt en re-integratiebedrijf volstaan met een mel-
ding in de tussenrapportage. Leidt de wijziging wel tot een verhoging van
de kosten dan kunnen cliënt en re-integratiebedrijf een gemotiveerd voor-
stel indienen om het re-integratieplan tussentijds aan te passen. Beoorde-
ling vindt plaats door de arbeidsdeskundige of re-integratiecoach. Daarbij
gelden geen aanvullende richtlijnen.
Fase 6: Beëindiging van het traject
Wanneer het traject eindigt, stuurt het re-integratiebedrijf een eindrappor-
tage naar IR. Daarbij bestaan twee mogelijkheden:
Plaatsing. IR controleert of daadwerkelijk sprake is van duurzame
plaatsing.11 Wanneer dat het geval is, wordt het rapport van het re-
integratiebedrijf doorgestuurd naar de arbeidsdeskundige of re-integra-
tiecoach voor verdere afhandeling.
Geen plaatsing. Een rapportage bij einde traject zonder plaatsing wordt
beoordeeld door de arbeidsdeskundige of re-integratiecoach.
11 Van een duurzame plaatsing is sprake wanneer de cliënt, uiterlijk binnen drie
maanden nadat de overeenkomst is geëindigd, daadwerkelijk twee maanden
betaald werk heeft verricht op basis van een arbeidsovereenkomst voor ten
minste zes maanden. Of als de cliënt ten minste zes maanden werkzaamheden
heeft verricht als zelfstandige of in loondienst (bijvoorbeeld als uitzendkracht).
De arbeidsovereenkomst dient aan de navolgende voorwaarden te voldoen: (a)
voor een arbeidsgehandicapte geldt dat de arbeidsovereenkomst is aangegaan
voor tenminste de helft van het aantal uren per week dat de klant geacht wordt
te kunnen werken; en (b) voor een ontslagwerkloze geldt dat er geen sprake
meer is van een WW-uitkering.
Ape 27
Bij duurzame plaatsing declareert het re-integratiebedrijf de resterende
50% (20% voor zeer moeilijk plaatsbare cliënten). Bij een rapport zonder
plaatsing ontvangt het re-integratiebedrijf 100 ter compensatie van de
rapportagekosten.
28 Ape
3 KERNGEGEVENS: GEBRUIK, RESULTATEN, KOSTEN
3.1 Inleiding
Dit hoofdstuk rapporteert over het gebruik, de kosten en de resultaten van
de IRO-regeling. De gegevens die hier worden gepresenteerd zijn groten-
deels afkomstig uit de reguliere UWV-registraties en hebben betrekking op
de periode januari 2004 maart 2006. We vergelijken de gegevens over
de IRO met reguliere re-integratietrajecten.
3.2 IRO-aanvragen in 2004 maart 2006
Vanaf januari 2004 tot en maart 2006 zijn er 39.842 IRO-trajecten aange-
vraagd (zie tabel 3.1). UWV heeft het leeuwendeel van de aanvragen toe-
gekend. Slechts 2,4% van de aanvragen is afgewezen. Dit percentage be-
treft de officiële afwijzingen. UWV biedt re-integratiebedrijven de moge-
lijkheid het re-integratieplan voor te leggen aan de arbeidsdeskundige of
re-integratiecoach alvorens de aanvraag officieel wordt ingediend. In de
praktijk kan het dus voorkomen dat ingediende aanvragen na overleg
worden aangepast of teruggetrokken. Formeel is er dan geen sprake van
een aanvraag en dus ook niet van een afwijzing.12 In dezelfde periode zijn
er 149.710 reguliere trajecten gestart waarvan 87.867 voor WW'ers en
61.843 voor arbeidsgehandicapten.
Tabel 3.1 IRO-aanvragen per type aanvrager (1-1-2004 tot 1-4-2006)
AG WW Totaal
Aanvragen 12.848 100% 26.994 100% 39.842 100%
waarvan
- Afgewezen 428 3,3% 536 2,0% 964 2,4%
- Gestarte trajecten 12.420 96,7% 26.458 98,0% 38.878 97,6%
Bron: UWV 18-5-2006, APE-bewerking
12 Op basis van interviews en de expertmeeting.
Ape 29
Het aantal aanvragen is sinds de introductie van de regeling sterk geste-
gen (zie grafiek 3.1 en bijlage 4 voor de aanvragen per kwartaal)). In de
Tweede voortgangsrapportage IRO met gegevens tot en met mei 2005
was vooral een sterke stijging van de IRO-trajecten voor WW'ers te zien.
Grafiek 3.1 laat zien dat het aantal aanvragen per maand van WW'ers na
het eerste kwartaal van 2005 stabiliseert: per maand worden er ongeveer
1.600 IRO-trajecten aangevraagd13. Het aantal aanvragen van arbeidsge-
handicapten stijgt ook na het eerste kwartaal 2005 gestaag verder. Begin
2006 zijn er maandelijks ongeveer 1.000 aanvragen van arbeidsgehandi-
capten.
Tegelijkertijd met de stijging van het aantal IRO-trajecten daalt het aantal
reguliere trajecten. Paragraaf 8.3 gaat nader in op de gevolgen van de
sterke stijging van IRO-trajecten voor het aantal reguliere trajecten.
Grafiek 3.1
Ontwikkeling maandelijks aantal IRO-aanvragen per type aan-
vrager (1-1-2004 tot 1-4-2006)
officiële
start IRO regeling
2.500
2.000
1.500
1.000
500
-
n b t r ei l g t c rt pr i l p v c b rt
ja fe mr ap m ju
n ju au sep ok nov de ja
n eb m
f a me jun ju aug se oktno de jan fe m
2004 2005 2006
arbeidsgehandicapten WW'ers
Bron: UWV 18-5-2006, APE-bewerking
13 De grafiek laat voor WW'ers in het eerste kwartaal 2006 een daling van het
aantal IRO-aanvragen zien. Het is nog onduidelijk of het aantal aanvragen ook
daadwerkelijk daalt. Het zou ook een kwestie van onderregistratie kunnen zijn.
Dit zal in de Monitor IRO IV duidelijk worden.
30 Ape
3.3 Kenmerken van de IRO-cliënten
In deze paragraaf vergelijken we de kenmerken van IRO-cliënten met
kenmerken van cliënten met een regulier traject. We gaan achtereenvol-
gens in op:
uitkeringsstatus
leeftijd
geslacht
opleidingsniveau
zeer moeilijk plaatsbaar.
Uitkeringsstatus cliënten
Tabel 3.2 geeft de uitkeringsstatus van aanvragers van een IRO-traject.
Ook de uitkeringsstatus van cliënten die UWV vanaf januari 2004 aange-
meld heeft voor een regulier traject is opgenomen.
Tabel 3.2 Type uitkering cliënten, gestarte IRO- en reguliere trajecten in
de periode 1-1-2004 tot 1-4-2006
IRO Regulier
WW'ers 68% 55%
Arbeidsgehandicapten 32% 45%
WAO/WIA 46% 57%
WAZ 1% 1%
Wajong 15% 10%
AGH zonder ao-uitk. 1 38% 32%
Totaal 100% 100%
(n=12.420) (n=49.423)
Totaal 100% 100%
(n=38.878) (n=110.832)
1. In het voor deze tabel gebruikte UWV-databestand heeft 38% van de als arbeidsgehandi-
capt geregistreerde IRO-cliënten geen WAO, WAZ of Wajong- uitkering. Bij reguliere tra-
jecten is dit 32%. Het gaat hier om cliënten die geen arbeidsongeschiktheidsuitkering
hebben maar wel een arbeidsgehandicapte-status. Dit zijn bijvoorbeeld cliënten die bij
herbeoordeling zijn afgeschat. Zij verliezen hun uitkering maar blijven voor hun re-inte-
gratie als arbeidsgehandicapt geregistreerd staan. Een deel van deze cliënten heeft een
WW-uitkering.
Bron: UWV 18-5-2006, APE-bewerking
Ape 31
Van de IRO-aanvragen is 32% afkomstig van arbeidsgehandicapten14. De
overige aanvragen (68%) zijn ingediend door WW'ers. Het aandeel van de
WW'ers in de IRO-aanvragen is groter dan bij reguliere trajecten. Ten op-
zichte van IRO monitor II is het aandeel WW'ers licht gedaald.
Van de arbeidsgehandicapte IRO-aanvragers ontvangt 46% een WAO-
uitkering en 15% ontvangt een uitkering krachtens de Wajong. Het me-
rendeel van de overige 39% heeft geen arbeidsongeschiktheidsuitkering
maar wel de arbeidsgehandicapte status. Dit zijn bijvoorbeeld cliënten die
bij herbeoordeling zijn afgeschat. Zij verliezen hun uitkering maar blijven
voor hun re-integratie als arbeidsgehandicapt geregistreerd staan. Een
deel van deze cliënten heeft een WW-uitkering. Onder de cliënten met een
regulier traject ligt de verhouding heel anders. Daar behoort niet meer dan
10% tot de groep Wajong-cliënten. Onder de IRO-aanvragers is de verte-
genwoordiging van Wajong-cliënten daarmee de helft groter dan onder de
reguliere trajecten. In vergelijking tot IRO monitor II is het aandeel Wa-
jong-cliënten gelijk gebleven.
Tabel 3.3 geeft de mate van arbeidsongeschiktheid van de arbeidsgehan-
dicapte aanvragers. Van de IRO-aanvragers is de 30% gedeeltelijk ar-
beidsongeschikt en 30% volledig. De overige 39% is arbeidsgehandicapt
zonder arbeidsongeschiktheidsuitkering. Het aandeel volledig arbeidsge-
handicapte aanvragers is kleiner dan bij reguliere trajecten.
14 Cliënten die nadat zij zijn herbeoordeeld in de WW terecht zijn gekomen, blij-
ven geregistreerd als arbeidsgehandicapt.
32 Ape
Tabel 3.3 Mate arbeidsongeschiktheid arbeidsgehandicapte cliënten, ge-
starte IRO- en reguliere trajecten in de periode 1-1-2004 tot
1-4-2006
IRO Regulier
Mate arbeidsongeschiktheid
AGH zonder ao-uitk. 1 39% 33%
gedeeltelijk 15-35% 15% 12%
gedeeltelijk 35-80% 15% 13%
volledig (80-100%) 31% 41%
Totaal 100% 100%
(n=12.420) (n=49.423)
1. In het voor deze tabel gebruikte UWV-databestand heeft 38% van de als arbeidsgehandi-
capt geregistreerde IRO-cliënten geen WAO, WAZ of Wajong- uitkering. Bij reguliere tra-
jecten is dit 32%. Het gaat hier om cliënten die geen arbeidsongeschiktheidsuitkering
hebben, maar wel een arbeidsgehandicaptestatus. Dit zijn bijvoorbeeld cliënten die bij
herbeoordeling zijn afgeschat. Zij verliezen hun uitkering maar blijven voor hun re-inte-
gratie als arbeidsgehandicapt geregistreerd staan. Een deel van deze cliënten heeft een
WW-uitkering.
Bron: UWV 18-5-2006, APE-bewerking
Leeftijd cliënten
Tabel 3.4 geeft de leeftijdsverdeling van de aanvragers van een IRO-
traject, afzonderlijk voor arbeidsgehandicapten en WW'ers. Ter vergelij-
king is ook de leeftijdsverdeling opgenomen van cliënten die vanaf 1 ja-
nuari 2004 een regulier traject hebben aangevraagd. De WW'ers die een
IRO-traject aanvragen zijn gemiddeld genomen ouder dan de arbeidsge-
handicapte aanvragers. Dit geldt overigens ook voor cliënten van de regu-
liere trajecten. De gemiddelde leeftijd van WW'ers die een IRO-traject
aanvragen ligt gemiddeld 1 jaar hoger dan die van aanvragers van regulie-
re trajecten. Arbeidsgehandicapte IRO-cliënten zijn gemiddeld 1 jaar jon-
ger dan arbeidsgehandicapte cliënten met een regulier traject.
Ape 33
Tabel 3.4 Leeftijd cliënten, gestarte IRO- en reguliere trajecten in de pe-
riode 1-1-2004 tot 1-4-2006
Arbeidsgehandicapten IRO Regulier
jonger dan 20 jaar 4% 4%
20 - 29 jaar 19% 17%
30 - 39 jaar 32% 32%
40 - 49 jaar 31% 29%
50 - 57,5 jaar 12% 15%
ouder dan 57,5 jaar 2% 3%
Totaal 100% 100%
Gemiddelde leeftijd 38,1 jaar 39,0 jaar
(n= 12.420) (n= 49.423)
WW'ers
jonger dan 20 jaar 0% 0%
20 - 29 jaar 6% 12%
30 - 39 jaar 30% 31%
40 - 49 jaar 38% 30%
50 - 57,5 jaar 23% 21%
ouder dan 57,5 jaar 4% 6%
Totaal 100% 100%
Gemiddelde leeftijd 43,5 jaar 42,5 jaar
(n= 26.458) (n= 61.409)
Bron: UWV 18-5-2006, APE-bewerking
Geslacht cliënten
Tabel 3.5 geeft de geslachtsverdeling van de aanvragers van een IRO-
traject, afzonderlijk voor arbeidsgehandicapten en WW'ers. Ook de ge-
slachtsverdeling van cliënten die vanaf 2004 een regulier traject hebben
aangevraagd, is opgenomen. Van de WW'ers die een IRO-traject aanvra-
gen is 62% man. Dat is iets meer dan bij de aanvragers van reguliere tra-
jecten; daar is 58% man. Onder de arbeidsgehandicapte IRO-aanvragers
is het aantal mannen en vrouwen zo goed als gelijk. Dat is ook het geval
bij arbeidsgehandicapte cliënten die een regulier traject aanvragen.
34 Ape
Tabel 3.5 Geslacht cliënten, gestarte IRO- en reguliere trajecten in de
periode 1-1-2004 tot 1-4-2006
Arbeidsgehandicapten IRO Regulier
Mannen 49% 48%
Vrouwen 51% 52%
Totaal 100% 100%
(n= 12.420) (n= 49.423)
WW'ers
Mannen 62% 58%
Vrouwen 38% 42%
Totaal 100% 100%
(n= 26.458) (n= 61.409)
Bron: UWV 18-5-2006, APE-bewerking
Opleidingsniveau cliënten
Tabel 3.6 geeft het opleidingsniveau van de aanvragers van een IRO-
traject, afzonderlijk voor arbeidsgehandicapten en WW'ers. De centrale
registratiebestanden van UWV bevatten geen betrouwbare informatie over
het opleidingsniveau van cliënten. De in tabel 3.6 gepresenteerde informa-
tie is afkomstig uit de cliënt-enquête IRO III,15 hierdoor is het niet moge-
lijk het opleidingsniveau van IRO-cliënten te vergelijken met dat van cliën-
ten met een reguliere traject. Onder de WW'ers met een IRO-traject zijn
meer hoogopgeleiden en minder laagopgeleiden dan onder de arbeidsge-
handicapte aanvragers van een IRO-traject.
15 Deze enquête is april, mei 2006 uitgevoerd.
Ape 35
Tabel 3.6 Opleidingsniveau IRO-cliënten, gestarte trajecten in de periode
1-1-2004 tot 1-4-20061
Arbeidsgehandicapten IRO
Laagopgeleid 31%
Middelbaar opgeleid 39%
Hoogopgeleid 29%
Totaal 100%
(n=862)
WW'ers
Laagopgeleid 19%
Middelbaar opgeleid 35%
Hoogopgeleid 46%
Totaal 100%
(n=1.041)
1. Laagopgeleid: geen opleiding, speciaal onderwijs, basisonderwijs, LBO, VMBO, MAVO;
Middelbaar opgeleid: HAVO,VWO, MBO;
Hoogopgeleid: HBO, WO
Bron: APE cliënt-enquête IRO monitor III
Zeer moeilijk plaatsbaar
Sinds 1 mei 2005 is het protocol Zeer moeilijk plaatsbare groepen van
toepassing op IRO-aanvragen. Voor cliënten met de indicatie Zeer moeilijk
plaatsbaar geldt een resultaatfinanciering van 80-20% in plaats van de
voor de IRO geldende 50-50%. UWV laat het gebruik van het protocol mo-
nitoren en evalueren. Uit de UWV kwartaalrapportage eerste kwartaal
2006 blijkt dat er minder gebruik wordt gemaakt van het protocol dan
verwacht. In de periode van mei 2005 tot februari 2006 is het protocol
786 keer toegepast. UWV laat momenteel nader onderzoeken waarom het
protocol beperkt is toegepast.16
3.4 Prijs van IRO- en reguliere trajecten
Grafiek 3.2 en tabel 3.7 geven (de ontwikkeling) van de prijs van IRO- en
reguliere trajecten17. De prijs is uitgedrukt in begrote kosten18. Dat wil
16 UWV, UWV Eerste kwartaal 2006, mei 2006.
17 UWV heeft een correctie gedaan op de kostengegevens van IRO-trajecten. De
hier gepresenteerde gegevens betreffen alleen de kosten die onder de nieuwe
productcodes zijn geregistreerd. De totaalbedragen onder de 1.000 en boven
36 Ape
zeggen de kosten die een re-integratiebedrijf in rekening brengt bij een
succesvol traject. De prijs van een IRO-traject bedraagt gemiddeld onge-
veer 4.500 (exclusief BTW). Bij de vergelijking van de trajectprijzen tus-
sen doelgroepen, tussen aanvragen per maand, en tussen IRO- en regulie-
re trajecten komen de volgende aspecten naar voren (zie bijlage 4 voor de
gemiddelde trajectprijs per kwartaal):
Grafiek 3.2 geeft de ontwikkeling van de gemiddelde prijs van een
IRO-traject van januari 2004 tot en met maart 2006. UWV heeft bij de
formele start van de IRO-regeling een maximumbedrag van 4.200
exclusief BTW ( 5.000 inclusief BTW). De gemiddelde prijs van een
IRO-traject ligt in 2004 rond de 3.800 tot 4.000 (exclusief BTW).
Vanaf januari 2005 stijgt de prijs tot ongeveer 4.500 tot 5.000. Dit
is nadat UWV een maximumbedrag van 5.000 exclusief BTW hanteert
(vanaf 1 oktober 2004). In het vierde kwartaal van 2005 neemt de
gemiddelde prijs weer af met 200 à 300.
Voor WW'ers is een IRO-traject gemiddeld 1.000 (een factor 1,3)
duurder dan een vanaf 2004 gestart regulier traject. Bovendien heeft
12% van de IRO-trajecten voor WW'ers een trajectprijs hoger dan het
maximum van 5.000. Slechts 1% van de reguliere trajecten voor
WW'ers is duurder dan 5.000.
Voor arbeidsgehandicapten is een IRO-traject gemiddeld 350 (een
factor 1,1) duurder dan een vanaf 2004 gestart regulier traject. Het
percentage trajecten duurder dan 5.000 ligt voor IRO-trajecten op
23% en voor reguliere trajecten op 19%.
Een IRO-traject van WW'ers is gemiddeld ongeveer 350 goedkoper
dan een IRO-traject voor arbeidsgehandicapten. De reguliere trajecten
van WW'ers zijn gemiddeld 1.000 goedkoper zijn dan reguliere tra-
jecten voor arbeidsgehandicapten.
Het grootste prijsverschil tussen IRO- en reguliere trajecten zit derhal-
ve bij de trajecten voor WW'ers.
de 10.000 zijn buiten beschouwing gelaten. Met deze beperkingen is van
77% van de IRO-trajecten de prijs bekend. Tot slot zijn de kosten van scholing
buiten beschouwing gelaten. Dit betekent dat prijsverschillen niet te verklaren
zijn door verschillen in de inzet van scholing.
18 Bij IRO-trajecten bedragen de feitelijke kosten altijd minimaal 50% van de tra-
jectprijs vanwege no-cure-less-pay. Voor reguliere trajecten geldt dat een deel
op basis van no-cure-no-pay gefinancierd wordt: dit betreft één op de vijf re-
guliere trajecten voor arbeidsgehandicapten en de helft van de trajecten voor
WW'ers. Bij het uitblijven van een plaatsing vergoedt UWV alleen de kosten
van het plaatsingsplan.
Ape 37
Tabel 3.7 Kosten van IRO- en reguliere trajecten (gestarte trajecten
1-1-2004 tot 1-4-2006)
AG WW Totaal
IRO (n=9.912) (n=20.950) (n=30.862)
5.000 7.500 16% 9% 11%
> 7.500 7% 3% 4%
Totaal 100% 100% 100%
Gemiddelde prijs 4.765 4.425 4.535
Regulier (n=47.595) (n=58.639) (n=106.234)
5.000 7.500 15% 1% 7%
> 7.500 4% 0% 2%
Totaal 100% 100% 100%
Gemiddelde prijs 4.410 3.420 3.865
IRO/Regulier
IRO-effect prijs 1,1 1,3 1,2
Bron: UWV 18-5-2006, APE-bewerking
Grafiek 3.2 Ontwikkeling gemiddelde prijs IRO-trajecten van arbeidsgehan-
dicapten en WW'ers (1-1-2004 tot 1-4-2006)
officiële start
IRO-regeling
6.000
5.000
4.000
o 3.000
eur
2.000
1.000
0
jan eb rt pr ei n jul rt rt
f m a m ju aug ep kt
s o nov ec an eb
d j f m apr ei n jul
m ju aug ep kt
s o nov ec an eb
d j f m
2004 2005 2006
Arbeidsgehandicapten IRO WW'ers IRO
38 Ape
3.5 Plaatsing
Tabel 3.8 en Tabel 3.9 geven het aantal beëindigingen en plaatsingen in
verhouding tot het aantal gestarte trajecten. Het gaat om IRO- en regulie-
re trajecten die gestart zijn in 2004 of de eerste twee kwartalen van 2005.
Het betreffen beëindigingen en plaatsingen die gerealiseerd zijn voor 1 mei
2006. We drukken zowel de beëindigingen als de plaatsingen uit als per-
centage van het aantal gestarte trajecten in een kwartaal. Zo zijn bijvoor-
beeld in het derde kwartaal van 2004 voor arbeidsgehandicapten 413 IRO-
trajecten gestart. Hiervan is 50% beëindigd per 1 mei 2006; 29% van de
in het derde kwartaal 2004 gestarte trajecten heeft geleid tot een plaat-
sing.
We geven het beëindigings- en plaatsingspercentage naar kwartaal dat
een traject gestart is en niet voor de totale periode januari 2004 tot en
met maart 2006, omdat er bezien over de gehele periode relatief minder
IRO-trajecten beëindigd zijn. Minder beëindigingen betekent logischerwijs
ook minder plaatsingen. Het relatief lage aantal beëindigingen komt door-
dat het grootste deel van de IRO-trajecten gestart is na 1-1-2005. De in-
stroom van reguliere trajecten is veel constanter. Door de cijfers te pre-
senteren naar kwartaal dat een traject gestart is, hebben IRO- en regulie-
re trajecten evenveel kans gehad om te beëindigen en eventueel tot een
plaatsing te leiden.
De hier gepresenteerde resultaten zijn voorlopig, omdat een groot deel
van de in die periode gestarte trajecten nog niet is beëindigd.19 Definitieve
conclusies over het plaatsingspercentage kunnen pas worden getrokken
wanneer een substantieel deel van de trajecten is beëindigd.
Van de in 2004 en de eerste twee kwartalen van 2005 gestarte trajecten
voor arbeidsgehandicapten liggen de IRO plaatsingspercentages een factor
1,2 tot 1,8 hoger dan van reguliere trajecten20. Bij de trajecten voor WW
---
ers liggen de plaatsingspercentages - afgezien van het eerste kwartaal
2004 - een factor 1,1 tot 1,4 hoger. Het percentage IRO-trajecten dat per
1 mei 2006 is beëindigd ligt gelijk (arbeidsgehandicapten) aan of iets lager
(WW'ers) dan het percentage beëindigde reguliere trajecten. Zie bijlage 4
19 Van de trajecten die ná deze periode zijn gestart zijn er relatief nog minder
beëindigd. Plaatsingspercentages van deze trajecten zijn weinig informatief.
Dat betekent uiteraard niet dat er geen plaatsingen zijn gerealiseerd voor tra-
jecten die na het tweede kwartaal van 2005 zijn gestart.
20 Het eerste kwartaal 2004 laten we buiten beschouwing omdat het aantal IRO-
trajecten in dit kwartaal te laag is om betrouwbare uitspraken te doen.
Ape 39
voor de beëindigings- en plaatsingspercentages opgesplitst naar leeftijd en
WAO/Wajong.
De beëindigings- en plaatsingspercentages geven niet meer dan een eer-
ste inzicht in de resultaten van de IRO-regeling. Voor een precieze meting
van het 'IRO-effect' is het noodzakelijk om rekening te houden met ver-
schillen in bijvoorbeeld motivatie en capaciteiten van cliënten en de kos-
ten. Een dergelijke effectiviteitsmeting laat het ministerie van SZW in het
kader van de eindevaluatie in 2008 uitvoeren.
De hier gepresenteerde voorlopige resultaten geven desondanks een posi-
tief eerste beeld van de met IRO-trajecten gerealiseerde plaatsingen.
40 Ape
Tabel 3.8 Beëindigings- en plaatsingspercentages arbeidsgehandicapten op 1-4-2006 per startkwartaal (trajecten gestart in
de periode 1-1-2004 tot 1-7-2005)
Arbeidsgehandicapten 2004 2005
IRO I II III IV I II
Aantal gestarte trajecten 23 161 413 1.066 1.554 1.778
Beëindigingspercentage 91% 55% 50% 40% 28% 18%
Plaatsingspercentage 52% 28% 29% 24% 17% 12%
Regulier
Aantal gestarte trajecten 7.124 7.105 6.817 7.154 5.372 5.372
Beëindigingspercentage 77% 65% 53% 41% 29% 18%
Plaatsingspercentage 27% 23% 20% 17% 12% 7%
IRO/regulier
IRO-effect beëindigingen1 1,2 0,8 1,0 1,0 1,0 1,0
IRO-effect plaatsingen2 1,9 1,2 1,4 1,4 1,4 1,8
Bron: UWV 18-5-2006, APE-bewerking
1. Als IRO-effect beëindigingen > 1 dan is beëindigingspercentage IRO > beëindigingspercentage regulier.
Als IRO-effect beëindigingen 2. Als IRO-effect plaatsingen > 1 dan is plaatsingspercentage IRO > plaatsingspercentage regulier.
Als IRO-effect plaatsingen
Tabel 3.9 Beëindigings- en plaatsingspercentages WW'ers op 1-4-2006 per startkwartaal (trajecten gestart in de periode 1-1-
2004 tot 1-7-2005)
WW'ers 2004 2005
IRO I II III IV I II
Aantal gestarte trajecten 30 349 787 2.571 4.643 4.949
Beëindigingspercentage 43% 57% 50% 37% 25% 16%
Plaatsingspercentage 30% 38% 32% 27% 18% 12%
Regulier
Aantal gestarte trajecten 8.115 11.827 10.727 9.383 7.526 5.376
Beëindigingspercentage 82% 70% 58% 40% 30% 17%
Plaatsingspercentage 33% 29% 27% 20% 16% 10%
IRO/regulier
IRO-effect beëindigingen1 0,5 0,8 0,9 0,9 0,8 0,9
IRO-effect plaatsingen2 0,9 1,3 1,2 1,4 1,1 1,2
Bron: UWV 18-5-2006, APE-bewerking
1. Als IRO-effect beëindigingen > 1 dan is beëindigingspercentage IRO > beëindigingspercentage regulier.
Als IRO-effect beëindigingen 2. Als IRO-effect plaatsingen > 1 dan is plaatsingspercentage IRO > plaatsingspercentage regulier.
Als IRO-effect plaatsingen 42 Ape
3.6 Samenvatting en conclusie
In dit hoofdstuk is ingegaan op het gebruik, de kosten en de resultaten
van de IRO-regeling. Hieronder zijn de belangrijkste bevindingen punts-
gewijs samengevat.
Aangevraagde en gestarte trajecten
Tot en met april 2006 zijn er 39.842 aanvragen ingediend. Daarvan
zijn 38.878 trajecten gestart. UWV heeft slechts 2,4% van de aanvra-
gen afgewezen. Dit betreffen officiële afwijzingen. In de praktijk kun-
nen aanvragen na overleg worden aangepast of ingetrokken.
Kenmerken van IRO-cliënten
De IRO is vooral populair onder cliënten met een WW-uitkering. Van
alle IRO-aanvragen is 68% (26.994 trajecten) ingediend door WW'ers.
Bij reguliere trajecten is dat 55%.
De overige IRO-aanvragen zijn ingediend door arbeidsgehandicapten
(12.848 trajecten). Ten opzichte van reguliere trajecten vragen Wa-
jong'ers relatief vaak een IRO aan (24% ten opzichte van 14%). Ook
zijn relatief veel arbeidsgehandicapte aanvragers gedeeltelijk arbeids-
ongeschikt.
Cliënten met een IRO en met een regulier traject zijn ongeveer even
oud. Ook de man-vrouw verhouding is vergelijkbaar.
Van de IRO-cliënten is 43% van de WW'ers en 25% van de arbeidsge-
handicapten hoog opgeleid.
Kosten van IRO-trajecten
- De prijs van een IRO-traject voor WW'ers bedraagt over de periode
1 januari 2004 tot en met maart 2006 gemiddeld 4.425 (exclusief
BTW). Dit is een factor 1,3 hoger dan bij gemiddeld een regulier traject
voor WW'ers in dezelfde periode kost ( 3.420). Voor arbeidsgehandi-
capten is de prijs van een IRO gemiddeld 4.765. Dit is een factor 1,1
duurder dan een regulier traject voor deze doelgroep ( 4.410).
- Bij 12% van de IRO-trajecten voor WW'ers en 23% van de IRO-
trajecten voor arbeidsgehandicapten is een hogere prijs overeengeko-
men dan het maximum van 5.000.
- Het vierde kwartaal van 2005 daalt de gemiddelde prijs van een IRO-
traject met 200 à 300.
Ape 43
Plaatsing
Het beëindigingspercentage van IRO-trajecten ligt gelijk of lager dan
van reguliere trajecten.
De plaatsingspercentages van IRO-trajecten voor arbeidsgehandicap-
ten liggen hoger dan bij reguliere trajecten: per kwartaal een factor
1,2 tot 1,8.
De plaatsingspercentages van IRO-trajecten voor WW'ers liggen hoger
dan bij reguliere trajecten: per kwartaal een factor 1,1 tot 1,4.
Op grond van de beschikbare informatie over het aantal gerealiseerde
plaatsingen kan voorzichtig worden geconcludeerd dat er bruto sprake
is van een positief IRO-effect. Ten opzichte van reguliere trajecten ligt
het aantal plaatsingen hoger. Het is van belang de kanttekening te
maken dat het hierbij gaat om voorlopige cijfers. Nog maar een relatief
klein deel van het aantal gestarte trajecten is beëindigd. Bovendien zal
nog moeten blijken hoe de plaatsingen zich verhouden tot de kosten en
welke rol motivatie en capaciteiten van cliënten spelen bij de keuze
voor een IRO. Ook zal nog moeten blijken in hoeverre IRO-trajecten
effectief zijn in termen van verkorting van de uitkeringsduur.
44 Ape
4 ERVARINGEN MET DE OPZET VAN DE IRO-REGELING
4.1 Inleiding
Dit hoofdstuk geeft de resultaten weer van de procesevaluatie met betrek-
king tot de opzet van de IRO-regeling. De resultaten met betrekking tot de
uitvoering komen in hoofdstuk 6 aan bod. Centraal staan de opvattingen
en ervaringen van cliënten, re-integratiebedrijven en UWV-medewerkers,
op basis van de cliënt-enquête, UWV-enquête, interviews en expertmee-
ting. Het vertrekpunt voor de analyse is het overzicht van aandachtspun-
ten uit de Tweede Voortgangsrapportage IRO (zie bijlage 7).21
4.2 Keuzevrijheid
Het meest onderscheidende van IRO ten opzichte van reguliere trajecten is
de grote mate van keuzevrijheid voor cliënten. We hebben de IRO-cliënten
gevraagd een aantal aspecten van keuzevrijheid met een rapportcijfer te
waarderen. Tabel 4.1 geeft hiervan de resultaten.
Tabel 4.1 Tevredenheid cliënten over keuzevrijheid IRO, gemiddelde sco-
re op een schaal van 1 tot 10
Totaal AG WW
(n=1.903) (n=862) (n=1.041)
Uw vrijheid om zelf een 8,2 8,0 8,4
re-integratiebedrijf te kiezen
Bron: APE cliënt-enquête IRO monitor III
Cliënten zijn erg tevreden over de vrijheid die de IRO biedt bij het kiezen
van een re-integratiebedrijf. Zij waarderen dit gemiddeld met een 8,2.
WW'ers zijn iets meer tevreden over de geboden keuzevrijheid dan ar-
beidsgehandicapten. WW'ers waarderen dit aspect met een 8,4 en ar-
beidsgehandicapten met een 8,0.
21 Aandachtspunten uit de vorige twee voortgangsrapportages waarvan is vastge-
steld dat ze niet meer actueel zijn, komen niet terug in onderstaand overzicht.
Ape 45
4.3 Transparantie van de re-integratiemarkt
Uit paragraaf 5.2 blijkt dat cliënten de mogelijkheid om zelf een re-inte-
gratiebedrijf te kiezen zeer positief waarderen. Om de keuzevrijheid die de
IRO biedt optimaal te kunnen benutten, hebben cliënten informatie nodig
over re-integratiebedrijven die trajecten kunnen uitvoeren. Uit eerdere
voortgangsrapportages bleek echter dat die transparantie niet optimaal is.
Dit is deels een specifiek aandachtspunt voor de IRO, maar deels ook van
de re-integratiemarkt in het algemeen. In de slotbeschouwing bij deze pa-
ragraaf komen wij hier kort op terug. Eerst bespreken wij de ervaringen
van cliënten en UWV's met de selectie van re-integratiebedrijven.
Tevredenheid cliënten
In de IRO cliënt-enquête hebben we gevraagd een aantal aspecten van de
transparantie met een rapportcijfer te waarderen (zie tabel 4.2). De scores
liggen beduidend lager dan de waardering van de keuzevrijheid an sich
(paragraaf 4.2). De mogelijkheden om informatie te krijgen over re-inte-
gratiebedrijven en de diensten van re-integratiebedrijven waarderen cliën-
ten met een 6,5. WW'ers zijn hier positiever over dan arbeidsgehandicap-
ten. Ten opzichte van de tweede voortgangsrapportage zijn IRO-cliënten is
de waardering voor deze aspecten van transparantie gelijk gebleven.
Tabel 4.2 Tevredenheid cliënten over aspecten van transparantie, gemid-
delde score op een schaal van 1 tot 10
Totaal AG WW
(n=1.903) (n=862) (n=1.041)
Uw mogelijkheden informatie te krijgen over 6,5 6,0 6,8
welke re-integratiebedrijven u kon benaderen
Uw mogelijkheden informatie te krijgen over 6,3 6,0 6,6
de diensten van re-integratiebedrijven
Uw invloed op de keuze voor een re-integra-
tiebedrijf wanneer u al een opleiding had ge- 5,5 5,5 5,6
kozen
Bron: APE cliënt-enquête IRO III
46 Ape
Ervaringen van cliënten
Alhoewel cliënten de vrijheid om zelf een re-integratiebedrijf te kiezen
waarderen, blijkt dat slechts de helft (50%) van de cliënten meerdere re-
integratiebedrijven onderling heeft vergeleken (zie tabel 4.3). Van de per-
sonen die re-integratiebedrijven met elkaar vergelijken heeft 75% twee tot
vier bedrijven met elkaar vergeleken. 20% vergelijkt vijf tot tien bedrij-
ven. De resultaten zijn voor arbeidsgehandicapten en WW'ers ongeveer
gelijk.
Tabel 4.3 Cliënten over het vergelijken van re-integratiebedrijven
Totaal AG WW
(n=1.903) (n=862) (n=1.041)
Cliënten die:
re-integratiebedrijven 50% 37% 62%
hebben vergeleken
Te weten:
2-4 bedrijven 75% 76% 74%
5-10 bedrijven 19% 17% 20%
>10 bedrijven 1% 1% 1%
Onbekend 5% 5% 5%
100% 100% 100%
niet re-integratie-
bedrijven hebben 50% 63% 38%
vergeleken
100% 100% 100%
Bron: APE cliënt-enquête IRO III
Uit tabel 4.4 blijkt dat de betrokkenheid van het re-integratiebedrijf de be-
langrijkste overweging is om voor een re-integratiebedrijf te kiezen, ge-
volgd door de specifieke deskundigheid en de inhoudelijke expertise van
het re-integratiebedrijf. Dit waren ook de belangrijkste overwegingen bij
de tweede voortgangsevaluatie.
Ape 47
Tabel 4.4 Overwegingen cliënten bij keuze re-integratiebedrijf 1
Totaal AG WW
(n=1.903) (n=862) (n=1.041)
Ik heb het gevoel dat dit re-integratiebedrijf 43% 41% 44%
betrokken is bij mijn situatie
Het re-integratiebedrijf beschikt over specifieke
deskundigheid die relevant is voor mijn situatie 27% 26% 28%
Ik heb vertrouwen in de inhoudelijke expertise 25% 21% 29%
van het re-integratiebedrijf
De reistijd van mijn huis naar het 15% 14% 16%
re-integratiebedrijf is kort
Ervaringen en tips van anderen 14% 16% 13%
Het re-integratiebedrijf behaalt betere resulta-
ten dan andere re-integratiebedrijven (hoge 5% 5% 5%
plaatsingsperc./ tevredenheidscores)
Anders 15% 17% 14%
1. De percentages tellen niet op tot honderd omdat meer overwegingen een rol kunnen spe-
len bij keuze voor een re-integratiebedrijf.
Bron: APE cliënt-enquête IRO III
Tabel 4.5 geeft aan langs welke weg cliënten uiteindelijk een re-integratie-
bedrijf hebben gevonden. UWV blijkt hierbij een belangrijke rol te spelen:
eenderde van de cliënten kiest voor een re-integratiebedrijf dat is aange-
raden door de arbeidsdeskundige of re-integratiecoach. Andere belangrijke
informatiebronnen zijn het internet en het eigen netwerk.
48 Ape
Tabel 4.5 Cliënten over hoe zij een re-integratiebedrijf hebben gevonden1
Totaal AG WW
(n=1.903) (n=862) (n=1.041)
Het re-integratiebedrijf werd mij
aangeraden door de arbeidsdeskundige 33% 33% 33%
of re-integratiecoach van UWV
Via internet 22% 17% 26%
Via mijn eigen netwerk (familie, kennissen 18% 19% 17%
of oude werkkring)
Via advertenties in de krant of bladen 10% 12% 8%
Het re-integratiebedrijf werd mij aangeraden 6% 6% 5%
door de onafhankelijke arbeidsadviseur
Via de website van Boaborea 5% 3% 7%
Het re-integratiebedrijf heeft mij benaderd 4% 5% 3%
Via de re-integratiemonitor van de 3% 1% 4%
Raad voor Werk en Inkomen
Het re-integratiebedrijf werd mij aangeraden
door het scholingsinstituut waar ik in het 1% 1% 1%
kader van de IRO een opleiding volg
Anders 13% 14% 11%
1. De percentages tellen niet op tot honderd omdat meer overwegingen een rol kunnen spe-
len bij keuze voor een re-integratiebedrijf.
Bron: APE cliënt-enquête IRO III
In antwoord op de vraag of de cliënten het moeilijk vonden een re-integra-
tiebedrijf te vinden voor de begeleiding van het IRO-traject geeft bijna
driekwart van de cliënten aan dat zij dit makkelijk vinden; 23% vindt het
enigszins of erg moeilijk (zie tabel 4.6).
Ape 49
Tabel 4.6 Cliënten over het vinden van een re-integratiebedrijf voor het
uitvoeren van een IRO-traject
Totaal AG WW
(n=1.903) (n=862) (n=1.041)
Erg moeilijk 9% 10% 8%
Enigszins moeilijk 14% 12% 16%
Neutraal 38% 41% 35%
Makkelijk 24% 21% 27%
Erg makkelijk 12% 13% 11%
Onbekend 2% 2% 2%
100% 100% 100%
Bron: APE cliënt-enquête IRO III
De 23% cliënten die het enigszins of erg moeilijk vonden een re-integra-
tiebedrijf te vinden, hebben we gevraagd waarom. Tabel 4.7 bevat de
antwoorden op deze vraag. De helft geeft aan dat zij het moeilijk vonden
de kwaliteit van het bedrijf te beoordelen. Andere belangrijke redenen zijn
dat cliënten het moeilijk vinden om te beoordelen of het bedrijf bij ze past
en om een bedrijf te vinden dat gespecialiseerd is in het probleem van de
cliënt.
50 Ape
Tabel 4.7. Reden waarom cliënten het moeilijk vinden een re-integratie-
bedrijf te vinden1
Totaal AG WW
(n=444) (n=188) (n=256)
Ik vond het moeilijk de kwaliteit van het bedrijf 50% 46% 53%
te beoordelen
Ik vond het moeilijk te beoordelen of het bedrijf 35% 33% 35%
bij mij past
Ik vond het moeilijk een bedrijf te vinden dat 25% 30% 21%
gespecialiseerd is in mijn probleem
Mijn leeftijd maakt het moeilijk een bedrijf te 11% 8% 14%
vinden dat bij mij past
Re-integratiebedrijven vinden de door mij 5% 5% 5%
gewenste scholing niet nodig
Er zijn weinig re-integratiebedrijven in de buurt 4% 5% 6%
van waar ik woon
Re-integratiebedrijven vinden de kosten van 4% 5% 3%
mijn plan te hoog
Anders 9% 10% 8%
1. De percentages tellen niet op tot honderd omdat meer antwoorden mogelijk waren.
Bron: APE cliënt-enquête IRO III
Ervaringen van UWV'ers
Ook UWV'ers hebben we een aantal vragen voorgelegd over hun rol bij de
selectie van een re-integratiebedrijf door cliënten. Uit de enquête onder
UWV'ers blijkt met betrekking tot de keuze voor een re-integratiebedrijf
dat de respondenten vinden dat cliënten hulp nodig hebben bij het kiezen
van een re-integratiebedrijf (zie tabel 4.8). Het meest opvallende resultaat
is dat ruim 60% van de respondenten cliënten namen van re-integratie-
bedrijven geeft. Slechts 13% is het oneens met deze stelling. Het UWV-
beleid op dit punt is dat er geen suggesties voor re-integratiebedrijven
worden gedaan. Nadere analyse van de resultaten leert bovendien dat er
grote regionale verschillen zijn op dit punt. In Oost Nederland (Overijssel,
Gelderland, Flevoland) is 47% het met de stelling eens; in West Nederland
(Zuid-Holland, Noord-Holland, Utrecht) 82%.22
22 We hebben de UWV-respondenten ingedeeld in vier regio's: Noord-Nederland
(Friesland, Groningen, Drenthe), Oost Nederland (Overijssel, Gelderland, Flevo-
land), West Nederland (Zuid-Holland, Noord-Holland, Utrecht) en Zuid Neder-
land (Limburg, Noord-Brabant, Zeeland).
Ape 51
Ook in de interviews en de expertmeeting is regelmatig naar voren ge-
bracht dat UWV'ers cliënten naar één of enkele re-integratiebedrijven ver-
wijzen. Zij doen dat in de eerste plaats om cliënten te helpen die geen
idee hebben over welk re-integratiebedrijf voor hen geschikt zou kunnen
zijn.
Tabel 4.8 UWV'ers over de keuze voor een re-integratiebedrijf voor het
uitvoeren van een IRO-traject
/ d
ns e vul et
ge
eens et ni
Niet mee Neutraal Mee e et in we
Ni
% % % %
RC 3 8 87 2
Ik laat cliënten via Internet naar een AD 11 19 68 2
IRO-bedrijf zoeken Totaal 6 11 81 2
Cliënten hebben te weinig informatie over RC 24 21 53 2
de re-integratiemarkt om een goede keuze AD 23 20 56 2
te maken Totaal 23 21 54 2
RC 16 24 58 2
Cliënten hebben hulp nodig bij de keuze AD 16 20 61 2
van een re-integratiebedrijf Totaal 16 23 59 2
Het is de taak van de AD of RC cliënten te RC 4 8 85 2
beschermen tegen slechte re-integratie- AD 7 9 81 3
bedrijven Totaal 5 9 84 3
RC 13 24 61 2
Ik geef cliënten namen van enkele AD 12 22 64 2
re-integratiebedrijven Totaal 13 24 62 2
Bron: APE UWV-enquête 2006
Slotbeschouwing
Net als in de Tweede voortgangsrapportage IRO is naar voren gebracht dat
de transparantie van de IRO-markt niet optimaal is. Met name het inzicht
dat geboden wordt in de kwaliteit van dienstverlening kan beter.
Enerzijds is dit een specifiek probleem van de IRO. Sinds de introductie
van de IRO is het aantal door UWV toegelaten re-integratiebedrijven toe-
genomen naar 1800 bedrijven. Van veel van deze nieuwe re-integra-
tiebedrijven is de staat van dienst nog niet bekend. Bovendien kan ge-
brekkige transparantie de keuzevrijheid in het kader van de IRO negatief
beïnvloeden, omdat de cliënt te weinig informatie heeft om zijn keuze op
te baseren.
52 Ape
Anderzijds is gebrekkige transparantie een algemeen probleem van de re-
integratiemarkt. Ook bij reguliere trajecten loopt UWV tegen problemen
aan omdat zij soms onvoldoende zicht hebben op de geleverde kwaliteit.
Voor de op basis van aanbestedingen gecontracteerde re-integratiebedrij-
ven heeft UWV een benchmark opgezet om re-integratiebedrijven te ver-
gelijken. UWV is bezig om ook voor de op basis van de IRO gecontracteer-
de bedrijven een dergelijke benchmark op te zetten.
Om de transparantie op de re-integratiemarkt te bevorden werken diverse
partijen23 samen in de stichting Blik op Werk. Blik op Werk wil de vragers
(cliënten, UWV, sociale diensten, werkgevers) een goed beeld geven van
de kwaliteit van de aangeboden re-integratiediensten. Hiertoe ontwikkelt
de stichting een aantal instrumenten zoals het Blik op Werk Boa/Borea
Keurmerk en de Blik op Werk Keuzegids met een compleet overzicht van
re-integratiebedrijven en arbodiensten. In de Keuzegids staan ook de te-
vredenheidscijfers over re-integratiebedrijven.
4.4 Financieringssystematiek
Net als cliënten en UWV-medewerkers hebben de geraadpleegde re-inte-
gratiebedrijven waardering voor de IRO-regeling, met name omdat de IRO
hen de mogelijkheid biedt beter in te spelen op de individuele behoefte
van cliënten. Re-integratiebedrijven hebben echter ook enkele punten van
kritiek bij de huidige opzet, die samenhangen met de gekozen financie-
ringssystematiek.
Financiële risico's weerhouden re-integratiebedrijven van de inzet
van scholing of andere dure producten
Financiering van IRO-trajecten vindt plaats op basis van no cure, less pay.
Daar is voor gekozen om re-integratiebedrijven te stimuleren juist die pro-
ducten in te zetten die de grootste kans op plaatsing bieden. De inhoud
23 Werknemersorganisaties, Werkgeversorganisaties, Vereniging Nederlandse Ge-
meenten (VNG), Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV), Lande-
lijke Cliëntenraad (LCR), Brancheorganisatie Re-integratiebedrijven en Arbo-
diensten (Boaborea), Raad voor Werk en Inkomen (RWI) hebben een conve-
nant ondertekend met als doelstelling het bevorderen van de transparantie van
de re-integratiemarkt. In dit kader zullen deze organisaties gaan participeren in
een stichting waarin diverse instrumenten ter bevordering van de transparantie
van de re-integratiemarkt worden ondergebracht. Een van deze instrumenten
is de Blik op Werk Keuzegids (voorheen Re-integratiemonitor).
Ape 53
van het traject moet voor de desbetreffende cliënt de 'kortste weg naar
werk' zijn.
Bij deze financieringswijze bestaat volgens re-integratiebedrijven het ge-
vaar dat re-integratiebedrijven té terughoudend zijn bij het inzetten van
dure producten. Ook een deel van de UWV-medewerkers wijst op dit risi-
co.
Vooral de inzet van scholing wordt door de re-integratiebedrijven kritisch
bekeken. Sommige bureaus leveren alleen scholing als er een baangaran-
tie tegenover staat of tot een bepaald bedrag. Er zijn ook bureaus die er
voor kiezen nooit scholing in het re-integratieplan opnemen. Het onder-
zoek heeft geen aanwijzingen opgeleverd dat re-integratiebedrijven zich
door het per 1 juli 2005 ingevoerde scholingsprotocol anders zijn gaan op-
stellen tegenover de inzet van scholing.
In hoeverre daadwerkelijk sprake is van minder inzet van scholing als ge-
volg van de gekozen financieringssystematiek is lastig te beantwoorden. In
ieder geval is eerder in dit rapport geconstateerd dat cliënten over het al-
gemeen tevreden over de totstandkoming van het re-integratieplan. Bo-
vendien wordt, ondanks het financiële risico, in meer dan een op de zeven
trajecten scholing ingezet (op basis van de APE cliënt-enquête). Wel
neemt het aantal trajecten met scholing af.
Re-integratiebedrijven ervaren problemen met voorfinanciering
Re-integratiebedrijven kunnen na goedkeuring van het re-integratieplan
20% van de afgesproken kosten declareren. Het tweede declaratiemoment
is na 6 maanden (30%). Re-integratiebedrijven zijn van mening dat ze
hierdoor teveel moeten voorfinancieren, vooral bij dure trajecten en tra-
jecten met scholing. Re-integratiebedrijven geven de voorkeur aan een
procedure waarbij zij bij aanvang direct 50% van de trajectprijs kunnen
declareren.
4.5 Samenvatting en conclusie
In dit hoofdstuk zijn diverse ervaringen met en opvattingen over de vorm-
geving van de IRO-regeling besproken. Het betreft ervaringen en opvat-
tingen van re-integratiebedrijven, UWV-medewerkers en/of cliëntenorgani-
54 Ape
saties. Daarnaast hebben we gebruikgemaakt van de informatie uit UWV-
enquête en de cliënt-enquête.
Met betrekking tot de vormgeving van de IRO-regeling komen drie punten
naar voren:
- Cliënten waarderen de keuzevrijheid die de IRO hen biedt.
- Om de keuzemogelijkheden optimaal te kunnen benutten is transpa-
rantie van de re-integratiemarkt een belangrijke voorwaarde. De
transparantie is volgens cliënten en UWV'ers niet optimaal. Cliënten
vinden het moeilijk de kwaliteit van het re-integratiebedrijf te beoorde-
len. Ook weten cliënten de weg naar instrumenten om de kwaliteit te
beoordelen niet altijd te vinden. Mede daarom speelt de arbeidsdes-
kundige of re-integratiecoach een belangrijke rol bij de keuze van het
re-integratiebedrijf. De gebrekkig transparantie van de re-integra-
tiemarkt is enerzijds een specifiek aandachtspunt voor de IRO. Er zijn
immers honderden nieuwe re-integratiebedrijven bijgekomen. Ook kan
het de keuzevrijheid negatief beïnvloeden. Anderzijds is het een pro-
bleem van de re-integratiemarkt in het algemeen. Ook bij reguliere
trajecten heeft UWV niet altijd voldoende inzicht in kwaliteit van de be-
drijven. De stichting Blik op Werk werkt momenteel aan instrumenten
om het inzicht in de kwaliteit van re-integratiebedrijven te vergroten.
- Met betrekking tot de financieringssystematiek hebben re-integratie-
bedrijven twee punten van kritiek. Ten eerste weerhouden financiële
risico's re-integratiebedrijven van de inzet van scholing of andere dure
producten en ten tweede leidt voorfinancieren (vooral voor kleinere
bedrijven) tot problemen. Voor het eerste punt geldt dat dit ook speelt
op de re-integratiemarkt in het algemeen. Bij het samenstellen van
een IRO-traject proberen re-integratiebedrijven echter meer rekening
te houden met de wensen van de cliënt. De re-integratiebedrijven voe-
len zich door de financiële risico's genoodzaakt deze producten niet in
het IRO-traject op te nemen.
In hoofdstuk 9 (slotbeschouwing) gaan we nader in op de (mogelijke) con-
sequenties van de genoemde punten voor de werking van de IRO.
Ape 55
56 Ape
5 ERVARINGEN MET DE UITVOERING
5.1 Inleiding
Dit hoofdstuk bevat de resultaten van de procesevaluatie met betrekking
tot de uitvoering. Net als in hoofdstuk 5 vormen de aandachtspunten die in
de Tweede voortgangsrapportage IRO zijn opgenomen het uitgangspunt.
Het hoofdstuk belicht de opvattingen en ervaringen van cliënten, re-inte-
gratiebedrijven en UWV-medewerkers, op basis van de cliënt-enquête,
UWV-enquête, interviews en expertmeeting.
We bespreken de aandachtspunten per uitvoeringsfase:
Fase 1: Oriëntatie en aanmelding
Fase 2: Opstellen re-integratieplan & aanvraag IRO
Fase 3: Beoordeling aanvraag en overeenkomst
Fase 4-5: Start en uitvoering van het traject
Fase 6: Beëindiging van het traject
5.2 Fase 1: Oriëntatie en aanmelding
Discrepantie beoogde doelgroep en IRO-cliënten
Uit de voorgaande rapportages bleek dat de vertegenwoordigers van
UWV, re-integratiebedrijven en cliëntenorganisaties vinden dat er een dis-
crepantie bestaat tussen de oorspronkelijk beoogde doelgroep van de IRO-
regeling en de cliënten die nu gebruik maken van de regeling. De oor-
spronkelijk beoogde doelgroep zou volgens de respondenten bestaan uit
zelfredzame cliënten die in staat zijn de regie te voeren over hun eigen re-
integratie. Ook uit de voorliggende monitor blijkt dat UWV'ers vinden dat
IRO-cliënten niet allemaal even goed de regie over hun traject kunnen
voeren. Tabel 5.1 bevat de antwoorden van UWV'ers op de stelling dat
IRO-cliënten van te voren goed weten hoe ze hun re-integratietraject wil-
len vormgeven: 65% van de UWV'ers is het niet met de stelling eens.
Ape 57
Tabel 5.1: UWV'ers over stelling 'De meeste cliënten weten van te voren
heel goed hoe ze hun re-integratietraject willen vormgeven'
ns e
eens
Niet mee Neutraal Mee e Weet niet/ niet ingevuld
% % % %
De meeste cliënten weten van te voren heel RC 61 15 24 0
goed hoe ze hun re-integratietraject willen AD 72 12 14 2
vormgeven Totaal 65 14 21 1
Bron: APE enquête onder arbeidsdeskundigen en re-integratiecoaches 2006
Uit de enquête met UWV'ers van deze derde monitor blijkt dat UWV'ers de
IRO niet voor alle cliënten geschikt vinden (zie tabel 5.2). De enquête le-
vert echter geen eenduidig beeld op van de factoren die volgens UWV'ers
bepalend zijn voor de geschiktheid van de IRO. In de voorgaande voort-
gangsrapportages zijn in interviews met UWV'ers het opleidingsniveau van
cliënten, behoefte aan scholing en het in staat zijn om zelf een re-integra-
tieplan op te stellen genoemd als mogelijke factoren. Op grond van de en-
quête is de laatste genoemde reden de belangrijkste factor. Evenwel is
slechts 28% van de UWV'ers het met de stelling eens dat de cliënt in staat
moet zijn zelf zijn re-integratieplan op te stellen om in aanmerking te ko-
men voor een IRO.
UWV heeft geen beoordelingskader om te bepalen of cliënten al dan niet
tot de doelgroep behoren. In de praktijk wordt een IRO ingezet wanneer
de betrokken partijen vinden dat er een individueel traject en maatwerk
nodig is voor de re-integratie van de cliënt, ook als de cliënt ondersteuning
nodig heeft bij de regievoering over het traject. Bij Wajong'ers is dat vaak
het geval. In interviews geven respondenten van re-integratiebedrijven
aan dat zij het belangrijker vinden dat cliënten de mogelijkheid krijgen in
overleg met het re-integratiebedrijf zelf hun traject samen te stellen en
daarin persoonlijke begeleiding op te nemen dan dat cliënten de regie over
hun eigen traject kunnen nemen.
58 Ape
Tabel 5.2 UWV'ers over wanneer cliënten in aanmerking komen voor een
IRO
s
ne d
ns e
Neutraal Mee e Weet niet/
Niet mee e Niet ingevul
% % % %
RC 80 5 15 0
De IRO is voor alle UWV-cliënten geschikt AD/ADJ 62 4 33 1
Totaal 74 5 21 0
RC 96 2 2 0
De IRO is alleen geschikt voor hoog- AD/ADJ 87 6 7 1
opgeleiden Totaal 93 3 3 0
Om in aanmerking te komen voor een IRO RC 57 14 30 0
moet de cliënt zelf zijn re-integratieplan AD/ADJ 66 8 25 0
kunnen opstellen Totaal 60 12 28 0
RC 64 16 20 0
De IRO is vooral geschikt voor cliënten die AD/ADJ 69 15 16 1
scholing nodig hebben Totaal 66 15 19 0
RC 10 35 26 29
De IRO is geschikt voor Wajong- AD/ADJ 19 38 31 12
gerechtigden Totaal 13 36 28 23
RC 3 8 87 2
De IRO is geschikt voor WW-gerechtigden AD/ADJ 5 25 65 5
Totaal 4 14 79 3
RC 3 16 66 15
De IRO is geschikt voor WAO/WIA- AD/ADJ 0 13 84 3
gerechtigden Totaal 2 15 72 11
Bron: APE enquête onder arbeidsdeskundigen en re-integratiecoaches 2006
Voorlichting over de IRO-regeling
Uit de interviews met UWV'ers en re-integratiebedrijven die we voor de
voorgaande rapportages hebben gehouden bleek dat UWV'ers niet altijd de
keuze tussen een IRO-traject en een regulier traject voorleggen. Daarom
hebben we in de enquête onder UWV'ers gevraagd hoe zij omgaan met
verschillende alternatieve re-integratiemogelijkheden. Tabel 5.3 bevat de
antwoorden op een aantal stellingen die ingaan op de keuze tussen IRO en
alternatieven. Het blijkt dat arbeidsdeskundigen cliënten vaker wijzen op
de keuze tussen een regulier traject en een IRO dan de re-integratie-
Ape 59
coaches. Aan de andere kant zijn re-integratiecoaches eerder bereid cliën-
ten door te verwijzen naar een regulier traject indien de voorgestelde IRO
zich inhoudelijk weinig onderscheidt.
Naast reguliere trajecten vormt gedifferentieerde dienstverlening een al-
ternatief voor de IRO. Sinds eind 2005 kunnen UWV'ers op productbasis
re-integratiedienstverlening inkopen. Opvallend is het grote aantal respon-
denten dat meent dat deze mogelijkheid het inzetten van een IRO overbo-
dig maakt.
Tabel 5.3 UWV'ers over alternatieven voor een IRO-traject
s
ne d
ns e
Neutraal Mee e Weet niet/
Niet mee e Niet ingevul
% % % %
Ik leg mijn cliënten over het algemeen RC 38 10 51 1
de keuze tussen een regulier traject en AD/ADJ 9 12 77 2
een IRO voor Totaal 28 11 60 1
Als het IRO-plan inhoudelijk gelijk is aan RC 17 11 70 1
een gemiddeld regulier re-integratieplan, AD/ADJ 49 18 30 2
verwijs ik de cliënt naar een regulier traject Totaal 28 13 57 2
RC 73 5 20 2
De IRO maakt regulier aanbestede AD/ADJ 46 12 39 3
trajecten overbodig Totaal 64 8 26 2
RC 38 17 42 2
Als ik gedifferentieerde dienstverlening AD/ADJ 34 17 40 9
kan inzetten, is de IRO niet meer nodig Totaal 37 17 42 4
Bron: APE enquête onder arbeidsdeskundigen en re-integratiecoaches 2006
Cliëntenorganisaties zijn van mening dat de cliënt zelf moet kunnen bepa-
len of hij een IRO wil of niet. Het is volgens cliëntenorganisaties niet aan
arbeidsdeskundigen en re-integratiecoaches om een 'preselectie' te ma-
ken. Cliëntenvertegenwoordigers hebben bovendien de indruk dat UWV-
medewerkers vooral mondige, als 'lastig' ervaren cliënten voor een IRO
naar re-integratiebedrijven doorverwijzen. Dit is ook de ervaring van enke-
le re-integratiebedrijven.
60 Ape
Ook in de cliënt-enquête monitor IRO zijn vragen opgenomen over de be-
kendheid met de IRO. Hieruit blijkt dat ruim de helft van de cliënten via
UWV of het CWI met de IRO heeft kennis gemaakt (zie tabel 5.4).24 Ook
de media, re-integratiebedrijven (vooral bij arbeidsgehandicapten) en
kennissen en familie stellen de cliënten vaak op de hoogte van de IRO.
Deze uitkomsten komen overeen met de uitkomsten in de Tweede voort-
gangsrapportage IRO.
Tabel 5.4 Kennismaking met IRO 1
De cliënt heeft informatie ontvangen van/via... Totaal AG WW
(n=1.903) (n=862) (n=1.041)
de arbeidsdeskundige of de 43% 46% 40%
re-integratiecoach van UWV
het CWI 24% 10% 35%
een re-integratiebedrijf 12% 16% 8%
de media 11% 12% 10%
kennissen of familie 9% 8% 10%
de UWV-website 5% 6% 5%
de (onafhankelijke) arbeidsadviseur 3% 4% 2%
de website van een re-integratiebedrijf 2% 3% 2%
school, opleidingsinstituut 2% 2% 1%
een bedrijf 2% 2% 2%
de re-integratietelefoon 1% 2% 1%
telefonisch of anderszins benaderd 0% 0% 0%
(door marketingbureau)
anders 6% 7% 4%
1. De percentages tellen niet op tot honderd omdat meer antwoorden mogelijk zijn.
Bron: APE cliënt-enquête IRO III
Re-integratiebedrijven en UWV'ers signaleren dat cliënten vaak een hoog
verwachtingspatroon hebben (zie Tabel 5.5). Met name re-integratie-
coaches (40%) vinden dat cliënten te hoge verwachtingen hebben van de
IRO. Van de arbeidsdeskundigen deelt 26% deze mening. Cliënten denken
24 Het betreft cliënten die een IRO hebben aangevraagd in de periode 1 januari
20041 april 2006.
Ape 61
bijvoorbeeld dat zij met een IRO een opleiding naar keuze kunnen volgen.
Ook hebben cliënten volgens re-integratiebedrijven vaak het idee dat zij
zelf 5.000 krijgen om re-integratie in te kopen. Veel cliënten menen dat
zij een restbudget over houden als ze voortijdig stoppen met het traject en
het re-integratiebedrijf. Een aantal re-integratiebedrijven heeft het idee
dat UWV en CWI deze verwachting niet voldoende temperen en soms zelfs
aanmoedigen. Dit verschilt per AD of re-integratiecoach. Overigens zijn
niet alle re-integratiebedrijven kritisch op dit punt: een aantal vindt dat
UWV de verwachtingen al veel beter kanaliseert dan toen de regeling net
was ingevoerd.
Tabel 5.5 UWV'ers over stelling 'Veel cliënten hebben te hoge verwach-
tingen van een IRO-traject'
s
ne d
ns e
Neutraal Mee e Weet niet/
Niet mee e Niet ingevul
% % % %
RC 34 25 40 1
Veel cliënten hebben te hoge 36 31 26 7
verwachtingen van een IRO-traject AD/ADJ
Totaal 35 27 35 3
Bron: APE enquête onder arbeidsdeskundigen en re-integratiecoaches 2006
Reguliere trajecten worden (nog steeds) stopgezet voor IRO
In de voorgaande voortgangsrapportage constateerden we dat uitvoerders
van UWV reguliere trajecten niet meer stopzetten zodat cliënten konden
overstappen op een IRO-traject. Volgens de respondenten kwam dit inci-
denteel tijdens de noodprocedure voor. In de enquête onder uitvoerders
van UWV hebben we arbeidsdeskundigen en re-integratiecoaches hier een
stelling over voorgelegd (zie tabel 5.6). Ongeveer één op de vijf arbeids-
deskundigen is bereid een regulier traject stop te zetten voor een IRO. Het
UWV-beleid is dat cliënten die in een regulier traject zitten, eerst dat tra-
ject moeten afmaken. Alleen indien dit, na afronding van het traject, niet
tot duurzame werkhervatting heeft geleid, kunnen zij alsnog een IRO aan-
vragen. Ook valt op dat het percentage re-integratiecoaches dat hiertoe
bereid is veel lager ligt (4%).
62 Ape
Tabel 5.6 UWV'ers over stelling 'Als een cliënt dat wil, beëindig ik een re-
gulier traject zodat de cliënt een IRO-traject kan starten'
s
ne d
ns e
Neutraal Mee e Weet niet/
Niet mee e Niet ingevul
% % % %
Als een client dat wil, beeindig ik een RC 83 11 4 2
regulier traject zodat de client een IRO- AD/ADJ 57 17 21 4
traject kan starten Totaal 74 13 10 3
Bron: APE enquête onder arbeidsdeskundigen en re-integratiecoaches 2006
5.3 Fase 2: Opstellen re-integratieplan & aanvraag IRO
Cliënten betrokken bij opstellen re-integratieplan
Een van de verschillen tussen een IRO en reguliere trajecten is dat een
cliënt meer invloed kan uitoefenen op de inhoud van het re-integratieplan.
In het navolgende komen twee vragen aan bod: hoeveel invloed hebben
cliënten in de praktijk en hoe waarderen cliënten hun invloed?
Tabel 5.7 Opstellen re-integratieplan
Totaal AG WW
(n=1.903) (n=862) (n=1.041)
Ik heb het plan samen met het 56% 56% 57%
re-integratiebedrijf opgesteld
Het plan is grotendeels door het 27% 26% 29%
re-integratiebedrijf opgesteld
Ik heb het plan grotendeels zelf opgesteld 7% 8% 7%
Ik heb het plan samen met UWV opgesteld 4% 4% 4%
Het plan is grotendeels door UWV opgesteld 3% 4% 3%
Anders 2% 2% 2%
Totaal 100% 100% 100%
Bron: APE cliënt-enquête IRO III
Ape 63
Uit tabel 5.7 blijkt dat weinig cliënten hun re-integratieplan helemaal zelf
schrijven (7%). De meeste cliënten schrijven hun plan samen met het re-
integratiebedrijf (54%). In 26% van de gevallen is het plan geheel door
het re-integratiebedrijf geschreven (dat wil overigens niet zeggen dat de
cliënt geen invloed heeft gehad op de inhoud daarvan, bijvoorbeeld door in
de intake duidelijk aan te geven wat zijn of haar wensen zijn). Ten opzich-
te van de Tweede voortgangsrapportage IRO is de betrokkenheid van cli-
enten bij het opstellen van het re-integratieplan met 7 procentpunten af-
genomen. Het aantal cliënten dat het plan zelf opstelt, is ongeveer gelijk
gebleven.
Tabel 5.8 geeft aan hoe cliënten de keuzevrijheid met betrekking tot het
opstellen van het re-integratieplan waarderen. Cliënten beoordelen de in-
vloed op de samenstelling van het re-integratieplan met gemiddeld een
6,9. De invloed op de hoeveelheid en het soort scholing, alsmede de in-
vloed op de keuze van de scholingsinstelling, waarderen cliënten met een
voldoende (6,0 respectievelijk 6,1). Ten opzichte van de vorige enquête
(2005) is met name de waardering voor de invloed op de samenstelling
van het plaatsingplan gedaald met 0,3 punt.
Tabel 5.8 Tevredenheid cliënten over keuzevrijheid samenstellen IRO-
plan, gemiddelde score op een schaal van 1 tot 10
Totaal AG WW
(n=1.903) (n=862) (n=1.041)
Uw invloed op de inhoud van het re-
integratieplan (soort activiteiten, 6,9 6,8 6,9
duur van het traject, etc.)
Uw invloed op de hoeveelheid en 6,1 6,1 6,2
het soort scholing in het trajectplan
Uw invloed op de keuze voor een 6,0 6,1 6,0
scholings- of opleidingsinstelling*
1. Niet alle items in de tabel zijn op elke cliënt van toepassing, hierdoor is het aantal cliën-
ten die een cijfer hebben gegeven niet voor elk item gelijk.
* = items die door meer dan 30% van de respondenten als niet van toepassing zijn aange-
merkt.
Bron: APE cliënt-enquête IRO III
Ook UWV'ers hebben we een aantal stellingen voorgelegd over de tot-
standkoming van het re-integratieplan (zie tabel 5.9). Volgens de respon-
denten hebben cliënten veel invloed op de totstandkoming van het re-inte-
gratieplan. Daarnaast hebben de arbeidsdeskundigen en re-integratie-
64 Ape
coaches naar eigen zeggen veel invloed op de inhoud van het re-integra-
tieplan. Een kwart tot een derde van de UWV'ers zegt samen met de cliënt
het plan op te stellen. De meeste invloed oefenen de UWV'ers echter uit
door met re-integratiebedrijven te onderhandelen over de inhoud en de
prijs van het traject. Voor re-integratiecoaches geldt dit sterker dan voor
arbeidsdeskundigen.
Tabel 5.9 UWV'ers over het opstellen van het IRO-plan
s
ne d
ns e
Neutraal Mee e Weet niet/
Niet mee e Niet ingevul
RC 8 13 76 3
Cliënten hebben veel invloed op de AD/ADJ 7 28 62 2
inhoud van het plan
Totaal 8 18 72 3
RC 15 24 57 3
Ik heb veel invloed op de inhoud van AD/ADJ 19 25 54 2
het re-integratieplan
Totaal 16 25 56 3
RC 54 22 22 2
Ik stel samen met mijn cliënt het AD/ADJ 43 22 34 2
re-integratieplan op
Totaal 50 22 26 2
Ik onderhandel met re-integratie- RC 6 12 80 2
bedrijven over de inhoud van het AD/ADJ 17 16 65 2
re-integratieplan Totaal 10 13 75 2
Ik onderhandel met re-integratie- RC 1 7 89 3
bedrijven over de prijs van het AD/ADJ 22 13 63 2
re-integratieplan Totaal 8 9 81 2
Bron: APE enquête onder arbeidsdeskundigen en re-integratiecoaches 2006
5.4 Fase 3: Beoordeling aanvraag en overeenkomst
Lange doorlooptijden toekenning en overeenkomst
Re-integratiebedrijven ervaren dat het tijdsverloop tussen het indienen
van het plaatsingplan en het retour komen van de overeenkomst regelma-
tig erg lang duurt. Volgens een aantal re-integratiebedrijven zijn doorloop-
tijden van vier à zes maanden geen uitzondering. Als het re-integra-
tiebedrijf contact heeft met de arbeidsdeskundige of re-integratiecoach
Ape 65
dan komt het informele akkoord van de arbeidsdeskundige of re-integra-
tiecoach over het algemeen wel op tijd, maar het kan erg lang duren voor-
dat de overeenkomst formeel helemaal rond is.
Als een overeenkomst lang op zich laat wachten kunnen de eerste facturen
ook pas laat verzonden worden. Re-integratiebedrijven vinden het verve-
lend dat zij lange tijd diensten leveren zonder dat daar inkomsten tegen-
over staan. Vooral kleine re-integratiebedrijven ervaren dit als een (onno-
dig) financieel risico. Ook kan het gebeuren dat cliënten tussen het indie-
nen van het re-integratieplan en het vaststellen van de overeenkomst een
baan vinden. Dit geldt vooral als de overeenkomst een aantal maanden op
zich laat wachten en het re-integratiebedrijf alvast met de uitvoering van
het traject gestart is. Een aantal re-integratiebedrijven heeft vervolgens
problemen om het traject vergoed te krijgen, omdat de overeenkomst nog
niet getekend is.
Ook UWV geeft aan dat doorlooptijd nog steeds een aandachtspunt is.
Door strakker monitoren wil UWV de tijd tussen aanvraag en overeen-
komst verkorten.
Uit de APE cliënt-enquête blijkt dat cliënten de doorlooptijden als voldoen-
de waarderen (zie tabel 5.10). Ten opzichte van de Tweede voortgangs-
rapportage IRO is de waardering van de cliënten voor de snelheid waar-
mee UWV het plan beoordeelt zelfs iets hoger.
Het verschil in perceptie tussen cliënten en re-integratiebedrijven kan te
maken hebben met het feit dat de meeste re-integratiebedrijven al starten
met het traject direct na het akkoord van de AD of re-integratiecoach en
niet wachten tot de overeenkomst. Een klein aantal re-integratiebedrijven
wacht op de overeenkomst voordat zij het traject starten om financie-
ringsproblemen te voorkomen.
Tabel 5.10 Tevredenheid over snelheid beoordeling plan
Totaal AG WW
(n=1.903) (n=862) (n=1.041)
De snelheid waarmee UWV uw
re-integratieplan heeft beoordeeld 6,5 6,2 6,8
Bron: APE cliënt-enquête IRO III
66 Ape
Verschillen in beoordeling IRO-aanvragen
Veel re-integratiebedrijven en ook uitvoerders van UWV vinden dat er gro-
te verschillen bestaan in de beoordeling van IRO-aanvragen. Het gaat om
verschillen in:
De opvatting over de marginale toetsing.
De ene arbeidsdeskundige of re-integratiecoach toetst ook trajectenplan-
nen onder de 5.000 inhoudelijk door het nut en noodzaak van afzonder-
lijke producten af te wegen, terwijl een andere veel minder uitgebreid naar
een plan onder de 5.000 kijkt. Volgens re-integratiebedrijven hebben
sommige UWV-regio's eigen richtlijnen ontwikkeld voor het beoordelen van
IRO-aanvragen. De IRO-regeling voorziet in een 'marginale toetsing' van
re-integratieplannen door UWV, tenzij de prijs boven de 5.000 (excl.
btw) ligt. Een marginale toets houdt in dat de arbeidsdeskundige of re-
integratiecoach toetst of de inhoud van het plan plausibel is en of de inge-
zette dienstverlening in redelijke verhouding staat tot de prijs. Bij margi-
naal toetsen beoordeelt UWV niet uitvoerig de noodzaak tot het inzetten
van instrumenten. Tabel 5.11 geeft de antwoorden van UWV'ers op een
aantal stellingen over het toetsen van IRO-plannen. 57% van de arbeids-
deskundigen en 73% van de re-integratiecoaches geeft aan niet marginaal
te toetsen. Zij beoordelen derhalve de noodzaak van de inzet van de in het
plan voorgestelde instrumenten. Daarnaast zegt 90% van de responden-
ten de prijs-kwaliteitverhouding van de in de aanvraag voorgestelde dien-
sten te beoordelen.
Toekenning van trajecten die meer dan 5.000 kosten.
De ene arbeidsdeskundige of re-integratiecoach kent veel makkelijker een
traject boven 5.000 toe dan de ander. Sommige beoordelen een plan
met dure scholing alleen positief als er een baangarantie is. Uit tabel 5.11
blijkt dat arbeidsdeskundigen en re-integratiecoaches verschillen in de be-
oordeling van aanvragen voor trajecten duurder van 5.000. Van de re-
integratiecoaches zegt 25% deze aanvragen alleen goed te keuren wan-
neer sprake is van een baangarantie, terwijl dat bij arbeidsdeskundigen
slechts 2% is.
Ape 67
Tabel 5.11 UWV'ers over het toetsen van de aanvraag
s
ne d
ns e
Neutraal Mee e Weet niet/
Niet mee e Niet ingevul
% % % %
RC 73 8 15 3
IRO-plannen onder de 5.000 (excl. btw) AD/ADJ 57 9 30 3
toets ik marginaal
Totaal 68 9 20 3
Bij de beoordeling van IRO-aanvragen RC 2 2 93 3
kijk ik naar de prijs-kwaliteitverhouding AD/ADJ 2 11 84 3
van het aanbod Totaal 2 5 90 3
RC 52 17 25 5
Ik keur IRO-aanvragen boven de 5.000 AD/ADJ 84 11 2 2
alleen goed als er een baangarantie is
Totaal 63 15 17 4
Bij de beoordeling van IRO-aanvragen van RC 2 3 92 3
WW'ers houd ik rekening met mogelijke AD/ADJ 9 26 26 39
besparingen op de uitkeringslasten Totaal 4 11 70 15
De meeste re-integratieplannen bieden RC 18 16 63 3
voldoende informatie om het plan te AD/ADJ 21 22 53 3
toetsen Totaal 19 18 60 3
Als een regulier traject is afgebroken RC 10 21 64 5
laat ik een cliënt nooit bij hetzelfde AD/ADJ 11 18 63 8
re-integratiebedrijf een IRO starten Totaal 10 20 64 6
RC 8 14 75 4
Om te beoordelen of scholing nodig is, AD/ADJ 16 15 66 3
gebruik ik het protocol scholing
Totaal 11 14 72 4
RC 7 8 81 4
Om te beoordelen of iemand zeer moeilijk AD/ADJ 11 5 80 4
plaatsbaar is, gebruik ik het protocol ZMP
Totaal 8 7 81 4
Bron: APE enquête onder arbeidsdeskundigen en re-integratiecoaches 2006
De verschillen zijn het gevolg van de aanzienlijke discretionaire ruimte bij
de beoordeling. Uitvoerders gaan daar verschillend mee om. Ook worden
verschillen in de bejegening van (potentiële) IRO-cliënten ervaren. Vol-
gens re-integratiebedrijven en cliëntenorganisaties leidt dat tot een grote
variatie in de uitvoering, zowel tussen personen (AD of re-integratiecoach)
als tussen UWV-districten.
Regionale verschillen hebben overigens niet alleen te maken met verschil-
len in taakopvatting. Ook de IRO-markt vertoont regionale verschillen, bij-
68 Ape
voorbeeld als gevolg van de regionaal opererende gespecialiseerde re-inte-
gratiebedrijven.
Laag aantal afwijzingen
In hoofdstuk 3 constateerden we dat een zeer laag percentage van de
IRO-aanvragen officieel werd afgewezen. In de praktijk worden aanvragen
vaak in overleg aangepast of teruggetrokken. UWV biedt re-integratie-
bedrijven de mogelijkheid het plan voor te leggen aan arbeidsdeskundige
of re-integratiecoach voordat de aanvraag officieel ingediend wordt. We
hebben cliënten in de enquête gevraagd hoe de beoordeling van hun plan
is verlopen (zie tabel 5.12). Cliënten geven aan dat arbeidsdeskundigen of
re-integratiecoaches 68% van de plannen in één keer goedkeuren. Daar-
bovenop komt nog eens 22% plannen die worden goedgekeurd nadat de
arbeidsdeskundige of re-integratiecoach met het re-integratiebedrijf heeft
overlegd over de prijs (11%) of de inhoud van het plan (11%). 4% van de
cliënten geven aan dat hun IRO-aanvraag is afgewezen25. Af en toe wordt
een cliënt verzocht een ander re-integratiebedrijf te zoeken (2%).
Tabel 5.12 Verloop beoordeling re-integratieplan
Totaal AG WW
(n=1.903) (n=862) (n=1.041)
De AD of RC van UWV heeft het plan 68% 67% 69%
in één keer goedgekeurd
De AD of RC van UWV heeft met het re-
integratiebedrijf overlegd over de prijs 11% 11% 11%
van het traject en daarna goedgekeurd
De AD of RC van UWV heeft met het re-
integratiebedrijf overlegd over de inhoud 11% 10% 11%
van het traject en daarna goedgekeurd
De IRO-aanvraag is afgewezen 4% 4% 3%
De AD of RC van UWV verzocht mij een 2% 1% 2%
ander re-integratiebedrijf zoeken
Anders 5% 6% 4%
Bron: APE cliënt-enquête IRO III
25 Het betreft het percentage afwijzingen op basis van de cliënt-enquête. Het af-
wijzingspercentage dat genoemd wordt in hoofdstuk 3 is op basis van de regi-
stratie van UWV.
Ape 69
De 4% cliënten waarvan de aanvraag is afgewezen (66 cliënten), hebben
we gevraagd naar de reden van de afwijzing (zie Tabel 5.13 ). De belang-
rijkste reden bij arbeidsgehandicapten is dat de arbeidsdeskundige het tra-
ject niet aan het criterium de kortste weg naar werk vond voldoen. Voor
WW'ers is de belangrijkste reden dat het re-integratiebedrijf niet voldeed
aan de eisen van UWV. Bij WW'ers komt het ook relatief vaak voor dat de
reden van afwijzing voor de cliënt niet duidelijk is. Eén op de vijf cliënten
heeft bij reden afwijzing 'Anders' aangekruist, waarbij zeer uiteenlopende
redenen worden genoemd.
Tabel 5.13 Reden afwijzing
Totaal AG WW
(n=66) (n=34) (n=32)
De AD of RC vond het re-integratietraject 43% 52% 33%
niet de kortste weg naar werk
Het re-integratiebedrijf voldeed niet aan 21% 17% 26%
de eisen van UWV
De AD of RC vond het traject te duur 11% 7% 15%
Er zat scholing in het re-integratietraject 9% 7% 11%
maar de AD of RC vond dat niet nodig
Het is de cliënt onduidelijk waarom het 7% 3% 11%
traject is afgewezen
Anders 21% 17% 26%
Bron: APE cliënt-enquête IRO III
5.5 Fase 4-5: Start en voortgang van het traject
Tevredenheid over de begeleiding door UWV neemt af
Tabel 5.14 geeft aan hoe tevreden cliënten zijn over verschillende aspec-
ten van de begeleiding naar werk door UWV. IRO-cliënten waarderen de
begeleiding van UWV gemiddeld met een 5,9. WW'ers scoren gemiddeld
0,8 punt hoger dan arbeidsgehandicapten. Ten opzichte van de Tweede
voortgangsrapportage IRO is de gemiddelde waardering van IRO-cliënten
voor de begeleiding door UWV een half punt gedaald.
70 Ape
Tabel 5.14 Tevredenheid over begeleiding naar werk door UWV, gemiddel-
de score op een schaal van 1 tot 10, arbeidsgehandicapten en
WW'ers1
Totaal AG WW
(n max = (n max = (n max =
1.903) 862) 1.041)
Duidelijke informatie over de procedure 6,2 5,8 6,5
tijdens de re-integratieperiode
Duidelijkheid over wat ik van de 5,6 5,2 6,0
begeleiding kan verwachten
Inlevingsvermogen van de 6,3 5,9 6,6
medewerker in mijn situatie
Medewerker motiveert mij voldoende 5,9 5,3 6,3
om werk te zoeken
De inspanningen van de medewerker 5,1 4,8 5,4
vergroten mijn kans op werk
Duidelijke informatie over de mogelijkheid 6,4 5,9 6,8
van kiezen van een re-integratiebedrijf
gemiddeld 5,9 5,5 6,3
Bron: APE cliënt-enquête IRO III
Cliënten tevreden over de begeleiding door re-integratiebedrijven
Over de begeleiding naar werk door re-integratiebedrijven zijn IRO-cliën-
ten positief (zie tabel 5.15). Dit geldt zowel voor WW'ers als voor de ar-
beidsgehandicapten. In vergelijking tot de Tweede voortgangsrapportage
IRO is de tevredenheid van IRO-cliënten licht gedaald van een 7,4 gemid-
deld naar een 7,0.26
26 In de vorige twee voortgangsrapportages is de tevredenheid over de begelei-
ding door UWV en re-integratiebedrijven van IRO-cliënten vergeleken met die
van cliënten die reguliere trajecten volgen. Daarbij is gebruik gemaakt van de
APE cliënt-enquêtes uit 2004 respectievelijk 2005 en het klanttevredenheids-
onderzoek van UWV uit 2003. In de Voortgangsrapportage IRO 2006 wordt de-
ze vergelijking niet meer gemaakt, omdat de gegevens over reguliere trajecten
te verouderd zijn en UWV geen nieuw klanttevredenheidsonderzoek heeft uit-
gevoerd. Het klanttevredenheidsonderzoek van de stichting Blik op werk bevat
alleen algemene informatie over verschillen tussen cliënten met een IRO en
een regulier traject. In het onderzoek van Blik op werk geven cliënten gemid-
deld een 7,4 voor een IRO-traject. Voor reguliere trajecten is dat een 6,7.
Ape 71
Tabel 5.15 Tevredenheid over begeleiding naar werk door het re-integra-
tiebedrijf, gemiddelde score op een schaal van 1 tot 10, ar-
beidsgehandicapten en WW'ers1
Totaal AG WW
(n max = (n max = (n max =
1.903) 862) 1.041)
Duidelijkheid over de procedure 7,0 7,0 7,0
gedurende het re-integratietraject
Een vaste contactpersoon bij het 7,9 7,9 7,9
re-integratiebedrijf
Voldoende informatie vooraf over de 6,8 6,7 6,9
re-integratie- en scholingsmogelijkheden
Voldoende ruimte om mijn ideeën 7,6 7,5 7,6
naar voren te brengen
Een op mijn persoonlijke situatie 7,4 7,4 7,4
toegesneden re-integratieplan
Voldoende hulp en motivatie door de 7,4 7,4 7,3
re-integratiemedewerker
Tijdige start van mijn re-integratietraject 6,9 6,9 6,9
Goede kans op werk dankzij het 6,1 6,2 6,1
re-integratiebedrijf*
Nazorg na afloop van het
re-integratietraject* 6,2 6,3 6,2
Gemiddeld 7,0 7,0 7,0
1. Niet alle items in de tabel zijn op elke cliënt van toepassing, hierdoor is het aantal cliën-
ten die een cijfer hebben gegeven niet voor elk item gelijk.
* = items die door meer dan 30% van de respondenten als niet van toepassing zijn aange-
merkt.
Bron: APE cliënt-enquête IRO III
Mogelijkheden om plan bij te stellen gedurende traject
De IRO-regeling biedt de mogelijkheid om het plan bij te stellen gedurende
het traject. Re-integratiebedrijven geven aan dat zij hier niet vaak gebruik
van maken. Eventuele aanpassingen vinden in overleg met de cliënt bin-
nen de overeenkomst en het vastgestelde budget plaats. In het geval van
een onvoorziene scholing dienen re-integratiebedrijven wel eens een aan-
vullende aanvraag in. Dit loopt volgens de re-integratiebedrijven goed.
Cliënten hebben we middels de enquête gevraagd naar hun ervaringen
met het bijstellen van het re-integratieplan. Cliënten die dit aan de hand
72 Ape
hebben gehad waarderen dit aspect met een 6,6. De mogelijkheden om
naar een ander re-integratiebedrijf over te stappen waarderen zij met een
onvoldoende.
Tabel 5.16 Tevredenheid cliënten over mogelijkheden aanpassen plan tij-
dens uitvoering traject, gemiddelde score op een schaal van 1
tot 10, arbeidsgehandicapten en WW'ers1
Totaal AG WW
(n=1.903) (n=862) (n=1.041)
Mogelijkheden gedurende het proces onderdelen
van het plan bij te stellen* 6,6 6,5 6,6
Mogelijkheden om gedurende het re-integratie-
traject naar een ander re-integratiebedrijf over 5,1 5,1 5,1
te stappen*
1. Niet alle items in de tabel zijn op elke cliënt van toepassing, hierdoor is het aantal cliën-
ten die een cijfer hebben gegeven niet voor elk item gelijk.
* = items die door meer dan 30% van de respondenten als niet van toepassing zijn aange-
merkt.
Bron: APE cliënt-enquête IRO III
5.6 Fase 6: Beëindiging van het traject
Reden beëindigingen
Twee jaar na de introductie van de IRO-regeling is een deel van de trajec-
ten beëindigd. In de cliënt-enquête heben we cliënten gevraagd aan te ge-
ven wat de status is van hun traject. Een deel van de geënqueteerde cliën-
ten is klaar met zijn traject. Niet alle trajecten hebben echter geresulteerd
in een betaalde baan of een start als zelfstandige. Dit is bij 8,5% van de
geënquêteerde clienten het geval (161 cliënten). Van deze cliënten geeft
34% aan dat ze ondanks de eigen inspanningen en die van het re-integra-
tiebedrijf het traject niet geresulteerd heeft in een betaalde baan (zie tabel
5.17). 23% van de cliënten die hun traject hebben beëindigd zonder be-
taalde baan, vindt dat het re-integratiebedrijf niet aan de verwachtingen
voldeed. Voor arbeidsgehandicapten is toegenomen gezondheidsklachten
ook een belangrijke reden om het traject te beëindigen zonder betaalde
baan.
Ape 73
Tabel 5.17 Reden beëindiging traject zonder betaalde baan of zelfstandige
arbeid
Totaal AG WW
(n=161) (n=81) (n=80)
Ondanks de inspanningen van de cliënt en het
re-integratiebedrijf heeft de cliënt geen baan 34% 29% 40%
kunnen vinden
Het re-integratiebedrijf/traject voldeed niet 23% 21% 26%
aan de verwachtingen
Vanwege (toegenomen) gezondheidsklachten 22% 33% 11%
Het re-integratiebedrijf heeft zich niet aan 13% 10% 15%
het afgesproken traject gehouden
De cliënt had geen behoefte meer aan het 12% 6% 18%
traject
UWV heeft het traject beëindigd 2% 2% 3%
De cliënt had er geen tijd meer voor 2% 0% 4%
De cliënt is vrijwilligerswerk gaan doen 0% 1% 0%
Bron: APE cliënt-enquête IRO III
5.7 Samenvatting en conclusie
In dit hoofdstuk zijn diverse aspecten van de uitvoering van de IRO-
regeling besproken. Het betreffen ervaringen die naar voren zijn gebracht
door re-integratiebedrijven, UWV-medewerkers en/of cliëntenorganisaties.
Daarnaast is gebruikgemaakt van de informatie uit UWV-enquête en de
cliënt-enquête.
De respondenten noemen zowel positieve ervaringen als punten die vol-
gens hun nog enige aandacht verdienen. We sluiten dit hoofdstuk af met
een overzicht van de diverse punten die aan bod zijn gekomen. Tabel 5.18
geeft een overzicht van deze punten.
74 Ape
Tabel 5.18 Positieve punten en aandachtspunten met betrekking tot de
uitvoering van IRO
Positieve punten
Cliënten betrokken bij opstellen re-integratieplan
Cliënten waarderen begeleiding re-integratiebedrijven positief
Cliënten tevreden over mogelijkheden bijstellen plan gedurende traject
Aandachtspunten
Discrepantie beoogde doelgroep en IRO-cliënten
Voorlichting over re-integratiemogelijkheden (IRO of regulier) kan beter
Reguliere trajecten worden (nog steeds) stopgezet voor IRO-trajecten
De toekenning van aanvragen duurt vaak lang. Daarom starten veel re-integra-
tiebedrijven met het traject voordat overeenkomst is afgehandeld.
Verschillen in de beoordeling van IRO-aanvragen
Tevredenheid cliënten over begeleiding door UWV neemt af
In hoofdstuk 9 (slotbeschouwing) gaan we nader in op de (mogelijke) con-
sequenties van de genoemde punten voor de werking van de IRO.
Ape 75
76 Ape
6 INHOUD TRAJECTEN
6.1 Inleiding
In de voorgaande rapportages kwam naar voren dat zowel cliënten als
UWV'ers en re-integratiebedrijven enthousiast zijn over de IRO. Een be-
langrijke reden voor dit enthousiasme is dat volgens de respondenten de
IRO meer mogelijkheden biedt voor maatwerk dan in reguliere trajecten
mogelijk is. Hoe deze mogelijkheden benut worden door cliënten en re-
integratie bedrijven bleef echter onduidelijk. Daarom hebben we voor deze
Derde voortgangsrapportage IRO een vergelijking gemaakt tussen IRO-
trajecten en reguliere trajecten op basis van dossiers van negen re-inte-
gratiebedrijven. In aansluiting op dit dossieronderzoek hebben we in elk
re-integratiebedrijf consulenten geïnterviewd over de verschillen en over-
eenkomsten tussen de IRO-trajecten en reguliere trajecten die zij uitvoe-
ren.
In dit hoofdstuk gaan we achtereenvolgens in op de inhoud van IRO-
trajecten (paragraaf 6.2) en in hoeverre IRO-trajecten verschillen van re-
guliere trajecten met betrekking tot maatwerk (paragraaf 6.3).
6.2 Trajectonderdelen IRO-trajecten
Op grond van de IRO cliënt-enquête kan een beeld worden gegeven van
de inhoud van IRO re-integratieplannen.27 Hieronder bespreken we de
meest voorkomende onderdelen van de IRO-plannen (zie bijlage 5 voor
een volledig overzicht).
Loopbaanoriëntatie/assessment
In 30% van de re-integratieplannen van IRO-aanvragers is voorzien in een
loopbaanoriëntatie of een assessment, bijvoorbeeld door middel van psy-
chologisch onderzoek of een beroepskeuzetest.
27 De centrale UWV registratie bevat slechts zeer globale informatie over de in-
houd van trajecten. De informatie over wel of geen scholing bleek niet bruik-
baar, omdat UWV'ers dit in de praktijk niet altijd nauwkeurig invullen.
Ape 77
Training
WW'ers hebben iets vaker trainingen in hun re-integratieplan dan de ar-
beidsgehandicapte IRO-aanvragers. Van de re-integratieplannen van WW
---
ers bevat 39% een sollicitatietraining, 26% een netwerktraining, 15% een
training beroepshouding en 12% een training communicatieve vaardighe-
den. Bij de re-integratieplannen van de arbeidsgehandicapte aanvragers
liggen de percentages allemaal wat lager dan bij WW'ers: 34% bevat een
sollicitatietraining, 15% een netwerktraining, 9% een training beroeps-
houding en 11% een training communicatieve vaardigheden.
Scholing
Uit de cliënt-enquête blijkt dat in ruim 15% van de re-integratieplannen
van IRO-aanvragers is voorzien in een vorm van scholing. Scholing is on-
geveer even vaak onderdeel van de re-integratieplannen van arbeidsge-
handicapten als van WW'ers. Ten opzichte van de Tweede voortgangsrap-
portage IRO is de inzet van scholing gemiddeld met 6 procentpunten ge-
daald. Het is onduidelijk wat hier de reden voor is.
Uit het dossieronderzoek blijkt dat (zoals te verwachten was) bij IRO-
trajecten vaker scholing wordt ingezet dan bij reguliere trajecten of en in
hoeverre het in juli 2005 ingevoerde scholingsprotocol hier verandering in
gaat aanbrengen is nog onduidelijk. Het scholingsprotocol is namelijk ook
van toepassing bij reguliere trajecten.
UWV rapporteert dat scholing op basis van het scholingsprotocol tot maart
2006 beperkt is ingezet.28 De beperkte inzet heeft volgens UWV te maken
met de aanvankelijk geringe bekendheid met het protocol. Het protocol is
van juli 2005 tot maart 2006 in totaal 651 keer toegepast. Op basis van
het protocol is bij 500 cliënten scholing ingezet; voor de overige 150 cliën-
ten bleek scholing niet noodzakelijk.
Persoonlijke begeleiding
Veel voorkomende onderdelen van de re-integratieplannen zijn de onder-
steuning bij het zoeken naar werk en, als dat gelukt is, de begeleiding na
de start van de werkzaamheden. Van de re-integratieplannen van WW'ers
voorziet 31% in persoonlijke ondersteuning bij het zoeken naar werk en
17% bevat het onderdeel ondersteuning na werkhervatting. Bij de re-inte-
28 UWV, UWV Eerste kwartaal 2006, mei 2006.
78 Ape
gratieplannen van arbeidsgehandicapte aanvragers is het percentage in-
tensieve ondersteuning bij het zoeken naar werk iets hoger (40%). Ook
ondersteuning na werkhervatting is vaker onderdeel van de re-integratie-
plannen van arbeidsgehandicapten (20%). De respondenten rapporteren
overigens ten opzichte van de Tweede voortgangsrapportage IRO een flink
lagere inzet van persoonlijke begeleiding bij zowel het zoeken naar werk
als na werkhervatting. Het is onduidelijk wat hiervoor de reden is.
6.3 Ruimte voor maatwerk
Cliënten waarderen mogelijkheden voor maatwerk
Aan de geënquêteerde cliënten is gevraagd welke overwegingen een rol
hebben bespeeld bij de keuze voor een IRO. Twee van de drie meest ge-
noemde overwegingen verwijzen naar de mogelijkheden voor meer maat-
werk (zie tabel 6.1).
Ape 79
Tabel 6.1 Overwegingen cliënten bij keuze voor de IRO 1
Totaal AG WW
(n=1.903) (n=862) (n=1.041)
Het IRO-traject is afgestemd op mijn 34% 35% 34%
persoonlijke situatie
Advies van de arbeidsdeskundige of de 22% 25% 20%
re-integratiecoach van UWV
De IRO biedt meer mogelijkheden om zelf 22% 21% 22%
het re-integratietraject vorm te geven
De IRO biedt meer mogelijkheden om 18% 18% 17%
scholing of opleiding op te nemen in traject
Bij de IRO kan ik kiezen uit meer 17% 15% 18%
re-integratiebedrijven
Met een IRO kan ik sneller starten met 13% 14% 12%
mijn re-integratietraject
Advies van het CWI 12% 4% 18%
Ik ben ontevreden over het re-integratietraject 11% 14% 8%
dat ik eerder volgde
Ik heb een sterke voorkeur voor een bepaald 8% 9% 7%
re-integratiebedrijf
Advies van re-integratiebedrijf 7% 9% 5%
Advies van de (onafhankelijke) arbeidsadviseur 3% 3% 3%
Anders 5% 6% 5%
1. De percentages tellen niet op tot honderd omdat meer overwegingen een rol kunnen spe-
len bij de keuze voor een IRO.
Bron: APE cliënt-enquête IRO III
UWV'ers: IRO-traject beter afgestemd op behoefte cliënt
We hebben middels een enquête ook arbeidsdeskundigen en re-integratie-
coaches gevraagd hoe zij de verschillen tussen IRO- en reguliere trajecten
zien. Tabel 6.2 bevat de reactie op een aantal stellingen over deze ver-
schillen. Volgens arbeidsdeskundigen en re-integratiecoaches zijn er dui-
delijk verschillen tussen IRO en reguliere trajecten. De IRO-trajecten zijn
beter afgestemd op de individuele behoefte van cliënten. Ook spannen re-
integratiebedrijven zich meer in voor IRO-cliënten dan voor cliënten die
reguliere trajecten volgen. Dat wil echter niet zeggen dat in reguliere tra-
jecten niet meer maatwerk mogelijk zou zijn: 29% van de arbeidsdeskun-
digen en 46% van de re-integratiecoaches vinden dat dit wel mogelijk is.
80 Ape
Ten slotte is 14% van de arbeidsdeskundigen en 27% van de re-integra-
tiecoaches van mening dat de kwaliteit van de reguliere trajecten sinds de
komst van de IRO is verbeterd.
Tabel 6.2 UWV'ers over verschillen tussen IRO- en reguliere trajecten
s
ne d
ns e
Neutraal Mee e Weet niet/
Niet mee e Niet ingevul
% % % %
IRO-plannen zijn beter afgestemd op de RC 7 10 79 4
individuele behoeften van een cliënt dan AD/ADJ 7 11 80 2
reguliere re-integratieplannen Totaal 7 11 79 3
RC 46 15 36 3
Bij reguliere trajecten is maatwerk niet AD/ADJ 29 16 53 2
mogelijk
Totaal 40 15 42 3
Voor cliënten met een IRO-traject spannen RC 13 19 62 6
re-integratiebedrijven zich meer in dan voor AD/ADJ 11 22 58 8
cliënten met een regulier traject Totaal 12 20 61 7
RC 84 11 3 3
Ik zie geen verschil tussen een IRO-plan AD/ADJ 81 11 6 2
en een regulier re-integratieplan
Totaal 83 11 4 3
Een IRO-traject is gemiddeld duurder dan RC 35 22 38 5
een regulier traject omdat een IRO-traject AD/ADJ 34 31 25 10
van een kwalitatief hoger niveau is. Totaal 34 25 34 7
Bron: APE enquête onder arbeidsdeskundigen en re-integratiecoaches 2006
Alhoewel arbeidsdeskundigen en re-integratiecoaches vinden dat de IRO-
trajecten beter afgestemd zijn op de individuele behoeften van de cliënt en
dat re-integratiebedrijven zich meer inspannen, zijn de UWV'ers minder
tevreden over de door IRO-bedrijven geleverde kwaliteit. Een kleine meer-
derheid van de respondenten is tevreden over de geleverde kwaliteit bij
IRO-trajecten, 11% zegt niet tevreden te zijn (zie tabel 6.3). Opvallend is
dat nadere analyse duidelijke regionale verschillen laat zien, variërend van
rond de 43% tevreden arbeidsdeskundigen en re-integratiecoaches in
Noord-Nederland (Friesland, Groningen, Drenthe) en West-Nederland
Ape 81
(Zuid-Holland, Noord-Holland, Utrecht) tot 64% tevreden UWV'ers in Zuid
Nederland (Limburg, Noord-Brabant, Zeeland)29.
Tabel 6.3 UWV'ers over de kwaliteit van IRO-bedrijven
s
ne d
ns e
Neutraal Mee e Weet niet/
Niet mee e Niet ingevul
% % % %
De nieuwe IRO-bureaus zijn over het RC 15 35 33 16
algemeen een aanwinst voor de AD/ADJ 16 40 32 12
re-integratiemarkt Totaal 15 37 33 15
Re-integratiebedrijven halen cliënten RC 13 46 35 7
binnen met mooie verhalen die ze AD/ADJ 20 43 27 11
vervolgens niet waarmaken Totaal 15 45 32 8
RC 11 32 50 6
Ik ben tevreden over de geleverde AD/ADJ 9 33 52 7
kwaliteit bij IRO-trajecten
Totaal 11 33 51 6
Bron: APE enquête onder arbeidsdeskundigen en re-integratiecoaches 2006
Verschillen tussen IRO-trajecten en reguliere trajecten
We hebben bij negen re-integratiebedrijven die zowel IRO-trajecten als
reguliere trajecten uitvoeren dossieronderzoek gedaan. In totaal hebben
we 171 dossiers doorgenomen waarvan 87 IRO-dossiers en 84 reguliere
dossiers. Aansluitend hebben we per re-integratiebedrijf twee à drie con-
sulenten geïnterviewd.
Tabel 6.4 vat de resultaten van het dossieronderzoek samen. De belang-
rijkste bevindingen zijn:
- Bij zes van de negen re-integratiebedrijven is een IRO-traject gemid-
deld duurder dan een regulier traject. De gemiddelde prijsverschillen
varieren van 200 tot meer dan 1.500.
- Van zes van de negen bedrijven bevatten de IRO-trajecten vaker scho-
ling dan de reguliere trajecten. Deze zes bedrijven zijn niet precies de-
zelfde bedrijven als waarvan de IRO-trajecten duurder zijn.
29 We hebben de UWV-respondenten ingedeeld in vier regio's: Noord-Nederland
(Friesland, Groningen, Drenthe), Oost Nederland (Overijssel, Gelderland, Flevo-
land), West Nederland (Zuid-Holland, Noord-Holland, Utrecht) en Zuid Neder-
land (Limburg, Noord-Brabant, Zeeland).
82 Ape
- Cliënten die een IRO-traject volgen krijgen bij alle negen bedrijven in-
dividuele begeleiding. Dat wil niet zeggen dat alle activiteiten op indivi-
duele basis zijn. Een sollicitatietraining of workshops bijvoorbeeld wor-
den ook bij IRO-trajecten vaak in groepsverband gegeven, tenzij de
cliënt hier bezwaar tegen heeft. Individuele begeleiding betekent dat
de cliënten een vaste begeleider heeft waar hij met enige regelmaat
afspraken mee heeft om de voortgang van het traject te bespreken.
Vijf van de onderzochte re-integratiebedrijven bieden ook bij hun regu-
liere trajecten individuele begeleiding. De overige vier bedrijven heb-
ben hun reguliere begeleiding groepsgewijs opgezet.
- Twee bedrijven hebben vanwege de IRO producten ontwikkeld voor
hoogopgeleiden. Activiteiten die in groepsverband plaats vinden zijn
dan meer toegespitst op hoogopgeleiden.
- Psychologisch onderzoek komt bij drie bedrijven vaker voor in de IRO-
trajecten dan in de reguliere trajecten.
Tabel 6.4 Vergelijking IRO- en reguliere trajecten op basis van dossieron-
derzoek en interviews
Prijs: IRO duurder dan regulier 6 bedrijven
Scholing: IRO meer dan regulier 6 bedrijven
Individuele begeleiding IRO 9 bedrijven
Individuele begeleiding regulier 5 bedrijven
Producten voor hoogopgeleiden in IRO 2 bedrijven
Psychologisch onderzoek e.d. in IRO 3 bedrijven
Naast de inzet van scholing in IRO-trajecten lijkt met name de inzet van
individuele begeleiding een belangrijk verschil te zijn tussen de IRO-
trajecten en de reguliere trajecten. Bij vijf bedrijven bevatten echter ook
de reguliere trajecten al individuele begeleiding. De inhoud van IRO- en
reguliere re-integratieplannen van deze bedrijven lijkt op het oog erg op
elkaar.
Het belangrijkste verschil tussen IRO-trajecten en reguliere trajecten zit
volgens de consulenten niet zozeer in de inhoud van het traject als wel in
de benadering van de cliënt. Dit is het meest nadrukkelijk bij de totstand-
koming van het re-integratieplan. Het eerste verschil is dat cliënten op ba-
sis van het intakegesprek en het re-integratieplan zelf voor een re-integra-
tiebedrijf kiezen. Cliënten die een IRO-traject volgen, hebben hierdoor
gemiddeld genomen een meer gemotiveerde, actieve opstelling dan cliën-
ten die een reguliere traject volgen. Deze laatste groep heeft het idee dat
Ape 83
UWV ze op traject stuurt en ze verder weinig te zeggen hebben. Hierdoor
zijn ze veel afwachtender.
Een tweede verschil is dat consulenten bij IRO-cliënten voor het opstellen
van het re-integratieplan meer aandacht besteden aan hoe de cliënt zijn
traject wil vormgeven. Bij reguliere trajecten ligt het kader voor het re-
integratietraject en de in te zetten producten al vast. Een cliënt kan bij-
voorbeeld niet kiezen voor individuele sollicitatietraining als in het aanbe-
stedingscontract is vastgelegd dat groepsgewijze sollicitatietraining ingezet
zal worden. Dat het traject van te voren vast ligt neemt evenwel niet weg
dat ook reguliere trajecten gaandeweg bijgesteld kunnen worden als blijkt
dat dat echt nodig is. Een cliënt die vanwege omstandigheden veel extra
aandacht nodig heeft kan dan bijvoorbeeld wel die individuele sollicitatie-
training krijgen.
Doordat consulenten meer aandacht besteden aan de wensen van de cliënt
zijn de IRO-plannen volgens de consulenten specifieker. Cliënten volgen
bijvoorbeeld niet de volledige sollicitatietraining, maar volgen alleen de
modules waaraan zij specifiek behoefte hebben (bijvoorbeeld wel netwerk-
training, maar niet voor het opstellen van sollicitatiebrieven).
De respondenten stellen dat de grote aandacht voor de wensen van de cli-
ent gemiddeld genomen resulteert in een actieve opstelling van de cliënt
bij zijn eigen re-integratie. Die actieve opstelling geeft vaak een positieve
wisselwerking tussen de cliënt en zijn consulent. Dit leidt tot een intensie-
vere begeleiding.
6.4 Samenvatting en conclusie
In dit hoofdstuk is dieper ingegaan op de mogelijkheden die de IRO biedt
voor meer maatwerk en op de verschillen tussen IRO- en reguliere trajec-
ten. Hieronder vatten we de belangrijkste bevindingen samen.
Trajectonderdelen IRO-trajecten
- Bijna eenderde van de IRO-plannen voorziet in een loopbaanoriëntatie
of assessment.
- In de helft van de trajectplannen is een vorm van training opgenomen.
De meest voorkomende trainingen zijn sollicitatie- en netwerktrainin-
gen.
84 Ape
- 15% van de IRO-plannen bevat een vorm van scholing. Dit is minder
dan uit de Tweede voortgangsrapportage IRO blijkt. De reden hiervoor
is niet bekend. Uit dossieronderzoek blijkt dat bij de reguliere trajecten
scholing minder vaak in het plan is opgenomen.
- 35% van de re-integratieplannen bevat een module persoonlijke bege-
leiding bij het zoeken naar werk. Persoonlijke begeleiding na werkher-
vatting vindt plaats bij 20% van de IRO-cliënten. Dit is minder dan in
de Tweede voortgangsrapportage IRO. Het is niet bekend waarom dit
trajectonderdeel bij minder clienten is opgenomen in hun re-integratie-
plan.
IRO biedt meer ruimte voor maatwerk
- Naast de inzet van scholing blijkt met name de inzet van individuele
begeleiding een belangrijk verschil tussen IRO-trajecten en reguliere
trajecten. Bij vijf van de negen onderzochte bedrijven krijgt de cliënt
echter ook in een regulier traject individuele begeleiding. De inhoud
van IRO- en reguliere trajectplannen van deze re-integratiebedrijven
lijkt op het oog erg op elkaar. Dit is niet verwonderlijk omdat voor re-
integratie een beperkt aantal producten beschikbaar is. Zo in het leeu-
wendeel van de trajecten toeleiding naar arbeid zijn opgenomen. Dit
verschilt ook niet voor reguliere of IRO-trajecten.
- Het belangrijkste verschil tussen IRO- en reguliere trajecten lijkt in de
benadering van de cliënt te zitten. Re-integratiebedrijven hebben bij
IRO-cliënten meer aandacht voor de wensen en behoeften van de cli-
ent. Dit is het meest nadrukkelijk bij de totstandkoming van het traject
en re-integratieplan. Cliënten bepalen ten eerste zelf welk re-integra-
tiebedrijf hun traject gaat begeleiden. Cliënten zijn daardoor meer be-
wust van hun eigen verantwoordelijkheid bij de re-integratie en meer
gemotiveerd. Ten tweede besteden consulenten van re-integra-
tiebedrijven bij IRO-trajecten meer aandacht aan de wensen en be-
hoeften van de cliënt bij het opstellen van het re-integratieplan. Dit
leidt ertoe dat de plannen op sommige punten specifieker zijn. De cli-
ent krijgt bijvoorbeeld geen integrale sollicitatiecursus maar begelei-
ding op een specifiek onderdeel van solliciteren.
- Zowel cliënten als UWV'ers waarderen de mogelijkheden die de IRO
biedt voor maatwerk. UWV'ers vinden dat de IRO-trajecten beter zijn
afgestemd op de behoeften van de cliënt en zij zien duidelijke verschil-
len tussen IRO- en reguliere trajecten. Toch vindt 40% van de UWV'ers
dat er ook bij reguliere trajecen maatwerk mogelijk is.
Ape 85
86 Ape
7 KENMERKEN RE-INTEGRATIEBEDRIJVEN
7.1 Inleiding
Met de IRO hebben cliënten de mogelijkheid gekregen zelf een re-integra-
tiebedrijf uit te kiezen. Cliënten en re-integratiebedrijven hebben daar
veelvuldig gebruik van gemaakt: het aantal bedrijven waarmee UWV een
contract voor het uitvoeren van re-integratietrajecten heeft, is gegroeid
van ongeveer 60 bedrijven naar bijna 1.700 bedrijven.
Enerzijds is de toename van het aantal re-integratiebedrijven voor cliënten
een positieve ontwikkeling, omdat het aantal keuzemogelijkheden sterk
toeneemt. Anderzijds maakt de toename van keuzemogelijkheden het
keuzeproces moeilijker, vooral omdat de transparantie van de markt niet
optimaal is (zie hoofdstuk 6).
UWV onderkent dit probleem en heeft in het nieuwe beoordelingskader
IRO UWV meer nadruk gelegd op de kwaliteiteisen aan bedrijven. Naast
het audits wil UWV gebruik maken van het klanttevredenheidsonderzoek
van de Stichting Blik op Werk. Bedrijven met meer dan tien IRO-trajecten
zijn verplicht aan het onderzoek mee te werken. Voor bedrijven met min-
der dan tien trajecten geldt de verplichting dat ze na beëindiging van een
traject mee werken aan een evaluatie in de vorm van een gesprek tussen
bedrijf, cliënt en arbeidsdeskundige of re-integratiecoach.
Dit hoofdstuk gaat in op hoe de op basis van de IRO gecontracteerde re-
integratiebedrijven verschillen van de op basis van de aanbestedingspro-
cedure gecontracteerde re-integratiebedrijven. We brengen hierbij op ba-
sis van de gegevens uit de UWV-registraties de volgende kenmerken in
kaart:
· Marktaandeel en grootte (aantal IRO-/reguliere trajecten)
· Kosten trajecten
· Resultaten trajecten
Daarnaast gaan we in op het type bedrijven dat IRO-trajecten uitvoert.
Daartoe hebben we een selectie gemaakt van bedrijven die alleen IRO-
trajecten uitvoeren en na 1 januari 2006 het eerste traject zijn gaan uit-
voeren of meer dan 50 IRO-trajecten uitvoeren.
Ape 87
7.2 Grootte IRO- en reguliere bedrijven
Tabel 7.1 geeft het aantal bedrijven en het marktaandeel van bedrijven
die respectievelijk alleen IRO-trajecten, zowel IRO- als reguliere trajecten
en alleen reguliere trajecten uitvoeren. Het marktaandeel is uitgedrukt in
percentage trajecten. De 1.576 bedrijven die alleen IRO-trajecten uitvoe-
ren (IRO-bedrijven) hebben 66% van de IRO-markt in handen. De 65 be-
drijven die zowel IRO-trajecten uitvoeren als de reguliere, aanbestede tra-
jecten, begeleiden 34% van de IRO-trajecten. Deze groep bedrijven heeft
wel bijna de gehele markt voor reguliere trajecten in handen. Slechts zes
bedrijven voeren alleen reguliere trajecten uit.
Tabel 7.1 Typen re-integratiebedrijven naar marktaandeel IRO en regu-
liere trajecten (trajecten gestart in de periode 1-1-2004 tot
1-4-2006)
Aantal Marktaandeel
bedrijven (als % trajecten)
IRO Regulier
(n=37.610) (n=110.671)
Re-integratiebedrijven met:
alleen IRO-trajecten 1.576 66%
IRO en reguliere trajecten 65 34% 97%
alleen reguliere trajecten 6 3%
Totaal 1.647 100% 100%
Bron: UWV 18-5-2006, APE-bewerking
De op alleen op basis van de IRO gecontracteerde bedrijven zijn in termen
van aantal trajecten over het algemeen kleiner dan de bedrijven die zowel
reguliere als IRO-trajecten uitvoeren (zie tabel 7.2). Van de bedrijven al-
leen IRO-trajecten uitvoeren, begeleidt een kwart slechts één IRO-kandi-
daat. Nog eens 29% begeleidt twee tot vijf IRO-trajecten. Bijna 70% van
de IRO-bedrijven begeleidt tien trajecten of minder. Voor deze bedrijven
geldt niet de verplichting om mee met het klanttevredenheidsonderzoek
van de Stichting Blik op Werk. In plaats daarvan zijn deze bedrijven ver-
plicht na beëindiging van een traject mee te werken aan een evaluatie.
Deze evaluatie bestaat uit een gesprek tussen bedrijf, cliënt en arbeids-
deskundige/re-integratiecoach. Bij de bedrijven die zowel IRO- als regulie-
re trajecten uitvoeren ligt het zwaartepunt bij 50 tot 500 trajecten.
88 Ape
Tabel 7.2 Grootte re-integratiebedrijven uitgedrukt in aantal IRO-
trajecten naar type re-integratiebedrijf (trajecten gestart in de
periode 1-1-2004 tot 1-4-2006)
Re-integratiebedrijven met:
alleen IRO-trajecten IRO- en reguliere trajecten
aantal aantal
bedrijven bedrijven
1 traject 407 26% 1 2%
2 5 trajecten 456 29% 3 5%
6 10 trajecten 225 14%
11 15 trajecten 101 6% 1 2%
16 50 trajecten 261 17% 16 25%
51 100 trajecten 84 5% 14 22%
101 500 trajecten 42 3% 22 34%
501 1000 trajecten 5 8%
1000 5000 trajecten 3 5%
Totaal 1.576 100% 65 100%
Bron: UWV 18-5-2006, APE-bewerking
7.3 Type bedrijven
Om een beeld te krijgen van de bedrijven die alleen IRO-trajecten uitvoe-
ren hebben we bedrijven die meer dan 50 IRO-trajecten uitvoeren en be-
drijven die in 2006 gestart zijn met het uitvoeren van IRO-trajecten nader
bekeken. In totaal hebben we van 123 bedrijven - van beide groepen on-
geveer de helft de kernactiviteiten en specialisatie in een bepaalde doel-
groep of bedrijfstak in kaart gebracht.30
Kernactiviteiten
Het merendeel van de bedrijven richt zich naast re-integratie via IRO-tra-
jecten ook op loopbaanadvies en/of outplacement (70 bedrijven). Een
kleiner aantal bedrijven is actief in de arbo- en verzuimbegeleiding (8 be-
30 Er zijn 126 bedrijven met meer dan 50 IRO-trajecten en 115 bedrijven die in
2006 zijn gestart met het uitvoeren van IRO-trajecten.
Ape 89
drijven). Daarnaast zijn er jobcoachbedrijven, opleidingsinstituten (19),
uitleen/detacheringsbedrijven (8), scholen (3) en een gemeente (1) actief
op de IRO-markt.
Specialisatie
Van de 123 bedrijven zijn er 27 gespecialiseerd in een bepaalde doelgroep
of bedrijfstak. De IRO-bedrijven zijn bijvoorbeeld gespecialiseerd in laag-
opgeleiden, hoogopgeleiden, vrouwen, in een bepaald type handicap,
werklozen, of in een bepaalde bedrijfstak (taxi, beveiliging) of het opstar-
ten van een eigen onderneming. Daarnaast zijn er bedrijven die een be-
paalde methodiek gebruiken voor re-integratie.
Met behulp van de centrale administratie van re-integratietrajecten van
UWV is in tabel 7.3 in beeld gebracht of bedrijven alleen trajecten voor
arbeidsgehandicapten, alleen voor WW'ers of voor beide doelgroepen uit-
voeren. Van de bedrijven die alleen gecontracteerd zijn op basis van de
IRO is de helft gespecialiseerd: 14% begeleidt alleen trajecten voor ar-
beidsgehandicapten en 38% alleen voor WW'ers. De andere helft begeleidt
zowel arbeidsgehandicapten als WW'ers. De bedrijven die ook een contract
hebben op basis van aanbestedingen bedienen op een klein aantal na bei-
de doelgroepen.
Tabel 7.3 Specialisatie re-integratiebedrijven in arbeidsgehandicapten of
WW'ers naar type re-integratiebedrijf (IRO-trajecten gestart in
de periode 1-1-2004 tot 1-4-2006)
Re-integratiebedrijven met:
alleen IRO-trajecten IRO- en reguliere trajecten
IRO-trajecten (n=1.576) (n=65)
alleen AG-trajecten 14% 5%
alleen WW-trajecten 38%
zowel AG- als 48% 95%
WW-trajecten
Totaal 100% 100%
Bron: UWV 18-5-2006, APE-bewerking
90 Ape
7.4 Resultaten en kosten IRO en reguliere bedrijven
Met alle voorbehouden die bij de plaatsingspercentages in paragraaf 3.5
zijn gemaakt, geeft tabel 7.4 de IRO-plaatsingspecentages van IRO-bedrij-
ven en van bedrijven die zowel IRO- als reguliere trajecten uitvoeren. Het
plaatsingspercentage per 1 mei 2006 van IRO-trajecten die in de periode
januari 2004 tot en met juni 2005 zijn gestart bij IRO-bedrijven is gelijk
aan het plaatsingspercentage van IRO-trajecten die in dezelfde periode
zijn gestart bij bedrijven die zowel IRO- als reguliere trajecten uitvoeren:
20%.
Tabel 7.4 Typen re-integratiebedrijven naar plaatsingpercentages (per
1 april 2006) van trajecten gestart in de periode 1-1-2004 tot
1-7-2005 is dit te combineren met tabel 7.2
Re-integratiebedrijven met:
alleen IRO-trajecten IRO- en reguliere trajecten
(n=1.576) (n=65)
IRO-trajecten
beëindigingspercentage 27% 29%
plaatsingspercentage 20% 20%
Bron: UWV 18-5-2006, APE-bewerking
Tabel 7.5 geeft de gemiddelde kosten per IRO-traject van bedrijven die
alleen IRO-trajecten uitvoeren en van bedrijven die zowel IRO-trajecten
als reguliere trajecten begeleiden. Bij de laatstgenoemde bedrijven blijkt
een IRO-traject ruim 100 (3%) duurder te zijn dan bij bedrijven die al-
leen gecontracteerd zijn op basis van de IRO.
Ape 91
Tabel 7.5 Gemiddelde trajectprijs IRO-trajecten naar type (trajecten ge-
start in de periode 1-1-2004 tot 1-4-2006)
Re-integratiebedrijven met:
alleen IRO-trajecten IRO- en reguliere trajecten
(n=1.576) (n=65)
IRO-trajecten
Gemiddelde trajectprijs 4.520 4.650
Bron: UWV 18-5-2006, APE-bewerking
7.5 Samenvatting en conclusie
In dit hoofdstuk zijn verschillen tussen de op basis van een IRO gecontrac-
teerde re-integratiebedrijven en de re-integratiebedrijven die op basis van
de aanbestedingsprocedure worden gecontracteerd belicht. Hieronder vat-
ten we de belangrijkste bevindingen samen:
- De 1.576 bedrijven die alleen IRO-trajecten uitvoeren (IRO-bedrijven)
hebben 66% van de IRO-markt in handen. De 65 bedrijven die zowel
IRO-trajecten uitvoeren als de reguliere, aanbestede trajecten, bege-
leiden 34% van de IRO-trajecten.
- De IRO-bedrijven zijn in termen van aantal trajecten over het alge-
meen kleiner dan de bedrijven die zowel reguliere als IRO-trajecten
uitvoeren: ruim de helft van IRO-bedrijven begeleidt minder dan 5 tra-
jecten.
- Het merendeel van de bedrijven die alleen IRO-trajecten uitvoeren,
richt zich naast re-integratie via IRO-trajecten ook op loopbaanadvies
en/of outplacement.
- Het voorlopige IRO-plaatsingspercentage van de op basis van de IRO
gecontracteerde bedrijven is gelijk aan het IRO-plaatsingspercentage
van bedrijven die zowel IRO- als reguliere trajecten uitvoeren: name-
lijk 20%.
- Een IRO-traject bij een op basis van de IRO gecontracteerd bedrijf on-
geveer net zo duur als bij een bedrijf dat gecontracteerd is op basis
van zowel aanbestedingen als IRO.
92 Ape
8 INVLOED IRO OP PRB EN REGULIERE TRAJECTEN
8.1 Inleiding
In dit hoofdstuk bespreken wij de invloed van de invoering van de IRO-
regeling op (a) het PRB-experiment en (b) de reguliere aanbestedingen.
Paragraaf 8.2 gaat over het PRB. Wij bespreken ontwikkelingen in gebruik,
kosten en plaatsingen van PRB-trajecten. In paragraaf 8.3 gaan we in op
de interferentie tussen IRO en reguliere trajecten. Paragraaf 8.4 bevat een
samenvatting en conclusie.
8.2 IRO ten opzichte van het PRB
Gebruik PRB
We vergelijken de IRO-trajecten met de PRB-trajecten die vanaf 1 januari
2002 zijn gestart.31 Sinds 2002 zijn er 615 cliënten met een PRB-traject
gestart (zie tabel 8.1).32 Voor 2004 ging het per jaar ongeveer 80 à 90
cliënten. In 2005 is het aantal PRB-trajecten meer dan verdubbeld. In de
eerste vier maanden van 2006 zijn 96 PRB-trajecten gestart. Als het aan-
tal aanvragen in de overige 8 maanden niet daalt dan zal ook in 2006 het
aantal PRB-trajecten ruim boven de 200 uitkomen.
In de Tweede voortgangsrapportage IRO constateerden we op grond van
de destijds beschikbare informatie dat in de eerste vijf maanden van 2005
er slechts één PRB was toegekend en dat de uitvoering van de PRB was
stilgevallen. Dit blijkt alles behalve het geval te zijn. Vermoedelijk was de
registratie van UWV met betrekking tot de PRB-trajecten in 2005 niet ac-
tueel door de invoering van een nieuw registratiesysteem.
31 Voor deze periode is nog niet eerder onderzoek gedaan naar het gebruik, de
kosten en de prestaties van de experimentele PRB-regeling. Voor de periode
tot 2002 zijn wel evaluaties uitgevoerd.
32 UWV heeft op 1 januari 2005 een nieuw registratiesysteem ingevoerd. Bij de
conversie van het oude systeem in het nieuwe systeem zijn problemen opge-
treden. Daarom gebruiken we voor 2002 tot en met 2004 gegevens uit het ou-
de registratiesysteem en voor 2004 en 2006 gegevens uit het nieuwe registra-
tiesysteem. Het jaar 2004 geven we dubbel omdat er in het oude systeem
vermoedelijk sprake van onderregistratie: van de 82 PRB-trajecten in 2004 is
driekwart in de eerste helft van 2004 begonnen.
Ape 93
Tabel 8.1 Aantal PRB-trajecten per jaar (trajecten gestart in periode
1-1-2002 tot 1-4-2006)
Jaar van aanvang Aantal trajecten1
oude registratie nieuwe registratie
2002 90
2003 91
2004 82 117
2005 221
januari t/m april 2006 96
Totaal 2002-2006 580 615
(2004 oude registratie) (2004 nieuwe registratie)
1. UWV heeft op 1 januari 2005 een nieuw registratiesysteem ingevoerd. Bij de conversie
van het oude systeem in het nieuwe systeem zijn problemen opgetreden. Daarom gebrui-
ken we voor 2002 tot en met 2004 gegevens uit het oude registratiesysteem en voor
2004 en 2006 gegevens uit het nieuwe registratiesysteem. Het jaar 2004 geven we dub-
bel omdat er in het oude systeem vermoedelijk sprake van onderregistratie: van de 82
PRB-trajecten in 2004 is driekwart in de eerste helft van 2004 begonnen.
Bron: UWV 7-7-2005 en 18-5-2006, APE-bewerking
Cliëntkenmerken
Tabel 8.2 geeft de kenmerken van PRB-cliënten. Tot en met 2003 is iets
meer dan de helft van de PRB-cliënten man. Vanaf 2004 hebben meer
vrouwen een PRB toegekend gekregen. De gemiddelde leeftijd is over het
totaal 36,3 jaar. Gemiddeld heeft ongeveer 20% van de PRB-cliënten een
Wajong-uitkering. In 2003 is er een uitschieter naar boven en in 2005
naar beneden: 31% respectievelijk 10% van de PRB-cliënten heeft een
Wajong-uitkering. PRB-cliënten en IRO-cliënten blijken op deze kenmerken
nauwelijks te verschillen (zie paragraaf 3.3).
94 Ape
Tabel 8.2 PRB-trajecten naar geslacht, leeftijd en type uitkering (trajec-
ten gestart in periode 1-1-2002 tot 1-4-2006)
2004 2004
2002 2003 2005 2006 Totaal1
oud nieuw
(n=90) (n=91) (n=82) (n=117) (n=221) (n=96) (n=615)
Geslacht
Mannen 52% 54% 39% 40% 41% 43% 44%
Vrouwen 48% 46% 61% 60% 59% 57% 56%
Leeftijd
jonger dan 20 jaar 4% 10% 6% 5% 5% 13% 7%
20 - 29 jaar 22% 30% 21% 19% 24% 23% 23%
30 - 39 jaar 27% 34% 32% 37% 33% 26% 32%
40 - 49 jaar 32% 20% 30% 26% 23% 32% 26%
50 - 57,5 jaar 14% 5% 11% 12% 13% 6% 11%
ouder dan 57,5 jaar - 1% - 2% - 1%
Gemiddelde leeftijd 38,2 33,8 36,7 37,3 37,2 34,7 36,5
(in jaren)
Type uitkering
WAO/WAZ 81% 68% 79% 78% 90% 78% 81%
Wajong 19% 32% 21% 22% 10% 22% 19%
1. Totaal: 2002-2003 uit oude registratie, 2004-2006 uit nieuwe registratie
Bron: UWV 7-7-2005 en 18-5-2006, APE-bewerking
Kosten van een PRB
Tabel 8.3 geeft een overzicht van de kosten per PRB-cliënt naar jaar van
aanvang van het PRB-traject. Het betreft begrote kosten. Omdat de PRB
een budget betreft kan het voorkomen dat het budget hoog wordt vastge-
steld zodat niet steeds het budget opgehoogd hoeft te worden. De gemid-
delde prijs van een PRB in de periode 2002-2006 is 5.775. De gemiddel-
de kosten van een traject zijn van 2002 tot 2005 afgenomen van ongeveer
6.000 in 2002 tot ongeveer 5.500 in 2005. In 2006 zijn de trajecten
weer duurder. Een traject kost in 2006 gemiddeld 6.600.
Een PRB-traject is gemiddeld duurder dan een IRO-traject. Dit is opval-
lend, omdat de maximumprijs voor een IRO ( 5.000) hoger is dan voor
een PRB ( 3.630). De belangrijkste verklaring hiervoor is dat de gemid-
delde trajectprijs in dit onderzoek is berekend op grond van alle aan een
cliënt toegekende PRB-budgetten. Veel cliënten hebben meerdere malen
Ape 95
een budget toegekend gekregen. In de hier gepresenteerde gegevens
wordt dit als één PRB geteld. Daarnaast biedt de PRB (net als de IRO) de
mogelijkheid in bijzondere omstandigheden af te wijken van het gestelde
maximum.
Tabel 8.3 Kosten PRB-trajecten (trajecten gestart in periode 1-1-2002
tot 1-4-2006)
2004 2004
2002 2003 2005 2006 Totaal
oud nieuw
(n=90) (n=91) (n=82) (n=117) (n=221) (n=96) (n=615)1
3.630 5.000 11% 15% 28% 32% 39% 35% 30%
> 5.000 53% 49% 30% 31% 36% 41% 40%
Totaal 100% 100% 99% 99% 100% 100% 100%
Gemiddelde prijs 5.960 5.935 5.545 5.500 5.425 6.600 5.775
1. Totaal: 2002-2003 uit oude registratie, 2004-2006 uit nieuwe registratie
Bron: UWV 7-7-2005 en 18-5-2006, APE-bewerking
Gemiddelde duur PRB
Tabel 8.4 geeft de gemiddelde duur van de beëindigde trajecten. Gemid-
deld duurt een PRB-traject 16 maanden. Dit is langer dan de wettelijke
maximumduur van een jaar. Er is echter ook een traject dat 4 jaar en
8 maanden heeft geduurd. Bovendien zijn veel trajecten nog niet beëin-
digd. Het is onduidelijk of dit een kwestie van registratie is of dat de PRB-
trajecten werkelijk zolang lopen.
Tabel 8.4 Duur beëindigde PRB-trajecten (1-1-2002 tot 1-4-2006)1
Totaal
(n=390)
Gemiddelde duur 16 maanden
Langste duur 4 jaar en 8 maanden
1. 2002-2003 uit oude registratie, 2004-2006 uit nieuwe registratie
Bron: UWV 7-7-2005 & 18-5-2006, APE-bewerking
96 Ape
PRB en werkhervatting
Tabel 8.5 geeft de resultaten van de PRB-trajecten. UWV houdt voor PRB-
trajecten niet het aantal plaatsingen bij, omdat voor PRB's geen resultaat-
financiering geldt. Daarom is het onmogelijk de resultaten van de PRB met
IRO te vergelijken op dezelfde wijze als in hoofdstuk 3 reguliere trajecten
met IRO-trajecten zijn vergeleken.
Via een koppeling met het UWV-dienstverbandenbestand kunnen we ech-
ter wel kijken of de cliënten die een PRB hebben gehad een dienstverband
zijn aangegaan. We hanteren twee plaatsingsdefinities:
- Plaatsingsdefinitie 1: een traject heeft tot een plaatsing geleid als de
cliënt na de start van het traject ten minste een half jaar gewerkt
heeft, ongeacht binnen welke termijn na einde traject het dienstver-
band tot stand is gekomen.
- Plaatsingsdefinitie 2: een traject heeft tot plaatsing geleid als de cliënt
twee jaar na de start van het traject een dienstverband heeft, onge-
acht de duur van het dienstverband. Het gaat om dienstverbanden die
de cliënt is aangegaan na de start van het traject.
Van de 90 in 2002 gestarte trajecten is 60% beëindigd33. Volgens plaat-
singsdefinitie 1 heeft 40% tot een plaatsing geleid en volgens de tweede
definitie 36%.
Tabel 8.5 Beëindigings- en plaatsingspercentage PRB-trajecten (trajecten
gestart in periode 1-1-2002 tot 1-4-2006)1
2002 2003 2004 2005
Aantal PRB-trajecten 90 91 117 221
Beëindigingspercentage 60% 75% 99%2 55%
Plaatsingspercentage 1 40% 35% 26% 7%
Plaatsingspercentage 2 36% 31% 16%
1. 2002-2003 uit oude registratie, 2004-2006 uit nieuwe registratie.
2. Het zeer hoge aantal beëindigingen van trajecten die in 2004 zijn gestart, is vermoede-
lijk een kwestie van administratie: ruim 80% van de trajecten die in 2004 zijn gestart
heeft 31-12-2005 als einddatum.
Bron: UWV 7-7-2005 en 18-5-2006, APE-bewerking
33 Het is onduidelijk of dit een kwestie van registratie is of dat 40% van de trajec-
ten die in 2002 zijn gestart daadwerkelijk nog loopt.
Ape 97
Van de 117 in 2004 gestarte PRB-trajecten staat 99% als beëindigd gere-
gistreerd. Waarschijnlijk is dit een kwestie van administratie aangezien het
merendeel 31-12-2005 als einddatum heeft. 26% van de in 2004 gestarte
trajecten heeft tot een plaatsing geleidt. Vergeleken met de IRO-trajecten
ligt het aantal plaatsingen bij PRB-trajecten op een vergelijkbaar niveau
(zie tabel 3.8).
8.3 Invloed IRO op reguliere trajecten
Sterke stijging IRO-trajecten
In de voorgaande rapportage constateerden we een sterke stijging van het
aantal IRO-trajecten. Het aantal gestarte reguliere trajecten liet daarente-
gen een terugloop zien, vooral bij cliënten met een WW-uitkering.
Grafiek 8.1 en grafiek 8.2 geven de ontwikkeling van IRO- en reguliere
trajecten voor arbeidsgehandicapten respectievelijk WW'ers. De grafieken
laten zien dat het aantal reguliere trajecten afneemt, terwijl het aantal
IRO-trajecten toeneemt. Deze substitutie is het sterkst bij WW'ers. Eind
2005 gingen in deze cliëntengroep ongeveer 3.000 trajecten van start. De
helft van de betreffende WW'ers geeft de voorkeur aan een IRO-traject.
Deze ontwikkeling heeft te maken met de grote populariteit van de IRO
onder cliënten, maar ook onder UWV'ers en re-integratiebedrijven. Een
gevolg van de populariteit van de IRO kan zijn dat re-integratiebedrijven
met contracten voor reguliere trajecten te maken krijgen met onderuitput-
ting van de aanbestedingscontracten. UWV verplicht re-integratiebedrijven
capaciteit vrij te houden voor re-integratietrajecten waarvoor een aanbe-
stedingscontract is afgesloten.
De mogelijke onderuitputting van de reguliere contracten is besproken op
de Topicmeeting IRO (zie voor een verslag bijlage 6). UWV meldt dat bij
de reguliere AG-trajecten inderdaad sprake is van onderuitputting van de
contracten: 15.000 van de beoogde 40.000 trajecten zijn niet gestart. Een
belangrijke reden voor de onderuitputting is volgens UWV dat minder
mensen dan van tevoren verwacht na hun herbeoordeling geïnteresseerd
zijn in de mogelijkheid tot re-integratie. De onderuitputting is dus niet (al-
leen) het gevolg van de populariteit van de IRO.
98 Ape
Grafiek 8.1 Gestarte trajecten arbeidsgehandicapten, IRO en regulier
(1-1-2004 tot 1-1-2006)
officiële
start IRO regeling
3000
2500
2000
1500
1000
500
0
b t r l t c t r l c
jan fe n g p v n b g p
mr ap m ei ju ju au se ok no de ja fe mr ap m ei jun ju au se okt nov de
2004 2005
IRO regulier
Grafiek 8.2 Gestarte trajecten WW'ers, IRO en regulier (1-1-2004 tot
1-1-2006)
officiële
start IRO regeling
4500
4000
3500
3000
2500
2000
1500
1000
500
0
n b t r g p t n b t r l g p t
ja fe mr ap m ei jun jul au se ok nov dec ja fe mr ap m ei jun ju au se ok nov dec
2004
IRO regulier
Bron: UWV 18-5-2006, APE-bewerking
Ape 99
Bij WW-trajecten is geen sprake van onderuitputting: er zijn meer regulie-
re WW-trajecten gestart dan UWV van te voren had verwacht. Dit heeft te
maken met een inhaalslag van het CWI. Ondanks dat veel WW'ers kiezen
voor een IRO is er dus geen onderuitputting van de contracten voor regu-
liere WW-trajecten. De IRO heeft kennelijk weinig gevolgen voor het aan-
tal reguliere WW-trajecten.
Op de expertmeeting die in het kader van de Tweede voortgangsrapporta-
ge IRO gehouden is, waren er re-integratiebedrijven die aangaven proble-
men te hebben vanwege onderuitputting van de contracten. De op de To-
picmeeting vertegenwoordigde re-integratiebedrijven geven aan dat on-
deruitputting niet op grote schaal speelt.
Invloed IRO op kwaliteit reguliere trajecten
De IRO vergt van re-integratiebedrijven een andere wijze van cliënten be-
naderen dan bij reguliere trajecten gebruikelijk. Re-integratiebedrijven be-
steden bij het opstellen van een IRO re-integratieplan meer aandacht aan
de wensen van de cliënt. Dit zou ook een positieve invloed kunnen hebben
op de kwaliteit van reguliere trajecten. We hebben UWV'ers gevraagd of
vinden dat de kwaliteit van reguliere trajecten nu beter is dan twee jaar
geleden (zie tabel 8.6). Arbeidsdeskundigen en re-integratiecoaches zijn
hier verdeeld over: 23% is het met de stelling eens en 24% is het niet met
de stelling eens. Meer arbeidsdeskundigen zijn het niet met de stelling
eens dan re-integratiecoaches.
Tabel 8.6 UWV'ers over de stelling 'Reguliere trajecten zijn kwalitatief be-
ter dan pakweg twee jaar geleden'
s ne ns e
Neutraal Mee e Weet niet/
Niet mee e niet ingevuld
% % % %
RC 16 26 27 30
Reguliere trajecten zijn kwalitatief beter AD 39 31 14 16
dan pakweg twee jaar geleden
Totaal 24 28 23 25
Bron: APE enquête onder arbeidsdeskundigen en re-integratiecoaches 2006
100 Ape
8.4 Samenvatting en conclusie
De IRO-regeling is populair, zowel onder cliënten als onder re-integratie-
bedrijven en veel UWV-medewerkers. Dit heeft er niet toe geleid dat de de
belangstelling voor het PRB-experiment is afgenomen. Er lijkt juist sprake
te zijn van meer aandacht voor het PRB-experiment: het aantal PRB-
trajecten dat in 2005 is gestart ligt met 221 PRB-trajecten bijna 2,5 keer
zo hoog als in 2003.
Een ander opvallend gevolg van de invoering van de IRO is de sterke in-
terferentie met het aantal gestarte reguliere trajecten. De belangstelling
voor de IRO is zo groot, dat er voor WW'ers inmiddels net zoveel IRO-
trajecten starten als reguliere trajecten. In 2005 is het aantal WW'ers dat
voor een IRO-traject kiest echter gestabiliseerd.
Een gevolg van de populariteit van de IRO kan zijn dat re-integra-
tiebedrijven met contracten voor reguliere trajecten te maken krijgen met
onderuitputting van de aanbestedingscontracten. UWV verplicht re-inte-
gratiebedrijven capaciteit vrij te houden voor re-integratietrajecten waar-
voor een aanbestedingscontract is afgesloten. Uit cijfers van UWV blijkt
dat onderuitputting vooral speelt bij trajecten voor arbeidsgehandicapten,
terwijl de interferentie tussen reguliere en IRO-trajecten daar minder groot
is. Een belangrijke oorzaak van onderuitputting van deze aanbestedings-
contracten is dat minder herbeoordeelden dan verwacht geïnteresseerd
zijn in re-integratie. De onderuitputting is dus niet (alleen) het gevolg van
de populariteit van de IRO.
Ape 101
102 Ape
9 SLOTBESCHOUWING
9.1 Inleiding
Dit hoofdstuk bevat een slotbeschouwing op resultaten van de monitor en
de evaluatie IRO 2006. We gaan achtereenvolgens in op het algemene
beeld dat dit onderzoek geeft over de werking van de IRO (paragraaf 9.2),
op enkele specifieke aandachtspunten (paragraaf 9.3), de ruimte die de
IRO biedt voor maatwerk (paragraaf 9.4), de verschillen tussen bedrijven
die op basis van de IRO contracteerd zijn en bedrijven met een contract op
basis van aanbestedingen (paragraaf 9.5) en de IRO in vergelijking met
PRB en reguliere trajecten (paragraaf 9.6).
9.2 Gebruik, kosten en prestaties van de IRO
In deze paragraaf beantwoorden we de eerste twee onderzoeksvragen:
1. Wat is het gebruik van IRO-trajecten, ook in vergelijking tot de regulie-
re trajecten?
2. Wat is het beeld van prijs en prestatie, ook in vergelijking tot de regu-
liere trajecten?
Gebruik IRO-trajecten
Tot 1 mei 2006 zijn in totaal 39.842 IRO's aangevraagd. Het aantal ge-
starte trajecten is 38.848. Er zijn zeer weinig afwijzingen (2,4%). In ver-
gelijking met reguliere trajecten starten verhoudingsgewijs meer WW'ers
en Wajong'ers een IRO. De arbeidsgehandicapten die een IRO-traject vol-
gen zijn in vergelijking tot arbeidsgehandicapten die in een regulier traject
starten vaker gedeeltelijk arbeidsongeschikt. De leeftijdsopbouw en verde-
ling naar sekse is gelijk voor IRO- en reguliere cliënten.
Prijs en prestaties IRO ten opzichte van reguliere trajecten
Een gemiddeld IRO-traject is uitgedrukt in begrote kosten duurder dan een
regulier traject. Voor WW is het verschil ongeveer 1.000 (een factor 1,3
duurder) en voor arbeidsgehandicapten 350 (een factor 1,1 duurder).
Daar staat tegenover dat ook het voorlopige plaatsingspercentage van de
IRO hoger is.
Ape 103
De plaatsingspercentages van IRO-trajecten liggen een een factor 1,2 tot
1,8 voor arbeidsgehandicapten en een factor 1,1 tot 1,4 voor WW'ers. De
beëindigings- en plaatsingspercentages geven echter niet meer dan een
eerste inzicht in de resultaten van de IRO-regeling. Voor een precieze me-
ting van het 'IRO-effect' is het noodzakelijk om rekening te houden met
verschillen in bijvoorbeeld motivatie en capaciteiten van cliënten en de
kosten. Een dergelijke effectiviteitsmeting laat het ministerie van SZW in
het kader van de eindevaluatie in 2008 uitvoeren. Desondanks geven de
voorlopige resultaten een positief eerste beeld van de met IRO-trajecten
gerealiseerde plaatsingen.
Klanttevredenheid
Een tweede aspect van 'prestaties' is de mate van cliënttevredenheid. Het
blijkt dat cliënten met een IRO over het algemeen tevreden zijn over de
begeleiding door UWV en door het re-integratiebedrijf.
9.3 Aandachtspunten voor beleid en uitvoering
Deze paragraaf beantwoordt de derde onderzoeksvraag:
3. Hoe verloopt de uitvoering van de IRO-regeling en waar zijn mogelijk-
heden voor verbetering?
Hoofdstuk 4 en 5 zijn uitgebreid ingegaan op de ervaringen en opvattingen
van cliënten, re-integratiebedrijven en UWV met of over de IRO-regeling.
Daarbij is een aantal aandachtspunten genoemd. In deze paragraaf wor-
den de belangrijkste daarvan gerecapituleerd en in verband gebracht met
de kerngegevens over gebruik, resultaten en kosten (hoofdstuk 3).
Betrokkenen tevreden over IRO
Cliënten zijn tevreden tot zeer tevreden over de IRO, zowel wat betreft de
mogelijkheden die de IRO biedt als de uitvoering daarvan door UWV en re-
integratiebedrijven. Cliënten waarderen vooral de invloed op de keuze
voor een re-integratiebedrijf en op het re-integratieplan. Ook UWV en re-
integratiebedrijven zijn enthousiast over de regeling.
104 Ape
Aandachtspunten
Ondanks de tevredenheid van betrokken partijen is er een aantal aan-
dachtspunten in de opzet en uitvoering van de IRO-regeling genoemd.
- Transparantie re-integratiemarkt
Een belangrijk keuze-element van de IRO is de vrije keuze voor een re-
integratiebedrijf. Cliënten hebben hier op grote schaal gebruik van ge-
maakt. Het aantal re-integratiebedrijven waarmee UWV een contract
heeft, is explosief toegenomen tot bijna 1.700 bedrijven begin 2006. Deze
ontwikkeling heeft twee kanten: enerzijds hebben cliënten meer keuzemo-
gelijkheden, anderzijds maakt de toename van keuzemogelijkheden het
keuzeproces moeilijker omdat de transparantie van de markt niet optimaal
is34.
Het gros van de cliënten geeft aan dat zij de keuze voor een re-integratie-
bedrijf niet als moeilijk hebben ervaren, tegelijkertijd krijgen zij veel on-
dersteuning van de arbeidsdeskundige of re-integratiecoach van UWV bij
deze keuze. De UWV-medewerkers suggereren bijvoorbeeld een aantal
bedrijven waar zij goede ervaringen mee hebben om cliënt richting te ge-
ven. Het is de vraag hoe de inmenging van UWV-medewerkers zich ver-
houdt tot de keuzevrijheid die de IRO met betrekking tot de keuze van een
re-integratiebedrijf aan cliënten biedt.
- Interpersonele en regionale verschillen
In dit licht zijn ook de interpersonele en regionale verschillen bij UWV een
belangrijk aandachtspunt. UWV-medewerkers verschillen van opvatting
over de voorlichting aan cliënten en het toetsen van IRO-aanvragen. Dit
leidt tot verschillen in het aantal cliënten dat een IRO-traject danwel regu-
lier traject aanvraagt en start, in het aantal goedgekeurde aanvragen en in
de prijs van trajecten.
- Doorlooptijden UWV
Een snelle start en een soepele afhandeling van procedures is medebepa-
lend voor succesvolle re-integratie. Doorlooptijden van UWV zijn dan ook
een belangrijk aandachtspunt, vooral wat betreft de afhandeling van aan-
vragen. Re-integratiebedrijven geven aan dat het soms maanden duurt
voordat de overeenkomst rond is. Cliënten merken hier overigens weinig
van omdat een groot aantal re-integratiebedrijven start met de re-integra-
tie-activiteiten voordat zij de formele overeenkomst binnen hebben. Cliën-
ten zijn dan ook niet negatief over de doorlooptijd tussen aanvraag en
34 Overigens werkt een groot deel van de nieuwe aanbieders regionaal. Het is dus
niet zo dat elke cliënt uit bijna 1.700 bedrijven kan kiezen.
Ape 105
start van het traject. De re-integratiebedrijven achten het evengoed van
belang dat UWV de overeenkomst sneller afhandelt. Dit geeft re-integra-
tiebedrijven meer zekerheid van betaling. Daarnaast hoeven zij dan min-
der voor te financieren. De eerste declaratie van 20% kunnen zij immers
pas indienen na het tot stand komen van de formele overeenkomst. UWV
erkent het belang van korte doorlooptijden en besteedt hier aandacht aan
in de bedrijfsvoering. De doorlooptijden behoeven desondanks nog steeds
aandacht.
9.4 Ruimte voor maatwerk
In deze paragraaf beantwoorden we onderzoeksvraag 4 en 5:
4. In hoeverre leidt het IRO ertoe dat cliënten meer mogelijkheden krij-
gen voor de invulling van hun re-integratie?
5. Verschilt de inhoud van IRO-trajecten van de inhoud van reguliere tra-
jecten?
Mogelijkheden voor eigen invulling re-integratie
De IRO biedt cliënten de mogelijkheid hun eigen re-integratie vorm te ge-
ven. Voor cliënten is dit ook een belangrijke reden om voor een IRO te
kiezen. Arbeidsdeskundigen en re-integratiecoaches bevestigen het beeld
dat de IRO meer mogelijkheden biedt voor een individuele invulling van de
re-integratie. Zij vinden dat IRO-trajecten beter zijn afgestemd op de indi-
viduele behoeften van de cliënt dan reguliere trajecten. Ook menen zij dat
re-integratiebedrijven zich meer inspannen voor een cliënt die een IRO-
traject heeft.
Re-integratiebedrijven houden bij de intake en het opstellen van het re-
integratieplan voor een IRO meer rekening met de re-integratiebehoeften
van de cliënt dan bij een regulier traject. Consulenten van re-integratie-
bedrijven noemen hiervoor een aantal redenen:
- Bij reguliere trajecten moeten zij zich houden aan de opzet zoals die is
in het aanbestedingscontract is vastgelegd.
- De cliënt heeft bij het opstellen van het re-integratieplan nog de moge-
lijkheid om naar een ander re-integratiebedrijf te stappen.
- Cliënten zijn zich ervan bewust dat zij hun eigen re-integratietraject
mogen samenstellen en maken daar ook gebruik van. Uit de APE cli-
ent-enquête blijkt ook dat ruim de helft van de cliënten het plan samen
met het re-integratiebedrijf opstelt.
106 Ape
De IRO heeft ook nog in een ander opzicht de keuzemogelijkheden ver-
groot. De cliënt mag namelijk zelf een bedrijf uitzoeken om zijn traject te
begeleiden. De cliënt is niet gebonden te kiezen uit bedrijven waarmee
UWV al een contract heeft. Cliënten hebben veelvuldig van deze mogelijk-
heid gebruik gemaakt: het aantal bedrijven waarmee UWV een contract
heeft is gegroeid van ongeveer 60 bedrijven naar bijna 1.700 bedrijven.
Inhoud van IRO-trajecten
Aan de inhoud van IRO-plannen kunnen, net als bij reguliere trajecten,
vier typen producten worden onderscheiden: intake, aanbodversterking,
arbeidstoeleiding en nazorg. In eenderde van de re-integratieplannen is
een vorm van loopbaanoriëntatie of assessment opgenomen. Van de plan-
nen kent 16% een bepaalde vorm van scholing. Sollicitatie- en netwerkt-
rainingen behoren tot de meest voorkomende trainingen. Ten slotte bevat-
ten 20% tot eenderde van de re-integratieplannen persoonlijke begelei-
ding bij het zoeken naar werk en/of na werkhervatting.
In vergelijking tot reguliere trajecten bevatten IRO-trajecten vaker scho-
ling en individuele begeleiding. Dit betekent niet dat reguliere trajecten
nooit individuele begeleiding bevatten. Er zijn re-integratiebedrijven die
ook bij de reguliere trajecten individuele begeleiding bieden. De inhoud
van IRO- en reguliere trajecten van deze bedrijven lijkt op het oog erg op
elkaar.
Een ander verschil met reguliere re-integratieplannen is dat IRO re-inte-
gratieplannen specifieker zijn. In plaats van een volledige sollicitatietrai-
ning krijgt de cliënt dan bijvoorbeeld enkele modules uit de training.
9.5 Kenmerken re-integratiebedrijven
Deze paragraaf beantwoordt de zesde onderzoeksvraag:
6. Is er verschil tussen de op basis van een IRO gecontracteerde re-inte-
gratiebedrijven en de re-integratiebedrijven die op basis van de aanbe-
stedingsprocedure worden gecontracteerd?
Het aantal re-integratiebedrijven dat voor UWV reguliere en/of IRO-
trajecten uitvoert is sinds de introductie van de IRO toegenomen van en-
kele tientallen tot bijna 1.700. Dat betekent dat een belangrijk deel van de
IRO-markt wordt uitgevoerd door andere bedrijven dat de re-integratie-
Ape 107
bedrijven met wie UWV een contract heeft via de openbare aanbestedin-
gen. Op basis van de UVW-registratie van re-integratietrajecten hebben
we vergelijking gemaakt tussen bedrijven die alleen IRO-trajecten uitvoe-
ren en bedrijven die zowel IRO-trajecten als reguliere trajecten uitvoeren.
Er zijn bijna 1.600 re-integratiebedrijven die alleen IRO-trajecten uitvoe-
ren. Deze bedrijven voeren 66% van de IRO-trajecten uit. De overige 34%
IRO-trajecten worden uitgevoerd door 65 bedrijven die zowel IRO-tra-
jecten als reguliere trajecten uitvoeren. In termen van trajecten zijn de
bedrijven die alleen IRO-trajecten uitvoeren kleiner. De plaatsingsresulta-
ten van beide typen re-integratiebedrijven zijn gelijk. Een IRO-traject bij
een op basis van de IRO gecontracteerd bedrijf is daarentegen gemiddeld
ruim 100 (3%) goedkoper dan bij een bedrijf dat gecontracteerd is op
basis van zowel aanbestedingen als IRO.
Daarnaast zijn de kernactiviteiten van bedrijven die gecontracteerd zijn op
basis van de IRO nader beschouwd. Het blijkt dat het merendeel van deze
bedrijven zich naast re-integratie via IRO-trajecten ook richt op loopbaan-
advies en/of outplacement.
9.6 IRO in vergelijking met PRB en reguliere trajecten
In deze paragraaf beantwoorden we de laatste twee onderzoeksvragen:
7. Wat is de wederzijdse invloed van de IRO-regeling en de reguliere
aanbestedingsprocedure op elkaar?
8. Wat is het beeld met betrekking tot gebruik, kosten en resultaten van
PRB-trajecten?
Interferentie IRO met reguliere trajecten
Het aantal IRO-aanvragen is zo groot, dat voor WW'ers er inmiddels net
zoveel IRO- als reguliere trajecten starten. In 2005 is het aantal WW'ers
dat voor een IRO-traject kiest echter niet meer toegenomen. Re-integra-
tiebedrijven die een contract hebben met UWV via de openbare aanbeste-
ding kunnen te maken hebben met onderuitputting.
UWV geeft aan dat er bij de contracten voor arbeidsgehandicapte aanbe-
stedingsgroepen sprake is van minder aanmeldingen dan van te voren
verwacht. Het aantal herbeoordeelden dat kiest voor een re-integratie-
traject is lager dan verwacht. De onderuitputting van AG-trajecten wordt
108 Ape
dus niet (alleen) veroorzaakt door de IRO. Bij WW-trajecten is geen sprake
van onderuitputting: er zijn meer reguliere WW-trajecten gestart dan UWV
van te voren had verwacht. Ondanks dat veel WW'ers kiezen voor een IRO
is er dus geen onderuitputting van de contracten voor reguliere WW-
trajecten. De IRO heeft kennelijk weinig gevolgen voor het aantal reguliere
WW-trajecten.
IRO en PRB
In 2005 zijn er ruim 200 PRB-trajecten gestart. Ook in het eerste kwartaal
van 2006 zijn er al bijna 100 PRB's toegekend. Alhoewel de IRO-regeling
erg populair is heeft dit niet geleid tot verminderde belangstelling voor het
PRB-experiment. Het tegendeel lijkt waar: het aantal PRB-trajecten dat in
2005 is gestart ligt bijna 2,5 keer zo hoog als in 2003.
Alhoewel de verschillen niet heel groot zijn, zijn onder de PRB-gebruikers
meer Wajong'ers, meer jongeren en meer vrouwen dan onder de arbeids-
gehandicapte IRO-gebruikers.
Ape 109
110 Ape
BIJLAGE 1: RESPONDENTEN
Re-integratiebedrijven:
Bart Peeters - 2Aline
Calos Bruma - Baantraject
Annemie Schuitemaker - Career & kids
Nico Nizet - Carrière Coach
Conny Eledring - Het fundament
Van Tilburg - HRD Center
Gerdien Horstman - Lengersdorf
Mirjam Simons - React on time
Wim van Gestel - Top Care
Wies Kuiken - Traject bv
Cristel Poortenaar - United Restart
Herbert Dettingmeijer - Wende
Dossieronderzoek:
Agens (Hoogeveen) - Anda Storteboon
- Chantal van Leeuwen
Alexander Calder (Den Bosch) - Astrid Dibbets
Epheon (Eindhoven) - Jaap Grootveld
- Fred van der Horst
- Wil Rongen
Fourstar (Rijen) - Ruud van de Broek
- Josje Brekelmans
IDPlein (Rotterdam) - Erik Beelen
- Neswa Khaoiri
- Jacqueline Cenin
Lelie-Hollander (Drachten) - Charisma Bijleveld
- Roelof Heida
- Leonie Kramer
Randstad Rentree (Terneuzen) - Joop van Gijs
- Ingrid van 't Loo
Serin (Breda) - Wilbert-Jan Karskens
- Lidy Simons
Van Dreumel Depiro (Amersfoort) - Geoffrey Albrecht
- Monique Rammeloo
Ape 111
112 Ape
BIJLAGE 2: DEELNEMERS TOPICMEETING EN EXPERTMEETING
Topicmeeting:
Inge Beeuwen - Lelie-Hollander
Kim Broere - Epheon
Maarten Freriks & - IDPlein
Tjeerd den Oudsten
Wilbert-Jan Karskens - Serin
Bart Peeters - 2aline
Oscar Douenburg - Boaborea
Annemie Schuitemaker - NOLOC/ Careerandkids
Conny Eldering - NOLOC/ het Fundament
Geert-Jan Gunsing - UWV arbeidsdeskundige
Cor Hoogendoorn - UWV arbeidsdeskundige
Mary-Lou Doerk - UWV re-integratiecoach
John Norden - UWV re-integratiecoach
Marius Dellenbag - UWV Staf Inkoop Re-integratie
Frans Roelofs - UWV Strategie Beleid en Kennis
Louis Beckers - ministerie van SZW
Aafje Krug - ministerie van SZW
Ape 113
Expertmeeting:
Else Roetering - Landelijke Cliëntenraad
Marcel Slagmoolen - Arbeidsadviseur
Hans van Iersel - Alexander Calder
Maarten Freriks - IDPlein
Tjeerd den Oudsten - IDPlein
Mirjam Simons - React on Time
Simon Troost - React on Time
Wilbert-Jan Karskens - Serin
Herbert Dettingmeijer - Wende
Oscar Douenburg - Boaborea
Conny Eldering - NOLOC/ Het Fundament
Pernell Huijer - UWV re-integratiecoach
Jeroen van Wijfferden - UWV re-integratiecoach
Rick de Haas - UWV arbeidsdeskundige-jonggehandicapten
Erik Voerman - UWV Beleid en Productontwikkeling AG
Marius Dellenbag - UWV Staf Inkoop Re-integratie
Frans Roelofs - UWV Strategie Beleid en Kennis
Wynanda van Nord - Ministerie van SZW
114 Ape
BIJLAGE 3: KLANKBORDGROEP EN BEGELEIDINGSCOMMISSIE
Klankbordgroep:
Oscar Douenburg - Boaborea
Lilian Willekers (vervanger) - Boaborea
Else Roetering - Landelijke Cliëntenraad
Janny Hoeflak (vervanger) - Landelijke Cliëntenraad
Marius Dellenbag - UWV
Frans Roelofs - UWV
Wynanda van Nord - SZW
René Kolsteren - SZW
Aafje Krug - SZW
Letty Raaphorst - SZW
Begeleidingscommissie:
Marius Dellenbag - UWV
Wynanda van Nord - SZW
Aafje Krug - SZW
Ape 115
116 Ape
BIJLAGE 4: AANVULLENDE INFORMATIE HOOFDSTUK 3
Tabel B4 1 IRO-aanvragen, naar kwartaal, totaal en per type aanvrager (1-1-2004 tot 1-4-2006)
Totaal (AG + WW) 2004 2005 2006 Totaal
kwartaal I II III IV I II III IV I
Aanvragen 53 516 1.226 3.683 6.264 7.035 6.803 7.503 6.759 39.842
waarvan
- Afgewezen 6 26 46 67 308 194 156 161 964
- Gestarte trajecten 53 510 1.200 3.637 6.197 6.727 6.609 7.347 6.598 38.878
Arbeidsgehandicapten
Aanvragen 23 162 424 1.083 1.580 1.905 2.173 2.355 3.143 12.848
waarvan
- Afgewezen 1 11 17 26 127 80 76 90 428
- Gestarte trajecten 23 161 413 1.066 1.554 1.778 2.093 2.279 3.053 12.420
WW'ers
Aanvragen 30 354 802 2.600 4.684 5.130 4.630 5.148 3.616 26.994
waarvan
- Afgewezen 5 15 29 41 181 114 80 71 536
- Gestarte trajecten 30 349 787 2.571 4.643 4.949 4.516 5.068 3.545 26.458
Bron: UWV 18-5-2006, APE-bewerking
Ape 117
Tabel B4 2 Kosten van IRO- en reguliere trajecten arbeidsgehandicapten per startkwartaal (gestarte trajecten
1-1-2004 tot 31-3-2006)
Arbeidsgehandicapten 2004 2005 2006 Totaal
kwartaal I II III IV I II III IV I
IRO
5.000 7.500 24% 12% 13% 19% 17% 19% 16% 14% 16%
> 7.500 7% 8% 7% 8% 8% 6% 5% 7%
Totaal 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100%
(n=0) (n=29) (n=84) (n=287) (n=1.141) (n=1.579) (n=1.854) (n=2.109) (n=2.830) (n=9.912)
Gemiddelde prijs 3.951 3.779 4.060 4.821 4.872 4.915 4.808 4.665 4.766
Regulier
5.000 7.500 21% 21% 13% 14% 14% 15% 8% 10% 10% 15%
> 7.500 6% 7% 4% 4% 3% 2% 2% 2% 1% 4%
Totaal 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100%
(n=6.807)) (n=6.593) (n=6.581) (n=6.887) (n=5.154) (n=5.206) (n=4.266) (n=4.361) (n=1.740) (n=47.595)
Gemiddelde prijs 4.383 4.583 4.333 4.345 4.352 4.439 4.406 4.437 4.425 4.410
Bron: UWV 18-5-2006, APE-bewerking
118 Ape
Tabel B4 3 Kosten van IRO- en reguliere trajecten WW'ers per startkwartaal (gestarte trajecten 1-1-2004 tot 31-3-2006)
WW'ers 2004 2005 2006 Totaal
kwartaal I II III IV I II III IV I
IRO
5.000 7.500 17% 11% 8% 11% 11% 12% 7% 4% 9%
> 7.500 2% 4% 2% 4% 4% 4% 3% 2% 3%
Totaal 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100%
(n=5) (n=47) (n=190) (n=655) (n=3.456) (n=4.429) (n=4.112) (n=4.741) (n=3.315) (n=20.950)
Gemiddelde prijs 3.520 3.683 3.638 4.420 4.523 4.622 4.448 4.245 4.426
Regulier
5.000 7.500 0% 1% 1% 2% 2% 2% 2% 1% 1% 1%
> 7.500 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0%
Totaal 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100%
(n=7.489) (n=11.176) (n=10.156) (n=9.112) (n=7.301) (n=5.075) (n=2.815) (n=4.277) (n=1.238) (n=58.639)
Gemiddelde prijs 3.277 3.406 3.404 3.521 3.457 3.478 3.414 3.420 3.402 3.421
Bron: UWV 18-5-2006, APE-bewerking
Ape 119
Tabel B4 4 Beëindigings- en plaatsingspercentages arbeidsgehandicapten op 1-4-2006 naar leeftijd per startkwartaal (trajecten
gestart in de periode 1-1-2004 tot 1-7-2005)
Arbeidsgehandicapten 2004 2005
IRO I II III IV I II
Jonger dan 30 jaar
aantal gestarte trajecten 7 53 145 285 361 413
beëindigingspercentage 100% 57% 59% 45% 35% 22%
plaatsingspercentage 29% 30% 34% 27% 22% 14%
30-50 jaar
aantal gestarte trajecten 14 90 216 630 957 1.134
beëindigingspercentage 86% 53% 47% 37% 27% 18%
plaatsingspercentage 57% 28% 27% 23% 17% 12%
Ouder dan 50 jaar
aantal gestarte trajecten 2 18 52 151 236 231
beëindigingspercentage 100% 56% 42% 46% 22% 13%
plaatsingspercentage 100% 22% 21% 23% 9% 8%
Regulier
Jonger dan 30 jaar 1.494 1.446 1.354 1.317 1.279 1.357
aantal gestarte trajecten 80% 70% 61% 49% 35% 23%
beëindigingspercentage 35% 29% 26% 21% 16% 10%
plaatsingspercentage
30-50 jaar
aantal gestarte trajecten 4.222 4.244 4.081 4.361 3.164 3.243
beëindigingspercentage 77% 65% 52% 40% 28% 17%
plaatsingspercentage 27% 23% 21% 18% 11% 6%
Ouder dan 50 jaar
aantal gestarte trajecten 1.408 1.415 1.382 1.476 929 772
beëindigingspercentage 71% 62% 46% 39% 25% 14%
plaatsingspercentage 17% 15% 12% 10% 10% 5%
Bron: UWV 18-5-2006, APE-bewerking
120 Ape
Tabel B4 5 Beëindigings- en plaatsingspercentages WW'ers op 1-4-2006 naar leeftijd per startkwartaal (trajecten gestart in de
periode 1-1-2004 tot 1-7-2005)
WW'ers 2004 2005
IRO I II III IV I II
Jonger dan 30 jaar
aantal gestarte trajecten 3 43 66 170 304 329
beëindigingspercentage 67% 74% 47% 49% 33% 21%
plaatsingspercentage 67% 51% 18% 36% 25% 16%
30-50 jaar
aantal gestarte trajecten 19 237 521 1.762 3.187 3.383
beëindigingspercentage 32% 56% 52% 39% 27% 17%
plaatsingspercentage 26% 41% 36% 31% 20% 14%
Ouder dan 50 jaar
aantal gestarte trajecten 8 69 200 639 1.152 1.237
beëindigingspercentage 63% 48% 48% 29% 20% 11%
plaatsingspercentage 25% 19% 25% 16% 11% 7%
Regulier
Jonger dan 30 jaar
aantal gestarte trajecten 1.178 1.410 1.231 1.121 936 681
beëindigingspercentage 87% 81% 74% 56% 44% 29%
plaatsingspercentage 40% 38% 35% 29% 24% 15%
30-50 jaar
aantal gestarte trajecten 5.063 7.013 6.416 5.602 4.575 3.306
beëindigingspercentage 85% 76% 64% 43% 33% 18%
plaatsingspercentage 37% 35% 32% 23% 19% 11%
Ouder dan 50 jaar
aantal gestarte trajecten 1.874 3.404 3.080 2.660 2.015 1.389
beëindigingspercentage 70% 54% 40% 25% 18% 10%
plaatsingspercentage 19% 14% 13% 10% 8% 5%
Bron: UWV 18-5-2006, APE-bewerking
Ape 121
Tabel B4 6 Beëindigings- en plaatsingspercentages arbeidsgehandicapten op 1-4-2006 naar type uitkering per startkwartaal
(trajecten gestart in de periode 1-1-2004 tot 1-7-2005)
Arbeidsgehandicapten 2004 2005
IRO I II III IV I II
WAO
aantal gestarte trajecten 13 79 183 491 792 844
beëindigingspercentage 92% 53% 46% 40% 27% 17%
plaatsingspercentage 54% 22% 25% 25% 16% 11%
Wajong
aantal gestarte trajecten 3 37 108 194 236 261
beëindigingspercentage 100% 51% 59% 42% 35% 24%
plaatsingspercentage 33% 32% 28% 20% 22% 15%
Regulier
WAO
aantal gestarte trajecten 3.894 3.840 3.778 4.268 3.134 3.093
beëindigingspercentage 75% 64% 51% 40% 29% 17%
plaatsingspercentage 23% 21% 19% 15% 11% 6%
Wajong
aantal gestarte trajecten 549 535 586 517 540 619
beëindigingspercentage 77% 64% 57% 43% 31% 19%
plaatsingspercentage 31% 26% 22% 18% 14% 8%
Bron: UWV 18-5-2006, APE-bewerking
122 Ape
BIJLAGE 5: ONDERDELEN IRO-PLANNEN
Tabel B5 1 Onderdelen re-integratieplan, percentage van aanvragers1
(IRO-aanvragers in de periode 1-1-2004 tot 1-4-2006)
Totaal AG WW
(n=1.903) (n=862) (n=1.041)
Loopbaanoriëntatie/assessment 30% 30% 29%
Training 47% 42% 51%
sollicitatietraining 37% 34% 39%
netwerktraining 21% 15% 26%
training beroepshouding/jobtraining 12% 9% 15%
training communicatieve vaardigheden 12% 11% 12%
Fysieke interventie 1% 2% 1%
Psychische interventie 5% 8% 3%
Ondersteuning bij opzetten
eigen bedrijf 13% 12% 14%
Scholing 16% 17% 16%
andere vormen van scholing 14% 14% 14%
computercursus 8% 8% 7%
opleiding beveiliging 2% 2% 1%
rijopleiding voor rijbewijs C of E 1% 1% 1%
leraaropleiding (zij-instroom onderwijs) 1% 1% 0%
Intensieve bemiddeling/jobhunting 17% 14% 19%
Leerwerkplek 5% 8% 3%
Jobcoach2 17% 18% 16%
Persoonlijke begeleiding bij de
toeleiding naar werk 35% 40% 31%
Persoonlijke begeleiding na
werkhervatting 19% 20% 17%
1. De percentages tellen niet op tot honderd omdat re-integratieplannen uit meerdere on-
derdelen bestaan.
2. NB. Het gaat hier niet in alle gevallen over de jobcoach volgens de formele regeling.
Bron: APE cliënt-enquête IRO III
Ape 123
BIJLAGE 6: VERSLAG TOPICMEETING 28 FEBRUARI 2006
VERSLAG VAN DE BIJEENKOMST
Gespreksleider Leo Aarts van APE opent om 14.00 uur de bijeenkomst met
iedereen welkom te heten. Vervolgens geeft hij een toelichting op het doel
van de Topicmeeting.
De Topicmeeting is georganiseerd in het kader van de monitor IRO. De
monitor geeft inzicht in het gebruik, de kosten en de resultaten van IRO-
trajecten. Daarnaast heeft de monitor aandacht voor de ervaringen met de
IRO-regeling van cliënten, re-integratiebedrijven en UWV.
Het onderwerp van de Topicmeeting is de wederzijdse invloed van de IRO-
regeling en de reguliere aanbestedingsprocedure. Dit is een van de aan-
dachtspunten die naar voren is gekomen in de Tweede voortgangsrappor-
tage IRO. Het aantal IRO-trajecten stijgt terwijl het aantal reguliere trajec-
ten afneemt. Deze ontwikkeling geldt met name voor WW'ers. Op de To-
picmeeting wordt besproken wat de oorzaken en gevolgen hiervan zijn.
Om de aanwezigen op de hoogte te stellen van recente beleidsontwikkelin-
gen geeft Marius Dellenbag van UWV een presentatie over het aangepaste
beoordelingskader IRO en de eerste resultaten van de audits van re-inte-
gratiebedrijven. Daarna geeft Krista Visscher van APE een presentatie over
gebruik, kosten en resultaten van IRO en reguliere trajecten.
Rol betrokkenen en inhoud en prijs traject bij keuze IRO of regulier
traject
De gespreksleider start de discussie met de vraag hoe de aanwezigen den-
ken over de rol bij de keuze voor een IRO of een regulier traject van:
a) de betrokkenen (cliënt, re-integratiebedrijf en AD/RC);
b) de inhoud en prijs van een traject.
Een UWV'er vindt dat veel re-integratiebedrijven cliënten mooie verhalen
voorspiegelen, maar niet in het belang van de cliënt handelen. Deze UW-
V'er noemt de re-integratiemarkt 'een keiharde commerciële wereld'. Een
voorbeeld hiervan is dat IRO's in combinatie met een contract van zes
maanden via vacatures in de krant worden aangeboden. Na een half jaar
wordt het contract echter niet verlengd. Het IRO-bedrijf van de vacature is
dit ook nooit van plan geweest, maar gebruikt de IRO als een vorm van
Ape 125
verkapte gesubsidieerde arbeid. De cliënt wordt lekker gemaakt met de
baangarantie, maar raakt gedesillusioneerd als het contract niet verlengd
wordt. De UWV'er is van mening dat UWV cliënten hiertegen moet be-
schermen.
Een re-integratiebedrijf reageert hierop met te benadrukken dat het ook
de verantwoordelijkheid van de cliënt is om het re-integratiebedrijf te
toetsen. Het is juist positief dat de cliënt een grotere rol heeft gekregen bij
zijn eigen re-integratie. Het re-integratiebedrijf vindt dat bij het alternatief
voor de IRO, de regulier aanbestede trajecten, ook kanttekeningen zijn te
maken: de cliënt wordt bij regulier aanbesteden trajecten nauwelijks be-
trokken bij beslissingen aangaande zijn re-integratie. Cliënten hebben de
behoefte om snel met hun re-integratie aan de slag te gaan. De IRO biedt
hen die mogelijkheid. Om te voorkomen dat cliënten een slecht traject
krijgen, moet UWV bedrijven kritisch toetsen en slechte re-integratie-
plannen afwijzen. De aanwezigen benadrukken het belang van samenwer-
king tussen re-integratiebedrijf, UWV en cliënt bij re-integratie. De cliënt
heeft volgens de UWV'ers behoefte aan sturing en bescherming.
Op de opmerking dat UWV re-integratiebedrijven kritisch moet toetsen en
slechte plannen moet afwijzen reageert een UWV'er dat het voor AD'n en
RC's moeilijk is de cliënt op andere gedachten te brengen als deze een-
maal voor een re-integratiebedrijf heeft gekozen. De cliënt hanteert ande-
re criteria dan de AD of RC. De cliënt zoekt een re-integratiebedrijf waar-
mee het klikt of laat zich verleiden door bijvoorbeeld een baangarantie. De
cliënt let niet op de prijs of integere bedoelingen van het re-integratie-
bedrijf.
De gespreksleider legt de vraag voor waarom AD'n en RC's dan zo weinig
plannen afwijzen (in 2005: 2,5%). De aanwezige UWV'ers en re-integra-
tiebedrijven wijzen erop dat dit percentage een vertekend beeld geeft: in
veel gevallen komt het niet tot een afwijzing omdat de aanvraag niet for-
meel in behandeling wordt genomen of omdat via onderhandelingen met
het re-integratiebedrijf het plan wordt aangepast.
De discussie gaat vervolgens over de onderlinge verschillen in beoordeling
tussen uitvoerenden van UWV.
Volgens de aanwezige UWV'ers en re-integratiebedrijven bestaan er grote
verschillen tussen UWV'ers in hoe ze een IRO-plan beoordelen. Sommigen
gaan uit van de formele marginale toets op de kortste weg naar werk, an-
deren toetsen ook de prijs-kwaliteitverhouding. De verschillen zijn deels
126 Ape
regionaal maar ook persoonsgebonden. UWV-regio's hebben soms eigen
richtlijnen voor het beoordelen van IRO-plannen. Daarbij wordt bijvoor-
beeld gekeken wanneer het recht op WW verloopt, of er een baangarantie
is, enzovoort In het geval van de eerder genoemde vacatures in de krant
voor een contract van een half jaar in combinatie met een IRO kiest de
ene UWV'er voor de korte termijn terwijl de andere naar de lange termijn
kijkt. Daarom zullen sommige UWV'ers wel voor de vacature met een
baangarantie van een half jaar kiezen en anderen die verwachten dat het
heel demotiverend is voor de cliënt als die na een half jaar weer zijn baan
verliest, niet.
Vervolgens vraagt een stafmedewerker van UWV (hoofdkantoor) hoe re-
integratiebedrijven aankijken tegen de keuze tussen een regulier traject of
een IRO-traject.
Een aantal van de op de Topicmeeting vertegenwoordigde re-integratie-
bedrijven doet zowel reguliere trajecten als IRO-trajecten. Deze bedrijven
geven aan IRO-trajecten te prefereren boven reguliere trajecten, omdat
cliënten met een IRO-traject meer gemotiveerd zijn. Eén re-integra-
tiebedrijf geeft aan te kijken of een cliënt niet ook in een regulier contract
past, maar geeft de voorkeur aan de IRO omdat de cliënt dan meer gemo-
tiveerd is. Dit komt volgens de vertegenwoordigde re-integratiebedrijven
doordat cliënten zelf mogen kiezen en daardoor het gevoel hebben invloed
te hebben en serieus genomen te worden. Bij reguliere trajecten hebben
cliënten het idee over de schutting te worden gegooid door de AD of RC.
Hierop aansluitend geven ook de aanwezige UWV'ers aan dat motivatie
een reden kan zijn om iemand een IRO aan te raden. Een UWV'er vertelt
dat als je een cliënt naar een re-integratiebedrijf verwijst voor een regulier
traject dit wel eens weerstand opwekt bij de cliënt, terwijl dit bij de IRO
niet het geval is.
De gespreksleider constateert dat de motivatie van de cliënt een belangrij-
ke reden is om voor een IRO-traject te kiezen in plaats van een regulier
traject. Hij vraagt in hoeverre maatwerk een rol speelt bij de keuze tussen
een IRO-traject en een regulier traject.
Volgens een UWV'er is de IRO een leuk product om in te zetten omdat een
IRO-traject meer mogelijkheden biedt dan de grotendeels vooraf vast-
staande reguliere trajecten. De positie van de cliënt is sterker bij een IRO-
traject. De UWV'er wijst echter niet alle cliënten op de IRO, omdat de IRO
volgens deze UWV'er niet voor alle cliënten geschikt is.
Ape 127
Een stafmedewerker van UWV (hoofdkantoor) werpt op dat ook bij regulie-
re trajecten in principe keuze mogelijk is tussen bedrijven. De aanwezige
UWV'ers geven aan ook bij reguliere trajecten de beste re-integratie-
mogelijkheden voor de cliënt te willen kiezen en niet zomaar gunningen te
willen volmaken. Een UWV'er vertelt echter dat het moeilijk is de bedrijven
met aanbestedingscontracten te sturen. Deze bedrijven antwoorden bij
opmerkingen over gebrek aan maatwerk dat ze het altijd al zo doen en dat
het traject zo in het contract is vastgelegd.
De vertegenwoordigde re-integratiebedrijven vinden het vreemd dat regu-
liere trajecten zouden verschillen van IRO-trajecten. De doelstelling is im-
mers hetzelfde. Volgens een re-integratiebedrijf zijn er nauwelijks verschil-
len tussen IRO- en reguliere trajecten omdat re-integratie altijd bestaat uit
een vaste set van producten (altijd sollicitatietraining, toeleiding enz.).
Daarnaast heeft de IRO volgens een re-integratiebedrijf de grote re-inte-
gratiebedrijven gedwongen de dienstverlening bij reguliere trajecten te
verbeteren. De IRO vergt volgens dit re-integratiebedrijf een andere orga-
nisatie dan reguliere trajecten. Bij grote re-integratiebedrijven zijn name-
lijk de reguliere trajecten vaak niet individueel maar groepsgericht.
Bij uitvoerders van UWV roept dit de vraag op wat maatwerk dan is. Als
re-integratiebedrijven ook maatwerk bieden in hun reguliere trajecten zijn
deze kwalitatief gelijk aan de IRO-trajecten van dat bedrijf. De vraag rijst
waarom prijsverschillen tussen IRO en reguliere trajecten bestaan als deze
kwalitatief aan elkaar gelijk zijn?
Een UWV'er wijst erop dat kan meespelen dat met de no-cure-less-pay-
financiering het re-integratiebedrijf altijd de helft ( 2.500) van het geof-
freerde bedrag krijgt. De AD of RC is de enige die beoordeelt of een traject
te duur is. De cliënt let volgens de aanwezige UWV'ers niet op de prijs,
maar of het klikt met het re-integratiebedrijf. Voorzover hij wel op de prijs
let dan heeft hij het liefst het duurste traject. AD'n en RC's letten op de
kortste weg naar werk, de prijs-kwaliteitverhouding van het plan en de
integere bedoelingen van het bedrijf.
Een UWV'er geeft aan dat het moeilijk is om de prijs en inhoud van een
traject in een gesprek met een cliënt ter sprake te brengen. De cliënt heeft
al gekozen en wil niet praten over de prijs-kwaliteitverhouding of de in-
houd van het plan. De cliënt heeft dan het gevoel dat hij zijn keus en plan
moet verdedigen bij de AD of RC. Het managen van de verwachtingen van
de cliënt wordt extra moeilijk gemaakt door de media. Re-integratiebedrij-
128 Ape
ven geven cliënten in de media het idee dat met de IRO alles maar kan.
De uitvoerende UWV'ers moeten hier tegen op boksen.
In aanvulling hierop geeft een UWV'er aan dat de re-integratieplannen
meestal niet voldoende informatie bieden voor de AD'n en RC's om de
prijs-kwaliteitverhouding te beoordelen. Een UWV'er heeft 45 IRO-plannen
geanalyseerd en kon geen relatie leggen tussen prijs en plan. Op zich wil-
len de aanwezige AD'n en RC's best betalen als een re-integratiebedrijf
een goed product biedt.
De gespreksleider suggereert per trajectonderdeel (intake, aanbodverster-
king, toeleiding, nazorg) een richtprijs op te stellen om AD'n en RC's hou-
vast te geven. De re-integratiebedrijven vinden dit geen goed idee, omdat
het erg afhankelijk van de cliënt. Een reïntegrerende werkende moeder die
met een burn-out in de WAO is beland, heeft bijvoorbeeld meer nazorg
nodig dan een goedfunctionerende WW'er. Dit is ook moeilijk van te voren
in te schatten. Re-integratiebedrijven maken daarom een totaalplan met
een totaalprijs en beoordelen tijdens het traject wat ze precies inzetten.
Volgens een re-integratiebedrijf zullen AD'n en RC's na verloop van tijd
leren welke IRO-bureaus tevreden cliënten opleveren en welke niet.
De gespreksleider vraagt vervolgens waarom WW'ers relatief vaker een
IRO-traject hebben dan AG'ers.
De aanwezigen suggereren dat AG'ers voordat ze bij UWV komen vaak nog
niet hebben nagedacht over hun re-integratie. WW'ers hebben een eindda-
tum en zijn daarom vanuit zichzelf al meer bezig met re-integratie. WW
---
ers zijn daardoor beter op de hoogte van de mogelijkheden. Ze hebben
hierdoor meer invloed op de keuze tussen een IRO en een regulier traject.
Gevolgen voor functioneren re-integratiemarkt
Uit de cijfers blijkt dat veel cliënten kiezen voor een IRO-traject. De ge-
spreksleider vraagt UWV of dit leidt tot onderuitputting van de trajecten.
Een vertegenwoordiger van UWV vertelt dat bij de reguliere AG-trajecten
sprake is van onderuitputting van de contracten: 15.000 van de beoogde
40.000 trajecten zijn niet gestart. UWV heeft voor de herbeoordelingen
met ESF-geld een groter aantal reguliere AG-trajecten ingekocht. Echter
na hun herbeoordeling blijken minder mensen dan UWV van tevoren ver-
wachtte, geïnteresseerd in de mogelijkheid tot re-integratie. De onderuit-
putting is dus niet (alleen) het gevolg van de populariteit van de IRO.
Ape 129
Bij WW-trajecten is geen sprake van onderuitputting: er zijn meer regulie-
re WW-trajecten gestart dan UWV van te voren had verwacht. Dit heeft te
maken met een inhaalslag van het CWI. Ondanks dat veel WW'ers kiezen
voor een IRO is er dus geen onderuitputting van de contracten voor regu-
liere WW-trajecten. De IRO heeft kennelijk weinig gevolgen voor het aan-
tal reguliere WW-trajecten.
Ook de vertegenwoordigde re-integratiebedrijven geven aan dat onderuit-
putting niet op grote schaal speelt.
Verwachtingen voor de toekomst
Tot slot vraagt de gespreksleider naar de verwachtingen van de aanwezi-
gen voor de toekomst.
Uitvoerders UWV:
Volgens een UWV'er wordt de IRO een mislukking als AD'n en RC's niet
meer mogelijkheden krijgen om re-integratiebedrijven aan te sturen. De
IRO zal dan te duur worden ten opzichte van de plaatsingen. De uitvoe-
renden van UWV moeten meer focus hebben voor de kosten. Dit zou bij-
voorbeeld kunnen door de AD/RC een eigen budget te geven waarvoor hij
diensten kan inkopen.
Een andere UWV'er verwacht hij dat de cliënt over twee jaar beter af is
dan voor de introductie van de IRO het geval was.
UWV hoofdkantoor:
UWV ziet een grotere rol voor de AD/RC weggelegd bij de begeleiding van
cliënten. AD'n en RC's hebben sinds 1 oktober 2005 bijvoorbeeld de moge-
lijkheid om gedifferentieerd in te kopen. Voor de toekomst verwacht UWV
dat 30% van de inkopen gedifferentieerde dienstverlening betreft en de
overige 70% ongeveer gelijk verdeeld is over de IRO en regulier. UWV zal
onder meer door klanttevredenheidscijfers meer inzicht hebben in de kwa-
liteit van re-integratiebedrijven. Toch zijn 1600 bedrijven niet te overzien.
De in 2006 uit te voeren audits zijn bijvoorbeeld een megaklus. Het aantal
bedrijven zal (moeten) afnemen.
Re-integratiebedrijven:
Een re-integratiebedrijf verwacht in de komende jaren op de re-integratie-
markt meer lokaal opererende bedrijven die kleinschalig werken. De IRO is
nog in de beginfase: de betrokkenen moeten nog leren omgaan met de
130 Ape
marktwerking en bureaus moeten zich nog bewijzen. Het re-integratiebe-
drijf is van mening dat de markt niet dicht gereguleerd moet worden. Het
re-integratiebedrijf wil niet de speelbal zijn van de uitvoerders van UWV.
Het re-integratiebedrijf wil zelf bepalen wat in te zetten bij de re-integratie
van een cliënt. Voor de IRO ging er ook van alles mis. De audits zijn een
goed begin om meer zicht te krijgen op de kwaliteit van re-integra-
tiebedrijven en de rotte appels eruit te halen. Cliënt, re-integratiebedrijf
en UWV moeten samenwerken.
Een ander re-integratiebedrijf vindt dat er momenteel geen level-playing-
field is. De ene AD/RC toetst marginaal op de kortste weg naar werk ter-
wijl de andere ook de prijs-kwaliteitverhouding beoordeelt. Daarnaast is
het vooral de cliënt die kiest en voor het mooiste aanbod gaat zonder te
weten of dit ook een eerlijk en goed aanbod is. Als er geen level-playing-
field komt, komen veel eerlijke re-integratiebedrijven in de problemen.
Voor meer level-playing-field moeten de uitvoerende UWV'ers de plannen
meer dan marginaal kunnen toetsen.
Boaborea:
Boaborea verwacht verschuivingen in de re-integratiemarkt omdat de
werkgevers en verzekeringsmaatschappijen veel meer re-integratie-
activiteiten gaan inkopen. UWV-trajecten zullen een kleinere rol gaan spe-
len voor de re-integratiebedrijven. Uiteindelijk verwacht Boaborea overall
minder trajecten.
Ministerie van SZW:
Voor SZW is het van belang dat het geld gaat naar mensen die het nodig
hebben. Een deel van de cliënten van UWV zal ook zonder re-integra-
tiedienstverlening een baan vinden.
SLUITING
De gespreksleider bedankt iedereen voor zijn inbreng en aanwezigheid.
Ape 131
BIJLAGE 7: SAMENVATTING TWEEDE VOORGANGSRAPPORTAGE IRO
Doelstelling en opzet van het onderzoek
De IRO-regeling
In 2004 is de Individuele Re-integratie Overeenkomst (IRO) geïntrodu-
ceerd. De IRO-regeling geeft UWV de mogelijkheid om voor cliënten re-
integratietrajecten in te kopen waarin meer maatwerk te realiseren is dan
in trajecten uit de reguliere aanbestedingen.
De regeling is bedoeld voor WW'ers en arbeidsgehandicapten die zelf hun
re-integratieplan willen schrijven en zelf een re-integratiebedrijf willen kie-
zen. In vergelijking met de reguliere re-integratietrajecten biedt de IRO
cliënten meer keuzevrijheid en de re-integratiebedrijven meer ruimte om
maatwerk te leveren. Om tevens de efficiënte besteding van publieke re-
integratiemiddelen te bevorderen, zijn waarborgen in de regeling opgeno-
men in de vorm van gedeeltelijke resultaatfinanciering en een maximum-
tarief voor IRO-trajecten.
Het onderzoek
Het ministerie van SZW heeft APE opdracht gegeven de implementatie,
uitvoering en resultaten van de IRO-regeling te monitoren. Dit is de twee-
de voortgangsrapportage. De eerste voortgangsrapportage is december
2004 uitgebracht.
In beide rapportages staan twee vragen centraal:
1. Hoe is de implementatie van de IRO-regeling verlopen en hoe kunnen
eventuele knelpunten worden weggenomen?
2. Wat zijn de (voorlopige) resultaten van de IRO-regeling?
Voor het beantwoorden van de eerste vraag is een procesevaluatie uitge-
voerd. Daarin is de implementatie van de IRO-regeling door UWV beschre-
ven en zijn ervaringen van cliënten, re-integratiebedrijven en UWV-
medewerkers met de uitvoering van de regeling geïnventariseerd.
Voor de tweede vraag zijn het gebruik, de kosten en de resultaten van de
IRO-trajecten gemonitord. Bij resultaten is gekeken naar de inhoud van
re-integratieplannen, cliënttevredenheid en (voorlopige) plaatsingspercen-
tages. Vervolgens zijn de bevindingen vergeleken met reguliere trajecten
en het experiment met het persoonsgebonden re-integratiebudget (PRB).
Ape 133
In het onderzoek zijn de volgende bronnen gebruikt:
UWV-registraties over gebruik, kosten en plaatsing (monitor);
Dossieronderzoek naar de inhoud van re-integratieplannen (monitor en
procesevaluatie);
Een enquête onder cliënten die een IRO-traject zijn gestart (monitor en
procesevaluatie);
Interviews met UWV-medewerkers, re-integratiebedrijven en cliënten-
organisaties (procesevaluatie);
Een expertmeeting met de belangrijkste stakeholders (procesevalua-
tie).
Dit onderzoek is uitgevoerd binnen een jaar nadat de IRO formeel van
kracht is geworden. Dat betekent dat een deel van de bevindingen een
voorlopig karakter heeft. Dit geldt in het bijzonder voor de berekende
plaatsingspercentages, maar ook voor aandachtspunten die betrokkenen
hebben aangedragen in de procesevaluatie. Bovendien hebben de onder-
zoeksbevindingen deels betrekking op de periode voordat de regeling van
kracht is geworden (14 juli 2004). Vooruitlopend op de formele regeling is
UWV reeds begonnen met de uitvoering. De hierbij gebruikte noodproce-
dure wijkt op sommige punten af van de definitieve procedure (bijvoor-
beeld wat betreft de gehanteerde maximumprijs).
Vervolg van de samenvatting
In paragraaf 0.2 worden de bevindingen en conclusies van de monitor sa-
mengevat (zie ook hoofdstuk 3). Paragraaf 0.3 gaat over de belangrijkste
resultaten van de procesevaluatie (zie ook hoofdstuk 4). In paragraaf 0.4
gaan we in op de invloed van de IRO op het experiment met het PRB en op
reguliere trajecten (zie ook hoofdstuk 5). Paragraaf 0.5 bevat een slotbe-
schouwing op de bevindingen van het onderzoek (zie ook hoofdstuk 6).
Voorlopige resultaten van de IRO-regeling
Aangevraagde en gestarte trajecten
Het aantal IRO-aanvragen is hoger dan vooraf werd verwacht. Tot en
met mei 2005 zijn er 14.525 aanvragen ingediend. Daarvan zijn inmid-
dels 14.426 trajecten gestart.
134 Ape
Kenmerken van IRO-cliënten
De IRO is vooral populair onder cliënten met een WW-uitkering. Van
alle IRO-aanvragen is 73% ingediend door WW'ers. Bij reguliere trajec-
ten is dat 56%.
De overige IRO-aanvragen zijn ingediend door arbeidsgehandicapten.
Ten opzichte van reguliere trajecten vragen Wajong'ers relatief vaak
een IRO aan (25% ten opzichte van 12%).
Cliënten met een IRO en met een regulier traject zijn ongeveer even
oud. Ook de man-vrouw verhouding is vergelijkbaar.
Van de IRO-cliënten is 46% van de WW'ers en 27% van de arbeidsge-
handicapten hoog opgeleid.
Inhoud van de IRO-trajecten
Ruim eenderde van de IRO-plannen voorziet in een loopbaanoriëntatie
of assessment.
De meest voorkomende trainingen zijn sollicitatie- en netwerktrainin-
gen. Ruim 20% van de re-integratieplannen bevat een vorm van scho-
ling. Bij de reguliere trajecten uit het dossieronderzoek, is dit minder
dan 10%.
Ongeveer de helft van de re-integratieplannen bevat een module per-
soonlijke begeleiding bij het zoeken naar werk. Persoonlijke begelei-
ding na werkhervatting vindt plaats bij bijna een kwart van de WW-
cliënten en ruim eenderde van de arbeidsgehandicapte cliënten.
Kosten van IRO-trajecten
De prijs van een IRO-traject voor WW'ers bedraagt gemiddeld 4.079
(exclusief BTW). Voor arbeidsgehandicapten is dat 4.623. Een regu-
lier traject kost voor WW'ers gemiddeld 3.217 en voor arbeidsgehan-
dicapten gemiddeld 3.963.
Bij 28% van de IRO-trajecten voor WW'ers en 34% van de IRO-tra-
jecten voor arbeidsgehandicapten is een hogere prijs overeengekomen
dan het maximum van 5.000.
In 2005 neemt de prijs van een IRO-traject geleidelijk toe. In 2004
was juist sprake van een dalende trend, vooral in de eerste helft.
Plaatsing
Van de in de eerste drie kwartalen van 2004 gestarte IRO-trajecten
voor WW'ers is 16,7% beëindigd (mei 2005). Het plaatsingspercentage
Ape 135
is 13,8%. Van reguliere trajecten die in dezelfde periode zijn gestart, is
het plaatsingspercentage 11,9%.
Van de in de eerste drie kwartalen van 2004 gestarte IRO-trajecten
voor arbeidsgehandicapten is 18,7% beëindigd. Het plaatsingspercen-
tage is 11,3%. Voor in dezelfde periode gestarte reguliere trajecten is
dat 10.6%.
Een kanttekening bij de berekende plaatsingspercentages is dat het
gaat om voorlopige cijfers, omdat nog maar een klein deel van het
aantal gestarte trajecten is beëindigd.
Praktijkervaringen
Het onderzoek gaat uitgebreid in op opvattingen en ervaringen van cliën-
ten, re-integratiebedrijven en UWV-medewerkers over de vormgeving en
uitvoering van de IRO-regeling.
Opvattingen over de IRO-regeling
Over het algemeen zijn betrokkenen positief over de IRO. Positieve aspec-
ten van de regeling zijn:
De geboden keuzevrijheid. Arbeidsgehandicapte cliënten waarderen de
IRO op dit punt met een 7,8. WW'ers geven gemiddeld een 8.4.
Inhoud van het re-integratieplan. De IRO-regeling biedt meer ruimte
voor maatwerk en scholing dan reguliere trajecten.
Vanuit de kant van re-integratiebedrijven zijn twee kritische kanttekenin-
gen gezet bij de vormgeving van de IRO-regeling:
De regeling leidt tot hoge acquisitiekosten als gevolg van 'shoppende'
cliënten.
De declaratiesystematiek (no cure, less pay) leidt tot (te) veel voorfi-
nanciering door re-integratiebedrijven. Met name de inzet van (dure
vormen van) scholing zou leiden tot financiële risico's.
Ervaringen met de uitvoering
Over de uitvoering van de regeling en de rol van UWV en de re-integra-
tiebedrijven zijn de volgende positieve punten opgemerkt:
Cliënten worden goed betrokken bij het opstellen van re-integratie-
plannen: 70% schrijft het plan zelf, samen met het re-integratiebedrijf
of samen met UWV.
136 Ape
Cliënten waarderen de begeleiding door UWV met gemiddeld een 6,3.
Bij reguliere trajecten geven cliënten gemiddeld een 5.3. Vooral WW
---
ers geven een hoger cijfer.
Cliënten waarderen de begeleiding door re-integratiebedrijven met
gemiddeld een 7.4. Bij reguliere trajecten geven cliënten gemiddeld
een 5.9.
Er is ook kritiek op de uitvoering. De belangrijkste aandachtspunten die
naar voren zijn gebracht zijn:
Bij veel UWV'ers en re-integratiebedrijven bestaat onduidelijkheid of
verschil van mening over de doelgroep van de IRO.
De voorlichting over de IRO kan beter, met name wat betreft de
(on)mogelijkheden van de IRO en de procedure voor een IRO-
aanvraag.
De toekenning van aanvragen duurt vaak lang. Het komt regelmatig
voor dat trajecten starten voordat de overeenkomst is afgehandeld.
Er zijn aanzienlijke verschillen in de beoordeling van aanvragen door
UWV. Dit uit zich in grote regionale verschillen in het aantal gestarte
trajecten en in de gemiddelde trajectprijs.
De invloed van IRO op PRB en reguliere trajecten
De IRO-regeling is populair, zowel onder cliënten als onder re-integratie-
bedrijven en veel UWV-medewerkers. Eén gevolg hiervan is dat de belang-
stelling voor het PRB-experiment sterk is afgenomen. In 2005 is maar in
één geval een budget toegekend. Overige belangstellenden hebben een
IRO aangevraagd. Deze onderzoeksbevindingen geven weinig aanleiding
het experiment voort te zetten.
Een ander opvallend gevolg van de invoering van de IRO is de sterke in-
terferentie met het aantal gestarte reguliere trajecten. De belangstelling
voor de IRO is zo groot, dat er voor WW'ers inmiddels meer IRO-trajecten
starten dan reguliere trajecten. Er zijn vooralsnog geen tekenen dat aan
deze ontwikkeling een eind komt.
Aandachtspunten voor beleid en uitvoering
Het onderzoek geeft een systematisch overzicht van de voorlopige resulta-
ten van de IRO-regeling. Daarnaast heeft de procesevaluatie veel inzicht
Ape 137
opgeleverd in praktijkervaringen met de IRO. Daarbij is ingegaan op op-
vatting van alle betrokken partijen: cliënten, re-integratiebedrijven en
UWV. In de slotbeschouwing worden de belangrijkste bevindingen uit de
procesevaluatie en monitor met elkaar in verband gebracht. Dit levert de
onderstaande aandachtspunten voor het IRO-beleid op.
Keuzevrijheid en maatwerk
De IRO-regeling is geïntroduceerd om cliënten invloed te geven op de keu-
ze voor een re-integratiebedrijf, ten einde re-integratiebedrijven te stimu-
leren meer maatwerk te bieden in re-integratietrajecten. Het onderzoek
laat zien dat cliënten een positief oordeel hebben over de geboden keuze-
vrijheid evenals over hun invloed op de totstandkoming van het re-inte-
gratieplan. Hoewel de vergelijking tussen de IRO en reguliere re-integra-
tietrajecten geen eenduidig beeld oplevert over de onderlinge verschillen,
is wel duidelijk geworden dat de IRO meer ruimte biedt voor loopbaanori-
entatie, scholing en persoonlijke begeleiding. Cliënten zijn ook meer dan
bij reguliere trajecten tevreden over de begeleiding door re-integra-
tiebedrijven. Dit duidt op meer klantgerichtheid in de uitvoering van re-
integratieplannen, wat ook te beschouwen is als een aspect van maatwerk.
Alles overziende lijkt de IRO te voldoen aan de beleidsdoelstelling om
maatwerk in re-integratieplannen te bevorderen. Dat wil niet zeggen dat
er geen ruimte voor verbetering is. Aandachtspunten voor beleid en uit-
voering hebben betrekking op de re-integratiemarkt en op de werkwijze
van UWV.
Het functioneren van de re-integratiemarkt
Het succes van de IRO is voor een belangrijk deel het succes van markt-
werking. De keuzevrijheid van cliënten stimuleert de klantgerichtheid van
re-integratiebedrijven. Daarbij kunnen wel enkele kritische kanttekeningen
worden geplaatst.
In de eerste plaats heeft de IRO geleid tot een explosie van het aantal re-
integratiebedrijven waarmee UWV een contract heeft (meer dan 800 be-
drijven). Enerzijds is dit voor cliënten een positieve ontwikkeling, omdat
het aantal keuzemogelijkheden sterk toeneemt. Anderzijds maakt de toe-
name van keuzemogelijkheden het keuzeproces moeilijker, vooral omdat
de transparantie van de markt niet optimaal is.
In de tweede plaats heeft de IRO, geleid tot interferentie met reguliere
trajecten. Een aspect hiervan is dat een IRO (ook voor re-integratie-
bedrijven met reguliere aanbestedingscontracten) in veel gevallen financi-
eel aantrekkelijker is dan een regulier traject. Voor cliënten met een WW-
138 Ape
uitkering is de resultaatsfinanciering van de IRO veelal gunstiger dan bij
de reguliere trajecten. Bovendien ligt de maximumprijs van de IRO aan-
zienlijk boven de gemiddelde prijs van regulier aanbestede trajecten (bij
arbeidsgehandicapten is dit verschil minder groot). Als gevolg daarvan ligt
ook de gemiddelde prijs van een IRO boven die van een regulier traject. Of
dit duidt op een verstoring van de markt valt echter nog niet te conclude-
ren. Daarvoor is de IRO-regeling nog te kort van kracht. Bovendien moe-
ten kostenverschillen in verband worden gebracht met verschillen in plaat-
sing en ook op dit punt kunnen nog geen definitieve conclusies worden ge-
trokken.
De werking van de markt voor IRO (en reguliere trajecten) kan worden
verbeterd door de transparantie te vergroten. De meest betrokken stake-
holders hebben hiertoe nieuwe initiatieven ondernomen.
Voorlichting over de IRO
Ook goede voorlichting over de IRO helpt cliënten bij het gebruik maken
van de mogelijkheden die de IRO biedt. In het onderzoek is geconstateerd
dat UWV de voorlichting heeft verbeterd ten opzichte van de Eerste voort-
gangsrapportage IRO, maar dat het nog vaak voorkomt dat cliënten on-
voldoende op de hoogte zijn van procedures en van de mogelijkheden en
beperkingen van de IRO. Het gevolg is hooggespannen verwachtingen, die
niet altijd waargemaakt kunnen worden.
Doorlooptijden bij UWV
Een succesfactor voor re-integratie is een snelle start en een soepele af-
handeling van procedurele aspecten. Doorlooptijden van UWV zijn dan ook
een belangrijk aandachtspunt, vooral wat betreft de afhandeling van aan-
vragen. Hoewel veel re-integratiebedrijven ook starten zonder formele
overeenkomst, achten zij het van belang dat UWV de overeenkomst snel-
ler afhandelt. Dat geldt ook voor de afhandeling van declaraties.
Regionale verschillen
De snelheid waarmee aanvragen en declaraties worden afgehandeld ver-
schilt overigens per UWV-kantoor, net als bij andere aspecten van de uit-
voering. Verschillen in uitvoering leiden tot verschillen in het aantal (goed-
gekeurde) IRO-aanvragen en de gemiddelde kosten. Vooral op het laatste
punt zijn de regionale verschillen opmerkelijk, omdat er regio's zijn waarin
de prijs voor een gemiddelde IRO boven het maximum van 5.000 ligt.
Ape 139
TABELLEN EN GRAFIEKEN
Tabel 2.1 Vergelijking regelingen voor re-integratietrajecten 24
Tabel 3.1 IRO-aanvragen per type aanvrager (1-1-2004 tot 1-4-2006) 29
Tabel 3.2 Type uitkering cliënten, gestarte IRO- en reguliere trajecten
in de periode 1-1-2004 tot 1-4-2006 31
Tabel 3.3 Mate arbeidsongeschiktheid arbeidsgehandicapte cliënten,
gestarte IRO- en reguliere trajecten in de periode 1-1-2004
tot 1-4-2006 33
Tabel 3.4 Leeftijd cliënten, gestarte IRO- en reguliere trajecten in de
periode 1-1-2004 tot 1-4-2006 34
Tabel 3.5 Geslacht cliënten, gestarte IRO- en reguliere trajecten in de
periode 1-1-2004 tot 1-4-2006 35
Tabel 3.6 Opleidingsniveau IRO-cliënten, gestarte trajecten in de
periode 1-1-2004 tot 1-4-20061 36
Tabel 3.7 Kosten van IRO- en reguliere trajecten (gestarte trajecten
1-1-2004 tot 1-4-2006) 38
Tabel 3.8 Beëindigings- en plaatsingspercentages
arbeidsgehandicapten op 1-4-2006 per startkwartaal
(trajecten gestart in de periode 1-1-2004 tot 1-7-2005) 41
Tabel 3.9 Beëindigings- en plaatsingspercentages WW'ers op 1-4-2006
per startkwartaal (trajecten gestart in de periode 1-1-2004
tot 1-7-2005) 42
Tabel 4.1 Tevredenheid cliënten over keuzevrijheid IRO, gemiddelde
score op een schaal van 1 tot 10 45
Tabel 4.2 Tevredenheid cliënten over aspecten van transparantie,
gemiddelde score op een schaal van 1 tot 10 46
Tabel 4.3 Cliënten over het vergelijken van re-integratiebedrijven 47
Tabel 4.4 Overwegingen cliënten bij keuze re-integratiebedrijf 1 48
Tabel 4.5 Cliënten over hoe zij een re-integratiebedrijf hebben
gevonden1 49
Tabel 4.6 Cliënten over het vinden van een re-integratiebedrijf voor
het uitvoeren van een IRO-traject 50
Tabel 4.7. Reden waarom cliënten het moeilijk vinden een re-
integratiebedrijf te vinden1 51
Tabel 4.8 UWV'ers over de keuze voor een re-integratiebedrijf voor het
uitvoeren van een IRO-traject 52
Tabel 5.1: UWV'ers over stelling 'De meeste cliënten weten van te
voren heel goed hoe ze hun re-integratietraject willen
vormgeven' 58
Tabel 5.2 UWV'ers over wanneer cliënten in aanmerking komen voor
een IRO 59
Tabel 5.3 UWV'ers over alternatieven voor een IRO-traject 60
Tabel 5.4 Kennismaking met IRO 1 61
Ape 141
Tabel 5.5 UWV'ers over stelling 'Veel cliënten hebben te hoge
verwachtingen van een IRO-traject' 62
Tabel 5.6 UWV'ers over stelling 'Als een cliënt dat wil, beëindig ik een
regulier traject zodat de cliënt een IRO-traject kan starten' 63
Tabel 5.7 Opstellen re-integratieplan 63
Tabel 5.8 Tevredenheid cliënten over keuzevrijheid samenstellen IRO-
plan, gemiddelde score op een schaal van 1 tot 10 64
Tabel 5.9 UWV'ers over het opstellen van het IRO-plan 65
Tabel 5.10 Tevredenheid over snelheid beoordeling plan 66
Tabel 5.11 UWV'ers over het toetsen van de aanvraag 68
Tabel 5.12 Verloop beoordeling re-integratieplan 69
Tabel 5.13 Reden afwijzing 70
Tabel 5.14 Tevredenheid over begeleiding naar werk door UWV,
gemiddelde score op een schaal van 1 tot 10,
arbeidsgehandicapten en WW'ers1 71
Tabel 5.15 Tevredenheid over begeleiding naar werk door het re-
integratiebedrijf, gemiddelde score op een schaal van 1 tot
10, arbeidsgehandicapten en WW'ers1 72
Tabel 5.16 Tevredenheid cliënten over mogelijkheden aanpassen plan
tijdens uitvoering traject, gemiddelde score op een schaal
van 1 tot 10, arbeidsgehandicapten en WW'ers1 73
Tabel 5.17 Reden beëindiging traject zonder betaalde baan of
zelfstandige arbeid 74
Tabel 5.18 Positieve punten en aandachtspunten met betrekking tot de
uitvoering van IRO 75
Tabel 6.1 Overwegingen cliënten bij keuze voor de IRO 1 80
Tabel 6.2 UWV'ers over verschillen tussen IRO- en reguliere trajecten 81
Tabel 6.3 UWV'ers over de kwaliteit van IRO-bedrijven 82
Tabel 6.4 Vergelijking IRO- en reguliere trajecten op basis van
dossieronderzoek en interviews 83
Tabel 7.1 Typen re-integratiebedrijven naar marktaandeel IRO en
reguliere trajecten (trajecten gestart in de periode 1-1-2004
tot 1-4-2006) 88
Tabel 7.2 Grootte re-integratiebedrijven uitgedrukt in aantal IRO-
trajecten naar type re-integratiebedrijf (trajecten gestart in
de periode 1-1-2004 tot 1-4-2006) 89
Tabel 7.3 Specialisatie re-integratiebedrijven in arbeidsgehandicapten
of WW'ers naar type re-integratiebedrijf (IRO-trajecten
gestart in de periode 1-1-2004 tot 1-4-2006) 90
Tabel 7.4 Typen re-integratiebedrijven naar plaatsingpercentages (per
1 april 2006) van trajecten gestart in de periode 1-1-2004
tot 1-7-2005 is dit te combineren met tabel 7.2 91
Tabel 7.5 Gemiddelde trajectprijs IRO-trajecten naar type (trajecten
gestart in de periode 1-1-2004 tot 1-4-2006) 92
Tabel 8.1 Aantal PRB-trajecten per jaar (trajecten gestart in periode
1-1-2002 tot 1-4-2006) 94
142 Ape
Tabel 8.2 PRB-trajecten naar geslacht, leeftijd en type uitkering
(trajecten gestart in periode 1-1-2002 tot 1-4-2006) 95
Tabel 8.3 Kosten PRB-trajecten (trajecten gestart in periode 1-1-2002
tot 1-4-2006) 96
Tabel 8.4 Duur beëindigde PRB-trajecten (1-1-2002 tot 1-4-2006)1 96
Tabel 8.5 Beëindigings- en plaatsingspercentage PRB-trajecten
(trajecten gestart in periode 1-1-2002 tot 1-4-2006)1 97
Tabel 8.6 UWV'ers over de stelling 'Reguliere trajecten zijn kwalitatief
beter dan pakweg twee jaar geleden' 100
Grafiek 3.1 twikkeling maandelijks aantal IRO-aanvragen per type
On
aanvrager (1-1-2004 tot 1-4-2006) 30
Grafiek 3.2
Ontwikkeling gemiddelde prijs IRO-trajecten van
arbeidsgehandicapten en WW'ers (1-1-2004 tot 1-4-2006) 38
Grafiek 8.1
Gestarte trajecten arbeidsgehandicapten, IRO en regulier
(1-1-2004 tot 1-1-2006) 99
Grafiek 8.2
Gestarte trajecten WW'ers, IRO en regulier (1-1-2004 tot
1-1-2006) 99
Tabel B4 1 IRO-aanvragen, naar kwartaal, totaal en per type aanvrager
(1-1-2004 tot 1-4-2006) 117
Tabel B4 2 Kosten van IRO- en reguliere trajecten
arbeidsgehandicapten per startkwartaal (gestarte trajecten
1-1-2004 tot 31-3-2006) 118
Tabel B4 3 Kosten van IRO- en reguliere trajecten WW'ers per
startkwartaal (gestarte trajecten 1-1-2004 tot 31-3-2006) 119
Tabel B4 4 Beëindigings- en plaatsingspercentages
arbeidsgehandicapten op 1-4-2006 naar leeftijd per
startkwartaal (trajecten gestart in de periode 1-1-2004 tot
1-7-2005) 120
Tabel B4 5 Beëindigings- en plaatsingspercentages WW'ers op 1-4-2006
naar leeftijd per startkwartaal (trajecten gestart in de
periode 1-1-2004 tot 1-7-2005) 121
Tabel B4 6 Beëindigings- en plaatsingspercentages
arbeidsgehandicapten op 1-4-2006 naar type uitkering per
startkwartaal (trajecten gestart in de periode 1-1-2004 tot
1-7-2005) 122
Tabel B5 1 Onderdelen re-integratieplan, percentage van aanvragers1
(IRO-aanvragers in de periode 1-1-2004 tot 1-4-2006) 123
Ape 143
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid