Rechtbank Haarlem
Rechtbank volgt standpunt IND over 14-1 brieven niet
De toenmalige minister voor vreemdelingenzaken en integratie Nawijn
deed op 14 januari 2003 op een landelijke manifestatie van
Vluchtelingenwerk Nederland een toezegging om gebruik te zullen maken
van zijn inherente afwijkingsbevoegdheid in een aantal schrijnende
gevallen. Een groot aantal mensen hebben een zogenaamde "14-1-brief"
naar de minister gezonden. In casu heeft ook eiseres een brief
geschreven. De IND heeft hierop afwijzend gereageerd. Er is geen
beleid omtrent de afhandeling van deze brieven gemaakt. De IND stelt
zich op het standpunt dat het gaat om unieke gevallen, waarvoor geen
beleid valt te maken.
De rechtbank volgt dit standpunt niet. Er zijn 800 zaken waarin een
verblijfsvergunning is verleend. Niet valt uit te sluiten dat de
14-1-brieven toch op relevante wijze overeenkomen. Dit oordeel baseert
de rechtbank ook op hetgeen de procesvertegenwoordiger van de IND op
zitting heeft verteld over de werkwijze van de IND ten aanzien van het
afdoen van de 14-1-brieven en de daaruit voortvloeiende omstandigheid
dat niemand binnen de organisatie van de IND het overzicht heeft welke
aanvragen toe- dan wel afgewezen worden en welke criteria door de
verschillende beslisambtenaren worden gehanteerd.
De rechtbank is van oordeel dat deze werkwijze onvoldoende waarborgen
biedt tegen willekeur en ongelijke behandeling en dat het de voorkeur
verdient daarvoor een beleidsregel te ontwerpen.
LJ Nummer
AY8133
Bron: Rechtbank Haarlem
Datum actualiteit: 18 september 2006 Naar boven