Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

De Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 der Staten-Generaal 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1 A Telefoon (070) 333 44 44 2513 AA S GRAVENHAGE Fax (070) 333 40 33 www.szw.nl 2513AA22XA

Contactpersoon Uw brief 2050618480 Doorkiesnummer Ons kenmerk AM/AKA/2006/79864 Datum 26 september 2006 Onderwerp Kamervraag/vragen van de leden Bussemaker en
Hamer

Hierbij zenden wij u, mede de minister van Onderwijs Cultuur en Wetenschap, de antwoorden op de Kamervragen van de leden Bussemaker en Hamer (beiden PvdA) over de verslechterde kansen van schoolverlaters met een vmbo-, mbo-1 en mbo-2 diploma. Deze vragen zijn ingezonden op 5 september 2006 (kenmerk 2050618480) en dienen ter aanvulling op de vragen van de leden Van Hijum en Mosterd van het CDA met kenmerk 2050618390 in gezonden op 4 september 2006.

De Minister van Sociale Zaken De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, en Werkgelegenheid,

(mr. A.J. de Geus) (H.A.L. van Hoof)

Bijlage(n): Beantwoording kamervragen

Ons kenmerk AM/AKA/2006/79864

2050618480

Vragen van de leden Bussemaker en Hamer (beiden PvdA) aan de minister en de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen over de verslechterde kansen van schoolverlaters met een vmbo-, mbo-1 of mbo-2-diploma. (Ingezonden 5 september 2006)

Toelichting: deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van de leden Van Hijum en Mosterd (beiden CDA), ingezonden 4 september 2006 (vraagnummer 2050618390)


1
Hoe verhouden de gegevens uit het jaarlijkse onderzoek van professor Rolf van der Velden van het Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA) naar de kansen voor nieuwkomers op de arbeidsmarkt, waaruit blijkt dat de kansen voor schoolverlaters met een vmbo-, mbo-1 of mbo-2-diploma zijn verslechterd 1) zich tot uw inschatting dat er in 2020 2 miljoen kanslozen kunnen zijn op de arbeidsmarkt? 2)

Antwoord:
Op basis van de analyse van het ROA kan niet eenduidig worden vastgesteld dat de kansen voor vmbo, mbo-1 of mbo-2 diploma zijn verslechterd (zie vraag 2 Van Hijum en Mosterd).

Niettemin zijn de arbeidsmarktkansen van mensen met niet meer dan mbo-1 zorgelijk gezien de zich ontwikkelende kenniseconomie waarin steeds hogere eisen worden gesteld. Het cijfer van 2 miljoen in 2020 heeft betrekking op het aantal personen zonder startkwalificatie (dus met maximaal mbo-1 niveau) en betrof een mogelijk scenario. De cijfers van professor van der Velden zijn niet rechtstreeks te relateren aan de genoemde 2 miljoen maar doen niets af aan de zorg van het Kabinet ten aanzien van de kwetsbare positie van mensen zonder startkwalificatie op de arbeidsmarkt. Deze is onverminderd.


2
Deelt u de mening van professor Rolf van der Velden dat de doorstroom in de beroepskolom moet worden verbeterd? Welke maatregelen gaat u hiervoor nemen?

Antwoord:
Ja. Uit het ROA-rapport blijkt dat inmiddels een aanzienlijk deel van de gediplomeerde schoolverlaters verder gaat met een vervolgstudie. Het beleid is er op gericht de doorstroom in de beroepskolom nog verder te verbeteren. Vergroting van de doorstroom is één van de thema's die opgenomen zijn in de nieuwe systematiek voor innovatie.


---

Ons kenmerk AM/AKA/2006/79864


3
Klopt het dat de startkwalificatie mbo-2 minder waard is geworden de afgelopen jaren? Wat is daar volgens u de oorzaak van? Welke maatregelen gaat u nemen om hier verbeteringen in aan te brengen?

Antwoord:
Op grond van het ROA-rapport is er geen reden om te concluderen dat de startkwalificatie MBO-2 de afgelopen jaren minder waard is geworden. De uitkomsten van het ROA-rapport laten zien dat in tijden van laag conjunctuur - waarvan hier sprake is - een verdringing op de arbeidsmarkt optreedt. Werkgevers kiezen dan eerder voor hoger gediplomeerde werknemers.


4
Kunt u aangeven in welke sectoren de kansen voor schoolverlaters met een vmbo-, mbo-
1 of mbo-2-diploma het meest zijn verslechterd? Waaruit blijkt dit?

Antwoord:
Uit het ROA-rapport blijkt dat in vergelijking tot 2004 het werkloosheidspercentage van gediplomeerde vmbo-schoolverlaters in de sector economie het meest is verslechterd. Het werkloosheidspercentage onder de BOL 2-gediplomeerden is in de sector gezondheidszorg het grootst. Van BOL 1-gediplomeerden zijn door de beperkte omvang van de steekproef geen gegevens bekend. Dit geldt ook voor de BBL-gediplomeerden.


5
Wat gaat u doen om de stijgende werkloosheid onder jonge laagopgeleiden tegen te gaan? Welke maatregelen neemt u om voor jongeren een sluitende aanpak te creëren van scholing en werk?

Er is op dit moment juist sprake van een relatief sterke daling van de jeugdwerkloosheid. Augustus 2005 bedroeg de werkloosheid (voor seizoen gecorrigeerd) onder jongeren van 15- 24 jaar nog 13,8 procent, tegenover 6,6 procent voor het totaal 15-64 jarigen. Inmiddels (kwartaalgemiddelde juni-augustus 2006) is dit 10,0 procent tegenover 5,4 procent. Op basis van cijfers niet-werkende werkzoekenden (NWW) van het CWI kan geconstateerd worden dat de daling onder laagopgeleide NWW'ers van 15-24 jaar gelijke tred houdt met de gemiddelde daling van het aantal NWW'ers van 15-24 jaar. Tussen januari 2006 en augustus 2006 bedroeg deze daling 20 procent (vmbo) à 29 procent (basisonderwijs) tegenover 26 procent gemiddeld.

Het bestrijden van jeugdwerkloosheid is overigens een prioriteit van het Kabinet. Het aantal bemiddelingen door CWI ligt in vergelijking met voorgaande jaren nog steeds hoog. De


---

Ons kenmerk AM/AKA/2006/79864

doelstelling van de Taskforce om 40.000 jongeren extra aan een Jeugdbaan te helpen komt daardoor steeds dichterbij. Zeker met de extra inzet rondom het 2e Kans Beroepsonderwijs verwacht de Taskforce ook in het najaar veel jongeren aan het werk te helpen. Inclusief de 7.334 gerealiseerde MKB Leerbanen en gecorrigeerd voor dubbeltellingen in de registraties is het totaal aantal extra bemiddelingen op jeugdbanen uitgekomen op 35.219 (week 34).

Om een sluitende aanpak van scholing en werk te realiseren, wordt een groot aantal maatregelen getroffen. En belangrijk element daarbij is het terugdringen van het voortijdig schoolverlaten. Het kabinet heeft zijn visie hierop weergegeven in de brief "Aanval op de uitval" die inmiddels aan uw Kamer is verzonden. Daarin worden ook maatregelen genoemd die deel uitmaken van het wetsvoorstel tot invoering van een leer/werkplicht voor jongeren. Deze houdt in dat 1) er een kwalificatieplicht komt voor jongeren tot de 18e verjaardag (deze vervangt de huidige partiële leerplicht voor 17-jarigen) en 2) er een leer/werkplicht wordt ingevoerd voor jongeren van 18 tot 23 jaar die leren noch werken, geen uitkering ontvangen en niet over een startkwalificatie beschikken. Genoemd wetsvoorstel ligt op dit moment ter advies voor bij de Raad van State.

Het kabinet stelt daarnaast in totaal tien miljoen euro beschikbaar om stevig te investeren in lokale en regionale praktijkinitiatieven die zich richten op jongeren die noch leren noch werken. Het gaat hier om scholings- en heropvoedingsprojecten voor schoolverlaters met gedragsproblemen die niet door de bestaande voorzieningen bereikt worden. Kenmerkend voor deze projecten is dat instanties als jeugdzorg, onderwijs en justitie er nauw in samenwerken. In de meeste gevallen wordt gemikt op een aanbod gedurende 12 uur per dag, in een enkel geval is van 24-uurs opvang sprake. De jongeren brengen lange dagen binnen de voorzieningen door, zodat ze wennen aan een werkritme. Het kabinet wil nog dit jaar starten met het ondersteunen van dergelijke voorzieningen. De Kamer is hierover op 1 september per brief geïnformeerd.


1) de Volkskrant, 31 augustus 2006

2) Trouw, 22 september 2004


---