Toezeggingen Wmo
Kamerstuk, 6-10-2006
Staatssecretaris Ross reageert in deze brief op het verzoek van de
Kamer om in te gaan op alle gedane toezeggingen rond het wetsvoorstel
voor de Wet maatschappelijke ondersteuning.
Achtereenvolgens gaat Ross in op de volgende toezeggingen:
pagina 1 - Toezeggingen Nadere memorie van antwoord
pagina 3 - Toezeggingen Memorie van antwoord 21 april 2006
(30131, C)
pagina 3 - Toezeggingen Plenaire behandeling 26 juni 2006 (30131)
Documenten
* Toezeggingen Wmo (zie onderaan) Kamerstuk | 6-10-2006 (pdf, 9
pag., 134 kB)
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Postbus 20350
2500 EJ DEN HAAG
Telefoon (070) 340 79 11
Fax (070) 340 78 34
Bezoekadres:
Parnassusplein 5
2511 VX DEN HAAG
Correspondentie uitsluitend
richten aan het postadres
met vermelding van de
datum en het kenmerk van
deze brief
Internetadres:
www.minvws.nl
De voorzitter van de Eerste Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20017
2500 EA DEN HAAG
Ons kenmerk Inlichtingen bij Doorkiesnummer Den Haag
DMO/CB/U-2721258
Onderwerp Bijlage(n) Uw brief
Toezeggingen Wmo 4 oktober 2006
Nr. 132531.2u
1. Inleiding
Met uw brief van 4 oktober 2006 (griffienummer 132531.2u) heeft u mij gevraagd een
reactie te geven op alle door mij aan uw Kamer gedane toezeggingen in het traject van het
wetsvoorstel maatschappelijke ondersteuning. Met voorliggende brief kom ik graag aan uw
verzoek tegemoet. Allereerst zal ik ingaan op de toezeggingen zoals gedaan bij de nadere
memorie van antwoord. Vervolgens komen de toezeggingen aan de orde, zoals gedaan in de
memorie van antwoord. Ten slotte zal ik ingaan op de toezeggingen, zoals gedaan tijdens de
plenaire behandeling.
2. Toezeggingen Nadere memorie van antwoord
Het macro budget
In de Nadere memorie van antwoord spitste de discussie zich, voor wat betreft eventuele
extra middelen voor het macro-budget, toe op de over te hevelen gelden voor huishoudelijke
verzorging. Daarbij speelt de onafhankelijke derde een belangrijke rol.
In dat kader dient onderscheid te worden gemaakt tussen de "rekenfunctie" van deze
onafhankelijke derde (deze berekening wordt vastgesteld) en zijn adviserende rol (dit advies
wordt gewogen). Onderstaand treft u de afspraken aan die daarover zijn gemaakt tussen het
Rijk en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (de VNG).
"De onafhankelijke derde:
* Deze berekent in jaar t het budget huishoudelijke verzorging voor jaar t+1 aan de
hand van de volgende formule: het budget in jaar t+1 is in eerste instantie gelijk aan
de realisatie in jaar t-1, geïndexeerd met de loon/prijsontwikkeling en met de
ontwikkeling van het aantal extramurale 75-plussers. Voor de berekening van het
budget voor het jaar 2009 wordt mogelijke onderuitputting in 2007 ten gevolge van
aanloopfactoren niet automatisch in het budget verdisconteerd.
* Daarnaast brengt de onafhankelijke derde jaarlijks advies uit, of het aldus berekende
budget passend is. De onafhankelijke derde zal hierbij rekening houden met specifieke
omstandigheden in jaar t-1, maatschappelijke ontwikkelingen, aanloopfactoren en de
gevolgen van het compensatiebeginsel en de jurisprudentie daarover..Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Blad 2 Kenmerk
DMO/CB/U-2721258
De door de onafhankelijke derde gemaakte berekening over jaar t-1 wordt jaarlijks in
een bestuurlijk overleg voorafgaand aan het uitvoeringsjaar vastgesteld (d.w.z. deze
berekening is bindend voor het bestuurlijk overleg). De gevolgen van het jaarlijkse
advies voor het budget t+1 wordt jaarlijks in het bestuurlijk overleg gewogen (d.w.z.
is niet bindend voor het bestuurlijk overleg). Het aldus vastgestelde budget wordt
vervolgens niet meer in de loop van het uitvoeringsjaar in kwestie aangepast. Op deze
wijze heeft de eerste berekening van de onafhankelijke derde plaats in 2008 voor het
budget 2009.
* In 2007 en 2008 is het budget gelijk aan het ijkjaarbudget 2005 met indexatie. De
gemeenten hebben daarmee in 2007 en 2008 "budgettaire rust".
Het bovenstaande is op 4 september jongstleden in een Bestuurlijk Overleg met de VNG
nogmaals bevestigd. Als uit de uit te voeren onderzoeken (ook dat naar de
uitvoeringskosten, waarop later in deze brief wordt ingegaan) blijkt dat er meer middelen
voor een verantwoorde uitvoering nodig zijn, wordt dit ter beslissing c.q. ter weging
ingebracht in het periodiek overleg met de gemeentefondsbeheerders. Het is mijn
systeemverantwoordelijkheid voor de Wmo dat er voldoende middelen beschikbaar zijn voor
een zorgvuldige uitvoering van de wet. Op dit moment heb ik overigens geen redenen om
aan te nemen dat het financieel arrangement, zoals afgesproken met de VNG, niet
toereikend is.
Maatschappelijke ontwikkelingen
Ten aanzien van het punt of de te verwachten maatschappelijke ontwikkelingen in het
onderzoek van de onafhankelijke derde wordt meegenomen, kan ik bevestigend antwoorden.
De onafhankelijke derde zal deze maatschappelijke ontwikkelingen nadrukkelijk meenemen in
haar advies.
Op dit moment ben ik in overleg met het SCP over de exacte opdrachtformulering aan en de
werkwijze van het SCP voor het vervullen van zijn rol als onafhankelijke derde. Genoemde
ontwikkelingen zijn van groot belang voor de beoordeling van de vraag of het macrobudget
toereikend is. Het SCP beschikt bij uitstek over de specifieke expertise om dit in zijn
onderzoek mee te nemen. Ik verwacht nog dit najaar over te kunnen gaan tot de definitieve
opdrachtverlening aan het SCP en zal u deze opdracht toezenden.
Samenhang in kostenontwikkeling
Zoals gezegd ben ik, samen met mijn collega's van BZK en Financiën, op dit moment in
overleg met het SCP over de exacte opdrachtformulering ten behoeve van het onderzoek
door de onafhankelijke derde. Ik zal hierbij aan het SCP opdragen om de kostenontwikkeling
voor de huishoudelijke verzorging in samenhang te bezien met de kostenontwikkeling op het
gehele Wmo-terrein en aanpalende terreinen. De aandacht gaat daarbij onder meer uit naar
mogelijke substitutie met premie- of rijks- gefinancierde voorzieningen.
De advisering van het SCP heeft hierbij betrekking op het budget dat beschikbaar is gesteld
voor de huishoudelijke verzorging. Alle onderdelen van het gemeentefonds (GF) vallen onder
het reguliere onderhoud, zoals dat wordt uitgevoerd door de beheerders van het GF. Bij hen
ligt immers ook de eerste verantwoordelijkheid voor het volume en de verdeling van
gemeente- en provinciefonds..Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Blad
3
Kenmerk
DMO/CB/U-2721258
Reactie Ibo-AWBZ
De reactie van het kabinet op het interdepartementaal beleidsonderzoek (Toekomst AWBZ)
is reeds naar uw Kamer verzonden.
Rol mediation
Bij de uitvoering van de Wmo zullen zich situaties voordoen waarbij burgers zich niet goed
behandeld zullen voelen door de gemeente. Een burger kan tegen een besluit in bezwaar en
beroep gaan of een klacht indienen over de wijze waarop hij geholpen is. Een formele
bezwaar en beroepsprocedure kan veel tijd en energie kosten van de betrokkenen die daarbij
vaak recht tegenover elkaar komen te staan. Een manier om dat voor te zijn is mediation,
een vorm van conflictbemiddeling. In het kader van het implementatietraject wordt
momenteel een onderzoek uitgezet om na te gaan op welke wijze mediation een rol kan
vervullen binnen Wmo en hoe gemeenten dit instrument kunnen inzetten. Hiermee wordt
uitvoering gegeven aan de motie-Verbeet en Bakker (81). Er is overleg gevoerd met het
Nederlands Mediation Instituut (NMI). Het NMI is gevraagd een onderzoeksopzet op te
stellen die zich richt op de volgende aspecten:
- wat is de aard van de bezwaren en klachten die m.b.t. de Wmo zullen worden
ingediend?
- hoeveel bezwaren en klachten kunnen worden verwacht?
- op welke wijze trachten gemeenten zelf het aantal bezwaren en klachten te
beperken?
- Kan mediation een goed middel zijn om te bemiddelen bij conflicten?
- Op welke manier kan binnen de Wmo mediation dan worden ingezet?
Medio oktober levert het NMI de gevraagde onderzoeksopzet aan. Zodra de resultaten van
dit onderzoek bekend zijn, zal ik u hierover nader informeren.
3. Toezeggingen Memorie van antwoord 21 april 2006 (30131, C)
Voorleggen concept Amvb
Op 22 mei 2006 heb ik, conform toezegging, de ontwerp-Amvb (ontwerpbesluit
maatschappelijke ondersteuning) aan zowel de Eerste als Tweede Kamer voorgelegd. Begin
juli is het concept voor advies naar de Raad van State gezonden. Begin oktober heeft het
kabinet dit advies ontvangen. De opmerking van de Raad zijn verwerkt. Het besluit is
inmiddels gepubliceerd in Staatsblad 450, d.d. 5 oktober 2006. De voorbereiding op de
invoering van de Eigenbijdrageregeling is inmiddels in volle gang.
4. Toezeggingen Plenaire behandeling d.d. 26 juni 2006 (30131)
Modelverordening en begrippenkader
In mijn brief d.d. 18 september (nr. DMO/CB/U-2715189). heb ik u geïnformeerd over het
contact met de VNG over de modelverordening. Dat geldt ook voor mijn toezegging om na
te gaan of het begrippenkader (compensatiebeginsel, -verplichting, resultaatsverplichting,
inspanningsverplichting) in de brochure voor de gemeenten klopt met de uitleg van de
wetstekst.
Budget 2005
Ik heb u toegezegd na te gaan of het budget over 2005 - zoals opgenomen in de mei-circulaire
van het ministerie van BZK - wel klopt. Dit naar aanleiding van signalen dat er een.Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Blad
4
Kenmerk
DMO/CB/U-2721258
verschil in registratie zou zijn. Ik zegde toe dat, als er niet goed is geregistreerd, een en
ander wordt rechtgetrokken. Dit gezien mijn verantwoordelijkheid om adequate financiële
randvoorwaarden te creëren opdat de Wmo zorgvuldig kan worden uitgevoerd.
Na het debat in uw Kamer zijn gemeenten uitgenodigde eventuele fouten te melden. Een
beperkt aantal gemeenten heeft daar gehoor aan gegeven. Bij het merendeel van deze
gemeenten bleek er sprake van enige ruis te zijn, als gevolg van - weer verklaarbare -verschillen
tussen de administraties van de zorgkantoren en de instellingen. Deze ruis is
opgelost en heeft geleid tot de standen zoals opgenomen in de jongste septembercirculaire
van het ministerie van BZK. Met een tweetal gemeenten ben ik nog in overleg. Ook na het
verschijnen van genoemde septembercirculaire blijft genoemde toezegging onverkort van
kracht.
Expertise MEE
Ik vind het van groot belang dat de functie cliëntondersteuning breed, voor alle doelgroepen,
dicht bij de burger georganiseerd wordt. Daarbij is het van belang om de bestaande
expertise, zoals die nu bij MEE-organisaties aanwezig is, voor de doelgroep gehandicapten,
te behouden. Op dit moment voert het College voor zorgverzekeringen (CVZ) een evaluatie
uit naar de SPD-nieuwe stijl. Tevens doen NIZW en het TRIMBOS-instituut onderzoek naar
de inhoud van en mogelijke organisatiemodellen voor cliëntondersteuning in de Wmo.
Genoemde onderzoeken, waarbij MEE-Nederland goed betrokken is, worden binnenkort
afgerond.
Mede op basis van deze onderzoeken zal ik komen met mijn visie op cliëntondersteuning in
de Wmo. Daarbij zal ik de standpunten van uw Kamer nadrukkelijk meenemen en expliciet
ingaan op de manier waarop ook de expertise van de MEE-organisaties ingezet kan worden.
Dit zonder daarbij in de gemeentelijke verantwoordelijkheid te willen treden. Ik streef er naar
deze brief nog dit jaar naar de kamer te sturen. In het periodiek overleg dat mijn ministerie
voert met MEE staat de evaluatie steeds hoog op de agenda.
Problematiek schippers
Over de problematiek van de schippers en andere mensen die rondtrekken zal in oktober
nader gesproken met de met VNG en betrokken koepels. Zoals ik heb aangegeven in het
debat met uw Kamer, is mijns inziens vooral van belang te bezien wat we voor de Wmo
kunnen leren van andere wetten. Ik zal voorafgaand aan en ter voorbereiding op genoemd
overleg in overleg treden met bijvoorbeeld het ministerie van SZW, waar vergelijkbare
vragen aan de orden zouden moeten zijn.
Verloop uitvoeringskosten in de monitor en vaststelling objectieve criteria
Ik heb met de VNG afgesproken dat een onafhankelijke partij onderzoek doet naar de kosten
van een doelmatige uitvoering van de Wmo. Indien uit dit onderzoek blijkt dat de vergoeding
die gemeenten hebben ontvangen voor de uitvoeringskosten te laag is, zal dit budget
worden bijgesteld. Voor de rol van deze onafhankelijke partij wordt gedacht aan een
gespecialiseerd organisatieadviesbureau. Voor betreffend onderzoek is bijzondere expertise
noodzakelijk. Ik zal hierover in overleg met de VNG beslissen. Wanneer u daar prijs op stelt,
zal ik u de opdracht aan genoemd bureau te zijner tijd graag doen toekomen. De objectieve
criteria voor het volgen van de uitvoeringskosten zijn onderdeel van deze opdrachtverlening
en momenteel nog in ontwikkeling. Ik zal u, indien u dat wenst, deze objectieve criteria ook
graag doen toekomen. Het streven is om een en ander dit vroege voorjaar te hebben
afgerond..Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Blad
5
Kenmerk
DMO/CB/U-2721258
In het debat met uw Kamer kwam de vraag aan de orde of de onafhankelijke derde (het
SCP) ook zou kijken naar verschillen tussen gemeenten. Het SCP zal over de gegevens over
de uitvoeringskosten beschikken. Bij de taken van het SCP zij bedacht dat deze toe ziet op
het macro-budget. Dit sluit niet uit dat zij de lokale situatie (het microniveau) in zijn analyses
en advisering aan de fondsbeheerders betrekt. Dat staat evenwel los van de werking van
het verdeelmodel. Dit verdeelmodel is voor de onafhankelijke derde een gegeven. Het
verdeelmodel zelf (en daarmee dus verschillen tussen gemeenten) vergt uiteraard monitoring
en onderhoud. Dit zal geschieden via de reguliere gemeentefondssystematiek. Dat betekent
dat jaarlijks op het niveau van relevante gemeentegroepen een confrontatie wordt gemaakt
tussen de uitkomsten van het verdeelmodel en de daadwerkelijke uitgaven. Deze uitkomsten
kunnen aanleiding zijn voor nader onderzoek en vervolgens voor aanpassing van het model.
Ik verwijs voor een uitgebreidere toelichting op deze systematiek naar de begroting van het
gemeentefonds, vooral naar het periodiek onderhoudsrapport, wat daar is bijgevoegd.
Stimuleren best practises
In het kader van de voorbereidingen op de invoering van de Wmo heb ik diverse
instrumenten ontwikkeld die worden ingezet om best practises te verspreiden. Ten eerste
heb ik een speciale website ontwikkeld voor zowel gemeenten en professionele organisaties
(www.invoeringwmo.nl) als burgers (www.info-wmo.nl) waar periodiek "best practises"
worden gepubliceerd van gemeenten en andere partijen. Zoals voorbeelden van een bestek
voor aanbesteding, verordeningen van gemeenten, startnotities, etc. Ook de in opdracht van
mij ontwikkelde handreikingen over diverse thema's, waarbij ook vaak praktijkvoorbeelden
genoemd worden, zijn hier terug te vinden.
Tevens wordt er maandelijks een Wmo-nieuwsbrief uitgegeven met praktijkvoorbeelden en
worden dit jaar en volgend jaar regionale bijeenkomsten georganiseerd voor betrokken
partijen, waar ook "best practises" worden uitgewisseld over diverse thema's
(aanbesteding, verordeningen, mantelzorg, vrijwilligersbeleid, etc.).
Daarnaast zijn er 26 proeftuinen Wmo, waar gemeenten en samenwerkingsverbanden met
financiële ondersteuning van mij alvast experimenteren met de prestatievelden in de Wmo.
Door nieuwsbrieven, publicaties en periodieken (landelijke) bijeenkomsten worden de
ervaringen die hier worden opgedaan uitgedragen aan andere gemeenten. Zo wordt er eind
november een Wmo-award uitgereikt aan de pilot die tot nu toe het meest innovatief is.
Met dit soort activiteiten ga ik door in het jaar 2007. Zo wordt er op 31 januari van het
volgend jaar een groot congres georganiseerd voor alle betrokken partijen, waarbij vooral de
inhoudelijke uitdagingen rondom het Beleidsplan Wmo centraal zullen staan.
Ten slotte wijs ik u er op dat er vanaf 1 januari 2007 een nieuwe kennisinstituut wordt
opgericht, waarin de Wmo een centrale plaats in neemt. Het kennisinstituut bestaat uit het
NIZW-lokaal beleid, Xs-2, het landelijk centrum opbouwwerk (LOC) en Transact en heeft
expliciet als doel heeft om bestaande kennis te verzamelen, te valideren en te verspreiden
onder de diverse veldpartijen.
Deelname aanbieder aan één loket
Tijdens de behandeling van de Wmo is veel gesproken over het lokale loket, de één loket-gedachte.
Een lokaal loket is een gemeentelijke voorziening die informatie,
vraagverheldering, advies, ondersteuning en bemiddeling biedt op de terreinen van wonen,
zorg en welzijn. De idee achter één loket is om de werkprocessen soepeler te laten verlopen,
vragen van burgers helder te krijgen zodat het goede antwoord op de vraag kan worden
gegeven, er integrale afwegingen gemaakt kunnen worden en direct voorzieningen.Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Blad
6
Kenmerk
DMO/CB/U-2721258
georganiseerd kunnen worden. Dit loket is vaak niet nieuw maar sluit aan bij de huidige
loketfuncties die al in gemeenten aanwezig zijn zoals bijvoorbeeld voor de Wvg, of een
Zorgloket á la vraagwijzer. Er hoeft dus geen nieuw loket bij te komen, maar binnen de
gemeente wordt gekeken bij welke bestaande loketten aansluiting gevonden kan worden
zodat er ook daadwerkelijk sprake kan zijn van één loket. Hiervoor zijn in het kader van de
implementatie van de Wmo diverse handreikingen aan gemeenten beschikbaar gesteld.
De gemeente kan ervoor kiezen om aanbieders deel te laten nemen in het gemeentelijk loket
(maar dat hoeft niet, maar is wel logisch). In het geval van deelname moeten gemeenten in
hun bestek opnemen dat de aanbieder bereid moet zijn deel te nemen aan de éénloketfunctie
van de gemeente, zorg kan dragen voor afstemming tussen de Wmo en de AWBZ-voorzieningen
en bereid is samen te werken met andere (lokale) aanbieders van
maatschappelijke ondersteuning.
Belangrijk in het kader van keuzevrijheid is dat de burger moet weten met welke aanbieders
de gemeente een contract heeft afgesloten. Vervolgens zullen deze aanbieders hun aanbod
via de loketfunctie bekend moet maken zodat de burger weet waar hij uit kan kiezen.
Verkorte aanbestedingsprocedure en participatie door burgers
Uw Kamer vroeg om een toelichting over de verkorte procedure in het kader van de gelden
aanbestedingsprocedures. Het gaat bij de verkorte procedure om het onderscheid tussen de
zogenaamde 2A- en 2B-diensten. In de Handreiking 'Inkoop en aanbesteding' die door het
implementatiebureau voor gemeenten is ontwikkeld wordt hier uitvoerig op ingegaan.
In de Europese aanbestedingsrichtlijn wordt onderscheid gemaakt in typen diensten zoals in
bijlage 2A en bijlage 2B zijn vermeld. Het verschil tussen deze typen diensten is dat bijlage
2A-diensten volledig onder de werking van de richtlijn vallen zodra de drempelwaarde van
¤ 211.000,- wordt overschreden. Het collectief vervoer en het schoonmaken van
gebouwen zijn A-diensten. Deze diensten vallen onder het volledige regime van het Besluit
aanbestedingsregels voor overheidsopdrachten (Bao).
Bijlage 2B-diensten zijn type diensten waarop boven de drempelwaarde van ¤ 211.000,-
slechts een beperkt deel van de aanbestedingsrichtlijn van toepassing is, namelijk alleen de
voorschriften dat er geen discriminatoire bepalingen in de specificaties van de offerte-aanvraag
worden vermeld en de gunning van de opdracht aan het Publicatieblad van de EG
moet worden gezonden. Bovendien moeten de algemene beginselen in acht genomen
worden. Gezondheids- en sociale diensten, alsmede diensten voor recreatie, cultuur en sport
vallen onder bijlage 2B-diensten.
Bij opdrachten die zowel A- als B-diensten omvatten, moet worden gekeken welk deel de
grootste geschatte waarde vertegenwoordigt. Is het A-deel groter dan het B-deel, dan geldt
boven de drempelwaarde van ¤ 211.000,- het volledige Bao-regime. Is het B-deel groter
dan het A-deel, dan geldt de procedure volgens het 2B-regime. Indien bij een gemengde
dienst (bijvoorbeeld schoonmaak en maatschappelijke ondersteuning) dus aangetoond kan
worden dat het maatschappelijke ondersteuningsgedeelte de grotere waarde
vertegenwoordigt, mag een gemeente kiezen voor het lichtere 2B-regime. Daarbij gelden
geen wettelijke minimumtermijnen, maar wel de eis dat redelijke termijnen gehanteerd
moeten worden.
Uit de praktijk blijkt dat een openbare aanbestedingsprocedure een doorlooptijd heeft van
ca. vijf tot zes maanden. Dit geldt voor de gehele aanbestedingsprocedure, dus vanaf de
voorbereiding tot en met de afsluiting van het contract. Indien de werkzaamheden efficiënt.Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Blad 7 Kenmerk
DMO/CB/U-2721258
worden ingedeeld kan de totale doorlooptijd korter uitpakken. Zo kan bijvoorbeeld het
Programma van Eisen worden (verder) uitgewerkt tijdens de wettelijke inwachttijd (37
dagen) van de inschrijvingen op de Selectieleidraad. De openbare procedure duurt korter en
is geschikt als er niet al te veel offertes worden verwacht.
Tot slot biedt het Bao de gemeenten verschillende mogelijkheden om de
(aanbestedingsprocedure te verkorten of te versnellen. De 2B-procedure kan bij een strakke
planning worden ingekort tot minimaal 16 weken. De planning op hoofdlijn ziet er dan als
volgt uit:
* Voorbereiding: opstellen bestek, conceptcontract en aankondiging tot en met formeel
overleg ter besluitvorming bestek, conceptcontract en aankondiging: minimaal
ongeveer 6 weken.
* Aankondiging en redelijke termijn voor indienen offerte: ten minste ongeveer 4 weken.
* Beoordelingsfase: ten minste ongeveer 3 weken.
* Gemotiveerde afwijzingsbrieven verzenden met daarin een redelijke bezwaartermijn
van ten minste 15 dagen.
* Definitief maken contract (kan worden voorbereid tijdens bezwaartermijn).
Zoals uit bovenstaande blijkt hebben gemeenten voldoende tijd om de
aanbestedingsprocedure voor 1 januari 2007 af te ronden. Dit blijkt ook uit een zeer recente
inventarisatie bij gemeenten.
De meeste gemeenten zijn druk doende met de aanbesteding en willen voor 1 januari klaar
zijn. Veel gemeenten hebben evenwel nog geen contract afgesloten. Een aantal gemeenten
heeft inmiddels de aanbesteding afgerond. Ingeval een gemeente meer tijd nodig heeft,
bijvoorbeeld om de burger te betrekken bij dit proces, maken de overgangsbepalingen in de
Wmo het mogelijk om meer tijd te nemen voor het afronden van de
aanbestedingsprocedure.
De inspraak en participatie van burgers is ook van belang bij het vaststellen van de
verordening en het Wmo-beleidsplan. In de meeste gevallen zal de eigen gemeentelijke
inspraakverordening verplichten om voorafgaand aan het vaststellen een inspraakprocedure
te starten. Ik adviseer gemeenten de verordening Wmo altijd via de inspraakprocedure te
laten lopen. Dit wordt ook via de diverse kanalen naar de gemeenten gecommuniceerd. Het
is immers een belangrijk document dat de rechten en de plichten van de burgers regelt.
Het beleidsplan hoeft bij aanvang van de Wmo niet af te zijn, dit kan in de loop van 2007.
Bij het opstellen van het beleidsplan moeten de burgers worden betrokken. Om deze wijze
heeft de gemeente ook meer tijd om de burgers bij de plannen te betrekken. Dit gaat
namelijk verder dan alleen informeren. De burgers moeten ook hun mening kunnen geven en
inbreng hebben bij de totstandkoming van het beleid. Daarnaast zijn de gemeenten ook
verplicht om 'advies in te winnen' bij vertegenwoordigers van belangenorganisaties.
Als het gaat om de BTW-vrijstelling en de compensatie daarvan bij de welzijnsdiensten geldt
het uitgangspunt dat er uit hoofde van de Wmo in relatie tot het heffen van BTW materieel
geen wijzigingen optreden. Er is derhalve geen sprake van volumeverlies als gevolg van de
Wmo.
Uitsluiten van aanbieders
Bij de aanbestedingsprocedure voor hulp bij het huishouden dienen de regels van het Besluit
aanbestedingsregels voor overheidsopdrachten (Bao) in acht te worden genomen. Dit.Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Blad
8
Kenmerk
DMO/CB/U-2721258
betekent onder andere dat de procedure objectief, transparant, proportioneel en non-discriminatoir
moet zijn. Vooral deze laatste eis van non-discriminatie betekent dat de
gemeente niet op voorhand aanbieders mag uitsluiten. Zo mag een gemeente niet als eis in
het bestek opnemen dat de zorgaanbieder nu reeds gevestigd is in de betrokken gemeente.
Structurele financiering mantelzorg en respijtzorg
Ten aanzien van de structurele financiële ondersteuning van mantelzorg en respijtzorg (en de
gesprekken met de VNG en de betrokkenen daarover) merk ik het volgende op. Mantelzorg
is niet weg te denken uit de Nederlandse samenleving. Uit onderzoek van het SCP uit 2001
blijkt bijvoorbeeld dat 2,4 miljoen Nederlanders meer dan 8 uur per week of langer dan 3
maanden mantelzorg verlenen. 1,4 miljoen mensen verlenen zelfs gedurende meer dan 8 uur
per week én langer dan 3 maanden zorg aan een naaste. Het spreekt vanzelf dat dit niet zo
maar gaat en dat een goede ondersteuning van deze mantelzorgers noodzakelijk is. Met de
VNG en Mezzo heb ik hierover herhaaldelijk van gedachten gewisseld.
In het kader van de Wmo is de positie van mantelzorgers voor het eerst stevig wettelijk
verankerd. Gemeenten hebben zorg te dragen voor de ondersteuning van mantelzorgers.
Mantelzorgondersteuning is niet enkel een prestatieveld. Mantelzorgers vallen nadrukkelijk
ook onder het in de Wmo opgenomen compensatiebeginsel. Doordat het budget op de
Rijksbegroting voor mantelzorgondersteuning de afgelopen jaren sterk is gestegen, hebben
gemeenten (met dit over te hevelen budget) een goede basis voor haar taken. Met Mezzo en
de VNG is inmiddels een goed overgangstraject van het CVTM-budget naar de gemeenten.
Uitgangspunt daarbij is dat er ten opzichte van 2006 volgend jaar geen "gaten" in de lokale
infrastructuur voor mantelzorgondersteuning vallen.
Daarnaast is de positie van mantelzorgers onlangs aanzienlijk versterkt door de wijze waarop
mantelzorg zal worden betrokken bij de indicatiestelling in het kader van de AWBZ. Bij de
indicatiestelling in het kader van de AWBZ wordt vanaf 2007 de inzet van mantelzorgers in
de beschikking zichtbaar gemaakt. Deze lijn is voor mantelzorgers belangrijk. Niet alleen
omdat zij daardoor de zekerheid hebben dat in geval van nood professionele zorg
beschikbaar is, maar ook omdat de mogelijkheden en de noodzaak van respijtzorg (via
bijvoorbeeld tijdelijke opname van de verzorgde) duidelijker in beeld komen. Het CIZ is thans
bezig om een en ander in technische zin voor te bereiden.
In de Tweede Kamer is bij de behandeling van het Belastingplan 2006 verder een
amendement van de heer Van der Vlies e.a. aangenomen. Dit amendement voorzag in een
fiscale korting van ¤ 250 voor mantelzorgers die langer dan 8 uur per week, gedurende
meer dan 6 maanden mantelzorg verlenen. Om een aantal redenen is dit amendement niet
uitvoerbaar gebleken. In een bestuurlijk overleg met Mezzo deze zomer, is afgesproken dat
een breed samengestelde werkgroep zou bezien welke alternatieven bestaan voor het
amendement Van der Vlies. De werkgroep heeft een aantal opties bestudeerd. Op basis van
die bevindingen dient zich het volgende alternatief aan: op grond van artikel 21 van de Wmo
worden gemeenten in staat gesteld extra in te zetten voor de waardering van mantelzorgers.
Het alternatief van artikel 21 wordt komend najaar verder uitgewerkt. Ik streef ernaar om in
november de contouren van de regeling gereed te hebben. Het is de bedoeling om zo snel
mogelijk in 2007 dit alternatief in werking te laten treden. Voor dit doel is per 1 januari
2007 structureel ¤ 65 mln. extra op de begroting van VWS beschikbaar.
De claim van Mezzo voor een verdere intensivering van de ondersteuning van mantelzorgers
en vrijwilligerszorg bedraagt structureel ¤ 48 mln. Deze claim, die ik nog steeds matig vind.Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Blad
9
Kenmerk
DMO/CB/U-2721258
onderbouwd, moet in samenhang met de hiervoor genoemde punten worden bezien.
Uitwerking van het amendement Van der Vlies komt tegemoet aan een groot deel van de
claim, namelijk daar waar Mezzo geld vraagt voor een tegemoetkoming voor mantelzorgers.
Verder ben ik van mening dat door de voorgenomen aanpassingen rond de indicatiestelling
in het kader van de AWBZ en door de inwerkingtreding van de Wmo de positie van de
mantelzorger aanzienlijk is versterkt. Daarbij komt dat het naar mijn mening ook aan de
gemeenten is om binnen het totale budget waarover zij kunnen gaan beschikken nadere
prioriteiten te stellen. Het ligt, gezien het maatschappelijk en financieel belang, in de rede
dat gemeenten investeren in mantelzorg.
Ciëntenorganisaties betrokken bij overgangsprotocol
Op de vraag of cliëntenorganisaties betrokken zijn bij het overgangsprotocol, dat met name
gericht is op de taken van gemeenten en zorgkantoren, is het antwoord: Ja. In een
bijeenkomst met de klankbordgroep van gebruikersorganisaties is het conceptprotocol
besproken. Daarnaast worden de cliëntenorganisaties, die een belangrijke rol spelen bij een
goede invoering van de Wmo, goed bij de beleidsontwikkeling betrokken, zoals de op te
stellen handreikingen en de opstelling van een format voor het cliënttevredenheidsonderzoek
(uit hoofde van artikel 9 van de Wmo; de horizontale verantwoording). In mijn brief aan u
van 18 september jongstleden schreef ik over een mobiel team dat in een dertigtal
gemeenten de stand van zaken ten aanzien van de invoering op zal maken. In dat kader zal
ook met de lokale cliëntenorganisaties gesproken worden.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
drs. Clémence Ross-van Dorp
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport