Kamerbrief inzake Motie-Van der Laan cs over de voedingsbodem voor (internationaal) terrorisme (http://www.minbuza.nl:80/nl/actueel/brievenparlement,2006/09/Kamerbrief-inzake-Motie-Van-der-Laan-cs-over-de-vo.html)
27-09-2006 | 11:58
Samenvatting:
Inhoud:
Graag bied ik u hierbij, mede namens de ministers van Justitie en
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de minister voor
Ontwikkelingssamenwerking, de reactie van de regering aan op de motie-van der
Laan c.s. (29 800V, nr. 37) over de voedingsbodem voor (internationaal)
terrorisme, die werd aangenomen tijdens de behandeling van de begroting van het
Ministerie van Buitenlandse Zaken voor 2005.InleidingDe motie-Van der Laan c.s. vraagt de regering om een integrale visie op het
beperken van voedingsbodems voor (inter-)nationaal terrorisme.
1 De motie noemt in dit verband een aantal
elementen die in dat verband aandacht vragen. 2
Er zijn in de afgelopen jaren zowel nationaal als internationaal veel
analyses gemaakt die hebben geleid tot beleidsontwikkeling op het terrein van
het terrorismevraagstuk. Hierover is de Kamer zowel mondeling als schriftelijk
bij diverse gelegenheden geïnformeerd.Met betrekking tot voedingsbodems kan hierbij worden verwezen naar de nota
uit november 2001, 'Islamitisch radicalisme in het Midden-Oosten en Centraal
Azië' van de minister van Buitenlandse Zaken (28 091, nr.1), de nota uit 2004
van de minister van Binnenlandse Zaken 'van Dawa tot Jihad' (29 754, nr.4) en de
kabinetsnotitie uit 2005 'radicalisme en radicalisering' (29 754, nr. 26), de
notitie 'Weerbaarheid tegen radicalisering van moslimjongeren' van de minister
van Vreemdelingenzaken en Integratie uit 2005 (29 800 VI, nr.117) en de notitie
'De gewelddadige jihad in Nederland' van de minister van Binnenlandse Zaken uit
2006 (29 754, nr. 69).Ook door internationale organisaties is het nodige aan onderzoek en
(voorstellen voor) beleidsvorming ontwikkeld. Met name relevant zijn het 'UNDP
Arab Human Development Report' (zowel het rapport van 2002, 2003 als van 2004),
het VN-rapport 'High-level Panel on Threats, Challenges and Change' en
het rapport van de secretaris-generaal (SGVN) 'In larger freedom, towards
development, security and human rights for all'. Een regeringsreactie
betreffende de laatste twee rapporten ging u toe op 25 februari jl. en 26 april
2005. (Kamerstukken 26 150, nr.17 en 26 150, nr.19). Zeer recent heeft de
secretaris-generaal van de VN in zijn rapport 'Uniting against terrorism:
recommendations for a global counter-terrorism strategy' aanbevelingen
gedaan aan de Algemene Vergadering voor een wereldwijde
contraterrorisme-strategie.3Eveneens relevant is het onlangs verschenen rapport van de Wetenschappelijke
Raad voor het Regeringsbeleid 'Dynamiek in islamitisch activisme,
aanknopingspunten voor democratie en mensenrechten'. Op dit rapport zal worden
ingegaan in een nog op te stellen kabinetsreactie.Onderzoek naar radicaliseringsprocessen in Nederland laat zien dat deze zeer
complex zijn en dat er een grote variëteit aan bevorderende/remmende factoren
een rol speelt.Vooropgesteld moet worden dat radicalisering een keuze is. Grote
groepen jongeren worstelen met onzekerheid over hun identiteit en met moeilijke
omstandigheden en tegenslagen in hun leven. Maar slechts een zeer klein deel
ervan zoekt een antwoord op hun onvrede en frustratie in een radicale ideologie
en levenswijze die de Nederlandse samenleving en democratie afwijst en teniet
wil doen. De toegangswegen die jongeren tot dit punt brengen, lopen uiteen.Het huidige islamitische radicalisme in Nederland en de rest van de wereld
moet worden geduid binnen zowel een politieke als religieuze en
sociaal-culturele context. Economische en maatschappelijke factoren kunnen het
ervaren gebrek aan zingeving, binding of rechtvaardigheid beïnvloeden.
Opleidingsniveau, financiële situatie, het hebben van een baan kan hier ook op
van invloed zijn. Ook de, al dan niet terechte, ervaring dat bepaalde banen,
mogelijkheden of materiële zaken niet bereikbaar zijn, door discriminatie van
moslims of vanwege de vermeende bevoorrechting van autochtone Nederlanders, kan
vanwege de gevoelens van frustratie die dit oplevert leiden tot een versnelling
van het radicaliseringsproces. Hetzelfde geldt voor de diepe betrokkenheid bij
de positie van moslims elders in de wereld en de overtuiging dat deze
structureel door 'het Westen' onderdrukt en belaagd worden. Maar naast deze
factoren, spelen ook de behoefte aan een zingevende religieuze ideologie en de
behoefte 'ergens bij te horen' een rol. Ik ga hier onder hoofdstuk 2 in deze
brief uitgebreider op in.1. Het internationaal terrorisme Hoewel na de aanslagen van 11 september 2001 de term terrorisme soms synoniem
lijkt te worden gesteld met jihadistisch
terrorisme,4 moet niet uit het oog verloren
worden dat terrorisme geen nieuw fenomeen is. In de geschiedenis zijn vele
voorbeelden te vinden van allerlei groepen en bewegingen die uiteenlopende, al
dan niet religieus getinte idealen hebben proberen te verwezenlijken met
terrorisme.Na de Tweede Wereldoorlog heeft een breed scala aan terroristische
organisaties activiteiten ontplooid. Te denken valt aan de marxistische en
anarchistische terroristische organisaties als de Rote Armee Fraktion in
Duitsland en de Rode Brigades in Italië, maar ook het Lichtend Pad in Peru. De
ETA en diverse Noord-Ierse organisaties zijn voorbeelden van separatistische,
terroristische organisaties. Aum Shinrikyo in Japan en de International Sikh
Youth Foundation zijn voorbeelden van terroristische organisaties met een andere
religieuze grondslag dan de islam.Het streven naar een stabiele internationale rechtsorde en vrede en
veiligheid is een kernelement van het Nederlands buitenlands beleid, in het
kader waarvan conflicten waarin terrorisme een rol speelt veel aandacht
krijgen. Veel aandacht wordt bijvoorbeeld besteed aan inspanningen om het
conflict in Sri Lanka vreedzaam op te lossen.Wereldwijd is de nadruk komen te liggen op de aanpak van het jihadistisch
terrorisme. Dit is met name het gevolg van de aanslagen van Al Qa'ida op het
World Trade Center in New York en het Pentagon in Washington en het feit dat het
merendeel van de aanslagen die heden ten dagen plaatsvinden toe te schrijven
zijn aan jihadistisch terrorisme.Na 2001 heeft de aanpak van jihadistisch terrorisme een hoge vlucht genomen.
Als gevolg daarvan moet het beeld van het jihadistisch terrorisme worden
bijgesteld. Het Taliban-regime in Afghanistan is omver geworpen, waarmee het
land in ieder geval geen vrijhaven voor Al Qa'ida meer is. Al Qa'ida heeft zware
verliezen geleden; restanten van de centrale leiding en de harde kern van de
organisatie lijken zich hoofdzakelijk nog in onherbergzame streken van
Afghanistan en in het noorden van Pakistan te bevinden. Tegelijkertijd lijken
elders in de wereld nieuwe leiders op te staan die zich bedienen van de merknaam
'Al Qa'ida'. Een goed voorbeeld hiervan was Al Zarqawi in Irak, die zijn
organisatie 'Al Qa'ida in tweestromenland' had gedoopt en wiens uitstraling zich
tot buiten de grenzen van Irak uitstrekte. Daarnaast zijn in verschillende
landen lokale terroristische organisaties actief, die hoofdzakelijk een
nationaal doel nastreven, die ideologisch het jihadistische gedachtegoed hebben
omarmd.Al Qa'ida is op dit moment de meest bekende naam van het jihadistisch
terrorisme, al is het slechts een van de vele organisaties of netwerken. Al
Qa'ida kan als volgt worden ingedeeld:Omdat de naam Al Qa'ida zo'n grote bekendheid heeft, is deze een
aantrekkelijk predicaat geworden voor autonome jihadistische netwerken. Lokale
organisaties als de Groupe Salafiste pour la Prédication et le Combat (GSPC)
hebben een eigen agenda en bestaan al langer dan Al Qa'ida, maar lijken toch te
kiezen voor een link ermee, al was het maar in naam, juist vanwege de
naamsbekendheid. En dus claimt de GSPC samen met andere terroristische
organisaties in de regio 'Al Qa'ida in de Maghreb' te hebben gevormd, zonder dat
hierdoor een wezenlijke verandering in de structuur of doelstellingen is
opgetreden. Kern Al Qa'ida lijkt hierbij niet betrokken geweest te zijn. In
Algerije lijkt onder delen van de bevolking de steun voor organisaties die zich
bedienen van terrorisme, afgenomen te zijn. Volgens waarnemers is dit ook een
reden voor de flirt van de GSPC met Al Qa'ida en de vlucht naar een regionale
agenda, die als een overlevingstrategie gezien zouden kunnen
worden.5 Zo kan het dus gebeuren dat de naam Al
Qa'ida op verschillende plaatsen opduikt bij netwerken die eigenlijk autonoom
zijn en slechts in zeer geringe mate geïnspireerd zijn of aangestuurd worden
door Kern Al Qa'ida.2. Voedingsbodems voor terrorismeIn de motie wordt gesproken over de 'voedingsbodem' voor terrorisme. Deze
term kan het beeld oproepen van een geheel van omstandigheden dat het
begrijpelijk maakt dat mensen hun toevlucht nemen tot terrorisme. Terrorisme is
echter onder geen enkele omstandigheid gerechtvaardigd. Daarom kiest de regering
ervoor de term in deze notitie niet te gebruiken, maar te spreken van factoren
die kunnen bijdragen aan terrorisme.Aan het plegen van terroristische aanslagen of activiteiten gaat doorgaans
een proces van radicalisering vooraf. Radicalisering hoeft niet automatisch te
leiden tot terrorisme, maar kan, ook als het niet direct tot geweld leidt, een
breder gevaar vormen voor de maatschappelijke binding en de democratische
rechtsorde. 6Voor beantwoording van de vraag welke factoren bijdragen aan terrorisme, kan
aansluiting gezocht worden bij de EU-notities over radicalisering en
rekrutering.In de EU-Strategie Radicalisering en
Rekrutering7 wordt over factoren gesproken die
zouden bijdragen aan radicaliseringen en over gronden waarop mensen kiezen voor
terrorisme. De term wordt in de Strategie niet gedefinieerd. In andere
beleidsstukken wordt wel nader onderscheid gemaakt. Zo kunnen de factoren worden
onderverdeeld in drie subgroepen: structurele factoren, motiverende factoren en
trigger factors.8 De structurele
factoren worden daarin gedefinieerd als de overheersende omstandigheden, die als
het ware in de loop der tijd bepalende elementen van de samenleving zijn
geworden. Deze kunnen zowel een positieve als een negatieve invloed hebben.
Motiverende factoren zijn factoren die bijdragen aan radicalisering. Dit is een
subjectief element, het gaat namelijk om hoe individuen de structurele factoren
beleven en interpreteren. Triggers zijn gebeurtenissen die een proces
kunnen versnellen, zoals het niet doorgaan van een verkiezing of een
gewelddadige reactie op een vreedzame demonstratie.Zoals hiervoor is aangegeven, is terrorisme voor een voor een reeks doelen
aangewend, religieus en niet-religieus. Hoewel de aandacht van het ministerie
van Buitenlandse Zaken niet alleen gericht is op jihadistisch terrorisme, zal in
deze notitie toch vooral hierop worden ingegaan, gezien de wereldwijde nadruk
hierop.Jihadistisch terrorisme manifesteert zich anders, zowel in woord als in daad,
dan het hiervoor bekende terrorisme. Het grootste verschil is de
aantrekkingskracht van het gedachtegoed van jihadistisch terrorisme, dat in
zowel islamitische als niet-islamitische landen wordt omarmd door mensen die
zich verbonden voelen met geloofsgenoten wereldwijd, die in hun ogen onrecht
wordt aangedaan. Zoals hierboven al aangegeven, richt bijvoorbeeld Kern Al
Qa'ida zich in zijn ideologie niet op een land of een regio, maar voert het een
wereldwijde agenda. Daarnaast bestaan allerlei netwerken die, geïnspireerd door
het gedachtegoed van het jihadistisch terrorisme, hun doelen nationaal of
regionaal kiezen.Ook in de ingezette en gewenste middelen is het jihadistisch terrorisme
anders: hoewel bij het overgrote deel van alle aanslagen van jihadistische
terroristen conventionele middelen zijn gebruikt, hebben de aanslagen van 11
september 2001, waarbij vliegtuigen als massavernietigingswapens zijn ingezet,
laten zien dat jihadistische organisaties, in dit geval Kern Al Qa'ida, bereid
zijn middelen van een andere orde in te zetten om een maximaal effect te
bereiken met aanslagen. In die doelstelling past het maken van zoveel mogelijk
slachtoffers. Jihadistische ideologen hebben bovendien meermaals in het openbaar
aangegeven dat zij er naar streven CBRN-wapens (chemisch, biologisch,
radiologisch of nucleair) te verwerven en in te zetten bij aanslagen. Op deze
wijze kan de grootste schade aan de westerse samenleving worden toegebracht,
hetzij in aantallen slachtoffers, hetzij door het veroorzaken van zo groot
mogelijke maatschappelijke ontreddering. De dreiging van een dergelijke aanslag
is op dit moment klein, omdat weliswaar de wil om dergelijke aanslagen te plegen
is geuit, maar het vermogen om een dergelijke aanslag ook uit te voeren
ontbreekt. 9Het is belangrijk om het onderscheid te maken tussen de strijd tegen het
gedachtegoed dat aan jihadistisch terrorisme ten grondslag ligt en de strijd
tegen terroristische netwerken. Omdat het bij de netwerken gaat om lokale
situaties, moet per conflict gekeken worden wat de structurele factoren zijn. De
jihadistische ideologie is niet beperkt tot één land of regio maar spreekt
wereldwijd moslims aan die zich onderdeel voelen van één moslimgemeenschap (met
name wanneer die moslims soennieten zijn), waar ook ter wereld, hoewel er in
werkelijkheid geen sprake is van één homogene moslimgemeenschap.In gedachten moet worden gehouden dat de discussie over de factoren die
bijdragen aan terrorisme door academici en beleidsmakers wereldwijd nog in volle
hevigheid gevoerd wordt. In deze discussie worden veel verschillende zaken
genoemd die een mogelijke rol kunnen spelen bij de keuze voor terrorisme. Dit
brede scala aan oorzaken kan in vier bredere thema's worden gevat.2.1. Politieke en maatschappelijke marginalisering en
uitsluitingIn de meeste studies over de factoren die bijdragen aan het jihadistisch
terrorisme wordt geconcludeerd dat de marginalisering en uitsluiting van
bevolkingsgroepen in een snel evoluerende wereldorde in de afgelopen decennia
een belangrijke, zo niet de belangrijkste factor vormt.Met name in de Arabische landen hebben zich de afgelopen twintig jaar grote
maatschappelijke veranderingen voorgedaan. De UNDP-rapporten over de Arabische
wereld uit 2002, 2003 en 200410 gaan uitvoerig
in op de situatie in de Arabische wereld. Vergroting van de olie-inkomsten
leidde tot een verrijking van de machthebbers en modernisering en een toename
van westerse invloeden in de samenleving. Er was sprake van een zeer ongelijke
verdeling van de welvaart waardoor de leefomstandigheden van de meerderheid der
bevolking niet verbeterden en de legitimiteit van het centrale gezag in die
landen werd ondermijnd. Daarnaast werd geen toekomstperspectief of een oplossing
voor bestaande problemen geboden. De combinatie van een gebrek aan democratie,
goed bestuur en respect voor de mensenrechten (ook wel aangeduid als het
'freedom deficit') en bescheiden economische groei die door de grote
bevolkingsgroei tenietgedaan werd, leidde ertoe dat deze van oorsprong
traditionele samenlevingen ontwricht raakten. Deze structurele factoren
vertaalden zich in het gevoel bij delen van deze samenlevingen buitengesloten te
worden, niet als gelijkwaardige partner mee te kunnen en/of mogen doen in de
manier waarop de maatschappij is ingericht en wordt bestuurd en vormen een
motiverende factor voor sommigen om te radicaliseren.Ideologieën als het socialisme en het pan-Arabisme, die na het koloniale
tijdperk de basis vormden waarop nieuwe Arabische staten hun bestuur inrichtten,
bleken op den duur in deze landen geen aantrekkingskracht meer te hebben. De
praktijk van de jaren vijftig en zestig had immers al bewezen dat ook regimes
die deze ideologieën aanhingen hun beloftes niet waarmaakten. Economische en
sociale vooruitgang bleven uit. Men zocht naar een nieuwe ideologie die nog niet
in diskrediet was gebracht, om het vacuüm op te vullen. De actieve verspreiding
van het Salafisme en Wahabisme11 speelt hierop
in. De gepredikte invoering van de 'zuivere'
islam12 belooft dezelfde resultaten als de
andere ideologieën. De autoritaire wijze waarop deze stromingen van de islam de
samenleving inrichten sluit aan bij de wijze waarop deze samenlevingen gewend
zijn geregeerd te worden. Na overheersing door vreemde machten kenden de meeste
landen niet-democratische varianten van staatsbestuur (vaak gebaseerd op het
socialisme).Elementen in de politiek in diverse landen, maar ook terroristische
organisaties, grepen de toenemende ontvankelijkheid onder delen van de bevolking
voor een politiek geënt op islam aan voor het ontwikkelen van een radicale
islam.13 Iran en Saudi Arabië zijn voorbeelden
van landen waar dit gebeurde. Ook andere staten (bijvoorbeeld Egypte) gebruiken
islamitisch jargon en putten argumenten uit islamitische tradities om hun macht
te legitimeren. Het zoeken naar oplossingen in de radicale islam voor problemen
die structurele factoren in een samenleving zijn geworden, is een motiverende
factor die onderdeel kan uitmaken van de voedingsbodem voor terrorisme.Islamitische partijen en bewegingen hebben altijd de onvrede in de betrokken
samenlevingen verwoord en soms ook gekaapt. Machthebbers schroomden niet om hen
van politieke en maatschappelijke processen uit te sluiten, uit vrees voor
verlies van de macht. Aanhangers van islamitische partijen en bewegingen liepen
bij voortzetting van de politieke activiteiten het gevaar het slachtoffer te
worden van mensenrechtenschendingen. Deze triggers leidden tot
gevoelens van frustratie en van machteloosheid, waardoor sommigen zich
aangetrokken voelden tot deelname aan of steun voor
gewelddadig-fundamentalistische stromingen.2.2 Het vijandbeeld ten aanzien van het Westen, de perceptie van
dubbele standaarden en het misbruik van godsdienst voor
terroristische doeleinden;In aanzienlijke delen van de islamitische wereld, waaronder de Arabische, is
sprake van een diepgeworteld vijandbeeld ten aanzien van het Westen en de
opvatting dat het het Westen in het buitenlands beleid met twee maten meet.
Tevens moet worden vastgesteld dat de angst in het Westen voor bepaalde
uitwassen van de islam zijn spiegelbeeld vindt in de Arabische en moslimwereld.
Veel moslims hebben het idee dat met de strijd tegen het terrorisme vooral ook
een strijd tegen de islam als zodanig wordt gevoerd. Deze percepties zijn een
motiverende factor en een realiteit waarmee rekening gehouden dient te worden
bij de vormgeving en het uitdragen van het buitenlands beleid. Het verwijt van
dubbele standaarden kent daarnaast volgens de regering ook andere oorzaken.
Hiervan zijn de belangrijkste:Voor sommige aanhangers van dit gedachtegoed zijn ook terroristische
aanslagen gerechtvaardigd. Een deel van deze groep acht het gerechtvaardigd om
ook moslims die een andere interpretatie van islam hebben aan te vallen, omdat
zij afvalligen zouden zijn.15 Er is binnen de
islam geen centrale autoriteit die voor alle moslims een gezaghebbende
interpretatie vaststelt. Daarom kunnen jihadistische terroristische netwerken
hun eigen interpretatie uitdragen als de juiste interpretatie. De politieke
marginalisering en het falen van eerder geprobeerde systemen hebben de 'zuivere'
islam voor sommigen als optie voor verbetering aantrekkelijk gemaakt. Ook
jihadistische netwerken als Kern Al Qa'ida claimen de 'zuivere' islam te
vertegenwoordigen. De organisatie maakt misbruik van religie om de strijd te
verantwoorden en om zichzelf de rol van strijders voor de islam toe te kennen.
2.3 Lokale en regionale conflictenDe vraag is in hoeverre lokale en regionale conflicten, zoals in Kasjmir,
Tsjetsjenië, het Israëlisch-Palestijns conflict, Irak en het Koerdisch
gebiedsdeel, ook factoren zijn die bijdragen aan terrorisme. Dergelijke
conflicten hebben vaak een lange eigen geschiedenis, waarbij sprake is van een
situatie waarin een bevolkingsgroep zich niet beschouwt als een onderdeel van de
bevolking als geheel, maar een eigen kenmerkende identiteit beleeft, die buiten
de eigen kring niet (voldoende) wordt erkend. Deze als achtergesteld ervaren
positie en gebrek aan politieke middelen om hierin verandering te brengen kunnen
ertoe leiden dat sommigen grijpen naar terroristische middelen. Een groot aantal
terroristische activiteiten is door de jaren heen gepleegd in verband met dit
soort conflicten. De meeste van deze terroristische activiteiten vonden en
vinden in de regio zelf plaats. Een opvallende uitzondering waren de aanslagen
die door Palestijnse terroristen in de jaren zestig en zeventig van de vorige
eeuw in verschillende landen buiten de regio werden gepleegd.Aan binnenlandse conflicten liggen eigen structurele factoren ten grondslag.
In de ideologie van het jihadistisch terrorisme zijn deze conflicten echter
voorbeelden geworden van de achtergestelde positie van moslims in de wereld en
pogingen hen te onderwerpen. Daarmee zijn de conflicten motiverende factoren
geworden voor terroristen in verschillende landen.Het Israëlisch-Palestijns conflict speelt tegenwoordig een bijzondere rol in
de retoriek van jihadistische terroristische groeperingen, terwijl dit in het
verleden niet het geval was. Dit conflict komt vaak terug als motiverende factor
voor internationaal terrorisme. Hoewel de grote symbolische lading van dit
conflict in de islamitische wereld moeilijk kan worden onderschat, is in de
praktijk de steun voor de Palestijnse zaak tot op heden vooral bij lippendienst
gebleven. Er zijn nauwelijks gevallen bekend van buitenlanders die deelnemen aan
dit conflict. Kort voor zijn dood toonde Al Zarqawi belangstelling om de strijd
meer richting Israël en de bezette gebieden te verleggen. De Palestijnse
partijen, of het nu PLO of Hamas betreft, spreken zich hard uit tegen deze
belangstelling en een mogelijke inmenging van aan Al Qa'ida gelieerde
organisaties in het conflict.16 Dit ondanks het
feit dat een deel van het Palestijns verzet in de loop der tijd een steeds
religieuzer karakter heeft gekregen.Van conflicten als Kasjmir en Tsjetsjenië kan worden gesteld dat deze een
lange geschiedenis en eigen, specifieke omstandigheden kennen, die vooral tot
terroristische aanslagen in de regio zelf hebben geleid. In de retoriek van het
jihadistisch terrorisme worden deze conflicten gebruikt om de scheve
machtsverhoudingen in de wereld waarbij moslims onderdrukt en aangevallen
worden, aan de kaak te stellen.Historisch gezien heeft Afghanistan een bepalende invloed gehad op de
ontwikkeling van het internationale jihadisme. De overwinning van het Afghaanse
(religieuze) verzet op de Russische bezetting wordt door jihadistische ideologen
vaak aangehaald als de overwinning van de islam op het goddeloze communisme. Al
Qa'ida heeft met deze overwinning als inspiratie zich als doel gesteld deze
strijd voort te zetten tegen het goddeloze westerse kapitalisme.Irak is, zowel in de ogen van de VS als van verschillende jihadistische
terroristische organisaties, verworden tot een van de belangrijkste
strijdtonelen. Het conflict heeft mede daardoor een wervende werking. In de
islamitische wereld wordt door velen met sympathie gesproken over het verzet
tegen de 'buitenlandse bezetting' van Irak.Jihadi's die afreizen naar Irak om deel te nemen aan het verzet kunnen in
verschillende landen op sympathie van delen van de bevolking rekenen. Uit het
feit dat 'Al Qa'ida in tweestromenland' niet alleen de strijd heeft aangebonden
met de internationale coalitie maar ook met het sji'itische bevolkingsdeel
blijkt dat de invloed van Kern Al Qa'ida op daaraan gelieerde organisaties niet
sterk is. Kern Al Qa'ida heeft verklaard dat eerst de strijd tegen de 'nabije
vijand' en de 'verre vijand' gevoerd moet worden en heeft tot op heden geen
acties ondernomen tegen elementen van de Umma die niet de soennitische leer
aanhangen. 'Al Qa'ida in tweestromenland' daarentegen heeft het sji'itische deel
van de moslimbevolking van Irak als legitiem doelwit bestempeld.Het conflict is vooral om ideologische redenen een motiverende factor voor
terroristen. In tegenstelling tot Afghanistan in de jaren tachtig worden er
weinig nieuwe buitenlandse terroristen opgeleid die later weer zouden kunnen
uitwaaieren over de wereld en netwerken zouden kunnen vormen. Buitenlanders die
naar Irak gaan, worden na een summiere training voornamelijk ingezet voor
zelfmoordaanslagen.Opvallend is dat andere conflicten, en de rol van het Westen daarin, buiten
beschouwing gelaten worden. Het duidelijkste voorbeeld wordt gevormd door de
NAVO-acties in Kosovo, waarbij westerse landen de moslimbevolking te hulp
schoten en beschermden. Dit onderstreept dat het gaat om een perceptie van de
werkelijkheid, om een bevestiging van een gewenst beeld dat niet hoeft te
stroken met de werkelijkheid.2.4 ArmoedeEen vaak verkondigde stelling is dat armoede één van de belangrijke factoren
is die bijdraagt aan terrorisme. Armoede wordt dan eng gedefinieerd als
sociaal-economische deprivatie.17 De regering is
overtuigd van de onjuistheid van deze stelling. Een aanzienlijk deel van de
wereldbevolking leeft onder armoedige omstandigheden, zonder nochtans in het
terrorisme een uitingsvorm te vinden om aan deze situatie een einde te maken.
Uit analyses van het daderprofiel van terroristische aanslagen bleek bovendien
dat de daders vaak afkomstig waren uit de relatief welvarende middenklasse.Dat gezegd hebbende, is de regering van mening dat de sociaal-economische
situatie in een aantal specifieke gevallen kansen biedt aan radicale
organisaties, met name daar waar sprake is van een zwakke overheid (bijvoorbeeld
de Palestijnse gebieden), falende staten (zoals Somalië) of regio's
(Pakistaans-Afghaans grensgebied, het noordelijk deel van Nigeria), waar de
staat niet voldoende in staat is elementaire diensten aan te bieden. Radicale en
soms ook terroristische organisaties kunnen in die omstandigheden met
charitatieve werkzaamheden de rol van de staat als aanbieder van primaire
diensten als onderwijs en gezondheidszorg overnemen. Dit kan worden samengevat
onder de noemer 'het aanbieden van een sociaal vangnet'. Ook in rampgebieden
zijn radicale organisaties actief bij het bieden van noodhulp, met als mogelijke
bijbedoeling het verwerven van steun onder de bevolking.Het is gebleken dat sommige radicale organisaties en structuren niet alleen
charitatief werk verrichten, maar dat hun activiteiten vaak een legitimerende
werking hebben voor het radicaal gedachtegoed. Dergelijke organisaties kunnen
met charitatieve werkzaamheden aannemelijk maken dat zij het beste voor hebben
met de bevolking, waardoor de radicale boodschap eerder ingang vindt. Bovendien
draagt het bij aan het onderstrepen van het falen van de reguliere overheid,
waardoor die verder in diskrediet wordt gebracht. Een relatief klein - maar niet
onschuldig - deel van hun activiteiten bestaat soms ook uit het aanzetten van de
lokale bevolking tot steun voor terrorisme, inclusief in sommige gevallen
actieve rekrutering voor deelname aan terroristische activiteiten. Hierbij wordt
door radicale religieuze organisaties vaak misbruik gemaakt van religieuze
factoren als de verheerlijking van martelaarschap. De opkomst van Hamas kan
deels verklaard worden door de charitatieve werken die de organisatie verrichtte
in de Palestijnse Gebieden. In Pakistan hebben radicale organisaties,
bijvoorbeeld de Al Rashid Trust, in de directe nasleep van de aardbeving hulp
geboden, maar waren sommige daarvan tegelijkertijd ook actief aan het
rekruteren.Concluderend is de regering van mening dat niet gesproken kan worden van één
vast complex van factoren die bijdragen aan het ontstaan van terrorisme, maar
dat in ieder conflict waarin terrorisme een rol speelt een combinatie van
verschillende structurele en motiverende factoren aanwezig is, die in de visie
van de regering onder vier noemers kunnen worden samengevat:3. BeleidDe regering is gevraagd een visie te ontvouwen hoe Nederland kan bijdragen
aan de beperking van de 'voedingsbodem' voor terrorisme. De motie lijkt te
veronderstellen dat terrorisme bestreden kan worden door de voedingsbodem weg te
nemen. Duidelijk zal zijn dat niet alle factoren grijpbaar zijn voor Nederlands
beleid. Zoals gezegd is er sprake van steeds een verschillend palet van factoren
dat bijdraagt aan terrorisme in een bepaalde situatie. Omdat de discussie over
deze factoren niet op enig moment afgerond zal zijn, kunnen de
buitenlandspolitieke aspecten van het antiterrorismebeleid ook niet als een
onveranderend beleid worden ingericht. De regering zal permanent alert blijven
op nieuwe ontwikkelingen en - rekening houdend met Nederlandse midddelen en
mogelijkheden - het beleid dus blijven afstemmen op specifieke behooeften per
conflict en relevante nieuwe ontwikkelingen en inzichten. Overigens dient te
worden bedacht dat volledige beleidscoherentie bij de aanpak van het terrorisme
een lastig te realiseren doelstelling is, omdat van (internationale)
beleidsinitiatieven verschillende, op korte en middellange termijn soms
tegengestelde effecten kunnen uitgaan. Democratisering en sociaal-economische
hervormingen zijn volgens de regering op de lange termijn de beste garantie voor
stabiliteit en duurzame welvaart. Op korte termijn kunnen dit soort processen
echter in bepaalde omstandigheden bijdragen aan een situatie van instabiliteit
en daarmee indirect bijdragen aan de onderliggende factoren voor het ontstaan
van radicalisering en terrorisme.3.1 Uitgangspunten voor het beleidTeneinde internationaal te komen tot effectief beleid, dienen naar de mening
van de regering de volgende uitgangspunten te gelden:a. Evenwichtige benadering: het antiterrorismebeleid dient zowel repressieve
(samenwerking politie, justitie en inlichtingendiensten, effectieve nationale en
internationale juridische stelsels) als preventieve elementen (gericht op het
wegnemen van de factoren die bijdragen aan het ontstaan van terrorisme) te
bevatten.b. Integrale benadering en prioriteitstelling: alle factoren dienen zo
mogelijk te worden aangepakt. Het is hierbij echter noodzakelijk om prioriteiten
te stellen, zonder nochtans bepaalde factoren te veronachtzamen.c. Onderscheid lokale factoren en jihadistisch gedachtegoed: bij het
formuleren van beleid moet een onderscheid worden gemaakt tussen de factoren die
bijdragen aan het ontstaan van terrorisme bij lokale conflicten en de factoren
die aan de ideologie van Al Qa'ida en de diverse jihadistische organisaties te
grondslag ligt. Hierin past een harde aanpak van de terroristen en een
preventieve aanpak om de wervende kracht van hun ideologie weg te nemen.d. Respect voor de mensenrechten: de strijd tegen het internationaal
terrorisme kan slechts effectief zijn indien de mensenrechten volledig worden
gerespecteerd. De strijd tegen het terrorisme is ook de bescherming van de
democratische rechtsstaat die Nederland is. Respect voor mensenrechten maakt
daar een onlosmakelijk deel van uit. Mensenrechten zijn een integraal onderdeel
van het Nederlands buitenlands beleid. Dit is niet alleen omdat respect voor
mensenrechten een fundamenteel onderdeel is van de waarden waarvoor Nederland
staat en waar Nederland internationaal aan gebonden is, maar ook omdat er voor
Nederland een duidelijk eigen belang ligt: respect voor mensenrechten draagt bij
aan de politieke en economische stabiliteit en vermindert daardoor
uitzichtloosheid en frustratie die leidt tot radicalisering. Bovendien zijn
mensenrechtenschendingen door westerse landen, zoals het Abu Graib-schandaal en
berichten over hardhandig optreden van Britse
troepen18 koren op de molen van terroristen die
beweren dat het Westen dubbele standaarden hanteert en een oorlog tegen de islam
voert. Om dit beeld tegen te gaan is het van belang dat alle landen openheid van
zaken betrachten in de strijd tegen het terrorisme. Zolang de gevangenis in
Guantanamo Bay bestaat, kan dat mensen aanzetten tot haat tegen de VS in het
bijzonder en het Westen in het algemeen en daarmee mogelijk tot terrorisme.
Daarom betreurt de regering het dat de VS en de VN nog geen overeenstemming
hebben bereikt over een bezoek van de
VN-mensenrechtenrapporteurs19 en dringt de EU
aan op sluiting van de gevangenis in Guantanamo Bay.e. Inzet van multilaterale en bilaterale kaders:- Europese Unie: het Nederlandse beleid en de strategie zullen aansluiten bij
de in december 2005 door de Raad aangenomen EU-Strategie inzake
Terrorismebestrijding20 en bij het daarbij
horende Actieplan en de EU-Strategie Radicalisering en Rekrutering. Het
Actieplan is een document dat kan worden aangepast aan nieuwe inzichten en
ontwikkelingen. Het Nederlandse beleid sluit aan bij deze lijn waartoe EU breed
besloten is.- Verenigde Naties: in de Nederlandse visie is een actieve rol van de VN
onontbeerlijk. Terrorisme is een dreiging voor alle landen wereldwijd en vraagt
om een gezamenlijke aanpak. Nederland ondersteunt de aanpak van de SGVN Annan,
die in zijn toespraak bij de Internationale Conferentie ter bestrijding van
terrorisme in Madrid in maart 2005 nadrukkelijk pleitte voor eensgezindheid van
de internationale gemeenschap en opriep tot effectieve internationale
samenwerking om het terrorisme een halt toe te roepen. SG Annan formuleerde in
zijn toespraak de volgende kernelementen: duidelijk maken aan ontevreden mensen
dat terrorisme geen middel kan zijn om het gestelde doel te bereiken, ontnemen
van middelen aan potentiële daders om terroristische activiteiten te ontplooien,
het afschrikken van staten om terroristen steun te verlenen, versterking van de
capaciteit van staten voor de bestrijding van terrorisme en het waarborgen van
de mensenrechten in de strijd tegen het terrorisme. De secretaris-generaal heeft
in zijn rapport 'Uniting against terrorism: recommendations for a global
counter-terrorism strategy' aanbevelingen gedaan aan de Algemene
Vergadering voor een wereldwijde contraterrorisme-strategie. De eerste
consultaties over de strategie vinden nu plaats. De strategie van de
secretaris-generaal vormt een goede aanzet voor een formulering door de Algemene
Vergadering van een 'eigen' strategie. Hoewel de strategie op sommige punten
minder operationeel is dan Nederland had gehoopt, bevat de strategie wel alle
elementen die Nederland op voorhand van belang achtte. Er ligt nu ook een taak
voor de Algemene Vergadering om voortvarend met de strategie aan de slag te
gaan. De VN en diens verschillende gespecialiseerde organisaties hebben in het
verleden een aantal activiteiten ontplooid om de dialoog tussen samenlevingen te
bevorderen. Hiermee is een basis gelegd voor verdere initiatieven op dit gebied;
- OVSE: de OVSE speelt een voorname rol in de discussie over het respect voor
mensenrechten in de strijd tegen terrorisme en bij conflictpreventie en
post-conflict rehabilitatie in gebieden die falende staten dreigen te worden;
- Raad van Europa: ook de Raad van Europa die als belangrijkste taak heeft
het bevorderen van de gemeenschappelijke fundamentele waarden met betrekking tot
de rechten van de mens, de rechtsstaat en democratie levert een bijdrage aan het
versterken van de veiligheid van Europese burgers, met name door de bestrijding
van terrorisme, georganiseerde misdaad en mensenhandel.- NAVO: in de Nederlandse inzet om de nationale veiligheid te waarborgen,
evenals de internationale vrede en veiligheid te bevorderen, speelt de NAVO een
grote rol. Bij de strijd tegen het terrorisme is de NAVO van groot belang, onder
meer voor de bescherming van vitale infrastructuur binnen het NAVO grondgebied,
maar ook bij missies in landen als Afghanistan.- waar mogelijk zal Nederland op bilateraal niveau staten ondersteunen die
onvoldoende in staat zijn aan hun internationale verplichtingen inzake
terrorisme bestrijding te voldoen. Tevens zal Nederland ook bilaterale kaders
kunnen gebruiken om best practices uit te wisselen met landen die
specifieke ervaring en expertise hebben opgebouwd bij de bestrijding van het
terrorisme. In EU-kader is hiervoor reeds een eerste aanzet gegeven in de vorm
van de lijst van zeven prioritaire landen waarmee zal worden samengewerkt (
Marokko, Indonesië, Pakistan, Algerije, Tunesië, Saoedi-Arabië en Kenia).3.2 Inzet van het beleid bij de bestrijding van de
factoren die bijdragen aan het ontstaan van terrorisme
3.2.1 Politieke en maatschappelijke marginalisering en
uitsluitingDe uitvoering van de motie-Koenders-Ormel (30 300 V, nr. 42) laat zien welke
instrumenten de regering inzet om democratisering in de Mediterrane regio en de
Golf regio te ondersteunen (30 300 V nr. 120).De Nederlandse bijdrage kan geleverd worden via bestaande fora waarin de EU
met diverse Arabische landen samenwerkt. Daarbij valt met name te denken aan het
Euromed-proces en de partnerschappen die de EU heeft afgesloten met
Noord-Afrikaanse landen en diverse landen in het Midden Oosten. Ook zal
Nederland deelnemen aan de door de G8 opgerichte 'Foundation for the
Future', om zo een bijdrage te leveren aan de vorming van een
maatschappelijk middenveld. Daarnaast worden de mogelijkheden voor contacten op
grassroots level onderzocht. Zo wordt in het kader van het kennisforum
Religie en Ontwikkelingsbeleid aandacht besteed aan dit onderwerp, waarbij samen
met de deelnemende particuliere organisaties gezocht kan worden naar
mogelijkheden om contacten te leggen met personen en organisaties, ook in
Arabische landen, die een rol spelen in het publieke debat aldaar. Door middel
van een open dialoog zou Nederland (niet alleen de overheid maar ook het
Nederlandse maatschappelijk middenveld) een bijdrage kunnen leveren aan
wederzijds begrip en een ondersteuning aan hervormingen kunnen bieden.3.2.2 Het vijandbeeld ten aanzien van het Westen, de perceptie van
dubbele standaarden en het misbruik van godsdienst voor terroristische
doeleindenDe gesignaleerde perceptie onder grote delen van de bevolking van
moslimlanden ten aanzien van het Westen is vaak niet gebaseerd op de feiten.
Desondanks is het een realiteit dat veel mensen (zowel in het islamitische were
lddeel als ook onder de moslimbevolking erbuiten) wel geloven in
beschuldigingen en complottheorieën die door sommige radicale leiders aan het
adres van het Westen worden uitgesproken. Het is illusoir om te veronderstellen
dat een dergelijk vijandbeeld op korte termijn kan worden weggenomen, maar
desalniettemin is het noodzakelijk dat aanzienlijke inspanningen worden gepleegd
om verdergaande polarisatie als gevolg van het "wij-en-zij"-denken tegen te
gaan. De strijd tegen het jihadistisch terrorisme is geen strijd tegen de islam,
maar tegen hen die het geloof misbruiken om langs gewelddadige weg hun eigen
doelstellingen te realiseren. Meer dan voorheen zullen in islamitische landen op
een actieve manier invloedrijke personen in religieuze, maatschappelijke en
politieke kringen en andere opinieleiders opgezocht moeten worden met de juiste
feiten en de context van dit thema en thema's als integratie, immigratie en de
positie van de islam in Nederland.Om succesvol te zijn is het van elementair belang dat activiteiten op het
terrein van de bestrijding van terrorisme brede internationale steun krijgen,
van regeringen en van de mensen. Legitimatie van acties kan uiteindelijk alleen
worden gevonden indien breed draagvlak wordt gevonden in internationaal overleg,
opdat voorkomen wordt dat de indruk wordt gewekt dat het Westen de eigen agenda
zou uitvoeren en de islam als zodanig ter discussie zou staan. Het vinden van
een VN-mandaat voor de strijd tegen het terrorisme, waarbij ad hoc-coalities
zoveel mogelijk worden vermeden, speelt daarin een essentiële rol.Van groot belang is tevens dat de mensenrechten in de strijd tegen het
terrorisme volledig worden gerespecteerd. Nederland zal dit internationaal
blijven benadrukken en krachtig uitdragen. De internationale geloofwaardigheid
van een land dat anderen op waarden en normen aanspreekt, wordt sterker naarmate
zij ook zelf die waarden en normen in acht neemt. Terrorisme bedreigt de
rechtsstaat, dus moet ervoor gewaakt worden dat deze wordt uitgehold bij de
verdediging. Hierover zijn internationaal al veel afspraken gemaakt,
bijvoorbeeld in het kader van de OVSE en de Raad van Europa, maar ook in VN
kader. Daarbij valt te denken aan de resoluties van de Mensenrechtencommissie en
de resoluties van de AVVN.In dit kader kan de regering kort zijn voor wat betreft het standpunt ten
aanzien van marteling. Het Nederlandse standpunt houdt in dat zowel foltering
als wrede, onmenselijke en vernederende behandeling en bestraffing onder geen
enkele omstandigheid is toegestaan, ongeacht de nationaliteit van betrokkenen of
de plaats waar zulks zou plaatsvinden. Het interim-advies van de AIV over het
folterverbod, zoals dat op 2 december 2005 is gepresenteerd, wordt door de
regering dan ook geheel onderschreven (30 300 V nr. 107).Veranderingen kunnen uiteindelijk slechts worden bewerkstelligd door
samenwerking met gematigde krachten. Internationaal zijn verschillende
activiteiten ontplooid om de dialoog tussen verschillende landen op gang te
brengen. Op VN-niveau zijn de dialoog tussen beschavingen en de Alliance of
Civilisations zeer in het oog springende voorbeelden van hoe ernaar
gestreefd wordt te voorkomen dat de strijd tegen het terrorisme landen uit
elkaar drijft. Nederland heeft in 2005 zowel in het kader van de Commissie voor
de Rechten van de Mens als bij de AVVN voor de EU de trekkersrol vervuld ten
aanzien van de resolutie over godsdienstige onverdraagzaamheid. De structuur van
deze resolutie werd door Nederland, met steun van de internationale gemeenschap,
zodanig herzien dat aanbevelingen in het kader van de bevordering van een
dialoog tussen samenlevingen een aparte en meer centrale positie kregen, waarbij
wordt aangedrongen op revitalisatie van deze dialoog. Deze resoluties vormen dan
ook een uitstekende basis voor vervolgactiviteiten van de VN op dit gebied. Ook
een forum als Euromed ziet de regering als een goed platform om de dialoog vorm
te geven.In NAVO-verband vindt een dialoog plaats met de landen rond de Middellandse
Zee (Marokko, Algerije, Tunesië, Egypte, Israël, Jordanië en Mauritanië).
Alhoewel deze dialoog met name is gericht op militaire samenwerking, wordt door
de NAVO ook publieke diplomatie bedreven richting de bevolking van de betrokken
landen. Het doel daarvan is de bevolking te informeren over de veranderende rol
van de NAVO en meer begrip en belangstelling te kweken voor de missies en taken
die NAVO wereldwijd uitvoert.3.2.3 Lokale en regionale conflictenWat betreft de rol van lokale en regionale conflicten is de Nederlandse inzet
gericht op het oplossen van conflicten langs geweldloze weg, door middel van
onderhandelingen. Het moge duidelijk zijn dat de rol en de invloed van ons land
als zodanig beperkt is, maar met name in het kader van het Gemeenschappelijk
Buitenlands- en Veiligheidsbeleid van de EU kan invloed worden uitgeoefend om
oplossing van deze conflicten te bewerkstelligen. Daarnaast is conflictpreventie
een belangrijk middel om te voorkomen dat er nieuwe conflicten ontstaan die
zouden kunnen dienen als inspiratie voor terroristische organisaties. De OVSE
speelt een duidelijke rol in de Euraziatische regio, zowel met betrekking tot
conflictpreventie als voor wat betreft post-conflict wederopbouw. Hierbij kan
ook gedacht worden aan de opbouw van democratische instellingen en bevordering
van de rule of law, zowel op de Balkan als met betrekking tot de
zuidelijke Kaukasus en in Centraal-Azië.Uiteindelijk zal het succes staan of vallen bij de wil van partijen om een
vreedzame oplossing te vinden, maar voor de internationale gemeenschap in het
algemeen en voor Nederland als onderdeel daarvan kan een taak weggelegd zijn bij
het herstel van de stabiliteit en orde in landen of regio's waar zich conflicten
hebben afgespeeld. In de Nederlandse visie is herstel van alleen de stabiliteit
niet voldoende. Duurzame oplossing van conflicten vereist een inzet met lange
adem op het continuüm van vrede - veiligheid - ontwikkikkeling. Stabilisering biedt
het uitgangspunt om te werken aan wederopbouw, Security Sector Reform,
sociale en economische ontwikkeling, hervorming van de publieke sector en
ontwikkeling van maatschappelijk middenveld. Zo kunnen oorzaken voor conflict
worden weggenomen en kan de basis worden gelegd voor duurzame verzoening van
strijdende partijen. Niet alleen militaire inzet, maar ook diplomatieke inzet en
ontwikkelingshulp maken deel uit van een dergelijke integrale benadering. De
Nederlandse inzet in Irak en die in Afghanistan kan hierbij als voorbeeld
dienen. De regering is van mening dat het leveren van troepen, zowel in VN- als
NAVO-verband, in dit bredere kader van vrede, veiligheid en ontwikkeling
voorwaardenscheppend en ondersteunend kan zijn bij vredesopbouw in dergelijke
gebieden. Maar ook de gezamenlijke inspanningen van de internationale
gemeenschap om het Israëlisch-Palestijns conflict op te lossen zijn voorbeelden.
3.2.4 De sociaal-economische situatie in gebieden
met een zwakke of falende overheidHoewel armoede op zichzelf geen factor is die bijdraagt aan het ontstaan van
terrorisme, kunnen slechte sociaal-economische omstandigheden zoals gezegd wel
kansen bieden voor extremistische organisaties om via charitatieve werkzaamheden
krediet op te bouwen bij de bevolking. Nederland en andere westerse landen en de
VN, de EU, de NAVO en andere internationale organisaties zijn zeer actief
geweest bij het verlenen van noodhulp na de aardbeving in Pakistan. Dat gebeurt
zonder politieke bijbedoelingen. Het is van belang te voorkomen dat nadat de
eerste behoeftes geledigd zijn een gat valt met de wederopbouw activiteiten,
waar mogelijk de charitatieve organisaties van radicale bewegingen, zoals de
Jamaat ud Dawa in kunnen springen. Het is van belang dat organisaties als UNDP
en UNHCR, maar niet alleen zij, ook andere internationale en regionale
organisaties, overheden en de non-profit sector beter hun werkzaamheden op
elkaar laten aansluiten om een gat te voorkomen.In het huidige OS-beleid zijn er mogelijkheden om middelen voor goed bestuur
in te zetten in niet-partnerlanden in de islamitische wereld. Via de Faciliteit
Strategische Activiteiten kunnen posten op kleine schaal activiteiten
financieren ter bevordering van goed bestuur en naleving van de mensenrechten.
Ondersteuning van het onderwijs, zoals recentelijk is aangeboden in Pakistan kan
ook een zeer positieve werking hebben. Bovendien blijkt een goede
samenwerkingsrelatie bij te dragen aan een positief imago. Radicalisering kan
een belemmering vormen voor de ontwikkeling van een land, omdat het de sociale
structuur van landen ontrafelt en kan leiden tot gewelddadige conflicten. Landen
als Japan, Denemarken en Australië hebben de aanpak van radicalisering en
terrorisme daarom een integraal onderdeel gemaakt van hun OS-beleid. Nederland
ziet dat OS-inspanningen indirect positieve effecten kunnen hebben die de
factoren die bijdragen aan terrorisme verkleinen en is van mening dat het in het
eigen belang is om te investeren in de ontwikkeling van landen waar
radicalisering en terrorisme kunnen voorkomen,21
maar de regering is niet van mening dat het noodzakelijk is radicalisering en
terrorisme als apart thema op te nemen in het OS-beleid om die effecten te
kunnen bewerkstelligen. De betrokkenheid van Nederland door middel van een goede
ontwikkelingssamenwerkingsrelatie biedt ook nu kansen zwakke staten weerbaarder
te maken, zodat die minder makkelijk als wijkplaats of vrijhaven voor
terroristen kunnen dienen.3.3 Inzet van middelenHet moge duidelijk zijn dat de structurele en motiverende factoren die ten
grondslag kunnen liggen aan terrorisme in het bestaande beleid ruim aandacht
krijgen, onder meer via de investeringen die Nederland pleegt in zaken als
conflictpreventie en voorlichting. Tegen deze achtergrond heb ik in 2005
besloten naast deze uitgaven die impliciet helpen factoren die bijdragen aan het
ontstaan van terrorisme te bestrijden, ook nog structureel 2 miljoen euro te
reserveren in het programma ondersteuning buitenlands beleid voor specifieke
activiteiten op het terrein van de strijd tegen het internationaal terrorisme.
De motie-Koenders-Ormel (30 300 V, nr. 42), inzake ondersteuning van het
democratiseringsproces in het Midden-Oosten, wordt dan ook beschouwd als een
ondersteuning van het huidige beleid. Deze middelen kunnen in principe zeer
breed worden ingezet. Gedacht kan worden aan:- activiteiten gericht op het bevorderen van een effectief internationaal
rechtssysteem op antiterrorisme gebied en onderzoeken naar de effectiviteit en
handhaving van internationale regelgeving;- steun aan politie en justitiële sectoren in derde landen;- activiteiten (seminars, studies, bijeenkomsten etc.) die een bijdrage
leveren aan een beter inzicht in of het wegnemen van de factoren die bijdragen
aan het internationaal terrorisme.De Minister van Buitenlandse Zaken,Dr. B.R. Bot1: Terrorisme wordt in deze regeringsreactie gedefinieerd als het
plegen van of dreigen met op mensenlevens gericht geweld, danwel het toebrengen
van ernstige maatschappijontwrichtende zaakschade, met als doel maatschappelijke
veranderingen te bewerkstelligen of politieke besluitvorming te beïnvloeden.
2: De vraag over energieafhankelijkheid die ook deel uitmaakt van de
Motie-Van der Laan c.s. wordt beantwoord in de regeringsreactie op het advies
van de AIV en AER, 'Energiek Buitenlands beleid', van december 2005.
3: http://www.un.org/unitingagainstterrorism/
4: Jihadistisch terrorisme: het aanwenden van terrorisme tegen
gepercipieerde vijanden van de islam ter verwezenlijking van een samenleving die
een zo zuiver mogelijke afspiegeling is van hetgeen men meent dat gesteld wordt
in de oorspronkelijke bronnen van de islam
5: International Crisis Group, Islamism, Violence and Reform in Algeria:
Turning the Page (Islamism in North Africa III) Middle East Report Nº29, July
2004
6: NCTb nota 'Terrorismebestrijding op lokaal niveau, Handreiking', p. 63
e.v.
7: EU Strategie Radicalisering en Rekrutering (14781/05), november 2005
8: Dit onderscheid wordt gebruikt in een Deens Country Assessment Tool
dat in conceptvorm werd gepresenteerd tijdens een bijeenkomst in Kopenhagen, 27
januari 2006.
9: AIVD-nota 'De gewelddadige jihad in Nederland, actuele trends in de
islamitisch-terroristische dreiging', p. 26
10: http://www.rbas.undp.org/ahdr.cfm
11: Salafisme: stroming binnen de islam waarin gestreefd wordt naar een
terugkeer naar de islam van de salaf (de eerste volgelingen van Mohammed). Het
Wahabisme is de Saudische variant hiervan.
12: 'Zuivere' Islam: een zo dicht mogelijke afspiegeling van hetgeen dat
men meent dat gesteld wordt in de oorspronkelijke bronnen van de Islam.
13: Radicale islam: het politiek-religieus streven om, desnoods met
uiterste middelen, een samenleving tot stand te brengen die een zo zuiver
mogelijke afspiegeling is van hetgeen men meent dat gesteld wordt in de
oorspronkelijke bronnen van de islam
14: Zie ook AIVD studie, Van dawa tot Jihad. De diverse dreigingen van de
radicale islam tegen de democratische rechtsorde, Den Haag, december 2004.
15: Deze radicale groepringen baseren zich op het gedachtegoed dat
eenieder die een andere opvatting heeft over de islam dan zijzelf, een
'ongelovige' (kaafir) is. Het anderen tot ongelovigen verklaren heet 'takfier'.
Personen die dergelijk gedachtegoed aanhangen woorden ook wel 'takfieri's'
genoemd.
16: Bijvoorbeeld ook na de het geluidsfragment van Osama bin Laden dat op
23 april jl. werd uitgezonden op Al Jazeera.
17: Dat is een van de vijf dimensies van het brede begrip armoede, zoals
door de OESO-DAC gehanteerd wordt (DAC guidelines - Poverty Reduction, 2001)
18: Naar buiten gebracht op 12 februari door de Britse krant News of the
World
19: Zie ook antwoord op kamervraag Van der Laan d.d. 28 december 2005,
met nummer 2050605560.
20: DE EU Strategie Radicalisering en Rekrutering en het daarbij
behorende Actie Plan maken hiervan deel uit.
21: Zie ook het artikel van de minister van Ontwikkelingssamenwerking,
'Niet om zieltjes te winnen, maar om levens te redden', NRC Handelsblad, d.d. 10
september 2005, over de positieve effecten van ontwikkelingssamenwerking bij het
voorkomen van terrorisme
---
Ministerie van Buitenlandse Zaken