Verkennende studie naar preventieve activiteiten van CWI
Samenvatting en conclusie
De vestigingen leggen bij de uitvoering van hun preventieve inspanningen de focus op werk bo-
ven inkomen. De invulling van werk boven inkomen verschilt per vestiging. Een aantal vestigin-
gen ziet werk als de meest aangewezen weg om preventie te bewerkstelligen. Andere vestigingen
richten zich eerst op handhaving en kiezen daarna voor inzet op werk.
Voor alle vestigingen is schadelastbeperking de invalshoek. Met werk wordt instroom in een
uitkering voorkomen. De gedachte is dat de werkzoekende/burger het meest is gebaat bij aan het
werk helpen.
De vestigingen voeren de preventietaak uit in samenwerking met gemeenten en UWV. Met de
gemeenten zijn er lokale/regionale afspraken, die ondermeer betrekking hebben op verlengde
zoektijden, streefwaarden preventiequotes en workfirst-projecten. Voor de samenwerking met
UWV volgen de vestigingen de landelijke afspraken tussen CWI en UWV.
De vestigingen hebben het landelijke beleid vertaald naar eigen (vestigings)plannen, procedures
en processen. Plannen behelzen geen uitvoerige beschouwingen over de preventietaak, maar be-
vatten resultaatgerichte afspraken. Procedures en processen zijn ingericht op basis van zelfwerk-
zaamheid van cliënten en van werk boven inkomen. Handhaving (de rechten en plichten van de
cliënt) maakt hiervan ook onderdeel uit.
Inspectie Werk en Inkomen Preventiequote CWI 23/26
Aan de hand van maandelijkse rapportages sturen de vestigingsmanagers de adviseurs aan op
hun preventieve activiteiten. Via coaching en werkoverleg wordt niet alleen gestuurd op achter-
blijvende prestaties, maar ook op verbetering van de preventieresultaten.
Conform plannen, procedures en processen vullen de adviseurs van de bezochte vestigingen hun
activiteiten in. Zij maken daarbij wel een onderscheid in aanvragers WW en aanvragers WWB.
Bij de preventie WW is er binnen de vestigingen ook aandacht voor vroegmelders. Echter de
mate van inspanning voor deze doelgroep is per vestiging verschillend.
Preventie bereiken de adviseurs door uitstroom naar werk, dan wel door voorlichting over rech-
ten en plichten en fraudebestrijding. Preventie wordt eveneens behaald als de cliënt in de (ver-
lengde) zoektijd een afspraak niet nakomt. Een te beperkte zoektijd of persoonlijke omstandig-
heden van de cliënt zijn de belangrijkste oorzaken voor het niet behalen van preventie.
Het toerekenen van de preventie-inspanningen aan de preventiequote vindt plaats langs geauto-
matiseerde weg. Alle uitschrijvingen van cliënten in de periode tussen indicatiestelling
WW/WWB en overdracht aan UWV/gemeente worden als preventie aangemerkt en als zodanig
geregistreerd.
Inspectie Werk en Inkomen Preventiequote CWI 24/26
4 Conclusie
In deze verkennende studie gaat het erom inzicht te krijgen in de inspanningen die CWI verricht
ter preventie van een WW- of WWB-uitkering en wat deze inspanningen opleveren. Daartoe
hebben we eerst in hoofdstuk 2 het beleid van CWI uiteengezet (de wenselijke situatie). In
hoofdstuk 3 gaan we in op de daadwerkelijke preventie-inspanningen van CWI (de feitelijke si-
tuatie).
Het beleid gaat bij de preventietaak uit van werk boven inkomen en een grote mate van zelf-
werkzaamheid van de werkzoekende. De dienstverlening van CWI is hierop ingericht. Preventie
is niet alleen de verantwoordelijkheid van CWI, maar ook van de ketenpartners. Door samen te
werken met gemeenten en UWV in het kader van handhaving en parallelle dienstverlening
(waaronder de inzet van re-integratie-instrumenten door ketenpartners) kan meer preventie wor-
den bewerkstelligd. Meer aandacht voor de zogenoemde vroegmelders (potentiële aanvragers
WW) kan eveneens bijdragen aan een hogere preventie. CWI gaat in haar jaarplan 2006 op deze
ontwikkelingen in.
De interviews die we met de vestigingsmanagers en adviseurs van vijf CWI-vestigingen hebben
gehad, geven een beeld van de inspanningen van CWI op het terrein van preventie. De vestigin-
gen voeren die preventie-inspanningen uit in lijn met het landelijke beleid CWI.
De preventie-inspanningen van CWI kunnen op basis van het onderzoek bij de bezochte vesti-
gingen verdeeld worden in drie categorieën. Preventie door het vinden van werk, preventie door
cliënten te wijzen op rechten en plichten en preventie door handhaving. De laatste twee catego-
rieën zijn voornamelijk van toepassing op de WWB. Dit zijn tevens de inspanningen die ertoe
leiden dat een werkzoekende geen beroep doet op een uitkering. De met deze inspanningen ge-
boekte resultaten worden toegerekend aan de preventiequote.
Uit het onderzoek blijkt dat als een cliënt een afspraak voor een gesprek niet nakomt hij/zij bij
CWI wordt uitgeschreven. Het gevolg is dat deze cliënt geen beroep op een uitkering. Het niet
nakomen van de afspraak leidt vervolgens tot een toerekening aan de betreffende preventiequote.
De vestigingen nemen vervolgens geen actie om te achterhalen om welke reden cliënt niet is ko-
men opdagen. De verantwoordelijkheid hiervoor wordt bij de cliënt gelegd. Deze werkwijze leidt
er wel toe dat preventie is gerealiseerd, maar biedt geen inzicht in reden. Het is heel goed moge-
lijk dat de cliënt werk heeft gevonden of als gevolg van de rechten en plichten die aan een uitke-
ring zijn verbonden afziet van het aanvragen van een uitkering. Aangezien voor 2006 met de
minister is afgesproken dat de preventiequotes worden uitgesplitst naar 'werk' en 'overig' en 'ove-
rig' naar reden is dit een aandachtspunt in de registratie.
Het onderzoek geeft eveneens inzicht in oorzaken die ertoe leiden dat preventie niet wordt be-
haald. De belangrijkste oorzaken zijn dat de (verlengde) zoektijd uiteindelijk toch te kort is om
tot een succesvolle bemiddeling te komen en dat persoonlijke omstandigheden van de cliënt een
actieve bemiddeling naar werk in de weg staan.
Inspectie Werk en Inkomen Preventiequote CWI 25/26
Er is gekeken naar de mate de vestigingen aandacht hebben voor de vroegmelders. Deze aan-
dacht verschilt per vestiging: in het ene geval gaat het om intensieve dienstverlening en in het
andere geval weer om basisdienstverlening. Wel zijn er overeenkomsten tussen de vestigingen
als het gaat om collectieve ontslagen of faillissementen. Dan wordt er vroegtijdig geanticipeerd.
Preventiequote CWI
Verkennende studie naar de preventieve activiteiten van CWI
Inspectie Werk en Inkomen
Preventiequote CWI
Een verkennende studie naar de preventieve activiteiten van CWI
Inspectie Werk en Inkomen Preventiequote CWI
V06/08, augustus 2006
Inspectie Werk en Inkomen Preventiequote CWI 2/26
Inhoud
1 Inleiding 5
2 Het beleid op het gebied van preventie 7
2.1 Normenkader 7
2.2 Aansturing van CWI 8
2.3 Uitwerking door CWI 9
2.4 Keten 11
2.5 Samenvatting 13
3 Uitvoering van preventietaak door CWI 15
3.1 Invalshoek preventie 15
3.2 Samenwerking met ketenpartners 16
3.3 Organisatie en sturing 17
3.4 Preventie-inspanningen 18
3.5 Registratie 22
3.6 Samenvatting en conclusie 23
4 Conclusie 25
Inspectie Werk en Inkomen Preventiequote CWI 3/26
Inspectie Werk en Inkomen Preventiequote CWI 4/26
1 Inleiding
Aanleiding
In haar jaarverslag 2004 vermeldt de inspectie dat de Centrale organisatie werk en inkomen
(CWI) de afgelopen jaren de dienstverlening voor werkzoekenden en werkgevers op verschillen-
de manieren heeft uitgebreid en verbeterd. De resultaten die CWI boekt op het voorkomen dat
werkzoekenden instromen in een uitkering blijken uit de scores van CWI op de preventiequotes
WW (Werkloosheidswet) en WWB (Wet werk en bijstand). Zowel voor 2004 als voor 2005 heeft
CWI de met het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid afgesproken streefwaarden
voor deze preventiequotes gehaald.
De preventiequotes geven de prestaties van CWI weer op het gebied van het voorkomen van uit-
keringsinstroom in WW en WWB. De preventiequotes geven geen inzicht in welke activiteiten
van CWI eraan hebben bijgedragen dat een belangrijk deel van de aanvragers van een werkloos-
heids- en bijstandsuitkering, uiteindelijk hierop geen beroep doet.
Het ontbreken van dit inzicht is voor de inspectie aanleiding om een verkennende studie uit te
voeren met als doel te inventariseren welke inspanningen CWI verricht om instroom in WW of
WWB te voorkomen. Uit de preventiequote is niet te achterhalen wat de bijdrage van CWI is
geweest. Een kwart van de mensen die zich bij CWI melden voor zowel WW als WWB, dient
geen aanvraag voor een uitkering in. Niet duidelijk is of deze mensen bijvoorbeeld aan het werk
zijn gegaan, verhuisd zijn, of dat er andere redenen zijn waarom geen aanvraag wordt ingediend.
Probleemstelling
De hoofdvraag van het onderzoek is: Welke inspanningen verricht CWI ter preventie van een
WW- of WWB-uitkering en wat leveren deze inspanningen op?
De deelvragen die wij hierbij willen beantwoorden zijn:
· Vanuit welke invalshoek vinden deze activiteiten plaats (schadelastbeperking, efficiency of staat
de burger centraal)?
· Welke afspraken zijn hierover gemaakt met de ketenpartners?
· Hoe rekent CWI haar inspanningen toe aan de preventiequote?
· Registreert CWI de reden waarom mensen geen aanvraag indienen voor een uitkering?
In het kader van de hoofdvraag besteden we ook aandacht aan de inrichting van de organisatie en
de werkprocessen, het trainen van adviseurs en de aansturing op preventieactiviteiten op vesti-
gingsniveau. De reden is dat de inspectie veronderstelt dat meer duidelijkheid zal ontstaan over
de inspanningen van CWI wanneer bekend is hoe de organisatie hiermee omgaat.
Afbakening
In deze verkennende studie wordt de uitvoering van de preventietaak bekeken vanuit het ge-
zichtspunt van CWI. Bij de onderwerpen, thema's en voorbeelden die we in deze studie beschrij-
ven, geven we dan ook aan vanuit welk kader CWI keuzes maakt voor beleid, uitvoering en sa-
menwerking.
Inspectie Werk en Inkomen Preventiequote CWI 5/26
Methode van onderzoek
Om de hoofdvraag en de deelvragen te kunnen beantwoorden heeft de inspectie circa dertig do-
cumenten geanalyseerd en zijn er bij vijf CWI-vestigingen interviews gehouden met vestigings-
managers en adviseurs. Via de documentenanalyse is het beleid betreffende preventie van CWI
in kaart gebracht. De interviews zijn gericht op de daadwerkelijke preventie-inspanningen van
CWI en de aansturing op die inspanningen.
Inspectie Werk en Inkomen Preventiequote CWI 6/26
2 Het beleid op het gebied van preventie
In dit hoofdstuk beschrijven we op welke wijze CWI haar beleid invult ten aanzien van de pre-
ventieve taken en hoe CWI daarin samenwerkt met de ketenpartners. Bij de beschrijving heeft de
inspectie gebruik gemaakt van het wettelijk kader, de uitkomsten van onderzoeken die raakvlak-
ken hebben met de preventietaak, de 'meibrieven' van de minister, de jaarplannen van CWI en de
ketenprogramma's.
2.1 Normenkader
De afspraken over de uitvoering van de preventieve taken worden gemaakt in overleg tussen de
minister en CWI. De minister legt zijn voornemens vast in de meibrieven en CWI vertaalt deze
voornemens in haar jaarplannen. In de jaarplannen komt de visie van CWI op werk boven uitke-
ring (preventie) tot uitdrukking. De jaarplannen behoeven de goedkeuring van de minister.
Werk boven uitkering is één van de hoofddoelen van de SUWI-wetgeving (Wet Structuur uitvoe-
ring werk en inkomen). Voorkomen moet worden dat een werkzoekende een uitkering WW of
WWB nodig heeft. Zowel uit sociaal als economisch oogpunt is het van groot belang de nood-
zaak van een beroep op de sociale zekerheid te beperken en de afhankelijkheid van regelingen
zoveel mogelijk te voorkomen. Een op werk gerichte, klantgerichte en efficiënte uitvoeringsor-
ganisatie (de tweede en derde SUWI-doelstelling) is hiervoor onontbeerlijk. De uitvoering dient
ertoe dat zoveel mogelijk mensen zo snel mogelijk aan werk worden geholpen, maar de mensen
voor wie dat niet (direct) lukt moeten op een zo eenvoudig mogelijke wijze een uitkering kunnen
krijgen.
De dienstverlening van CWI bestaat onder andere uit de volgende instrumenten: informatie en
advies, matching via Werk.nl en activerende bemiddeling voor fase 1-cliënten. De dienstverle-
ning aan werkzoekenden wordt ondermeer gemeten met de preventiequote en de uitstroomquote.
De preventiequote geeft aan welk deel van de personen, dat zich meldt bij CWI, geen beroep
doet op WW of WWB. De uitstroomquote geeft aan het aandeel personen dat uitstroomt uit een
uitkering vanwege het vinden van werk via CWI.
Hieruit volgt de belangrijkste taak voor CWI: de cliënt indien wenselijk via bemiddeling - zo
spoedig mogelijk aan het werk te helpen. CWI beoordeelt de kans op het vinden van werk en past
de dienstverlening aan de klant op zijn/haar mogelijkheden aan. Personen voor wie de kans op
het vinden van werk groot wordt geacht, worden ingedeeld in fase 1. Deze personen komen in
aanmerking voor dienstverlening door CWI en zij worden met regelmaat opgeroepen en gecon-
fronteerd met vacatures.
In de kwartaalverslagen en jaarverslagen geeft CWI de minister informatie over de uitvoering
van het beleid en de geleverde prestaties. In de verslagen zijn indicatoren opgenomen die inzicht
geven in de prestaties van CWI, waaronder de prestaties op het terrein van preventie.
Inspectie Werk en Inkomen Preventiequote CWI 7/26
2.2 Aansturing van CWI
De inspectie heeft voor de jaarplannen 2005 en 2006 bekeken welke kaders voor de preventieve
taken door de minister met de `meibrieven' aan CWI zijn aangereikt. Alvorens we ingaan op
deze kaders beschrijven we eerst welke ontwikkelingen er zijn geweest bij de prestatie-
indicatoren en het beleid CWI.
Prestatie-indicatoren 2006
Medio april 2005 is de eindrapportage van het Project Prestatie-indicatoren 2006 uitgebracht. De
rapportage is de uitkomst van een traject waarbij het ministerie met de uitvoeringsorganisaties
heeft bezien of de tot dan toe gehanteerde set van indicatoren nog aan alle vereisten voldeed.
Aanleiding tot de doorlichting was onder andere de aanbeveling van de Algemene Rekenkamer,
Inspectie Werk en Inkomen (IWI), maar ook de Tweede Kamer om de huidige set aan te passen.
Dit met het doel om de samenhang tussen de diverse indicatoren te versterken en het verkrijgen
van een beter inzicht in de effectiviteit van het beleid.
De Algemene Rekenkamer plaatste ondermeer kritische kanttekeningen bij de indicatoren op het
gebied voor preventie. Dit heeft er voor de preventiequote voor CWI toe geleid dat deze indicator
is aangepast. Deze aanpassing is erop gericht de rol van CWI in het voorkomen van uitkeringsin-
stroom beter weer te geven, waardoor meer dan voorheen zicht wordt gegeven op het aantal
werkzoekenden dat werk vindt. Vanaf het jaar 2006 betekent dit dat de preventiequote (zowel
voor WW als WWB) wordt uitgesplitst naar `werk' en `overig' en waarbij `overig' weer wordt
uitgesplitst naar reden (bijvoorbeeld fraudeopsporing).
Meerjarenperspectief CWI
De inspectie heeft kennis genomen van het eindrapport van de werkgroep Beleid CWI, dat eind
februari 2005 is uitgebracht. In dit rapport, dat een eindproduct is van een gezamenlijke werk-
groep CWI-ministerie SZW (Sociale Zaken en Werkgelegenheid), wordt een meerjarenperspec-
tief CWI tot 2010 geschetst. Bij dit meerjarenperspectief is het takenpakket CWI uit het jaarplan
2005 als uitgangspunt genomen. Hieruit zijn de mogelijkheden verkend voor nieuw beleid. Deze
mogelijkheden vormen de bouwstenen (scenario's) in het eindrapport en brengen een verande-
ring mee in het takenpakket van CWI. Voor de preventieve taken van CWI houdt dit het volgen-
de in.
Conform de huidige wettelijke taken draagt CWI in algemene zin bij aan transparantie en onder-
steuning van zelfwerkzaamheid voor werkzoekenden via bemiddeling en activering. CWI heeft
hierin een belangrijke rol door haar bijdrage aan preventie, maatwerk gericht op duurzame plaat-
singen van werkzoekenden en het aanspreken van werkzoekenden op hun eigen verantwoorde-
lijkheid. CWI acquireert hiertoe vacatures om de slaagkans van werkzoekenden te vergroten. Dit
met als doel het voorkomen van onnodige en onterechte instroom van direct kansrijke werklozen
in dan wel het bekorten van een uitkeringssituatie. De mate waarin het eerstgenoemde wordt ge-
realiseerd, wordt gemeten aan de hand van de preventiequote (WW of WWB).
De werkgroep Beleid CWI schetst een scenario voor de aanbodzijde. Hierbij gaat de werkgroep
uit van de invoering van de A/B-routering en van de benutting van de voordelen van parallelle
dienstverlening. Uitgangspunt is dat elke werkzoekende in staat is werk te zoeken (route A) ten-
zij persoonlijke belemmeringen dit (tijdelijk) niet mogelijk maken (route B). Door het zoeken
Inspectie Werk en Inkomen Preventiequote CWI 8/26
van werk centraal te stellen en in ketenverband ondersteuning te geven neemt naar verwachting
de kans op het vinden van werk toe. Als daarbij parallel aan de dienstverlening van CWI nog een
re-integratieopstapje kan worden ingezet door de ketenpartner kan dat de toeleiding naar de ar-
beidsmarkt versnellen. Daarnaast pleit de werkgroep voor een verkorte uitkeringsintake met als
doel meer tijd vrij te spelen voor bemiddeling. Een samenstel van deze maatregelen leidt ertoe
dat de cliënt beter bediend wordt en de prestaties voor wat betreft preventie en uitstroom zullen
toenemen. Bovendien voorkomt een betere afstemming overlap van activiteiten, waardoor effi-
ciencywinst is te bereiken.
De werkgroep beveelt voorts aan dat CWI de dienstverlening aan met werkloosheid bedreigden,
die zich op vrijwillige basis vroeg melden bij CWI, goed inregelt. Dit in afwachting van besluit-
vorming over een mogelijke verplichte eerdere inschrijving bij CWI. Begin 2006 is overigens
afgezien van een wettelijke verplichting tot eerdere inschrijving.
Kaders voor de jaarplannen 2005 en 2006
Voor 2005 is CWI gevraagd voor cliënten die (nog) geen werk hebben gevonden een tijdige en
juiste uitkeringsaanvraag te verzorgen, waarbij handhaving als belangrijk aspect van de dienst-
verlening wordt genoemd. Handhaving dient in 2005 een integraal onderdeel te worden van de
uitvoering. De achterliggende gedachte hierbij is dat het voeren van een effectief handhavingsbe-
leid noodzakelijk is om de rol van poortwachter goed te kunnen vervullen. Voor CWI liggen de
handhavingstaken daarbij in het bijzonder op de terreinen van preventie en controle, waarbij de
samenwerking met de ketenpartners essentieel is. De minister acht het ook van belang om de
preventiequote voor de WW te verhogen. Daarvoor is het wenselijk dat potentiële WW-
gerechtigden zich eerder dan hun eerste werkloosheidsdag melden bij CWI, ook wel vroegmel-
ders genoemd. De minister vraagt CWI om samen met UWV via voorlichting deze `vroegmel-
ding' al te bevorderen.
Met de meibrief voor het jaarplan 2006 vraagt de minister aan CWI om in overleg met de keten-
partners te komen tot een goed gekwalificeerde, verkorte intake WWB en die ook op de vestigin-
gen goed in te regelen, zodat er meer tijd overblijft voor de bemiddeling van werkzoekenden. De
minister vraagt CWI verder in 2006 meer aandacht te besteden aan preventie van werkloosheid.
Zo kunnen re-integratie-instrumenten van UWV eerder worden ingezet (vanaf medio 2005 ook
voor met werkloosheid bedreigden). Ook dient het beleid erop gericht te zijn dat met werkloos-
heid bedreigden zich eerder gaan melden. CWI wordt gevraagd rekening te houden met meer
vroegmelders. Tenslotte wordt met de meibrief de aangepaste set indicatoren 2006 aangereikt.
2.3 Uitwerking door CWI
CWI werkt de taken uit die haar zijn toebedeeld bij de SUWI-wet en de kaders die bij de mei-
brieven zijn aangedragen in haar jaarplannen. De inspectie heeft voor wat betreft de preventieve
taken van CWI gekeken naar op welke wijze hieraan invulling is gegeven in de jaarplannen 2005
en 2006.
Inspectie Werk en Inkomen Preventiequote CWI 9/26
Doelstellingen
De preventieve taken maken bij CWI onderdeel uit van de doelstelling om ontwikkeling en be-
nutting van talent te stimuleren voor de arbeidsmarkt en de uitkeringssituatie te voorkomen dan
wel te bekorten. De subdoelstellingen die CWI hierbij hanteert zijn:
· CWI voorkomt onnodige en onterechte instroom van direct kansrijke werklozen dan wel bekort
hun uitkeringsduur;
· CWI stelt (aankomende) werkzoekenden in staat vroegtijdig en zelfstandig gericht naar werk te
zoeken.
Preventieve activiteiten
De activiteiten die CWI hiervoor uitvoert zijn:
· een intakegesprek, waarin CWI vaststelt wat de arbeidskansen van de cliënt zijn en wat de mate
van zelfwerkzaamheid (motivatie cliënt) is en waarin CWI een toets doet op de nalevingsbereid-
heid van de cliënt. Voorts geeft CWI de cliënt vacatures mee en wordt een vervolgafspraak ge-
maakt;
· CWI ziet erop toe dat verplichtingen worden nagekomen. Indien de cliënt een beroep doet op een
uitkering is het bemiddelingsproces van CWI niet meer vrijblijvend. Het gaat hier om de ver-
plichting tot inschrijving, het aanvaarden van algemeen geaccepteerde of passende arbeid, het
meewerken aan de dienstverlening en het nakomen van afspraken;
· CWI vraagt de gegevens uit die nodig zijn voor het beoordelen van het recht op een uitkering en
draagt deze over aan de ketenpartner. De overdracht vindt zo plaats, dat de ketenpartner zonder
onnodige klantcontacten de aanvraag kan beoordelen.
Preventiequotes
Met de preventiequotes brengt CWI de prestaties op het gebied van het voorkomen van uitke-
ringsinstroom tot uitdrukking. Dit kan het gevolg zijn van de dienstverlening aan de cliënt bij het
zelfstandig vinden van werk, van de rechtstreekse bemiddeling door CWI naar werk of door
handhaving van CWI. In dit laatste geval gaat het dan om de toets op nalevingsbereidheid en de
verplichtingen- en gegevenscontrole.
In 2006 wil CWI een preventiequote WW van 20 procent en een preventiequote WWB van
46 procent realiseren. CWI baseert deze quotes op de A/B-routering. CWI merkt op dat wanneer
het niet lukt om de A/B-routering begin 2006 te implementeren de preventiequotes gebaseerd
zullen blijven op het huidige fasestelsel. De streefwaarden voor preventie WW en WWB blijven
in dat geval 20 procent en 46 procent.
A/B-routering
Zoals CWI aangeeft bij de preventiequotes gaat CWI in 2006 bij de bemiddeling uit van de
A/B-routering, waarbij het uitgangspunt is dat elke werkzoekende in staat is naar werk te zoeken
(route A) tenzij persoonlijke belemmeringen dit (tijdelijk) niet mogelijk maken (route B). Een
route A-cliënt krijgt van CWI persoonlijke dienstverlening zolang er sprake is van werkloosheid
en zolang er nog geen overdracht heeft plaatsgevonden aan de ketenpartner. Ook zoekt CWI con-
tact met de ketenpartners om te kijken of eventuele parallelle vormen van dienstverlening moge-
lijk zijn. Dit kan bestaan uit een combinatie van bemiddelingsinzet van CWI en inzet van re-
integratie-instrumenten door de ketenpartner. Dit moet leiden tot een zo snel mogelijke route
naar duurzame werkhervatting.
Inspectie Werk en Inkomen Preventiequote CWI 10/26
Elektronische intake
CWI plaatst bij de preventiequotes de kanttekening dat die nog beïnvloed kunnen worden door
de elektronische intake voor werk en uitkering die in 2005 is gestart. De elektronische intake
omvat het informeren van de cliënt over onder meer zijn rechten en plichten, het indiceren van de
cliënt (bepalen mogelijk recht op een uitkering) en het verzamelen van gegevens voor de werkin-
take en de uitkeringsintake. In eerste instantie gaat het hierbij nog om cliënten die een WW-
uitkering aanvragen. Het ligt in de bedoeling om aan het eind van 2006 de elektronische intake
ook voor WWB-aanvragen in te voeren.
Door de elektronische intake kan de cliënt zijn eigen verantwoordelijkheid nemen voor de in-
schrijving bij CWI, het doen van een uitkeringsintake en het bewaken van de juistheid van zijn
gegevens. De elektronische intake biedt de cliënt de mogelijkheid zelf via Werk.nl een baan te
zoeken en hij krijgt met behulp van deze intake snel inzicht in het al of niet recht hebben op een
uitkering. In het geval dat hij werk vindt, dan wel vaststelt dat hij geen recht heeft op een uitke-
ring, komt hij niet meer bij een CWI-vestiging langs. Deze gevallen tellen niet mee voor de pre-
ventiequote.
De cliënt die meent wel recht te hebben op een uitkering of geen werk heeft gevonden via
Werk.nl komt na de elektronische intake naar de CWI-vestiging. De servicedesk, die veelal bij de
vestigingen aanwezig is, voert de administratieve taken van de adviseurs uit en verzorgt de af-
handeling van de elektronische intake. Daarna vindt het gesprek tussen cliënt en adviseur plaats.
Vroegmelders
CWI meldt dat zij in 2006 bijzondere aandacht zal schenken aan het stimuleren van het zo vroeg
mogelijk melden van (dreiging) van werkloosheid met als doel voor deze cliënten al werk te
hebben gevonden voordat de uitkeringsaanvraag ontstaat. CWI geeft hieraan invulling door bij-
voorbeeld cliënten uit te nodigen om zich te registreren, na verlening van de ontslagvergunning
en door voor hen dienstverlening in te zetten maximaal vier maanden voorafgaande aan het ver-
moedelijke ontslag.
Handhaving
CWI vindt een goede handhaving noodzakelijk om het draagvlak van het sociale zekerheidsstel-
sel te waarborgen. Het gaat hierbij onder andere om het voorkomen van oneigenlijk gebruik of
misbruik. In 2005 heeft CWI met de ketenpartners geïnvesteerd in de ontwikkeling van een visie
op ketenbrede handhaving. In 2006 moet dit binnen de keten leiden tot het daadwerkelijk koppe-
len van een aantal registraties om een aantal verificaties uit te voeren. Daarnaast dient de cliënt
zorgvuldig en vroegtijdig over zijn rechten en plichten te worden geïnformeerd en dient de toe-
passing van handhavinginstrumenten te worden opgenomen in de ketenprocessen.
2.4 Keten
Het voorkomen dat een werkzoekende een uitkering WW of WWB nodig heeft is weliswaar een
wettelijke taak die bij CWI is neergelegd, maar er is volgens de SUWI-wet ook een verplichting
dat de ketenpartners hierin samenwerken. De afgelopen jaren hebben de ketenpartners met de
uitvoering van de ketenprogramma's (vanaf 2003-2004) hieraan bijgedragen. Binnen de keten-
programma's ligt het accent bij de preventietaak op klantbenadering en handhaving. Dit blijkt
Inspectie Werk en Inkomen Preventiequote CWI 11/26
ook uit publicaties van de monitorgroep Ketensamenwerking en uit de Evaluatie integrale keten-
dienstverlening (A/B-routering), die vanuit het Algemeen Ketenoverleg (AKO) zijn opgesteld.
Gemeenschappelijke klantbenadering
In augustus 2005 heeft de monitorgroep Ketensamenwerking een samenvattende rapportage uit-
gebracht over gemeenschappelijke klantbenadering. In de rapportage staat centraal dat de burger
in principe zelf verantwoordelijk is voor het zoeken en vinden van werk. Hierbij kan de burger
gebruik maken van de dienstverlening en instrumenten die de keten ter beschikking stelt vanuit
haar publieke taak. Aan een deel van die dienstverlening zijn verplichtingen verbonden. Door dit
expliciet te maken kan de burger afwegen of hij van de dienstverlening gebruik wil maken en of
hij akkoord gaat met handhaving als onderdeel hiervan.
In het geval de burger een beroep doet op de dienstverlening van de ketenpartners dan gelden de
volgende uitgangspunten voor de ketenpartners respectievelijk de cliënt. De ketenpartners doen
geen onnodige controles, maken gebruik van risicoprofielen en geven volledige informatie over
rechten en plichten. De inzet van middelen wordt gerelateerd aan de doelstelling werk boven
inkomen. De keten handhaaft de morele en feitelijke verantwoordelijkheden van de burger. De
cliënt wordt gecontroleerd op identiteit (ID-controle) aan de kop van het proces, wordt goed
voorgelicht over zijn rechten en plichten en krijgt een goede diagnose aan de kop van het proces.
Bovendien krijgt de cliënt risicogestuurde handhavingsmaatregelen. Deze handhavingsmaatrege-
len worden ingezet op klantgroepen met een verhoogd risico (echte fraudeurs, calculerende bur-
gers, twijfelaars).
A/B-routering
In de rapportage 2005 van de monitorgroep Ketensamenwerking `Goed bekeken: de praktijk van
de ketensamenwerking' ziet de monitorgroep de routering als een manier om in de cliëntbenade-
ring het accent te leggen op kansen en mogelijkheden van de cliënt. De routering kan eveneens
dienen voor het maken van afspraken tussen ketenpartners over de toedeling van cliënten, de
cliëntregie en het beschikbare dienstenpakket. Essentieel is dat de ketendienstverlening voor de
A-categorie niet langer lineair is georganiseerd maar parallel en geïntegreerd wordt aangeboden.
Dit betekent dat waar nodig dienstverlening van CWI, UWV (Uitvoeringsinstituut Werknemers-
verzekeringen) en gemeenten wordt gecombineerd. De resultaten van de experimenten met A/B-
routering wijzen uit dat door de samengestelde maatregelen de prestaties op de preventiequotes
verbeteren. Een logisch gevolg is dat de uitstroomquote afneemt. Deze resultaten sporen met de
uitkomsten van de Evaluatie integrale ketendienstverlening (route A/B) van 15 maart 2006.
Afspraken CWI met UWV
Medio december 2004 hebben CWI en UWV een Prestatie Niveauovereenkomst afgesloten voor
2005. Hierin is voor wat betreft de preventieve activiteiten afgesproken dat CWI en UWV sa-
menwerken om de inschakeling van uitkeringsgerechtigde werkzoekenden in het arbeidsproces te
bevorderen en een aanspraak op een uitkering te voorkomen dan wel de duur van een uitkering te
beperken. De ketenuitgangspunten 'werk boven inkomen' en 'de ketenpartners zijn elkaars poort-
wachter' worden door beide partijen onderschreven. Het opstellen van het klantprofiel, het uit-
voeren van de werkintake evenals het voeren van bemiddelingsgesprekken zijn een verantwoor-
delijkheid van CWI. Tot de gegevensoverdracht verricht CWI alle handelingen waarvoor de fy-
sieke aanwezigheid van de cliënt gewenst is. Deze handelingen zijn: de bemiddeling van de cli-
Inspectie Werk en Inkomen Preventiequote CWI 12/26
ent naar werk, de ontvangst en registratie van de eerste melding WW tot en met het uitvoeren van
de intakegesprekken en registratie van uitkeringsgegevens.
Begin 2006 zijn CWI en UWV gestart met het gezamenlijke project `Samen doen we het zo'. Bij
dit project gaat het om de intensivering van de samenwerking op lokaal niveau tussen CWI,
UWV en gemeenten. Een intensivering, die in de loop van 2006 nader wordt vormgegeven.
2.5 Samenvatting
In 2005 zijn twee rapportages uitgebracht, waarvan de uitkomsten van invloed zijn op de preven-
tieve activiteiten van CWI. In de rapportage waarin een meerjarenperspectief voor CWI wordt
geschetst, staat vermeld dat de invoering van de A/B-routering en de benutting van de voordelen
van parallelle dienstverlening kunnen bijdragen aan een hogere preventie en uitstroom. Ook zou
volgens deze rapportage het goed inregelen door CWI van de dienstverlening aan met werkloos-
heid bedreigden (de vroegmelders) kunnen bijdragen aan een hogere preventie. In de rapportage
over de preventie-indicatoren 2006 is de aanbeveling gedaan vanaf 2006 de preventiequote uit te
splitsen naar `werk' en `overig' en `overig' naar reden met als doel meer zicht te krijgen op het
aantal werkzoekenden dat werk vindt.
Deze uitkomsten zijn deels meegenomen in de kaders van het ministerie voor het jaarplan 2006
van CWI. Voor 2006 wordt CWI gevraagd aan vroegmelders extra aandacht te besteden, re-
integratie-instrumenten van UWV eerder in te zetten en de nieuwe preventiequote toe te passen.
Voor het jaarplan 2005 is CWI gevraagd in haar dienstverlening meer aandacht te besteden aan
handhaving. Tevens is verzocht handhaving als integraal onderdeel van de dienstverlening te
laten zijn.
CWI heeft de ontwikkelingen, zoals geschetst in vermelde rapportages en in de kaders voor
2005/2006 als volgt opgenomen in haar jaarplan 2006. In de subdoelstelling "CWI stelt (aanko-
mende) werkzoekenden in staat vroegtijdig en zelfstandig gericht naar werk te zoeken" hebben
de zelfwerkzaamheid van de werkzoekende en de vroegmelder een plaats gekregen. Een instru-
ment dat wordt ingezet in het kader van de zelfwerkzaamheid is de elektronische intake. Die in-
take is er al voor de WW en zal aan het eind van 2006 ook voor de WWB worden ingezet. CWI
gaat vroegmelders registreren en in een vroeg stadium dienstverlening aanbieden. Voorts meldt
CWI in haar jaarplan 2006 de A/B routering in te voeren. CWI geeft route A cliënten persoonlij-
ke dienstverlening en kijkt of in samenwerking met de ketenpartners parallelle dienstverlening,
waaronder de inzet van re-integratie-instrumenten, mogelijk is. CWI onderstreept de noodzaak
van goede handhaving en verwijst daarbij ook naar de investeringen die CWI heeft gedaan in de
ketenbrede handhaving.
De ontwikkelingen in de keten, waaronder de A/B routering en handhaving, zijn terug te vinden
in het jaarplan 2006 van CWI.
Inspectie Werk en Inkomen Preventiequote CWI 13/26
Inspectie Werk en Inkomen Preventiequote CWI 14/26
3 Uitvoering van preventietaak door CWI
In de hoofdvraag van dit onderzoek staat centraal welke inspanningen CWI verricht ter preventie
van een uitkering WW of WWB en wat deze inspanningen opleveren. Door interviews te houden
met de managers en adviseurs bij vijf CWI vestigingen hebben we niet alleen een beeld gekregen
van de preventie-inspanningen van CWI, maar ook van de organisatie en aansturing van deze
inspanningen. We hebben de geïnterviewden ook gevraagd vanuit welke invalshoek (schadelast-
beperking of werkzoekende centraal) zij de preventie-inspanningen uitvoeren, welke afspraken
zij met de ketenpartners hebben gemaakt en hoe zij hun inspanningen registreren. In dit hoofd-
stuk doen we verslag van de uitkomsten van de interviews naar voornoemde aspecten.
3.1 Invalshoek preventie
CWI heeft als taak te voorkomen dat een werkzoekende een beroep doet op een uitkering WW of
WWB. De inspanningen die CWI verricht heeft de inspectie bezien vanuit drie invalshoeken:
schadelastbeperking, efficiency en de burger/werkzoekende. We hebben de vestigingsmanagers
en de adviseurs gevraagd welke invalshoek zij hanteren bij het uitoefenen van hun preventietaak.
Hieruit komt het volgende beeld naar voren dat voor alle vijf bezochte vestigingen geldt.
Schadelastbeperking staat centraal
Alle vestigingen richten zich bij hun inspanningen op voorkomen van instromen in een uitkering.
Hiermee staat de invalshoek van schadelastbeperking centraal. Per vestiging verschilt de manier
waarop de schadelastbeperking wordt behaald. Er zijn daarbij twee visies te onderscheiden. De
eerste is dat preventie het beste kan worden behaald met het vinden van werk. Deze vestigingen
hebben hun organisatie en processen hierop ingericht. In de tweede visie richten de vestigingen
zich weliswaar ook op werk, maar zij geven het 'rechten en plichten-verhaal' en handhaving ook
een prominente plaats.
De vestigingen geven overigens aan dat de werkzoekende daarbij niet uit het oog wordt verloren.
De adviseurs geven aan dat werkzoekenden baat hebben bij werk. Het biedt hen ontplooiingsmo-
gelijkheden en het voorkomt afhankelijkheid van een uitkering. Bij hun contacten met de werk-
zoekenden dragen zij dit uit.
De vestigingen zien efficiency als een bijkomend voordeel. Als door werk of door handhaving
voorkomen is dat een werkzoekende in een uitkering instroomt, heeft dit als bijkomend voordeel
dat er geen inspanningen van CWI meer nodig zijn in het vervolgtraject.
Eigen verantwoordelijkheid werkzoekende
In de dienstverlening van CWI staat centraal dat de cliënt/burger zelf verantwoordelijk is voor
het zoeken en vinden van werk. Uit de interviews bij de bezochte vestigingen bleek dat ook van-
uit dit principe de preventieve inspanningen plaatsvinden.
Inspectie Werk en Inkomen Preventiequote CWI 15/26
3.2 Samenwerking met ketenpartners
CWI werkt voor de uitvoering van de preventieve taken samen met de ketenpartners gemeenten
en UWV en maakt daartoe samenwerkingsafspraken. Bij de vijf vestigingen hebben we gekeken
naar de wijze waarop die samenwerking is ingevuld.
Gemeenten
De vijf vestigingen hebben afspraken gemaakt met gemeenten over de preventieactiviteiten. Die
afspraken zijn bij een deel van de vestigingen vastgelegd in service niveauovereenkomsten. Bij
twee vestigingen is dit niet het geval, omdat de ketenpartners dit als te formeel ervaren. Deze
vestigingen maken in goed overleg mondelinge afspraken. Er is sprake van een intensieve sa-
menwerking.
Alle vestingen zijn met de gemeenten een verlengde zoektijd overeengekomen voor een aanvra-
ger van de WWB en het per afspraak verlengen van de inschrijfduur bij CWI tijdens deze ver-
lengde zoektijd. De lengte van de zoektijd kan per vestiging/gemeente verschillen. Daarnaast zijn
er afspraken die per vestiging kunnen verschillen. We zijn daarbij de volgende afspraken tegen-
gekomen:
· één vestiging heeft afspraken met de gemeente over de inschakeling van preventiemedewerkers
van de gemeente in het geval CWI twijfelt aan de juistheid van de gegevens die door de cliënt bij
de aanvraag WWB zijn verstrekt;
· drie vestigingen hebben afspraken lopen met gemeenten over de doorgeleiding van werkzoeken-
den naar workfirst-projecten;
· twee vestigingen spreken met gemeenten streefwaarden af voor preventie.
De verschillen vloeien mede voort uit de wijze waarop men gezamenlijk de preventie wil aan-
pakken. Ook het feit dat een CWI vestiging binnen zijn regio te maken heeft met meer gemeen-
ten leidt tot verschillen tussen de vestigingen.
Over het algemeen merken de vestigingen op dat de samenwerking met de gemeenten goed ver-
loopt. Vooral daar waar ketenpartners gehuisvest zijn in een bedrijfsverzamelgebouw ervaren zij
de korte lijnen als positief.
UWV
De vestigingen verwijzen voor de afspraken met UWV naar de landelijke Prestatie Niveauover-
eenkomst van CWI met UWV. De overeenkomst regelt ondermeer de onderlinge samenwerking
op het gebied van preventie. Het gezamenlijke uitgangspunt is werk boven inkomen en afspraken
betreffende het opstellen van een klantprofiel, de werkintake en de bemiddeling. Verder regelt de
overeenkomst de verantwoordelijkheid van CWI tot de gegevensoverdracht aan UWV. Dit is ook
de lijn waarlangs de vestigingen hun preventie-inspanningen WW uitvoeren.
Eén vestiging verwijst naar het gezamenlijke project `Samen doen we het zo' van CWI en UWV.
Bij dit project gaat het om de intensivering van de samenwerking op lokaal niveau tussen CWI
en UWV, die in de loop van 2006 nader vorm wordt gegeven.
Inspectie Werk en Inkomen Preventiequote CWI 16/26
3.3 Organisatie en sturing
Op landelijk niveau werkt CWI haar preventie-inspanningen uit in haar jaarplannen. Dit vormt
het kader voor de vestigingen. De vestigingen vertalen dit naar hun eigen (lokale/regionale) si-
tuatie. Dit wordt vastgelegd in een managementcontract en gemonitord.
Plannen en procedures
De vertaling van landelijk beleid kan plaatsvinden in een vestigingsplan. We hebben geconsta-
teerd dat niet alle vestigingen een dergelijk plan hebben. Meestal heeft zo'n plan het karakter van
een managementovereenkomst dan wel wordt het een marktbewerkingsplan genoemd. Hierin
zijn de streefwaarden voor de preventiequotes leidend. In de plannen van de vestigingen, onge-
acht de vorm, staan geen beleidsmatige overwegingen ten aanzien van preventie. Evenmin bevat-
ten ze een concrete uitwerking in maatregelen, zoals organisatie, processen, aansturing en activi-
teiten. De vestigingen kiezen voor een pragmatische aanpak: de nadruk ligt op het 'doen' en het
behalen van resultaten.
De vestigingen hebben geen procedures die specifiek op de preventie-inspanningen zijn gericht.
Zij maken onderdeel uit van de procedures, waarbij de focus op werk ligt.
Werkprocessen
De vestigingen kiezen voor een zodanige inrichting van hun werkprocessen dat zij daarmee een
hoge preventie halen. Voor alle vestigingen betekent dit dat:
· de WWB-cliënten een verlengde zoektijd opgelegd krijgen (als invulling van de ketenafspraken
met de gemeenten). WW-cliënten hebben geen verlengde zoektijd, omdat het gaat om een verze-
keringsrecht;
· er in het werkproces aandacht is voor vroegmelders;
· er aandacht is voor de rechten en plichten van de cliënt.
De wijze waarop de vestigingen deze processen invullen is verschillend. Zo zijn er twee vesti-
gingen die aan het begin van de verlengde zoektijd geen uitkeringsintake doen. Deze intake vindt
pas plaats aan het eind van de zoektijd. Deze vestigingen leggen primair de focus op werk. Daar-
naast zijn er vestigingen die in eerste instantie hun aandacht focussen op de rechten en plichten
van de cliënt en in een later stadium overgaan op actieve bemiddeling. De aandacht voor vroeg-
melders is niet bij alle vestigingen gelijk. Twee vestigingen bieden de maximale dienstverlening
(waaronder bemiddelingsgesprekken met de adviseur) aan deze groep aan, terwijl de andere ves-
tigingen zich beperken tot de basisdienstverlening (beursvloer, Werk.nl). De laatstgenoemde
vestigingen geven hierbij aan prioriteit te moeten geven aan de cliënten die daadwerkelijk werk-
loos zijn.
Ook anderszins dragen werkprocessen binnen de vestigingen bij aan preventie. Zo besteden de
vestigingen die hun focus op werk richten veel aandacht aan de werkgeversbenadering en aan het
bij elkaar brengen van vraag en aanbod. Het doel hierbij is zoveel mogelijk vacatures te verwer-
ven, waardoor de kans groter wordt dat een cliënt binnen de zoektijd werk vindt. Deze meer
marktgerichte benadering en actievere vacatureverwerving is een ontwikkeling die met name
vanaf 2005 bij de vestigingen is doorgevoerd.
Inspectie Werk en Inkomen Preventiequote CWI 17/26
Eén vestiging zegt zijn preventie te hebben verhoogd door voorafgaand aan de afspraak met de
adviseur een intensief telefonisch contact met de cliënt te hebben. Hierdoor weten cliënten op
voorhand of ze wel/geen kans maken op een uitkering en welke rechten en plichten hieraan ver-
bonden zijn. Een andere vestiging geeft aan dat als gevolg van de elektronische intake de preven-
tiequote voor de vestiging negatief beïnvloed zal worden.
Ontwikkelingen
We hebben de vestigingsmanagers gevraagd welke externe invloeden of factoren de prestaties op
het gebied van preventie beïnvloeden. Zij noemen een drietal factoren:
· de samenwerking met de gemeenten (positieve invloed);
· de arbeidsmarktsituatie. Het al of niet beschikbaar zijn van vacatures voor cliënten beïnvloedt de
prestaties positief of negatief;
· faillissementen en de mate waarin daarop kan worden geanticipeerd.
Deze factoren worden per vestiging overigens sterk lokaal en/of regionaal bepaald.
Sturing
De vestigingsmanagers sturen de adviseurs aan op hun preventieve inspanningen. Hiertoe maken
zij gebruik van de kwantitatieve informatie die zij maandelijks krijgen. Deze overzichten geven
inzicht in de prestaties tot op niveau van de adviseur. Alle vestigingsmanagers communiceren de
resultaten op de preventiequotes met hun adviseurs. De wijze waarop verschilt per vestiging. De
terugkoppeling vindt bij de ene vestiging rechtstreeks plaats met de adviseurs, de andere vesti-
ging kiest ervoor de terugkoppeling indirect te laten verlopen, via het managementteam. Weer
andere vestigingen laten de terugkoppeling via het werkoverleg verlopen.
Bij teruglopende prestaties op de preventiequotes ondernemen de vestigingsmanagers acties. Ook
hierbij heeft elke vestiging een eigen invulling. Bij een deel van de vestigingen wordt getracht
via coaching de dalende lijn te ondervangen, terwijl andere vestigingen eerst de oorzaken analy-
seren, alvorens actie te ondernemen.
De vestigingen investeren daarnaast in de verbetering van de prestaties op de preventiequotes. De
sturing hierop is per vestiging verschillend. De wijze van aansturing vindt plaats via coaching
(één-op-één coaching van adviseur door manager of senior), door middel van overleg of via een
combinatie van coaching en overleg.
3.4 Preventie-inspanningen
Om inzicht te krijgen in de inspanningen die CWI verricht om te voorkomen dat een werkzoe-
kende een beroep moet doen op een uitkering WW of een uitkering WWB heeft de inspectie ge-
sproken met een aantal adviseurs van de vijf bezochte vestigingen. In de gesprekken met de advi-
seurs hebben we hen gevraagd welke activiteiten zij achtereenvolgens ondernemen om werkzoe-
kenden aan werk te helpen. Het gaat dan om de activiteiten, die plaatsvinden vanaf het moment
van melding van de werkzoekende bij CWI tot het moment van de overdracht van het uitkerings-
dossier aan UWV of de gemeente. Dit is de periode waarbinnen de resultaten van de preventie-
inspanningen aan de preventiequote toegerekend mogen worden.
Inspectie Werk en Inkomen Preventiequote CWI 18/26
Uit de gesprekken met de adviseurs blijkt dat zij in de dienstverlening geen onderscheid maken
tussen een werkzoekende die een WW- en die een WWB-uitkering aanvraagt. Ongeacht het soort
uitkering krijgt elke werkzoekende dezelfde mate van inspanning om hem/haar aan het werk te
helpen. Werk boven inkomen is het uitgangspunt bij alle bezochte vestigingen. Instrumenten die
de vestigingen hierbij inzetten zijn: de elektronische intake, het meegeven van vacatures aan cli-
enten, cliënten aansporen zich bij uitzendbureaus te laten inschrijven, jobhunting ten behoeve
van cliënten, matching en inzet van workfirst-projecten.
Wel is sprake van een verschil in inspanningen voor aanvragers WWB en aanvragers WW. Dit
houdt mede verband met de aard van de uitkering en de afspraken die hierover met de ketenpart-
ners (gemeenten en UWV) zijn gemaakt.
Inspanningen WWB
Voor werkzoekenden die een uitkering WWB aanvragen geldt een verlengde zoektijd van
meestal drie tot vier weken. Deze verlengde zoektijden zijn de CWI-vestigingen overeengeko-
men met de gemeenten (al of niet geregeld in een serviceniveauovereenkomst). De zoektijd is
bedoeld om voor betrokkene werk te vinden met als doel instroom in de uitkering te voorkomen.
Gedurende de zoektijd is er een intensief (wekelijks) contact met de cliënt. De inschrijving bij
CWI wordt telkens verlengd tot de volgende afspraak. Als de cliënt zijn afspraak niet nakomt,
wordt hij/zij uitgeschreven. Uitschrijving betekent in dit geval geen uitkeringsaanvraag en der-
halve preventie. Deze uitgeschreven cliënten worden vervolgens toegerekend aan de preventie-
quote.
Voor de aanvragers WWB geldt dat zij iedere vorm van arbeid dienen te accepteren, omdat voor
hen de regel algemeen geaccepteerde arbeid geldt. De adviseurs wijzen de cliënten hierop en
passen die regel ook toe. Een aantal vestigingen heeft afspraken met gemeenten over het door-
verwijzen van cliënten naar workfirst-projecten. Eén vestiging heeft met de gemeente een af-
spraak lopen over de inschakeling van preventiemedewerkers van de gemeente in het geval van
twijfels bij een WWB-aanvraag.
Verplichtingen- en gegevenscontrole (fraudebestrijding) maken eveneens deel uit van de activi-
teiten van de adviseurs. Wel vullen vestigingen dit verschillend in; zo is bij de ene vestiging
sprake van een rigoureuze doorvraag, bij de andere vestiging ligt het accent weer minder op rech-
ten en plichten maar meer op het vinden van werk.
Inspanningen WW
Voor een aanvrager WW heeft een adviseur maar beperkte tijd; tussen het moment van aanmel-
ding bij CWI (vaak de 1e werkloosheidsdag van betrokkene) en de overdracht van het uitkerings-
dossier aan UWV zitten slechts acht dagen. Binnen die periode zijn de inspanningen erop gericht
werk te vinden. Werk staat voorop; de uitkeringsintake vindt zo laat mogelijk plaats.
In het geval van aanvragers WW gaat het om passende arbeid; zij zijn niet gehouden aan het ac-
cepteren van algemeen geaccepteerde arbeid, maar kunnen zoeken naar werk op hun niveau. De
adviseurs geven wel aan bij deze werkzoekenden getrapt naar werk te zoeken. Zij raden werk-
zoekenden aan om als het nodig is werk aan te nemen op misschien een niveau lager, maar dat
hen wel verzekerd van continuïteit in hun loopbaan.
Inspectie Werk en Inkomen Preventiequote CWI 19/26
De veronderstelling dat iemand met werkervaring ook snel naar ander werk kan worden bemid-
deld gaat volgens de adviseurs niet altijd op. Bij werkzoekenden, die bijvoorbeeld 25 jaar dezelf-
de functie hebben uitgeoefend, dienen vaak extra instrumenten (zoals een sollicitatietraining) te
worden ingezet. Ook kan de inzet van een re-integratiebudget (het zogenoemde 'opstapje') hierbij
behulpzaam zijn.
Vroegmelders
Cliënten die met werkloosheid worden bedreigd kunnen zich maximaal vier maanden voor de
eerste werkloosheidsdag bij CWI inschrijven. Na de inschrijving is de gebruikelijke dienstverle-
ning van CWI op hen van toepassing. Dit geldt voor alle bezochte vestigingen. Omdat er geen
registratie is van vroegmelders weet CWI niet om hoeveel cliënten het gaat.
Eén vestiging meldt dat zij van CWI Juridische Zaken bericht ontvangen aan wie een ontslagver-
gunning is verleend. In dat geval informeert de vestiging deze persoon schriftelijk over de
dienstverlening van CWI. Indien sprake is van een faillissement van een werkgever of een aan-
zegging tot collectief ontslag dan geeft de vestiging met UWV voorlichting aan de personeelsle-
den over de dienstverlening. CWI geeft de personeelsleden dan vacatures mee en voert bemidde-
lingsgesprekken met hen.
Geslaagde preventie-inspanningen
We hebben de adviseurs gevraagd of zij voorbeelden kunnen aangeven van klantsituaties waarbij
de inspanningen van CWI daadwerkelijk hebben geleid tot preventie. De adviseurs hebben ver-
schillende voorbeelden aangehaald, waarbij zij met hun inspanningen ertoe hebben bijgedragen
dat de werkzoekende niet in een uitkering WW of WWB instroomde. Bij de aangehaalde voor-
beelden springen er drie categorieën van inspanningen uit. Het betreft de preventie als het gevolg
van het vinden van werk, preventie door voorlichting over rechten en plichten en preventie in het
kader van fraudebestrijding.
Daarnaast is er nog een restcategorie. Preventie die hierbij is gerealiseerd is onder andere het
gevolg van de rechten van de betrokkenen op een vast dienstverband (bij een uitzendbureau) of
op een andere uitkering (ziekengeld of een Wajong-uitkering (Wet arbeidsongeschiktheidsvoor-
ziening jonggehandicapten). In deze gevallen kan dan worden afgezien van instroom in een WW-
of een WWB-uitkering.
Ter illustratie van de wijze waarop de preventie bij de drie genoemde categorieën is gerealiseerd,
geven we hieronder een korte beschrijving van de cases die door de adviseurs zijn aangedragen.
Preventie als het gevolg van het vinden van werk
Een jongere meldt zich tijdig (voor afloop) van zijn contract bij CWI. Het gaat hierbij om een
gekwalificeerde kracht, een elektricien op MTS-niveau; dus een goede kracht. Via een collega-
adviseur van het marktbewerkingsteam is toen gericht aan jobhunting bij een werkgever gedaan.
Weliswaar heeft de werkgever geen vacature maar de jongere mag wel voor een gesprek langs-
komen. Dit heeft erin geresulteerd dat de jongere toch een baan heeft gekregen.
Een 64-jarige voor rijlesinstructeur heeft van zijn werkgever te horen gekregen dat zijn contract
niet zal worden verlengd. Betrokkene is niet positief over zijn kansen op de arbeidsmarkt. De
Inspectie Werk en Inkomen Preventiequote CWI 20/26
adviseur wijst hem op de mogelijkheid zijn netwerk te gebruiken; vanuit zijn werk kent hij im-
mers andere rijschoolhouders. Door deze rijschoolhouders te benaderen heeft betrokkene alsnog
tot zijn 65ste werk gevonden.
Preventie door voorlichting over rechten en plichten
Als jongeren, die een aanvraag voor een WWB-uitkering indienen, te horen krijgen dat zij alle
soorten werk dienen te accepteren, haken zij af en doen zij geen beroep op een uitkering.
Een jongere die een afwijzing heeft gekregen voor een WW-uitkering dient een aanvraag in voor
een WWB-uitkering. De jongere is verwijtbaar werkloos. De adviseur heeft hem vervolgens ge-
wezen op de gevolgen van het verwijtbaar werkloos zijn en de verplichtingen die aan het aan-
vragen van een WWB-uitkering verbonden zijn. Dit heeft er mede toe geleid dat de jongere geen
beroep doet op de uitkering.
Preventie in het kader van fraudebestrijding
Er meldt zich een werkzoekende, die van beroep hulpdakdekker is. Hij zegt gescheiden te zijn. De
adviseur schakelt in dit geval de preventiemedewerker van de gemeente in die een huisbezoek
aflegt. Daarbij is geconstateerd dat betrokkene nog gewoon samenwoonde met zijn partner. Op
grond van deze constatering is de aanvraag afgewezen.
Een mevrouw die van A naar B is verhuisd, dient in gemeente B bij CWI een aanvraag voor een
WWB-uitkering in. Ze heeft al jaren geen arbeid in loondienst verricht en is als WWB geïndi-
ceerd. De adviseur vraagt vervolgens door: inkomsten, verleden, mogelijkheden om te werken,
leefsituatie en vermogen. In het kader van algemeen geaccepteerde arbeid zijn haar vacatures
meegegeven, maar tegelijkertijd zijn ter verificatie de inschrijvingsgegevens bij gemeente A op-
gevraagd. Toen is gebleken dat betrokkene in gemeente A uit de WWB is gezet vanwege veelvul-
dig frauderen. Prompt besluit betrokkene toch maar af te zien van de aanvraag.
Bij de vermelde voorbeelden, maar ook bij de andere aangedragen voorbeelden van de adviseurs
valt op, dat de vestigingen bij de aanvragers WW voornamelijk 'scoren' op de doorgeleiding naar
werk en dat bij de aanvragers WWB de preventie voor een groot deel wordt behaald door hand-
having.
Preventie niet gerealiseerd
Niet in alle gevallen lukt het om aanvragers WW of WWB uit een uitkering te houden. Voor
deze categorie aanvragers hebben de adviseurs ook voorbeelden aangereikt. Een belangrijke oor-
zaak voor het niet behalen van de preventie is volgens de adviseurs de beperkte zoektijd, waar-
door een succesvolle bemiddeling veelal niet mogelijk is. Dit geldt in het bijzonder voor de aan-
vragers WW die zich op de eerste werkloosheidsdag melden. Overige oorzaken die de adviseurs
noemen zijn: persoonlijke omstandigheden dan wel houding van de werkzoekende en het beho-
ren tot een bepaalde doelgroep (bijvoorbeeld allochtonen).
Onderstaand geven we een korte beschrijving van enkele door de adviseurs aangedragen cases
die niet succesvol zijn gebleken.
Inspectie Werk en Inkomen Preventiequote CWI 21/26
Te beperkte zoektijd
Er is een jonge installatiemonteur. Hij is volop aan het solliciteren en heeft verschillende sollici-
tatiegesprekken lopen. Hij heeft echter geen baan voor de uitkeringsaanvraag gevonden.
Hierbij moet je denken aan hoger opgeleiden, die het met name moeten hebben van hun netwer-
ken om bij een bedrijf binnen te komen. Dergelijke cliënten komen wel aan het werk, echter niet
binnen de periode die voor preventie staat. De uitkeringsperiode WW is dan ook een overbrug-
ging van het ene naar het andere dienstverband.
Persoonlijke omstandigheden / doelgroep
Er is een caissière die 20 jaar hetzelfde werk heeft gedaan. Zij heeft zich circa drie maanden
voor de eerste werkloosheidsdag bij CWI gemeld. Zij is al wat ouder en niet zo flexibel. Zij heeft
eerst in de buurt van haar huis gewerkt en heeft haar werktijden volledig kunnen afstemmen op
de thuissituatie. Eenzelfde eisenpakket is moeilijk bij een volgende werkgever geaccepteerd te
krijgen. Uiteindelijk is deze mevrouw aan het UWV overgedragen, omdat ze moeilijk bemiddel-
baar is.
Een productiemedewerker van allochtone afkomst die al 20 jaar werkzaam is en vervolgens
werkloos wordt. Bij het opstellen van het klantprofiel blijkt dat de betrokkene de Nederlandse
taal niet goed beheerst. Voor deze cliënt is het dan moeilijk om binnen de preventieperiode werk
te vinden.
Uit de beschreven situaties van de adviseurs blijkt dat persoonlijke omstandigheden er meestal
toe leiden dat er alsnog een beroep wordt gedaan op een WWB-uitkering. Voor de WW geldt dat
instroom meestal het gevolg is van een te korte zoektijd. Over het algemeen stromen deze werk-
zoekenden na enige tijd wel uit de uitkering.
3.5 Registratie
De toerekening van de preventieactiviteiten vindt langs geautomatiseerde weg in Sonar plaats.
De periode waarin deze activiteiten aan de preventiequote kunnen worden toegerekend start met
het moment van indicatiestelling voor WW of WWB en eindigt met het moment waarop de uit-
keringsintake plaatsvindt (dit is de overdracht aan de gemeente of UWV).
Indien een cliënt binnen deze periode uitstroomt wordt hij/zij toegerekend aan de preventiequote.
Uitstromen betekent in dit geval uitschrijven bij CWI. Er is dan geen sprake geweest van een
uitkeringsintake. In het systeem wordt aangetekend dat de cliënt afziet van een traject, werk heeft
gevonden of niet meer is gekomen op een afspraak.
Het afzien van een traject is veelal de resultante van het gesprek tussen adviseur en cliënt over de
rechten en plichten die voor de cliënt aan het aanvragen van een uitkering zijn verbonden. Het
kan ook de uitkomst zijn van handhavingsmaatregelen, zoals de inschakeling van de preventie-
medewerker van de gemeente.
In het geval van het vinden van werk is de toerekening aan de preventiequote WW of WWB dui-
delijk. Wel geven de adviseurs aan, dat bij het uitstromen naar werk binnen de preventieperiode
Inspectie Werk en Inkomen Preventiequote CWI 22/26
niet altijd is te bepalen of dit resultaat direct is toe te rekenen aan de inspanningen van CWI. Of
zoals een adviseur opmerkt: "Het vaststellen of dit het gevolg is van mijn inspanningen is ge-
makkelijk meetbaar als ik deze klant heb geplaatst op een vacature. Het wordt al moeilijker
meetbaar als de klant zelf werk heeft gevonden en dit misschien het gevolg is van het bijwonen
van onze workshops".
Cliënten die binnen de preventieperiode niet meer op een afspraak verschijnen, worden door So-
nar automatisch uitgeschreven en toegerekend aan de preventiequote WW of WWB. De wijze
waarop bij de cliënten respons wordt gezocht betreffende de reden waarom zij niet op de af-
spraak verschijnen, verschilt per vestiging. Zo zijn er vestigingen die cliënten een visitekaartje
meegeven, andere vestigingen verzoeken in een informatiestencil de cliënten nadrukkelijk om te
bellen als een afspraak niet doorgaat.
De vestigingen handelen uniform waar het gaat om het benadrukken van de eigen verantwoorde-
lijkheid van de cliënt voor het nakomen van afspraken. Dit houdt in dat de vestigingen over het
algemeen bij de cliënten geen navraag meer doen naar de reden van niet- nakoming. Dit laatste
heeft voor deze categorie wel tot het gevolg dat niet inzichtelijk is of alsnog werk is gevonden of
dat men aan de andere kant heeft afgezien van het aanvragen van een uitkering.
Hoewel voor 2006 is afgesproken dat de preventiequote nader wordt uitgesplitst naar 'werk' en
'overig' en dat bij 'overig' weer de reden wordt vermeld, blijkt uit onze gesprekken met de vesti-
gingsmanagers en adviseurs dat hierop niet wordt gestuurd.
3.6 Samenvatting en conclusie
De vestigingen leggen bij de uitvoering van hun preventieve inspanningen de focus op werk bo-
ven inkomen. De invulling van werk boven inkomen verschilt per vestiging. Een aantal vestigin-
gen ziet werk als de meest aangewezen weg om preventie te bewerkstelligen. Andere vestigingen
richten zich eerst op handhaving en kiezen daarna voor inzet op werk.
Voor alle vestigingen is schadelastbeperking de invalshoek. Met werk wordt instroom in een
uitkering voorkomen. De gedachte is dat de werkzoekende/burger het meest is gebaat bij aan het
werk helpen.
De vestigingen voeren de preventietaak uit in samenwerking met gemeenten en UWV. Met de
gemeenten zijn er lokale/regionale afspraken, die ondermeer betrekking hebben op verlengde
zoektijden, streefwaarden preventiequotes en workfirst-projecten. Voor de samenwerking met
UWV volgen de vestigingen de landelijke afspraken tussen CWI en UWV.
De vestigingen hebben het landelijke beleid vertaald naar eigen (vestigings)plannen, procedures
en processen. Plannen behelzen geen uitvoerige beschouwingen over de preventietaak, maar be-
vatten resultaatgerichte afspraken. Procedures en processen zijn ingericht op basis van zelfwerk-
zaamheid van cliënten en van werk boven inkomen. Handhaving (de rechten en plichten van de
cliënt) maakt hiervan ook onderdeel uit.
Inspectie Werk en Inkomen Preventiequote CWI 23/26
Aan de hand van maandelijkse rapportages sturen de vestigingsmanagers de adviseurs aan op
hun preventieve activiteiten. Via coaching en werkoverleg wordt niet alleen gestuurd op achter-
blijvende prestaties, maar ook op verbetering van de preventieresultaten.
Conform plannen, procedures en processen vullen de adviseurs van de bezochte vestigingen hun
activiteiten in. Zij maken daarbij wel een onderscheid in aanvragers WW en aanvragers WWB.
Bij de preventie WW is er binnen de vestigingen ook aandacht voor vroegmelders. Echter de
mate van inspanning voor deze doelgroep is per vestiging verschillend.
Preventie bereiken de adviseurs door uitstroom naar werk, dan wel door voorlichting over rech-
ten en plichten en fraudebestrijding. Preventie wordt eveneens behaald als de cliënt in de (ver-
lengde) zoektijd een afspraak niet nakomt. Een te beperkte zoektijd of persoonlijke omstandig-
heden van de cliënt zijn de belangrijkste oorzaken voor het niet behalen van preventie.
Het toerekenen van de preventie-inspanningen aan de preventiequote vindt plaats langs geauto-
matiseerde weg. Alle uitschrijvingen van cliënten in de periode tussen indicatiestelling
WW/WWB en overdracht aan UWV/gemeente worden als preventie aangemerkt en als zodanig
geregistreerd.
Inspectie Werk en Inkomen Preventiequote CWI 24/26
4 Conclusie
In deze verkennende studie gaat het erom inzicht te krijgen in de inspanningen die CWI verricht
ter preventie van een WW- of WWB-uitkering en wat deze inspanningen opleveren. Daartoe
hebben we eerst in hoofdstuk 2 het beleid van CWI uiteengezet (de wenselijke situatie). In
hoofdstuk 3 gaan we in op de daadwerkelijke preventie-inspanningen van CWI (de feitelijke si-
tuatie).
Het beleid gaat bij de preventietaak uit van werk boven inkomen en een grote mate van zelf-
werkzaamheid van de werkzoekende. De dienstverlening van CWI is hierop ingericht. Preventie
is niet alleen de verantwoordelijkheid van CWI, maar ook van de ketenpartners. Door samen te
werken met gemeenten en UWV in het kader van handhaving en parallelle dienstverlening
(waaronder de inzet van re-integratie-instrumenten door ketenpartners) kan meer preventie wor-
den bewerkstelligd. Meer aandacht voor de zogenoemde vroegmelders (potentiële aanvragers
WW) kan eveneens bijdragen aan een hogere preventie. CWI gaat in haar jaarplan 2006 op deze
ontwikkelingen in.
De interviews die we met de vestigingsmanagers en adviseurs van vijf CWI-vestigingen hebben
gehad, geven een beeld van de inspanningen van CWI op het terrein van preventie. De vestigin-
gen voeren die preventie-inspanningen uit in lijn met het landelijke beleid CWI.
De preventie-inspanningen van CWI kunnen op basis van het onderzoek bij de bezochte vesti-
gingen verdeeld worden in drie categorieën. Preventie door het vinden van werk, preventie door
cliënten te wijzen op rechten en plichten en preventie door handhaving. De laatste twee catego-
rieën zijn voornamelijk van toepassing op de WWB. Dit zijn tevens de inspanningen die ertoe
leiden dat een werkzoekende geen beroep doet op een uitkering. De met deze inspanningen ge-
boekte resultaten worden toegerekend aan de preventiequote.
Uit het onderzoek blijkt dat als een cliënt een afspraak voor een gesprek niet nakomt hij/zij bij
CWI wordt uitgeschreven. Het gevolg is dat deze cliënt geen beroep op een uitkering. Het niet
nakomen van de afspraak leidt vervolgens tot een toerekening aan de betreffende preventiequote.
De vestigingen nemen vervolgens geen actie om te achterhalen om welke reden cliënt niet is ko-
men opdagen. De verantwoordelijkheid hiervoor wordt bij de cliënt gelegd. Deze werkwijze leidt
er wel toe dat preventie is gerealiseerd, maar biedt geen inzicht in reden. Het is heel goed moge-
lijk dat de cliënt werk heeft gevonden of als gevolg van de rechten en plichten die aan een uitke-
ring zijn verbonden afziet van het aanvragen van een uitkering. Aangezien voor 2006 met de
minister is afgesproken dat de preventiequotes worden uitgesplitst naar 'werk' en 'overig' en 'ove-
rig' naar reden is dit een aandachtspunt in de registratie.
Het onderzoek geeft eveneens inzicht in oorzaken die ertoe leiden dat preventie niet wordt be-
haald. De belangrijkste oorzaken zijn dat de (verlengde) zoektijd uiteindelijk toch te kort is om
tot een succesvolle bemiddeling te komen en dat persoonlijke omstandigheden van de cliënt een
actieve bemiddeling naar werk in de weg staan.
Inspectie Werk en Inkomen Preventiequote CWI 25/26
Er is gekeken naar de mate de vestigingen aandacht hebben voor de vroegmelders. Deze aan-
dacht verschilt per vestiging: in het ene geval gaat het om intensieve dienstverlening en in het
andere geval weer om basisdienstverlening. Wel zijn er overeenkomsten tussen de vestigingen
als het gaat om collectieve ontslagen of faillissementen. Dan wordt er vroegtijdig geanticipeerd.
Inspectie Werk en Inkomen Preventiequote CWI 26/26
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid