Stichting Natuur en Milieu

Een duurzaam alternatief voor
overheidsinvesteringen

Stichting Natuur en Milieu Een duurzaam alternatief voor overheidsinvesteringen

Colofon

september 2006

Uitgave en copyright:
Stichting Natuur en Milieu
Postbus 1578
3500 BN Utrecht NL
info@natuurenmilieu.nl
T. +31 (0)30 233 1328
F. +31 (0)30 233 1311
www.natuurenmilieu.nl

Contactpersoon: drs. Ron Wit
Opmaak: Marcelle de Haan

De Nationale Postcode Loterij
steunt Stichting Natuur en Milieu.

2

Een duurzaam alternatief voor overheidsinvesteringen Stichting Natuur en Milieu

Een duurzaam alternatief voor overheids-
investeringen

Tijdens prinsjesdag zal het kabinet Balkenende-III de begroting voor 2007 presenteren met daarin prioriteiten voor overheidsinvesteringen. Daarnaast zullen in de komende tijd ook nieuwe doelen voor de FES-middelen worden vastgesteld. Tenslotte zullen na de verkiezingen nieuwe prioriteiten worden gesteld voor de komende vier jaar. Reden genoeg om ons af te vragen welke investeringen Nederland een duurzame toekomst bezorgen.

Voordelen van duurzame overheidsinvesteringen

Stichting Natuur en Milieu presenteert hieronder een duurzaam alternatief voor overheidsinveste- ringen. Kiezen voor deze investeringen betekent dat burgers in Nederland leven in schonere lucht, meer natuur krijgen, comfortabeler wonen en op termijn lagere energielasten hebben. Tevens lei- den de voorgestelde investeringen tot een energietransitie in Nederland die bijdraagt aan de oplos- sing van het klimaatprobleem en verlaging van onze energieafhankelijkheid van andere landen. Tenslotte dragen de door ons gepresenteerde investeringen bij aan de bescherming van ecosyste- men zoals tropische bossen, die mede worden bedreigd door het handelen van Nederlandse bur- gers en bedrijven.

Naast bovengenoemde voordelen voor natuur, milieu en onze directe leefomgeving, zijn er ook nog andere zwaarwegende argumenten die pleiten voor een duurzaam alternatief voor overheidsinves- teringen:

· een belangrijke reden voor de reductie van de staatsschuld is om toekomstige generaties hiermee niet op te zadelen. Dit argument geldt ook voor de 'milieuschuld'. Onvoldoende in- vesteren in natuur en milieu betekent dat onze kinderen en kleinkinderen in een fysiek slechtere leefomgeving zullen leven. Bovendien zullen zij dan moeten betalen voor de milieuproblemen die wij en onze ouders hebben veroorzaakt; · een tweede reden is de thans toenemende economische groei die leidt tot extra milieu- belasting. Het Milieu- en Natuurplanbureau (MNP) stelt dat de milieudoelen die door de overheid zijn vastgesteld alleen worden gehaald als er absolute ontkoppeling plaatsvindt tussen economische groei en milieubelasting. Dit kan alleen als een deel van de inkomens- groei wordt geïnvesteerd in aanvullend milieubeleid; · een derde argument is dat investeren in milieu economische kansen biedt. Onder het motto Clean, Clever and Competitive (CCC) heeft het kabinet in 2004 Milieu als kans tijdens het Nederlands Voorzitterschap van de Europese Unie op de agenda gezet. Daarbij was het doel de politiek, het bedrijfsleven en maatschappelijke actoren in de lidstaten van het be- lang te doorgronden dat eco-efficiënte innovaties een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan het versterken van de Europese concurrentiekracht en werkgelegenheid, en daarmee aan de doelstellingen van de Lissabon-strategie. Ook de SER heeft begin 2006 met zijn rapport Milieu als kans geadviseerd om te investeren in eco-efficiënte innovaties omdat die leiden tot een grotere Europese concurrentiekracht via kostenbesparingen en het creëren van nieuwe markten. Bovendien zullen investeringen in meer natuur en schone lucht ook de aantrekkingskracht van Nederland als vestigingsplaats voor buitenlandse bedrijven ver- groten.

---

Stichting Natuur en Milieu Een duurzaam alternatief voor overheidsinvesteringen

'Potverteren' en efficiënt milieubeleid

Dit pleidooi voor duurzame overheidsinvesteringen betekent ons inziens niét dat een duurzame economie alléén wordt bereikt door de inzet van meer overheidsgeld. Een duurzame economie wordt in de eerste plaats dichterbij gebracht door internalisering van de kosten en baten van na- tuur en milieu, bijvoorbeeld via milieunormen, heffingen en emissiehandel. Het verplichten van roetfilters op dieselauto's in plaats van het subsidiëren met belastingmiddelen is een concreet voorbeeld van een toepassing van het principe 'de vervuiler betaalt' zonder dat het de overheid geld kost1. En milieukosten die niet geïnternaliseerd worden, zullen uiteindelijk toch betaald wor- den door de samenleving, bijvoorbeeld via hogere gezondheidskosten. Het is daarom in ons geza- menlijke belang dat economische afwegingen worden gemaakt op basis van marktprijzen die alle maatschappelijke kosten weerspiegelen.
In die gevallen dat de overheid toch moet 'bijspringen', zouden eerst de mogelijkheden van bij- voorbeeld cofinanciering, risicokapitaal et cetera. moeten worden verkend. Ten eerste omdat de markt beter weet hoe kapitaal het beste rendeert. Ten tweede omdat private partijen delen in het investeringsrisico, hetgeen de effectiviteit van de bijgedragen overheidsubsidies versterkt. Bij het opstellen van onderstaande voorstellen voor duurzame overheidsinvesteringen is rekening gehouden met de bovengenoemde aspecten voor efficiënt milieubeleid.

Zeven overheidsinvesteringen in duurzaamheid

Op grond van het bovenstaande pleit Natuur en Milieu voor de volgende zeven overheidsinveste- ringen in duurzaamheid.

1. Energietransitie: 2 miljard per jaar
Begin 2005 heeft de regering de Task Force Energietransitie de opdracht gegeven een transi- tieactieplan te maken met daarin een pakket van paden die leiden richting een duurzame energievoorziening. Volgens de recente rapportage van de Task Force zijn de middelen ver- bonden aan de nu beschikbare instrumenten (EOS, UKR, Borssele, FES) voldoende om de transitie in de komende anderhalf jaar aanzienlijk te versnellen. Op langere termijn zijn veel grotere bedragen nodig. Thans wordt ingeschat dat ongeveer 2 miljard per jaar nodig is om de vastgestelde transitiedoelen te halen. Wij stellen voor met name te investeren in energiebesparing en hernieuwbare energiebronnen zoals zon, wind, (aard)warmte en duurzaam geproduceerde biomassa. Voor een optimale besteding van deze middelen stellen wij tevens voor om aan te sluiten bij de conclusies van de recent verschenen CPB-studie Kansrijk Kennisbeleid. Dit kan naar onze mening betekenen dat de eventuele inzet van FES- middelen deels in de vorm van risico- of durfkapitaal wordt geïnvesteerd. Wij stellen voor dat het bedrag van 2 miljard voor een langere periode beschikbaar wordt gesteld omdat de gestelde doelen van de transities veelal pas na 10 tot 15 jaar vruchten beginnen af te wer- pen. Dit vraagt volgens de Task Force van de politiek een langetermijnbeleid dat wordt ge- kenmerkt door eenheid, consistentie en continuïteit.

2. Lokale luchtkwaliteit: 300 miljoen per jaar
De nieuwe meetgegevens van het Milieu- en Natuurplanbureau over de luchtkwaliteit maken duidelijk dat overschrijdingen veel meer lokaal van aard zijn dan eerder gedacht. Ambitieus lokaal luchtbeleid is daarmee des te belangrijker om grenswaarde-overschrijdingen tegen te gaan. Het fatalistische beeld van grootschalige overschrijding van de grenswaarde; de zoge-

1 In dit geval is Nederland ook afhankelijk van de mogelijkheden die regelgeving van de Europese Unie biedt.
4

Een duurzaam alternatief voor overheidsinvesteringen Stichting Natuur en Milieu

naamde deken van fijn stof over grote delen van het land gaat niet meer op. Reden voor een optimistische blik dus. Met voldoende lokaal gericht beleid, in aanvulling op nationale en in- ternationale maatregelen, kunnen we tijdig aan de grenswaarden voldoen. Lokale maatrege- len dringen de emissies al snel met 10 tot 40% terug en pakken bovendien de meest schade- lijke fracties aan waardoor de gezondheidswinst groot is. Wij stellen voor om 300 miljoen per jaar extra te besteden voor lokale luchtkwaliteitmaatregelen. Gemeenten hebben thans wel genoeg ideeën, maar een tekort aan financiële middelen. Een groot deel van de norm- overschrijdingen zou daarmee verleden tijd worden (zie bijlage voor onderbouwing).

3. Meer ruimte voor natuur en landschap
Investeren in groene kwaliteit levert duurzame welvaart. Natuur en Milieu vraagt de nieuwe regering deze investering te doen. Ze levert de samenleving baten op in de vorm van meer gezondheid, veiligheid, een aantrekkelijke woon- en leefomgeving en een goed internationaal economisch vestigingsklimaat. Om deze baten te behalen stellen wij voor om de volgende in- vesteringen te doen.

· Impuls voor landschap: 350 ­ 450 miljoen per jaar De Nota Ruimte kent 20 Nationale Landschappen die van grote (inter)nationale waarde zijn. Deze verdienen dan ook forse financiële ondersteuning door het rijk voor grotere landschappelijke en natuurlijke kwaliteit van de gebieden en meer recreatieve toegan- kelijkheid. Berekeningen van de Raad voor het Landelijk gebied komen globaal op een bedrag van 200 - 300 miljoen per jaar. In opdracht van LNV wordt nu door de Dienst Landelijk Gebied berekend hoeveel geld er per landschap nodig is. Vooruitlopend op die berekening stelt Natuur en Milieu voor dat het rijk 100 miljoen reserveert in 2008. Dat bedrag groeit tot 200 ­ 300 miljoen in 2011. Het Europees landbouwbeleid maakt een verschuiving door van ondersteuning van pro- ductie naar ondersteuning van groene diensten. Dat past perfect bij de activiteiten die agrariërs in Nationale Landschappen en daarbuiten kunnen ontplooien. Essentieel hier- voor is dat voldoende nationaal geld beschikbaar komt voor cofinanciering. Dat geld, 150 miljoen per jaar, kan worden ingezet in nieuwe beheerspakketten onder het Programma Beheer.
Bovenstaande bedragen passen in het Deltaplan Landschap (van Stichting het Neder- lands Cultuurlandschap), een pakket van investeringen en gelden voor beheer, dat circa 600 miljoen per jaar zou moeten kosten. De bovengenoemde 350 ­ 450 miljoen vormen de minimale bijdrage van het rijk aan het totale landschapsbeheer. Het resterende geld moet komen van EU, provincies, gemeenten en particulieren. Het deltaplan moet een zelfde status krijgen als de EHS: een concept dat staat als een huis; over meerdere regeringsperiodes gestalte krijgt; en dus langjarig kan rekenen op politieke en financiële steun.

· Natuur bij mensen: 45 miljoen per jaar Het oorspronkelijke beleid (Randstadgroenstructuur) is opgegaan in het latere 'groen in en om de stad' (GIOS) en nu in 'recreatie om de stad' (RODS). De achterstanden zijn er echter niet minder op geworden. Het rijk heeft zeer beperkt middelen beschikbaar ge- steld voor dit beleid. Het Milieu- en Natuurplanbureau ziet daarnaast als struikelblok- ken: het gebrek aan planologische duidelijkheid; onvoldoende concrete ambities vanuit de overheden; en gebrekkige afspraken tussen partijen. Natuur en Milieu stelt het vol- gende voor:


- verhoog de huidige budgetten met 20 miljoen per jaar om de gestelde doelen te halen. Er is namelijk onvoldoende geld beschikbaar om het bestaande beleid te fi- nancieren;

- bevorder de aanleg van groene recreatiegebieden bij de steden. Uitgedrukt in hectares, gaat het om 30.000 hectare extra bos- en natuurgebied en om 30.000
---

Stichting Natuur en Milieu Een duurzaam alternatief voor overheidsinvesteringen

hectare 'groen-blauwe dooradering' in de vorm van wandel- en fietspaden langs houtwallen, heggen en sloten;
- maak een plan om het tekort voor 2013 weg te werken en koppel de uitvoering aan het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) en de ILG-periode. Dit vraagt om een investering van 25 miljoen per jaar.

· De Ecologische Hoofdstructuur (EHS): 135 miljoen Het huidige aankooptempo voor het tijdig realiseren van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) ligt te laag. Om de EHS-gronden volgens afspraak in 2015 te hebben aange- kocht, moet de aankoop van gronden worden versneld. Daartoe is circa 135 miljoen per jaar extra nodig (volgens berekening van het Groenfonds). In dit bedrag is nog geen rekening gehouden met de maatregelen die door de klimaatverandering nodig zijn om de weerstand van de natuur te vergroten. De ombuiging van aankoop door de overheid naar beheer door particulieren heeft voor- alsnog niet het gewenste resultaat gehad. Van de 42.255 hectare particuliere natuuraanleg is nog geen kwart gerealiseerd in vijf jaar. De belangstelling van boeren voor agrarisch natuurbeheer neemt langzaam toe, maar het effect ervan wisselt sterk. Kortom, inzet op beheer door particulieren en boeren is wenselijk, maar de overheid moet vooral doorgaan met het aankopen van grond.

4. Ambitieus energiebesparingsbeleid: 100 ­ 200 miljoen per jaar Het Optiedocument van ECN/MNP, heeft aangetoond dat bij minimale kosten een energie- besparing van 1,7% per jaar kan worden bereikt en zelfs 2,3% per jaar tegen additionele nationale kosten van 220 tot 400 miljoen per jaar2. Omdat slechts een deel van deze kosten door de overheid hoeft te worden gedragen, gaan wij uit van een bedrag van 100 tot 200 miljoen per jaar. Een deel van de private en publieke kosten zal zich terugverdienen doordat verdergaande energiebesparing leidt tot een verbeterde concurrentiepositie voor het Nederlandse bedrijfsleven (eco-innovaties met als gevolg lagere energiekosten per eenheid product) en verbeterde energievoorzieningszekerheid. Verder zullen de genoemde bedragen lager liggen wanneer in de periode 2012-2020 meer rendabele besparingsopties in het ver- keer worden behaald die niet zijn meegenomen in het pakket van het Optiedocument.

5. Overheid als Launching Customer: 250 miljoen per jaar De Toekomstagenda Milieu stelt dat de overheid als eerste grote klant, de zogenaamde launching customer, volop kansen biedt om via overheidsopdrachten eco-efficiënte innovaties in het bedrijfsleven gericht te versterken. De overheid heeft immers een uitgavenniveau van circa 16% van het BNP. Als launching customer helpt de overheid innovaties die het prototype bereikt hebben, waarvoor de R&D dus al is verricht, te vertalen naar een product of dienst. De overheid fungeert als start van de marktintroductie van een innovatie of speelt een rol bij het uitbreiden van de markt zodat schaalvoordelen kunnen worden bereikt. De overheid heeft bijvoorbeeld in de weg- en waterbouw een flink marktaandeel en is daar dus een dominante marktpartij. Als de overheid zich in dergelijke sectoren niet als een innovatief inkoper opstelt, is er vanuit de markt in feite in deze sectoren nauwelijks aandrang tot vernieuwing. Op som- mige markten is het overheidsaandeel zo groot dat het inkoopgedrag van de overheid niet alleen belemmerend of bevorderend maar zelfs maatgevend kan zijn voor innovaties in die sector. Zeer positief is dat de rijksoverheid inmiddels als beleid heeft vastgesteld dat vanaf 2010 bij 100% van de rijksaankopen en rijksinvesteringen duurzaamheid als zwaarwegend criterium meegenomen moet worden. Natuur en Milieu wil aanvullend hierop twee voorstellen doen. Ten eerste dat de rijksoverheid lagere overheden en semi-overheidsbedrijven actief aanzet om dezelfde doelstelling te hanteren. Ten tweede dat de rijksoverheid de consequentie van haar beleid in de aanloopfase vertaalt naar een reservering van financiële middelen om

2 ECN/MNP (2006), Analyse met het Optiedocument, ECN-C-05-106, pag. 54. 6

Een duurzaam alternatief voor overheidsinvesteringen Stichting Natuur en Milieu

de meerkosten van duurzaam inkopen te kunnen financieren. Wij schatten dit thans in op 250 miljoen per jaar. Wij zijn van mening dat deze reservering alleen in de komende jaren nodig is, omdat duurzaam inkopen daarna integraal onderdeel moet uitmaken van het beleid en dus van de budgetten.

6. Energiebesparingfonds voor gebouwen: eenmalig 500 miljoen Studies wijzen uit dat er veel kosteneffectieve energiebesparingsmaatregelen kunnen worden getroffen door het renoveren van bestaande woningen en gebouwen. Een knelpunt is dat de baten van energiebesparing zich pas op lange termijn terugverdienen. Een ander probleem is dat investeringen in energiebesparing in woningen door de eigenaren of projectontwikkelaars (moeten) worden gedaan, terwijl de huurder of koper profiteert. Deze ongelijke verdeling van lusten en lasten belemmert vaak grote investeringen van huiseigenaren en projectontwikke- laars. Om deze knelpunten op te lossen stelt Natuur en Milieu voor om een renovatiefonds op te richten voor het verstrekken van zachte leningen en het geven van garanties (bijvoorbeeld voor 'groene' hypotheken). Het fonds kan het karakter krijgen van een revolving fund. Omdat het om rendabele investeringen gaat, kan het fonds zichzelf bedruipen. Wij stellen voor dat de overheid eenmalig een bedrag van 500 miljoen in het fonds stopt in de vorm van een zachte lening met een zeer lange looptijd.

7. Compensatie voor ecologische voetafdruk: 200 miljoen per jaar Mondiaal groeit de zorg over de steeds sneller voortschrijdende teloorgang van de natuur. Volgens de Millenium Ecosystem Assessment is meer dan 60% van de ecosystemen aangetast of onduurzaam gebruikt. Steeds meer soorten sterven uit, genetische informatie en eco- systeemfuncties gaan verloren. Nederland draagt hier ook aan bij. Volgens de Toekomst- agenda Milieu van het kabinet Balkenende-II gebruiken alle Nederlanders voor de consumptie ruim drie keer de oppervlakte van Nederland. Onder meer door de import van hout, vlees en voedingsmiddelen voor onze landbouw. De toenemende import van biomassa uit tropische gebieden ten behoeve van onze energievoorziening, zal de druk op ecologisch kwetsbare ge- bieden, direct of indirect, verder doen stijgen. De invoering van keurmerken, zoals FSC voor hout, draagt bij aan de bescherming van biodiversiteit, maar stopt de vermindering ervan niet. Volgens een recent onderzoek van het MNP3 kunnen op korte termijn alleen het uitbrei- den van het areaal beschermde gebieden en minder vleesconsumptie het verlies van biodiver- siteit beperken. Natuur en Milieu is voorstander van preventie, dat wil zeggen het beperken van de negatieve afwentelingseffecten van Nederlandse productie- en consumptiepatronen. Dit betekent dat het beleid primair gericht moet zijn op het verminderen van belastende stromen zoals vlees en het zoeken van duurzame substituten en eco-efficiëntere productie- methoden. Dit heeft echter tijd nodig, mede door internationale samenwerking die daarvoor soms nodig is. Wij vinden daarom dat in een overgangsfase, totdat het preventiebeleid effec- tief is, landen zoals Nederland die bijdragen aan vermindering van biodiversiteit elders, ver- antwoording moeten nemen om ecologisch waardevolle gebieden direct te beschermen. Natuur en Milieu stelt daarom voor dat Nederland enkele contracten afsluit met ontwikke- lingslanden waarbij het gastland zich verplicht bepaalde gebieden een officiële beschermde status te geven en Nederland zich verplicht een deel van de kosten hiervan te financieren. Kosten kunnen betrekking hebben op beheerstaken, inkomen voor de lokale bevolking et cetera. Hiermee willen wij de negatieve effecten in het buitenland van onze eigen consumptie en productie beperken en zo mogelijk compenseren. Dit voorstel draagt bij aan de uitvoering van het Biodiversiteitsverdrag dat Nederland in 1994 heeft geratificeerd. Tevens draagt het bij aan de EU-doelstelling voor het jaar 2010 om vermindering van het verlies van biodiver- siteit helemaal te stoppen.

3 MNP (2006), Cross-roads of Planet Earth's Life. Exploring means to meet the 2010-biodiversity target.
---

Stichting Natuur en Milieu Een duurzaam alternatief voor overheidsinvesteringen

8

Een duurzaam alternatief voor overheidsinvesteringen Stichting Natuur en Milieu

Bijlage: toelichting op extra financiering luchtkwaliteit ( 300 miljoen)

300 miljoen extra voor lokale luchtkwaliteit

De nieuwe meetgegevens van het Milieu- en Natuurplanbureau over de luchtkwaliteit maken duide- lijk dat overschrijdingen veel meer lokaal van aard zijn dan eerder gedacht. Ambitieus lokaal lucht- beleid is daarmee des te belangrijker om grenswaarde-overschrijdingen tegen te gaan. Het fatalis- tische beeld van grootschalige overschrijding van de grenswaarde, de zogenaamde deken van fijn stof over grote delen van het land, gaat niet meer op. Reden voor een optimistische blik dus. Met voldoende lokaal gericht beleid, in aanvulling op nationale en internationale maatregelen, kunnen we tijdig aan de grenswaarden voldoen.

Effect van lokaal luchtbeleid

Lokale maatregelen dringen de emissies al snel met 10 tot 40% terug, de lokale concentraties kunnen hiermee ongeveer 5 µg/m3 omlaag. Bovendien pakken deze maatregelen de meest schade- lijke fracties aan waardoor de gezondheidswinst groot is (zie Top 10 voor een betere luchtkwaliteit. Indicatie van effecten, CE, 2005 op www.natuurenmilieunederland.nl). Andere effectstudies, zoals de doorrekening van het Amsterdamse luchtkwaliteitsplan bevestigen dit. Op knelpunten nemen door de lokale maatregelen de fijnstofconcentraties met zo'n 3 tot zelfs ongeveer 14 µg/m3 af en voor de Amsterdamse achtergrondconcentraties met ruim 6 µg/m3. Voor stikstofdioxide ligt dit nog hoger.

Lokale maatregelen in de praktijk

In de praktijk komt het lokale beleid nauwelijks van de grond. Uit eerdere analyse van Natuur en Milieu bleek dat slechts 22% van de planplichtige gemeenten redelijk tot goede plannen met harde maatregelen heeft.
Aan ideeën van gemeenten ontbreekt het echter niet. Er ligt voor ruim 1 miljard aan lokale plan- nen die de luchtkwaliteit verbeteren (informatie VROM). Geld om tot uitvoering over te gaan ont- breekt. Naast de 90 miljoen die het kabinet in 2005 beschikbaar heeft gesteld voor lokale maat- regelen, is meer geld nodig. Geld dat besteed kan worden aan maatregelen die de lucht schoner maken en die mensen beter beschermen tegen hoge concentraties ongezonde lucht. Bij het laatste gaat het dan ook om: verplaatsen en afschermen van kwetsbare locaties (zoals scholen, sport-/ speelterrein en woningen) aan drukke wegen met hoge concentraties luchtverontreiniging.


---

Stichting Natuur en Milieu Een duurzaam alternatief voor overheidsinvesteringen

Onderbouwing: Hoeveel euro is nodig?

Natuur en Milieu stelt voor om lokale reducties te belonen met 2 miljoen per reductie van 1 µg/m3 per km2 4. Dit is ingegeven door een aantal redenen:

1. zorgt ervoor dat er lokale luchtkwaliteitsplannen gemaakt worden met goede onderbouwing van effecten op de luchtkwaliteit;
2. stimuleert kosteneffectieve maatregelen;
3. gelijke behandeling van grote en kleine gemeenten (door km2/hectare maat).

RIVM-ramingen op basis van de nieuwe concentratiegegevens geven een overschrijdingsgebied van 20.000 hectare voor 2005. Door vastgesteld beleid vermindert dit de komende jaren (zie MNP; 2006).
Kijkend naar 2010 geeft het RIVM aan dat overschrijdingen plaatsvinden langs 150 km snelweg en 50 kilometer stadsweg. Uitgaande van overschrijdingszones van 100 meter voor stadswegen en 300 meter voor snelwegen komt dit neer op ongeveer 5.000 hectare in 2010. Daarnaast zijn er nog overschrijdingsgebieden die niet gebonden zijn aan infrastructuur (onder andere intensieve vee- houderij). Wij schatten in dat het hier gaat om 1000 hectare. Totaal spreken we dan van 6.000 hectare overschrijdingsgebied in 2010 (conservatieve schatting).

Om deze 6.000 hectare sterk te reduceren met gemiddeld 2 µg/m3 (tussen 1-5 µg/m3) is maximaal 360 miljoen nodig. Het betreft merendeels reducties PM2.5 (overschrijdingen door automobili- teit), maar ook PM10-reducties tellen mee (en is dus een lager bedrag). Als financiële claim zien wij dan ook een bedrag van 300 miljoen. Een groot deel van de norm- overschrijdingen is daarmee verleden tijd. Daarnaast is aanvullend budget nodig voor vermindering van de blootstelling van gevoelige groepen.

4 Aanbevolen wordt om hierbij een onderscheid te maken in het belonen van reducties van PM2.5 ( 30.000 per reductie van 1 µg/m3 per ha.) en van PM10 (> PM2.5 = 10.000 per reductie van 1 µg/m3 per ha.). Dit met name omdat reductie van kleine deeltjes (PM2.5) moeilijker is en van groter belang voor de gezondheid (verkeer- en verbrandingsemissies industrie). Daarnaast is voor het verminderen van de blootstelling een aparte pot nodig om de meest ongezonde situaties te saneren. Zoal het plaatsen van woningen/scholen et cetera. en door middel van geluidsschermen en blinde gevels, verplaatsen filters in woningen, afscherm
10