Kamerbrief inzake aanbieding MDG-8 rapportage
06-10-2006 | Kamerstuk | Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken
Hierbij heb ik het genoegen u de tweede Nederlandse rapportage aan te bieden over Millenniumdoel 8 (MDG-8), het mondiale partnerschap voor ontwikkeling. De regering geeft hierin aan hoe zij ontwikkelingslanden ondersteunt in het realiseren van de Millenniumontwikkelingsdoelen (MDG's). Nieuw in dit rapport is dat naast de inspanningen van de overheid nu ook bijdragen van maatschappelijke organisaties, het bedrijfsleven en de wetenschap en hun visies op beleidsuitdagingen onder MDG-8 zijn opgenomen. Daarmee wordt het meer dan een regeringsdocument en kan het gezien worden als een waarlijk Nederlands rapport.
In het rapport wordt ingegaan op de inspanningen van Nederland op de belangrijkste beleidsterreinen onder MDG-8: hulp, handel, schuldkwijtschelding, andere financiële stromen naar ontwikkelingslanden, toegang tot betaalbare geneesmiddelen en werkgelegenheid. Ook wordt gerapporteerd over de inspanningen van Nederland ten aanzien van MDG-7: duurzame leefomgeving. Nederland staat internationaal aan kop op het terrein van ontwikkelingssamenwerking in brede zin maar er is geen reden voor zelfgenoegzaamheid of om te rusten op onze lauweren.
Allereerst gaat het in de komende jaren richting 2015 om meer hulp, met name van die donoren die de 0.7% BNP voor ODA nog niet halen.
In de tweede plaats gaat het om effectievere en resultaatgerichte hulp in lijn met de committeringen die donoren en ontvangende landen zijn aangegaan in het kader van de Paris Declaration on Aid Effectiveness, ter ondersteuning van goed beleid en bestuur in ontvangende landen. Nederland zal zich op beide vlakken sterk maken: andere donoren blijven aansporen hun hulpvolume te vergroten en de effectiviteit te verbeteren en zelf het goede voorbeeld blijven geven ten aanzien van effectieve hulp. Belangrijke hulpprincipes daarbij zijn ownership van de ontvangende landen, wederzijdse verantwoording, aansluiting (alignment) op nationale ontw ikkelingsstrategieën, donorcoördinatie en -harmonisatie van procedures, waar mogelijk gebruik maken van programma- en budgetsteun modaliteiten, resultaatgericht beheer, transparantie, en voorspelbare en meerjarige committeringen.
Daarnaast wil ik de noodzaak onderstrepen van een coherent en resultaatgericht beleid van ontwikkelde landen op andere beleidsterreinen dan hulp ten gunste van armoedebestrijding. In Nederland zijn we goed op weg met OS-beleidscoherentie maar binnen de EU en internationaal is nog veel te winnen, met name op beleidsterreinen zoals handel, landbouw, visserij, migratie, milieu en wapenhandel. Vooral in internationale onderhandelingen op deze beleidsterreinen zullen we doorbraken moeten bereiken. Ontwikkelingslanden moeten daarin volwaardig kunnen mee onderhandelen over de spelregels. Deze zullen vervolgens ook het kader voor beleid en wetgeving in EU-verband moeten zijn.
De recente opschorting van de WTO-onderhandelingen in het kader van de Doha ronde is daarom zeer betreurenswaardig. Ontwikkelde en ontwikkelingslanden dienen zich in te zetten voor het zo spoedig mogelijk hervatten van de onderhandelingen en afronden van de Doha ronde in 2007. De VS en de EU dienen hierin het voortouw te nemen. In deze ontwikkelingsronde moet meer rekening worden gehouden met de belangen van ontwikkelingslanden, in het bijzonder van de minst ontwikkelde landen in Afrika. Adequate hulp voor handel (Aid for Trade) is daarbij een noodzakelijk complementair instrument, dat los staat van een akkoord over het eindpakket in de Doha ronde over handelsliberalisatie en -regels. Het is sowieso nodig om arme landen in staat te stellen zich aan te passen, ernstige belemmeringen aan de aanbodzijde in hun economieën aan te pakken en zo daadwerkelijk te kunnen profiteren van bestaande en nieuwe handelskansen.
Duurzame ontwikkeling blijft eveneens essentieel. Een specifiek subdoel on der MDG-7 is het aantal mensen zonder toegang tot veilig drinkwater te halveren. Na de oproep van de VN Commissie voor Duurzame Ontwikkeling in april 2005 om de gezamenlijke inspanningen op het terrein van drinkwater en sanitatie op te voeren, heb ik voor ons zelf de resultaatverplichting geformuleerd om tussen 2006 en 2015 met Nederlandse steun 50 miljoen mensen, die nu verstoken zijn van veilig drinkwater en deugdelijke sanitaire voorzieningen, duurzaam toegang daartoe te verschaffen. MDG-7 omvat uiteraard meer dan water. In het kader van het klimaatverdrag moeten ontwikkelingslanden hun noodzakelijke aanpassingen kunnen doen. In dit verband wijs ik op het Clean Development Mechanism (CDM) dat onderdeel uitmaakt van het Kyoto-protocol. Onder het CDM kunnen rijke industrielanden emissiebeperkende projecten in ontwikkelingslanden financieren, waarvan zij de resultaten mogen meetellen voor hun nationale reductiedoelstelling. Nederland wil 50 % van zijn Kyoto-verplichtingen realiseren op basis van het CDM. Eind 2005 werd deze doelstelling reeds geheel gedekt door raamovereenkomsten met intermediaire organisaties.
Op beide terreinen (water en klimaat/adaptatie) zal echter multilateraal een forse impuls nodig zijn voor capaciteitsopbouw, overdracht van kennis, vaardigheden en technologie aan ontwikkelingslanden ten bate van duurzame ontwikkeling.
Bewustwording en publiek debat zullen nodig zijn om het draagvlak voor hulp te handhaven en de gewenste politieke veranderingen op andere beleidsterreinen in rijke landen op gang te brengen om zo de MDG's in 2015 te kunnen halen. Naast verantwoording afleggen door overheden speelt onafhankelijke monitoring daarbij een belangrijke rol. Ik waardeer daarom de Commitment to Development Index van het Centre for Global Development. Deze onafhankelijke organisatie publiceerde in augustus 2006 de index voor de derde keer (zie www.cgdev.org/cdi). De index beoordeelt jaarlijks de prestaties van de 21 rijkste landen op zeven beleidsterreinen die van invloed zijn op de randvoorwaarden voor armoedebestrijding in ontwikkelingslanden: hulp, handel, buitenlandse investeringen, migratie, milieu, veiligheid en technologie. Nederland neemt in 2006 wederom de eerste plaats in, na de gedeelde eerste plaats in 2004 en de tweede plaats in 2005. Niettemin krijgen ook wij de aanmoediging het beter te doen op terreinen als migratie, technologie en ontkoppeling van de hulp, waar we relatief gezien achterblijven. Onze inspanningen zullen gericht zijn op verbeteringen op deze terreinen en op het behoud van de internationale koppositie.
Dit tweede MDG-8 rapport zal de basis vormen voor de Nederlandse inbreng in de EU-rapportages in 2007 over OS-beleidscoherentie (policy coherence for development) en hulpinspanningen in het kader van de Monterrey finance for development committeringen. Nederland zal zich blijven inzetten voor een operationeel EU-werkprogramma inzake OS-beleidscoherentie en het eerste voortgangsrapport van de EU(Commissie én lidstaten) daarover. Deze instrumenten zullen de beleidscoherentie op EU-niveau verder moeten brengen. Dat betekent inhaken op actuele dossiers in de EU-besluitvorming en op de in te nemen standpunten in internationale onder-handelingen, alsmede rapportage over resultaten en nieuwe plannen onder de 12 PCD commitments. Deze PCD commitments zijn door de RAZEB vastgelegd in Raadsconclusies in mei 2005 en in de Raadsverklaring over de Europese Consensus over Ontwikkeling in december 2005.
Ik hoop dat deze Nederlandse MDG-8 rapportage andere landen zal bewegen om zelf ook te rapporteren over hun bijdragen aan de MDG's, in lijn met de afspraken die zijn vastgelegd in de slotverklaring van de Millennium-plus 5 Top in september 2005.
Ik vertrouw erop dat het rapport een waardevolle bijdrage kan leveren aan het politieke debat zowel in Nederland, de EU als internationaal.
De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
A.M.A. van Ardenne-van der Hoeven
* Ministerie van Buitenlandse Zaken
* Bezuidenhoutseweg 67
* Postbus 20061
* 2500 EB Den Haag
* Tel.: 070-3 486 486
* Fax: 070-3 484 848
* Internet: www.minbuza.nl
Ministerie van Buitenlandse Zaken