Radboud Universiteit Nijmegen
Taal leren begrijpen duurt jaren langer dan gedacht
Kinderen doen er langer over dan gedacht werd om taal op een volwassen
manier te leren begrijpen. Tot nu toe was het credo dat ze tussen hun
vierde en vijfde verjaardag klaar waren met grammatica leren; vanaf
die leeftijd bouwen kinderen immers correcte zinnen. Daarna volgt
woordjes leren en ervaring opdoen. Echter: tot op 7- tot 12-jarige
leeftijd interpreteren kinderen bepaalde zinsconstructies anders dan
volwassenen. In het prestigieuze tijdschrift Language Acquisition
presenteren de Nijmeegse onderzoekers Helen de Hoop en Irene Krämer
een aannemelijke verklaring.
Proefje: zet een kind onder de zeven een aantal kopjes voor en zeg:
"Je mag een kopje twee keer omdraaien". Grote kans dat dat kind twee
kopjes één keer omdraait. Ze hebben nog niet geleerd dat de
zinsvolgorde in dit zinnetje wat afwijkt van de standaardvorm en zo
een andere interpretatie afdwingt. Voor de kinderen onder de zeven
betekent de zin daarom niets anders dan: je mag twee keer een kopje
omdraaien.
Helen de Hoop en Irene Krämer, taalwetenschappers van het Centre for
Language Studies van de Radboud Universiteit, laten in een zojuist
verschenen artikel in het vooraanstaande tijdschrift Language
Acquisition zien dat de interpretatie van onbepaalde naamwoordgroepen
(`een man', `twee kopjes', `enkele poezen') afhangt van de
zinsvolgorde en grammaticale rol van zo´n groep. Wanneer verwijst zo´n
naamwoordgroep een specifiek persoon/ding en wanneer niet? Volwassenen
interpreteren het onbepaalde onderwerp doorgaans als specifiek: [een
man loopt op straat], lijdend voorwerpen doorgaans als niet-specifiek.
In verwijst een kopje naar
alle, willekeurige kopjes.
Helen de Hoop
In Language Acquisition geven De Hoop en Krämer voorbeelden uit
verschillende talen van dergelijke interpretatieverschillen. Toch is
er niet één gemeenschappelijk grammaticaal patroon dat het aspect
specifiek/niet-specifiek regelt. Zinsvolgorde als zodanig kan het
verschil in interpretatie dus niet verklaren.
Zo'n taalonafhankelijke verklaring vinden de auteurs wel als ze
onderzoeken welke vorm in een taal de gewone is en welke afwijkt. [Je
mag twee keer een kopje omdraaien] is in het Nederlands de gewone,
ongemarkeerde vorm, terwijl in
de zinsvolgorde als ongewoon is gemarkeerd.
Hoe verklaart dit onderscheid tussen gewoon en ongewoon nu het
interpretatieverschil tussen volwassenen en kinderen? Helen de Hoop
licht toe: "Je hebt ongelooflijk veel manieren om je uit te drukken en
het is eigenlijk een wonder hoe zelden luisteraars je niet goed
begrijpen. Een verklaring daarvoor wordt gegeven door de
optimaliteitstheorie. Die gaat er vanuit dat sprekers uit alle
mogelijkheden de optimale variant kiezen. Daarbij integreren ze wat in
de taalkunde altijd uit elkaar is getrokken: syntaxis en semantiek,
zinsbouw en betekenis. In ons onderzoek werd al gauw duidelijk dat
deze theorie tweedimensionaal is. De luisteraar is ook van belang. De
luisteraar moet snappen waarom de spreker een bepaalde vorm kiest om
zijn boodschap over te brengen."
Kinderen leren eerst de ongemarkeerde vormen van uitdrukken en
koppelen die vanzelfsprekend aan de ongemarkeerde - niet-specifieke -
betekenis. Het kost jaren oefenen om te snappen dat de gemarkeerde
vormen een andere betekenis hebben. Tot die tijd betekent [Je mag drie
keer een bal gooien] precies hetzelfde als [Je mag een bal drie keer
gooien].
Helen de Hoop, Irene Krämer: Children´s Optimal Interpretations of
Indefinite Subjects and Objects; Language Acquisition, 13(2). Zie voor
het hele artikel de link hiernaast. Voor meer informatie is Helen de
Hoop te bereiken via 024 - 361 12 17 of H.deHoop@let.ru.nl, of via
het medianummer 024 361 6000. Helen de Hoop heeft ook een eigen
website: zie de link hiernaast
In het Universiteitsmuseum van Utrecht opent op 16 september de
tentoonstelling `Bent u een goed verstaander?'met daarin allerlei
interactieve demonstraties van de wonderen van het taalbegrip. De
tentoonstelling - een idee van Helen de Hoop - is de afsluiting van
het NWO-project Conflicts in Interpretation waarin taalwetenschappers
uit Nijmegen, Groningen en Utrecht samenwerkten. Zie ook de link
hiernaast.