Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Jaarverslag 2005 Wet kinderopvang

Inhoudsopgave


1. Inleiding


2. Samenvatting


3. Financiering, uitvoering en gebruik kinderopvang
3.1 Tripartiete financiering
3.2 Uitvoering
3.3 Doelgroepen
3.4 Gebruik kinderopvang
3.5 Buitenlandregister


4. Kwaliteit en toezicht
4.1 Kwaliteit en toezicht onder de Wet kinderopvang
4.2 Stand van zaken zelfregulering
4.3 Onderzoek (proces)kwaliteit en versterking kwaliteit en toezicht 4.4 Samenwerking inspecties kinderopvang


5. Marktwerking
5.1 Evenwicht vraag en aanbod
5.2 Intermediaire organisaties
5.3 Waarborgfonds kinderopvang: overgangsfaciliteiten voor kinderopvangorganisaties


6. Flankerend beleid
6.1 Subsidieregeling kinderopvang 2005


7. Nieuwe ontwikkelingen
7.1 Buitenschoolse opvang (motie-Van Aartsen/Bos)
7.2 Verplichte werkgeversbijdrage
7.3 Naar één loket voor toezicht op kinderopvang

Bijlagen
I. Overzicht uitgevoerde onderzoeken
II. Overzicht subsidieprojecten


---


1. Inleiding

De Wet kinderopvang is nu ruim een jaar van kracht. Doelstelling van deze wet is het regelen van de financiering van kinderopvang om daarmee de toegankelijkheid van kinderopvang1 te vergroten en de combinatie van arbeid en zorg voor ouders te vergemakkelijken. Daarnaast waarborgt de Wet kinderopvang de kwaliteit van kinderopvang en regelt deze wet het toezicht daarop. De instrumenten die zijn ingezet om deze doelstellingen te bereiken, betekenen een stelselwijziging voor de sector kinderopvang.

In dit eerste jaarverslag van de Wet kinderopvang doet de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW), mede namens de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en de minister van Financiën verslag van de werking van de wet gedurende het jaar 2005 (artikel 115, eerste lid, Wet kinderopvang). In artikel 115, eerste lid, is tevens geregeld dat van 2007 en 2008 een dergelijk verslag worden gemaakt. Drie jaar na inwerkingtreding van de Wet kinderopvang, dus in 2009, volgt een evaluatie (artikel 115, tweede lid, Wet kinderopvang). Die evaluatie zal vervolgens elke drie jaar worden gehouden.

Het jaarverslag is als volgt opgebouwd: in §2 zijn de bevindingen over de werking van de Wet kinderopvang in 2005 samengevat. In de volgende paragrafen worden de hoofdelementen van de Wet kinderopvang behandeld: §3 betreft financiering, uitvoering en gebruik van kinderopvang, §4 gaat over de uitvoering van kwaliteit en toezicht in 2005 en §5 behandelt de marktwerking. Bij deze onderwerpen zijn de volgende vragen beantwoord: 1) Wat beoogt de Wet kinderopvang voor dit onderwerp? 2) Is dit in 2005 bereikt? en 3) Wat waren hierbij knelpunten en aandachtspunten en hoe is daarmee omgegaan? In §6 wordt verslag gedaan van het flankerend beleid, i.c. de Subsidieregeling kinderopvang. Tenslotte worden in §7 nieuwe ontwikkelingen belicht waarvan de aanzet in 2005 heeft plaatsgevonden. In de bijlagen wordt een overzicht gegeven van in 2005 uitgevoerde onderzoeken en van de subsidieprojecten die in 2005 zijn gestart.


2. Samenvatting

In 2005 waren alle ouders die gebruik maken van kinderopvang voor het eerst zelf verantwoordelijk voor het betalen van de rekening aan de kinderopvangorganisaties. Het aandeel dat het Rijk aan kinderopvang bijdraagt, is voor het eerst aan ouders uitbetaald. Ouders konden zelf kiezen van welk kindercentrum of gastouderbureau zij gebruik wilden maken. Hierdoor kwam de marktwerking verder op gang. Tenslotte is 2005 het eerste jaar waarin de regelgeving voor kwaliteit en toezicht voor een belangrijk deel is gebaseerd op zelfregulering. De kwaliteitscriteria en de werkwijze van het toezicht zijn landelijk geüniformeerd. De veranderingen waarmee de sector kinderopvang in 2005 zijn geconfronteerd kunnen fors worden genoemd.
Hieronder worden de effecten van de Wet kinderopvang met betrekking tot de financiering, het gebruik, de kwaliteit van kinderopvang en het toezicht daarop, alsmede de marktwerking in het jaar 2005 beknopt samengevat. (Voor meer gedetailleerde informatie wordt verwezen naar de volgende paragrafen, alsmede voor de verwijzing naar bronnen). Tot slot worden enige nieuwe ontwikkelingen toegelicht.


1 Onder kinderopvang(organisaties) wordt geregistreerde (formele) kinderopvang voor 0 tot 4 jarigen, buitenschoolse opvang voor 4 tot 12 jarigen en gastouderopvang begrepen, tenzij anders aangegeven.
---


24