Beantwoording vragen over het rapport van Amnesty International over de opzettelijke vernietiging van civiele infrastructuur in Libanon door Israël
21-09-2006 | Kamerstuk | Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken
Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door het lid Karimi over het rapport van Amnesty International over de opzettelijke vernietiging van civiele infrastructuur in Libanon door Israël. Deze vragen werden ingezonden op 28 augustus 2006 met kenmerk 2050618100.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
Dr. B.R. Bot
Antwoord van de heer Bot, minister van Buitenlandse Zaken, op vragen van het lid Karimi (GroenLinks) over het rapport van Amnesty International over de opzettelijke vernietiging van civiele infrastructuur in Libanon door Israël.
Vraag 1
Heeft u kennis genomen van het rapport van Amnesty International over de opzettelijke vernietiging van civiele infrastructuur in Libanon door Israël?
Antwoord
Ja.
Vraag 2
Hoe beoordeelt u de vernietiging door Israël van huizen, bruggen, wegen, elektriciteitscentrales, waterwerken en transportmiddelen voor humanitaire hulp?
Antwoord:
De Nederlandse regering is bezorgd over de omvangrijke schade die in Libanon en Israël is aangericht als gevolg van gewelddadige acties door de betrokken partijen. Israël beroept zich hierbij op het recht op zelfverdediging. Israël heeft het recht zich tegen aanvallen te verdedigen, maar het uitoefenen van dit recht moet binnen de kaders van het internationale recht plaatsvinden. In dit verband zijn met name het voorkomen van burgerslachtoffers en de proportionaliteit van belang. Nederland en de EU hebben daar tijdens de crisis in contacten met de Israëlische regering dan ook bij voortduring op aangedrongen.
Het is nu van belang dat alle betrokken partijen uitvoering geven aan VN-Veiligheidsraadsresolutie 1701 en dat Libanon wordt gesteund bij de spoedige wederopbouw van het land. Nederland is bereid hieraan naar vermogen bij te dragen.
Vraag 3
Deelt u de conclusie van Amnesty International dat een volledig en onafhankelijk onderzoek naar de schendingen van internationale humanitaire wetten door zowel Israël als Hezbollah tijdens het recente conflict, noodzakelijk is?
Vraag 4
Bent u bereid de totstandkoming van dit onderzoek actief te bespoedigen?
Vraag 5
Bent u bereid om bij de regeringen van Israël en Libanon aan te dringen op volledige medewerking aan dit onderzoek?
Antwoord
Zoals ik in mijn brief aan uw Kamer van 7 september 2006 over de informele RAZEB- bijeenkomst van 1 en 2 september jl. heb aangegeven, heb ik mijn collega 's gewezen op de oproep van Amnesty International tot een onafhankelijk onderzoek naar mensenrechtenschendingen in het licht van het gebruik van clusterbommen door Israël in de laatste dagen voor het staakt-het-vuren. Tevens ben ik nagegaan of het voorzitterschap danwel de lidstaten aanleiding zagen voor het bijeenroepen van de Associatieraad EU-Israël. Uit reacties van collega's bleek dat toen niet het geval.
Indien een initiatief in VN-kader wordt genomen tot een onafhankelijk en evenwichtig onderzoek naar de schending van het toepasselijk recht door alle bij het conflict betrokken partijen, zal Nederland dat steunen.
De onderzoekscommissie die op 1 september jl. door de VN-mensenrechtenraad is opgericht voldoet naar mijn mening niet aan deze voorwaarden, omdat deze commissie zich uitsluitend richt op mensenrechtenschendingen die zouden zijn begaan door Israël.
* Ministerie van Buitenlandse Zaken
* Bezuidenhoutseweg 67
* Postbus 20061
* 2500 EB Den Haag
* Tel.: 070-3 486 486
* Fax: 070-3 484 848
* Internet: www.minbuza.nl
Ministerie van Buitenlandse Zaken