Datum
26 september 2006
Nederlander Al-Mansouri mogelijk gevangen in Noord-Iraanse Ahwaz City.
Volgens de laatste berichten zou de Nederlander Faleh 'Abdoullah al-Mansouri gevangen worden gehouden in de Karoun-gevangenis in Ahwaz City, in de Noord-Iraanse provincie Khoezestan. De verblijfplaats van de drie andere mannen die samen met hem werden gearresteerd, Rasool Mezrea', Jamal 'Obeidawi and Taher 'Ali Mezrea', is echter nog steeds onduidelijk. Amnesty International vreest dat alle vier de mannen gemarteld of mishandeld worden en voert actie voor hen.
De vier mannen werden op 11 mei 2006 in Damascus gearresteerd door leden van de Syrische Politieke Veiligheidsdienst en daarna incommunicado vastgehouden op een onbekende locatie. Begin augustus kwamen er berichten dat ze op 16 mei alle vier waren overgedragen aan Iran. De overdracht van de Nederlander Faleh 'Abdullah al-Mansouri, die een VN-vluchtelingenstatus heeft, werd door de Syrische autoriteiten en het Nederlandse Ministerie van Buitenlandse Zaken bevestigd. De Syrische autoriteiten hebben de overdracht van de drie andere mannen echter niet bevestigd. Het lijkt nu aannemelijk dat zij nog steeds in Syrië gevangen zitten op een geheime locatie.
Tijdens een persconferentie op 15 september 2006 sprak een woordvoerder van de VN Hoge Commissaris voor Vluchtelingen (UNHCR ), Ron Redmond, zijn zorg uit over het lot van de drie Iraanse Arabieren, Rasool Mezrea', Jamal 'Obeidawi and Taher 'Ali Mezrea'. Zij waren vlak vóór hun arrestatie door de UNHCR als vluchtelingen erkend en geaccepteerd voor hervestiging in Westeuropese landen. Ron Edmond voegde hieraan toe dat de Syrische autoriteiten de UNHCR herhaaldelijk toegang tot de drie mannen hadden toegezegd, maar dat de organisatie de mannen nog steeds niet heeft kunnen bezoeken.
Achtergrondinformatie
Veel Iraanse Arabieren leven in de provincie Khoezestan die grenst aan Irak. Na massademonstraties in april 2005 en bomaanslagen in Ahwaz City in juni en oktober 2005 en januari 2006 werden honderden inwoners gearresteerd en waren er berichten over marteling. Minstens twee mannen werden na oneerlijke processen geëxecuteerd. Zeker 13 Iraanse Arabieren kregen de doodstraf nadat ze 'mohareb' (vijandig ten opzichte van God) werden verklaard. De aanklachten tegen enkelen van hen betroffen betrokkenheid bij bomaanslagen, het verspreiden van materialen tegen de staat en het in gevaar brengen van de staatsveiligheid. Amnesty International erkent het recht en de verantwoordelijkheid van regeringen om verdachten van strafbare feiten te berechten, maar is onvoorwaardelijk tegenstander van de doodstraf, omdat dit de ultieme schending van het recht op leven is.
Syrië is partij bij het Verdrag tegen Folteriing en andere Wrede, Onmenselijke of Onterende Behandeling of Bestraffing, dat het overdragen van mensen verbiedt naar landen waar ze het risico lopen te worden gemarteld of mishandeld.
Noot aan de redactie -