Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

De Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 der Staten-Generaal 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1 A Telefoon (070) 333 44 44 2513 AA S GRAVENHAGE Fax (070) 333 40 33 www.szw.nl 2513AA22XA

Contactpersoon Uw brief 2050617920 Doorkiesnummer Ons kenmerk AM/AMI/06/72528 Datum 18 september 2006 Onderwerp Kamervraag/vragen van het lid De Wit

Hierbij zend ik u de antwoorden op de Kamervragen van het lid De Wit (SP) over werknemers uit Oost-Europa in de metaalindustrie.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(H.A.L. van Hoof)

Ons kenmerk AM/AMI/06/72528

Vraag 1
Kunt u bevestigen dat één op de vijf Poolse arbeiders in de metaalindustrie wordt onderbetaald zoals uit een voorlopige inventarisatie van FNV Bondgenoten blijkt? 1) Deelt u de conclusie van FNV Bondgenoten dat er een diepgaand onderzoek noodzakelijk is naar de betaling van buitenlandse arbeiders in de metaalindustrie? Zo neen, waarom niet? Zo ja, bent u bereid om dat onderzoek uit te voeren?

Antwoord
Nee, zoals een vertegenwoordiger van FNV Bondgenoten zelf ook heeft aangegeven, draagt de inventarisatie een dermate voorlopig karakter dat er geen harde conclusies aan verbonden kunnen worden. Bovendien valt vanuit onderzoekstechnische zin het nodige op het onderzoek af te dingen. Of een diepergaand onderzoek wenselijk is, is een vraag die sectorale sociale partners zelf dienen te beantwoorden; zij zijn bovendien ook degenen die een dergelijk onderzoek zouden moeten uitvoeren.

Vraag 2
Is het waar dat werkgevers in de metaalindustrie weigeren om uitvoering te geven aan CAO- afspraken over de instroom van werklozen en dat de kansen voor jongeren in die sector nihil zijn? Hoe verhoudt zich de instroom van jongeren tot die van arbeiders uit de Oost-Europese lidstaten? 2)

Antwoord
De te geringe instroom van jongeren in de metaalsector is primair een probleem van sociale partners. Zij zijn dan ook verantwoordelijk voor het maken van afspraken om de instroom van werklozen en jongeren in de metaalsector te vergroten. Hierover zijn in de CAO afspraken gemaakt. Van werkgeverszijde wordt bestreden dat werkgevers weigeren om uitvoering te geven aan de genoemde CAO-afspraken en wordt aangegeven dat in de metaalindustrie volop mogelijkheden zijn voor Nederlandse jongeren. Zo bieden de kleinmetaal en de installatietechniek via Kenteq en CWI 1000 plekken aan voor jongeren in het kader van het O&O-Jeugdmodel. Kenteq en CWI hebben hiervoor tot nog toe 143 jongeren kunnen werven. Daarnaast volgen ongeveer 580 jongeren de sectoreigen BBL-2 opleiding.

De ervaringen van de Taskforce Jeugdwerkloosheid bevestigen dit en geven juist aan dat het bijzonder moeilijk is om Nederlandse jongeren te interesseren voor het werken in de metaal. Vaak heerst er een verkeerd beeld bij jongeren van beroepen in de metaalsector. Dan gaat het zowel om de inhoud van het vak als om de mogelijke verdiensten. Het verbeteren van het imago van de beroepen in de metaal is een proces van lange adem, dat ondermeer begint bij een goede en reële beroepskeuzevoorlichting en -begeleiding in het VMBO.

Voor 199 werknemers uit de nieuwe lidstaten van de EU zijn in eerste half jaar van 2006 tewerkstellingsvergunningen afgegeven aan werkgevers in de metaal- en electrotechnische industrie. Wat betreft de instroom van jongeren in de sector kan op basis van ROA-cijfers het volgende beeld worden geschetst: in 2004 stroomden zo'n 4000 jongeren de metaalsector in, verdeeld naar het volgende niveau: VMBO: 900; MBO: 1.750; HBO: 1.000; WO: 350. Van
---

Ons kenmerk AM/AMI/06/72528

werkgeverszijde wordt aangegeven dat de instroom van jongeren in 2004 lager lag dan in andere jaren vanwege de zwakke economische situatie in dat jaar. Met het aantrekken van de economie neemt in de metaalsector de vraag naar jongeren weer sterk toe, met name op MBO- niveau 3/4 en hoger.

Vraag 3
Is het waar dat in het afgelopen jaar in plaats van de verwachte jaarlijkse 13.000 in werkelijkheid 600.000 mensen uit Oost-Europa naar Groot-Brittannië zijn gegaan? 3) Wat waren de schattingen van de Britse regering over de instroom en de werkelijke aantallen?

Antwoord
De oorspronkelijke inschatting van de UK Home Office met betrekking tot de migratie vanuit de nieuwe EU-lidstaten naar het VK noemde inderdaad het aantal van 13.000, ervan uitgaande dat alle EU-15 lidstaten een vrij verkeer van werknemers zouden invoeren.

Het aantal migranten uit de nieuwe EU-lidstaten dat tussen 1 mei 2004 en 1 juni 2006 zich heeft laten registreren in het VK bedraagt volgens de Accession Monitoring Report, gepubliceerd door de Home Office op 22 augustus 2006 447.000. Een deel van hen betreft werknemers die voor 1 mei 2004 illegaal in het VK verbleven.

Vraag 4
Welke gevolgen verbindt u aan de uitspraken van de Britse minister van Handel dat de open deur voor Oost-Europeanen een fout is geweest? 3)

Antwoord:
Geen.

Vraag 5
Wat is uw reactie op het rapport "Migration From Eastern Europe: Impact On Public Services And Community Cohesion" van het Britse Ministerie van Binnenlandse zaken waarin staat dat de grote immigratie uit Oost-Europa kan leiden tot ontwrichtende crises in het onderwijs, de huisvesting en de sociale zekerheid? 4)

Antwoord
Ik geef geen reactie op informatie die niet verifieerbaar is. Wel wil ik verwijzen naar bovengenoemd rapport van de Home Office, dat aangeeft dat de arbeidsmigranten uit de nieuwe lidstaten een positieve bijdrage leveren aan de Britse economie door het vervullen van moeilijk vervulbare vacatures, terwijl slechts een zeer klein deel een beroep doet op de verzorgingsstaat (van de 447.000 migranten hebben 5.943 een aanvraag gedaan voor een uitkering, waarvan er slechts 768 mogelijk worden toegekend.


1) www.fnvbondgenoten.nl

2) NRC, 19 augustus 2006

---

Ons kenmerk AM/AMI/06/72528

3) www.elsevier.nl/nieuws/europese unie/nieuwsbericht/asp/artnr111228/
4) Daily Mail 29 juli 2006


---