Speech minister Dekker wethoudersconferentie 'tussen beleid en
uitvoering', Kansen voor wonen, werken en leven, 20 september 2006 Den
Haag
Collega's,
Het doet mij deugd u zo kort na Prinsjesdag te ontmoeten. En dan nog
wel op een bijeenkomst die één van de belangrijke verworvenheden van
het kabinet markeert: een nieuw, integraal ruimtelijk beleid voor
ontwikkeling, ruimtelijke kwaliteit en groei. Een beleid waarvoor ik
samen met de collega's de basis heb gelegd in de Nota Ruimte, het
kader voor alle ruimtevragende opgaven.
Ik ben er bovendien trots op dat we een extra bedrag van 100 miljoen
euro uit de aardgasbaten hebben binnengehaald.
Met de 900 miljoen die al was gereserveerd in de periode 2011-2014 is
er nu dus 1 miljard euro uit het FES-fonds beschikbaar voor uitvoering
van de Nota Ruimte. Daarbij is in het kabinet afgesproken dat 250
miljoen versneld vrijkomt om al in de periode 2007-2010 voluit aan de
slag te kunnen.
Want de Nota Ruimte geeft 'ruimte voor ontwikkeling', maar die moet
dan wel benut worden. In de Uitvoeringsagenda Ruimte 2006 - die
vandaag naar de Tweede Kamer wordt gestuurd - geef ik een overzicht
van de voortgang en de stand van zaken rond het nationaal ruimtelijk
beleid. En waar nodig geeft deze nieuwe uitvoeringsagenda ook een
extra impuls.
Samen met IPO, VNG, NEPROM en NIROV hebben we alle inspanningen
gebundeld in de Agenda gebiedsontwikkeling 2006.
U mag van mij verwachten dat we concrete ondersteuning bieden waar die
gewenst is. Bijvoorbeeld in de vorm van kwaliteitsteams, daarbij moet
u denken aan experts die ingezet kunnen worden.
Met het vaststellen van de Nota Ruimte is veel in gang gezet. Deze
uitvoeringsagenda laat zien dat de eerste effecten van die beweging
positief zijn.
Het is dus zaak deze koers vast te houden en tegelijkertijd in de
uitvoering het evenwicht te bewaren tussen continuïteit en nieuwe
impulsen. Ik heb er alle vertrouwen in dat we met deze geactualiseerde
Uitvoeringsagenda Ruimte 2006 voortvarend verder kunnen.
Geen achtergebleven gebied!
Dames en heren,
We onderstrepen vandaag het belang van samenhang in gebiedsgerichte
ruimtelijke ontwikkeling. We doen dat door onze ministeries te
ontstijgen en als vier bewindslieden de ruimtelijke ontwikkeling in
alle vier windstreken van ons land te bespreken. Ik neem daarbij
vandaag het Noorden voor mijn rekening. Dat is misschien een beetje
verwarrend, omdat ik ook programmaminister van de Zuidvleugel van de
Randstad ben. Maar met de opzet van deze bijeenkomst laten we vooral
zien dat we ons samen verantwoordelijk voelen voor de ruimtelijke
ontwikkeling van het hele land.
Het Noorden is niet langer een achtergebleven regio! De laatste tien
jaar is steeds beter aansluiting gevonden bij de nationale economische
ontwikkeling. De rijksinvesteringen, waaronder die uit de
Langman-afspraken, hebben daaraan bijgedragen. Maar de grootste
verdienste ligt natuurlijk bij de noordelijke bestuurders en
particuliere initiatiefnemers die het tij voor de regio zagen keren en
daarop in zijn gesprongen.
Als het goed gaat in het Westen, dan gaat het ook beter in het Noorden
en waar het in de afgelopen jaren minder ging, was dat ook in het
Noorden te voelen. De verschillen nemen af, maar zijn nog niet weg: de
werkloosheid is hoger en de welvaart in de noordelijke regio is lager
dan gemiddeld. Maar ik vind het belangrijker om te benadrukken dat het
isolement is doorbroken en het Noorden 'mee ademt' met de nationale
economische dynamiek.
Rijk investeert in kansen
Met de Nota Ruimte hebben we een paar heldere lijnen getrokken:
decentraal wat kan, centraal wat moet. De nationale Ruimtelijke
Hoofdstructuur, de groei van de nationale economie en versterking van
de internationale concurrentiekracht moeten centraal staan. Het
betekent dat we onze rijksmiddelen heel gericht inzetten. Geen
'verdelende rechtvaardigheid', maar kiezen voor kansrijke gebieden en
projecten.
Waar nog heel wat op stapel staat voor het Noorden is dat dus geen
steun aan een miskende landsstreek. Het zijn investeringen in een
regio met kansen. Een potentieel dat eerst en vooral door partijen ter
plaatse ontwikkeld moet worden. Rijksregie betekent dus niet dat we de
zaak overnemen, maar wel dat we ons bijzonder verantwoordelijk voelen
voor de resultaten van onze gezamenlijke inspanningen.
Ik noem u twee voorbeelden het Waddenfonds en de impulsen voor het
landelijk gebied.
Waddenfonds
De Wadden vormen een uniek natuurgebied en getijdenlandschap. De
bijzondere kwaliteiten worden daarom beschermd door nationale en
internationale regels en verdragen. De eilanden, het Wad en de
waddenkusten zijn samen echter ook een gebied waar mensen moeten
kunnen wonen en werken. Wat mij betreft mag dat de komende jaren meer
aandacht krijgen. Er liggen immers mogelijkheden genoeg voor meer
ontwikkeling met respect voor de bijzondere status van het gebied.
De rol van de regio bij het realiseren van die kansen is cruciaal.
Als voorbeeld wil ik noemen de differentiatie en specialisatie van de
Waddenzeehavens. Dat vraagt afstemming en rekenschap van ligging en
specifieke omstandigheden. En dat vraagt geld. Onder meer hiervoor kan
vanaf komend jaar een beroep gedaan worden op het Waddenfonds. Een
fonds met een apart eigen hoofdstuk bij de VROM-begroting.
Over een periode van 20 jaar stelt dit kabinet 800 miljoen euro
beschikbaar voor kwaliteitsverbeteringen in het Waddengebied. Uit dit
bedrag ontvangen de kokkelvissers hun nadeelscompensatie voor het niet
langer verlenen van vergunningen voor de mechanische kokkelvisserij.
Met het resterende bedrag wordt het Waddenfonds gevuld. Dit fonds is
bestemd voor natuurherstel en natuurverbetering, en projecten die
bijdragen aan een duurzame economische ontwikkeling van het
Waddengebied.
Versterking landelijk gebied
Ook voor het platteland zoeken we naar een goed evenwicht tussen
behoud van kwaliteit en karakter enerzijds en mogelijkheden voor
nieuwe ontwikkelingen en ontplooiingskansen anderzijds. Voornamelijk
via de ILG-middelen gaat er tussen vorig jaar en 2013 zo'n kwart
miljard naar het Noorden voor innovatie van de landbouw en de
samenhang met natuur, landschap, milieu, water en recreatie.
Een rode draad is kansen creëren voor internationaal concurrerende
agrarische ondernemingen, terwijl tegelijkertijd het landelijk gebied
niet langer exclusief terrein is van puur agrarische bedrijven.
Zo is Noordelijke Friese Wouden een nieuwe gebiedscoöperatie van zes
milieucoöperaties en agrarische verenigingen voor beheer, natuur en
landschap.
Het werkgebied van deze nieuwe organisatie omvat 50.000 hectare en
circa 1000 boerenbedrijven. Doel van de coöperatie is de landbouw in
dit gebied te verduurzamen via een nieuwe, collectieve aanpak van
milieuproblemen.
Noordelijke gebiedsgerichte ontwikkeling
Zoals gezegd is nu 1 miljard euro beschikbaar voor onze prioriteiten
in de ruimtelijke ontwikkeling. Daaronder zijn de stedelijke netwerken
en daar horen ook noordelijke projecten bij.
Dit bruggetje geeft mij de kans om het met u te hebben over concrete
gebiedsgerichte ontwikkeling in het Noorden. Vanuit mijn eigen
verantwoordelijkheid als minister van volkshuisvesting wil ik
benadrukken dat woningbouw daarin een belangrijke rol speelt.
In het stedelijk netwerk Groningen-Assen worden met steun uit het BLS
22.000 woningen gebouwd, In Leeuwarden ruim 5.000 en in Emmen nog
altijd ruim 1700.
Rijk en regio hebben vorig jaar een ontwikkel-agenda voor
Groningen-Assen vastgesteld. Op 5 oktober aanstaande bespreek ik met
de betrokken regionale overheden een soortgelijke agenda voor
Leeuwarden. Het gaat dan om afspraken over die onderwerpen waar de
rijks- en regioverantwoordelijkheid elkaar raken.
Zo zijn we beter in staat vroegtijdig af te stemmen. Wie doet wat en
wanneer.
De regio mag uiteraard van ons verwachten dat wij hierin als
departementen samen optrekken.
Belangrijk punt op de ontwikkelagenda's zijn de grote
gebiedsontwikkelingsprojecten.
Zo moet in Leeuwarden Zuidwest de optimale combinatie worden gevonden
van nieuwe rijksweg, uitbreiding van woningbouw, bedrijvenlocatie en
natuur- en cultuurhistorische waarden. Daar willen wij als betrokken
departementen natuurlijk graag bij helpen. Dat doen we door zitting te
nemen in de stuurgroep en het financieren van een gezamenlijk
ontwerpatelier.
'Decentraal wat kan, centraal wat moet'. Voor het Noorden betekent dit
dat wij naast Leeuwarden Zuidwest betrokken zijn bij Assen Zuid, de
Zuidelijke Ringweg Groningen en Groningen Centrale Zone. Het rijk
heeft nu 9 miljoen vrijgemaakt voor sanering van de beruchte
smeerpijp, een belangrijke voorwaarde voor de verdere ontwikkeling van
het gebied.
Dit is het soort opgaven waar het om draait, dit zijn de plannen en
projecten die we bedoelen als we praten over 'de prioritaire gebieden
van de ruimtelijk-economische structuur'.
Daar moeten we de stapeling van opgaven uiteenrafelen. Daar moeten we
de verschillende verantwoordelijkheden op elkaar afstemmen. En
daarvoor reikt de nieuwe Uitvoeringsagenda bij de Nota Ruimte de
handvatten aan. Alleen zo kunnen we als rijk, regio en gemeenten
gezamenlijk de ontwikkelkracht genereren die nodig is voor de grote
ambities.
Ik dank u wel.
Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer