CJE/06/81
3 oktober 2006
Pers en Voorlichting
PERSCOMMUNIQUE nr. 81/06
3 oktober 2006
Arrest van het Hof van Justitie in zaak C-452/04
Fidium Finanz AG / Bundesanstalt für Finanzdienstleistungsaufsicht
Het gemeenschapsrecht staat niet in de weg aan het vereiste van
voorafgaande vergunning voor het bedrijfsmatig verstrekken van
kredieten door een in een derde land gevestigde onderneming
Een dergelijke regeling valt onder de bepalingen inzake de vrijheid
van dienstverrichting, waarop in een derde land gevestigde
ondernemingen geen beroep kunnen doen
De Duitse wetgeving bepaalt dat wie in Duitsland bedrijfsmatig
banktransacties of financiële diensten wil verrichten de schriftelijke
toestemming van de Bundesanstalt für Finanzdienstleistungsaufsicht
(BaFin) nodig heeft. Een dergelijke vergunning moet met name worden
geweigerd wanneer de onderneming haar hoofdbestuur niet in dat land
heeft en daar evenmin een bijkantoor heeft.
Fidium Finanz is een vennootschap naar Zwitsers recht waarvan de zetel
en het hoofdbestuur in Zwitserland zijn gevestigd. Zij verstrekt aan
buiten Zwitserland gevestigde cliënten kredieten van 2 500 of 3 500
EUR, tegen een jaarlijkse rentevoet van 13,94 %. Ongeveer 90 % van die
kredieten worden toegekend aan in Duitsland wonende personen. Zij
worden aangeboden via een vanuit Zwitserland beheerde website. Fidium
Finanz verstrekt de betrokken kredieten zonder vooraf bij de Schufa
(Schutzgemeinschaft für allgemeine Kreditsicherung; Duits instituut
voor algemene kredietbewaking) inlichtingen over de cliënten in te
winnen.
Ten tijde van de feiten van het hoofdgeding beschikte Fidium Finanz
niet over de vereiste vergunning om die transacties in Duitsland te
verrichten. Bijgevolg heeft de BaFin haar in 2003 verboden om
bedrijfsmatig krediettransacties te verrichten waarbij zij zich
doelgericht tot in Duitsland wonende cliënten wendt. Van mening dat
dit besluit de vrijheid van kapitaalverkeer beperkt, heeft Fidium
Finanz een beroep ingesteld bij het Verwaltungsgericht.
Die rechterlijke instantie heeft het Hof van Justitie prejudiciële
vragen gesteld om te vernemen of het bedrijfsmatig verstrekken van
kredieten een dienstverrichting is dan wel onder de vrijheid van
kapitaalverkeer valt. Deze kwestie is belangrijk voor de beslechting
van het hoofdgeding, aangezien de bepalingen van het EG-Verdrag
betreffende de vrijheid van dienstverrichting en die betreffende de
vrijheid van kapitaalverkeer niet dezelfde personele werkingssfeer
hebben. In tegenstelling tot wat deze laatste vrijheid betreft, kunnen
enkel gemeenschapsonderdanen zich op de vrijheid van dienstverrichting
beroepen. Teneinde vast te stellen welke bepaling(en) van het
EG-Verdrag in de omstandigheden van de onderhavige zaak toepassing
vindt (vinden), dient het Hof de verhouding tussen deze twee vrijheden
te onderzoeken.
Het Hof brengt in herinnering dat Fidium Finanz in een derde land is
gevestigd. Bijgevolg kan zij zich enkel inzake de vrijheid van
kapitaalverkeer op de gemeenschapsbepalingen beroepen.
Het Hof erkent dat het bedrijfsmatig verstrekken van kredieten in
beginsel zowel met de vrijheid van dienstverrichting als met de
vrijheid van kapitaalverkeer verband houdt. Vervolgens onderzoekt het
in hoeverre de Duitse regeling de uitoefening van deze twee vrijheden
beïnvloedt.
Het Hof overweegt dat het vergunningsvereiste en de onmogelijkheid om
de vergunning te verkrijgen wanneer de onderneming haar hoofdbestuur
niet in Duitsland heeft en daar evenmin een bijkantoor heeft, eraan in
de weg staan dat in derde landen gevestigde ondernemingen toegang tot
de Duitse financiële markt krijgen. Een dergelijke regeling maakt
hoofdzakelijk inbreuk op de vrijheid van dienstverrichting. Een in een
derde land gevestigde onderneming kan zich evenwel niet op die
vrijheid beroepen.
Het Hof erkent dat het zeer wel mogelijk is dat de Duitse wetgeving,
waar zij de financiële dienstverrichtingen die door in derde landen
gevestigde ondernemingen worden aangeboden, minder toegankelijk maakt
voor in Duitsland wonende cliënten, met zich brengt dat de met die
verrichtingen verband houdende grensoverschrijdende financiële stromen
verminderen. Deze beperkende werking voor de vrijheid van het
kapitaalverkeer is echter alleen maar een onvermijdelijk gevolg van de
beperking van het verrichten van diensten. In dergelijke
omstandigheden behoeft de verenigbaarheid van de regeling met de
bepalingen van het EGVerdrag inzake het vrije kapitaalverkeer niet te
worden onderzocht.
Het Hof concludeert dat een onderneming als Fidium Finanz zich in de
omstandigheden van de onderhavige zaak niet op de fundamentele
vrijheden van het Verdrag kan beroepen.
Voor de media bestemd niet-officieel stuk, dat het Hof van Justitie
niet bindt.
Beschikbare talen: FR, CS, DE, EL, EN, HU, IT, NL, PL, SK, SL
De volledige tekst van het arrest is op de dag van de uitspraak te
vinden op de internetpagina
van het Hof
http://curia.europa.eu/jurisp/cgi-bin/form.pl?lang=NL&Submit=recherche
r&numaff=C-C -
452/04
vanaf ongeveer 12.00 uur.
Voor nadere informatie wende men zich tot de heer Stefaan Van der
Jeught.
Tel: +352 4303 2170 Fax: +352 4303 2988
European Union