Socialistische Partij
Bedrijfsleven niet aan de beurt voor lastenverlichting
18-09-2006 * Met het wetsvoorstel de winstbelasting verder te verlagen
geeft de regering veel te veel prioriteit aan lastenverlichting voor
het bedrijfsleven, zegt SP-Kamerlid Ewout Irrgang. Gezinnen hadden de
afgelopen jaren veel meer te lijden onder de lastenverzwaring, dus die
komen eerder in aanmerking voor lastenverlichting nu het iets beter
gaat.
Irrgang Na de winstbelasting in 2002 al eens te hebben verlaagd van
34,5 naar 29,1 procent wil het kabinet op de valreep nog een verlaging
naar 25,5 procent. Door de kabinetten van Balkenende is de rekening
daarvoor steeds bij de gezinnen neergelegd, die gedurende de afgelopen
jaren te maken kregen met een lastenverzwaring van maar liefst 8
miljard euro. Eind vorige maand bleek uit het rapport `EU-lidstaten
hebben weinig baat bij verlaging van winstbelasting' van het Centraal
Plan Bureau (CPB) dat het verlagen van de winstbelasting niet zinvol
is voor de economie. Dit komt omdat andere landen op hun beurt ook
weer de winstbelasting verlagen. Deze race naar de bodem naar de
schatkist wordt ook wel schadelijke belastingconcurrentie genoemd.
Een deel van de belastingverlaging wordt betaald door de
afschrijvingsmogelijkheden voor gebouwen te beperken. Vooral campings,
recreatieparken, hotels, glastuinbouwbedrijven dreigen het slachtoffer
te worden. Irrgang wil dat het wetsvoorstel op dit punt wordt
aangepast. Dat kan gefinancierd worden door de winstbelasting niet of
minder te verlagen.
De bijdrage van Ewout Irrgang aan het debat over de wet 'Werken aan
Winst':
We spreken vandaag voor het eerst over een wetsvoorstel waarvan je
rustig mag zeggen dat het tot de ideologische harde kern behoort van
de rechtse kabinetten van de laatste jaren. Het tarief van de
winstbelasting werd de afgelopen jaren al verlaagd van 34,5% in 2002
tot 29,1% procent in 2006.
Omdat er ook nog wat aan grondslagverbreding werd gedaan en andere
heffingen voor bedrijven werden verhoogd, nam de lastendruk voor
bedrijven per saldo nog met bijna 2 miljard toe. Het tarief van de
winstbelasting wordt in het wetsvoorstel verder verlaagd van 29,1
procent nu naar 25,5 % volgend jaar. Geen 25 procent of nog minder,
want dan worden we door Japan en andere landen geclassificeerd als een
belastingparadijs (!) en moeten bedrijven in die landen gaan
bijbetalen. Ondanks het feit dat de grondslag voor de winstbelasting
in dit wetsvoorstel ook wordt verbreed, worden de lasten voor het
bedrijfsleven per saldo met driekwart miljard euro verlaagd. Als je
bedenkt dat de kabinetten Balkende op 22 november de lasten voor
gezinnen met zo'n 8 miljard hebben verhoogd dan is dat een rare
prioriteitstelling.
Dit kabinet verlaagt de lasten van bedrijven door de lasten voor
gezinnen extra te verhogen. Werken aan Winst betekende de afgelopen
jaren nog meer verlies van koopkracht voor gezinnen. Het verder
spekken van de recordwinsten van het bedrijfsleven is voor dit
ondernemerskabinet kennelijk belangrijker dan mensen weer laten lachen
om hun loonstrookje. Het bedrijfsleven is nu dan ook gewoon niet aan
de beurt voor lastenverlichting.
Eind vorige maand verscheen het rapport `EU-lidstaten hebben weinig
baat bij verlaging van winstbelasting' van het Centraal Plan Bureau
(CPB) dat dit wetsvoorstel in een breder perspectief plaatst. Eerder
al had het CPB geconcludeerd dat verlaging van het tarief van de
winstbelasting terwijl tegelijkertijd de het bedrag waarover je
belasting moet betalen wordt verhoogd, economisch gezien nutteloos is.
Het is zoals het CPB dat noemde "een sigaar uit eigen doos". In het
nieuwe rapport concludeert het CPB dat het verlagen van de
winstbelasting door de belasting op arbeid te verhogen economische
gezien ook geen winst oplevert.
Alleen voor kleine open economieën zoals Nederland en Ierland is er
een klein positief effect doordat deze landen op die manier wat
belastinginkomsten kunnen aftroeven van andere landen doordat
multinationals met allerlei slimme trucjes hun winsten dan meer bij
hen laten neerslaan. Maar zelfs dan is het effect alleen positief als
andere landen op hun beurt ook niet hun tarieven verlagen. Iedereen
die de afgelopen jaren de race naar de bodem van de schatkist in
Europa heeft gevolgd weet dat dit wel een hele naïeve veronderstelling
is. Stoppen dus met die schadelijke belastingconcurrentie door steeds
maar weer het tarief van de winstbelasting te verlagen.
Het is schadelijk voor Nederland omdat andere landen toch weer
reageren. Door ook hun winstbelasting weer te verlagen. Het is
schadelijk voor Europa als geheel doordat we allemaal gevangen zitten
in die race naar de bodem van de schatkist. Het is geen win-win maar
verlies-verlies. Graag een uitgebreide reactie van de minister hierop
die meer is dan lippendienst bewijzen aan de noodzaak van Europese
coördinatie, terwijl gelijkertijd het omgekeerde gepraktiseerd wordt.
Ondanks dat dit wetsvoorstel een netto lastenverlichting voor het
bedrijfsleven inhoudt van 730 miljoen euro wordt ook flink wat aan
grondslagverbreding gedaan. Dat moet ook wel, want met de verlaging
van het tarief van de winstbelasting is maar liefst 1,4 miljard euro
gemoeid. Dat loopt op de lange termijn zelfs op tot 1,6 miljard euro.
Betekent dit ook dat de structurele kosten van dit wetsvoorstel
oplopen tot een kleine miljard euro?
Een groot deel van de kosten van de tariefsverlaging wordt
gefinancierd met de beperking van de afschrijvingen op gebouwen, in
totaal is hier zo'n 1,2 miljard euro mee gemoeid. Gelukkig wordt er
een onderscheid gemaakt tussen ondernemers met eigen gebouwen en
ondernemers die gebouwen vooral als belegging aanhouden.
Er is geen reden om de vastgoedsector met een ruimhartig
afschrijvingsbeleid onnodig veel fiscaal te subsidiëren. Aan de andere
kant treft dit kabinet met dit wetsvoorstel een aantal ondernemers met
relatief veel onroerend goed onnodig hard: horeca, hotels,
glastuinbouw, campings etc. We hebben de afgelopen weken honderden
emails gehad van zo ongeveer alle campings en recreatieparken in
Nederland. Ik wist niet dat het er zoveel waren. Maar ze hebben
gemeenschappelijk dat het allemaal hardwerkende ondernemers zijn die
onredelijk veel nadeel ondervinden van dit wetsvoorstel. Het is
bovendien een sector waar zo'n honderdduizend mensen werkzaam zijn,
vaak ook in regio's van ons land met een hoge werkloosheid. De SP
vindt dat de minister deze ondernemers tegemoet moet komen. Dat kan
door de beperking van de afschrijvingen te versoepelen of een speciale
regeling voor deze sector in het leven te roepen. Dat kan betaald
worden door de winstbelasting zelf minder te verlagen - wat op
zichzelf al wenselijk is. Graag een reactie hierop van de minister.
Een ander heikel punt uit het wetsvoorstel is de rentebox. Het is een
speciaal belastingregime voor zogenaamde groepsrente, de rente die
verschillende dochterondernemingen aan elkaar berekenen. Het tarief
over het saldo daarover is slechts 5 procent. Als ik het goed begrepen
heb is de rentebox bij de Europese Commissie aangemeld als zowel een
mogelijke vorm van belastingconcurrentie als staatsteun. Is dat juist?
Is het ook juist dat er door de Commissie al vragen zijn gesteld en
dat er veel reserves over de rentebox zijn? Wat voor vragen zijn er
precies gesteld?
Vanwege het zeer lage tarief van 5 procent is er volgens de SP-fractie
alle reden om de rentebox te beoordelen als een vorm van schadelijke
belastingconcurrentie. Nederland kwalificeert bij de toepassing van de
deelnemingsvrijstelling een tarief van 10 procent of minder in andere
landen als een belastingparadijs. Dus trek je conclusie over wat
Nederland hier zelf doet. Maar daar komt nog bij dat het doel van de
rentebox is om belastinggrondslag bij andere lidstaten weg te lokken
in plaats van een bepaalde economische activiteit, zoals bij de
octrooibox, aantrekkelijker maken. Ook dat wijst op schadelijke
belastingconcurrentie.
De kosten van de rentebox zijn zo'n half miljard euro. Dit zijn
nettokosten omdat al rekening is gehouden met de ruim 200 miljoen euro
van het vervallen van de vergelijkbare concernfinancieringregeling.
Een regeling die al door Brussel was aangemerkt als schadelijke
belastingconcurrentie. Ik kan dus niet anders concluderen dan dat wij
met de rentebox er nog een extra schepje bovenop doen: een
sollicitatie naar de titel Europees kampioen schadelijke
belastingconcurrentie.
Maar de vraag is of het ook voor ons niet schadelijk is omdat het ons
netto, dus rekeninghoudend met eventuele inverdieneffecten voor
Nederland, nog steeds een half miljard euro kost. Graag een reactie
van de minister hierop.
Dan de octrooibox. Ik zei al dat hier in tegenstelling tot de rentebox
een nobel doel achter zit. Namelijk het stimuleren van Research en
Development. Het tarief is hoger, namelijk 10 procent. De kosten zijn
met 300 miljoen, lager. Maar ook de octrooibox is aangemeld in Brussel
en moet dus nog goedkeuring krijgen. Tegelijkertijd hebben Frankrijk
en Hongarije al vergelijkbare octrooiboxen die door Brussel zijn
geaccepteerd. Dat biedt hoop voor deze minister.
De SP heeft de neiging de octrooibox het voordeel van de twijfel te
geven als Brussel inderdaad akkoord gaat. Het is een goed doel en de
ervaringen met andere generieke fiscale instrumenten om R&D te
stimuleren - ik denk aan de WBSO - zijn vrij goed. De hele kerstboom
aan innovatiesubsidies die het Innovatieplatform onder de bezielende
leiding van Balkenende heeft opgetuid is daarentegen een faliekante
mislukking, zie de vernietigende conclusies van het CPB daarover.
De SP hoopt dat de octrooibox het succes zal worden dat het
innovatieplatform nooit is geweest maar we zijn wel sceptisch. De
praktijk zal het uitwijzen maar dat betekent wel dat de regeling snel
geëvalueerd moet worden. Kan de minister dat toezeggen en op welke
termijn gaat dat gebeuren? Is de octrooibox net als de rentebox een
fiscale uitgave?
Dan is er tot slot één onderdeel van het wetsvoorstel waar de
SP-fractie zeer over te spreken is, en dat betreft de aanpassing van
de aftrek voor opties in het eigen bedrijf. Het is ook een
internationaal vaak genoemd punt. Opties gaan ten koste van de
aandeelhouderswaarde maar de onderneming zelf hoeft nergens een
rekening te voldoen als er optierechten verstrekt worden. Desondanks
kunnen de fictieve kosten van de opties wel worden afgetrokken van de
fiscale winst.
Dat is raar. Nog meer omdat aan het verstrekken van opties aan
bestuurders de perverse prikkel vastzit dat het maximaliseren van de
aandeelhouderswaarde op de korte termijn beloond wordt. In plaats van
het maximaliseren van alle ondernemingsbelangen op de lange termijn.
Ik maak mij geen illusies dat deze wijziging kan worden gezien als een
ideologische omslag bij deze minister van het Angelsakische model naar
het Rijnlandse model, maar de wijziging op zichzelf is een stap
vooruit.