Steeds minder academici voor de klas
Wie werken er in het onderwijs?
Op zoek naar het `eigene' van de onderwijsprofessional.
· In het Nederlandse onderwijs zijn bijna een half miljoen
mensen werkzaam.
· Onderwijspersoneel is hoog opgeleid en telt naar verhouding
veel vrouwen, 50-plussers en deeltijdwerkers.
· Tussen 1997 en 2004 groeide het aantal leerlingen met 10% en
nam het onderwijspersoneel toe met 16%. Deze laatste groei deed zich
vooral voor bij het onderwijsondersteunend personeel.
· De Nederlandse onderwijsprofessionals vormen een sterk
sociaal denkende beroepsgroep met veel liefde voor het vak.
Betrokkenheid bij leerlingen en de wens om kennis over te dragen zijn
belangrijke motieven om te kiezen voor een baan in het onderwijs.
· Het aandeel bevoegde leraren in het voortgezet onderwijs
daalde van 85% in 2002 tot 80% in 2005.
· Van de docenten in havo/vwo van 55 jaar en ouder is 42%
academisch gevormd, van de docenten tot 35 jaar is dat 26%. Jaarlijks
verlaten meer academisch gevormde docenten het voortgezet onderwijs
dan er binnen komen.
· De beginsalarissen in het onderwijs zijn goed, maar de
doorgroei- en carrièremogelijkheden zijn beperkt.
Dit zijn enkele conclusies uit de SCP-publicatie Wie werken er in het
onderwijs? Op zoek naar het `eigene' van de onderwijsprofessional die
op dinsdag 26 september jl. is verschenen.
In het rapport geven de onderzoekers dr. Ria Vogels en drs. Ria
Bronneman-Helmers een beeld van de leraren in het Nederlandse
onderwijs. Er wordt ingegaan op de omvang en samenstelling van de
beroepsgroep, hun motivatie voor de keuze van het vak, alsook op hun
maatschappelijke opvattingen Een vergelijking met professionals in
andere sectoren brengt het `eigene' van de onderwijsprofessional in
beeld. Het rapport is een eerste publicatie in een lijn van onderzoek
naar de beroepsopvattingen van leraren in het voortgezet onderwijs.
Onderwijspersoneel: hoog opgeleid, veel vrouwen, 50-plussers en
deeltijdwerkers
De relatief omvangrijke onderwijssector bestaat uit bijna een half
miljoen werknemers (378.000 fte), wat neerkomt op circa 7% van de
werkzame beroepsbevolking. In het onderwijs werken veel mensen met een
hbo of universitaire opleiding (82%), veel vrouwen (60%), veel
50-plussers (35%) en veel mensen in deeltijd (55%). Het merendeel van
het onderwijspersoneel werkt in een onderwijsgevende functie. In het
basis- en voortgezet onderwijs geldt dat voor ongeveer 80%, in het
middelbaar en hoger beroepsonderwijs voor rond de 60% en in het
wetenschappelijk onderwijs voor 55% van het personeel. Het aantal
personeelsleden in het onderwijs nam de afgelopen jaren met 16% toe,
terwijl het aantal leerlingen en studenten met 10% steeg. Bij de groei
van het personeel valt vooral de groei op van het
onderwijsondersteunend personeel. Daardoor daalde het onderwijsgevend
deel van het personeel van 78% in 1997 tot 74% in 2004.
Inhoudelijke betrokkenheid belangrijk motief voor keuze voor onderwijsbaan
Nederlandse onderwijsprofessionals vormen een sociaal denkende
beroepsgroep die in politiek opzicht overwegend centrum en links
georiënteerd is. Behalve over het onderwijs maken ze zich ook zorgen
over het milieu en over de kloof tussen rijk en arm. Ze hechten sterk
aan gelijkheid en solidariteit. Hun `tegenpolen' op de arbeidsmarkt,
de professionals uit de zakelijke dienstverlening, zijn vaker bezorgd
over de economische groei, de infrastructuur en bereikbaarheid, en de
innovatie. Zij zijn vaker voorstander van een meer individualistisch
ingestelde samenleving.
De inhoud van het werk, de zelfstandigheid en de verantwoordelijkheid
zijn voor de onderwijsprofessionals belangrijke motieven om voor het
werk te kiezen. Men kiest echter ook voor het onderwijs vanuit een
betrokkenheid bij leerlingen en de wens om kennis en interesse voor
het vak over te dragen.
Daling van het gemiddelde opleidingsniveau van het onderwijspersoneel
In tegenstelling tot andere arbeidsmarktsectoren neemt het
opleidingsniveau van het onderwijspersoneel niet toe, maar doet zich
onder hen juist een daling voor.
Dat komt in de eerste plaats doordat er in verband met de
personeelstekorten aan het eind van de twintigste eeuw nieuwe
onderwijsondersteunende functies zijn gecreëerd, die gedeeltelijk door
personeel op mbo-niveau worden vervuld. Dit geldt voor het basis- en
voortgezet onderwijs en voor de beroeps- en volwasseneneducatie.
Vooral in de bve-sector wordt onderwijsgevend personeel vervangen door
ondersteunend personeel. In 2004 verliet meer personeel deze sector
dan er inkwam. Van het vertrekkend personeel was 71% onderwijsgevend,
van het nieuw aangestelde personeel 50%.
In de tweede plaats nam het percentage on- of onderbevoegde leraren de
afgelopen jaren toe. In 2002 was 85% van de leraren in het voortgezet
onderwijs volledig bevoegd, in 2005 was dat gedaald tot 80%. In
datzelfde jaar was 6% van de leerkrachten onbevoegd en 14%
onderbevoegd. Daarbij gaat het onder andere om leraren in opleiding
(lio's) en om zogenoemde `zij-instromers' die nog een aanvullende
lerarenopleiding volgen.
Een derde factor waardoor het opleidingsniveau van het
onderwijspersoneel onder druk staat, is de tanende belangstelling van
(jonge) academici voor werk in het voortgezet onderwijs.
Van de docenten op havo/vwo van 50 jaar en ouder is 42% academisch
geschoold, bij de docenten tot 35 jaar is dat 26%. Jaarlijks verlaten
er meer academisch geschoolde docenten het voortgezet onderwijs dan er
binnen komen.
Dreigende knelpunten
Tegenover de afname van het aantal academisch gevormde leraren staat
juist een toename van het aantal leerlingen in de bovenbouw van havo
en vwo. Zo steeg het aantal vwo-leerlingen tussen 2001 en 2005 met
17%. De wens tot het versterken van de academische inbreng zal de
komende jaren steeds moeilijker kunnen worden vervuld. De afname van
het aantal academisch gevormde leraren wordt nog eens versterkt door
het feit dat de uitstroom van vooral mannelijke voltijdwerkers
onvoldoende gecompenseerd kan worden door de instroom van vooral
vrouwelijke deeltijdwerkers.
De salarissen in het onderwijs zijn, zeker voor academici, al jaren
niet meer marktconform. Voor jonge starters op de arbeidsmarkt is het
onderwijs naar verhouding nog aantrekkelijk vanwege het goede
aanvangsalaris en vanwege de mogelijkheden om het werk en de zorg voor
kinderen te combineren.
Op de langere termijn zijn de doorgroei- en carrièremogelijkheden
echter beperkt. In feite zijn er
alleen carrièremogelijkheden door onderwijsgevende taken in te ruilen
voor managementtaken. Dit gebrek aan carrièreperspectieven in het
onderwijs vergroot de aantrekkingskracht van de marktsector. Bovendien
zal de lagere waardering van onderwijstaken de status van het beroep
geen goed doen.
SCP-publicatie 2006/19, Wie werken er in het onderwijs? Op zoek naar
het `eigene' van de onderwijsprofessional , Ria Vogels en Ria
Bronneman-Helmers, Den Haag, Sociaal en Cultureel Planbureau,
september 2006, ISBN 90 377 0291 0 prijs EUR 10,90.
De publicatie is verkrijgbaar bij de boekhandel of te bestellen bij
het SCP via fax 070 - 340 7044,
e-mail: bestel@scp.nl of via de web-site: www.scp.nl
Sociaal en Cultureel Planbureau