Bestuursrechtelijke handhaving Wet arbeid vreemdelingen (Wav)
1. Inleiding
De regering heeft fors ingezet op de aanpak van illegale tewerkstelling en uitbuiting van
illegale werknemers. Een van de initiatieven van de regering om fraude en illegale
tewerkstelling door werkgevers tegen te gaan, was de invoering van de bestuurlijke boete. Per
1 januari 2005 is de wetswijziging van de Wet arbeid vreemdelingen in verband met
invoering van bestuursrechtelijke handhaving (Wet bestuurlijke boete arbeid vreemdelingen)
in werking getreden. Met de invoering van de bestuurlijke boete in de Wet arbeid
vreemdelingen heeft de regering een instrument gekregen om sneller en efficiënter
werkgevers aan te pakken die vreemdelingen illegaal te werk stellen.1 De invoering van de
bestuurlijke boete is samengegaan met een (verdere) verhoging van het aantal controles door
de Arbeidsinspectie, waardoor de pakkans voor malafide werkgevers is toegenomen. De
hogere boete - in combinatie met de hogere pakkans van de werkgever - moet ervoor zorgen
dat de werkgever die niet geneigd is zich te houden aan de regelgeving, alsnog ervoor kiest
geen werknemers illegaal tewerk te stellen.
Met de invoering van de bestuursrechtelijke handhaving werd beoogd een lik op stuk beleid te
voeren waarvan daadwerkelijk een afschrikwekkende werking uitgaat door:
- een vereenvoudiging van de boeteprocedure ten opzichte van het strafrechtelijke
traject;
- hogere boetes op te leggen dan tot dan toe gebruikelijk was;
- de periode tussen constatering van de overtreding en het opleggen van een boete
aanmerkelijk te bekorten.
De kernvraag van de evaluatie is:
Wat zijn de ervaringen met de bestuurlijke boete bij de bestrijding van illegale tewerkstelling
en in hoeverre is aan bovenstaande doelstellingen voldaan.
Daarnaast wordt hier - conform mijn toezegging - bezien of eventuele aanpassing van het
boetebedrag gewenst is.2
De evaluatie gaat eerst in op wat overtredingen zijn in het kader van de Wet arbeid
vreemdelingen en hoe deze vóór 1-1-2005 in het strafrechtelijke traject werden afgehandeld.
Vervolgens wordt ingegaan op de wijzigingen in de procedure door de invoering van de
bestuurlijke boete. In paragraaf 2 worden de resultaten van de bestuurlijke boete besproken.
Daarbij wordt tevens een analyse gemaakt van de sectoren en grootte van de bedrijven waar
de overtredingen worden gemaakt en het effect dat de bestuurlijke boete sorteert.
1.1 Overtredingen Wet arbeid vreemdelingen
De Wet arbeid vreemdelingen (Wav) regelt de toelating van vreemdelingen tot de
Nederlandse arbeidsmarkt. Op grond van de Wav moeten werkgevers die een vreemdeling
arbeid laten verrichten beschikken over een geldige tewerkstellingsvergunning, tenzij een op
grond van de Wav aangegeven uitzondering van toepassing is. Ontbreekt een dergelijke
vergunning, dan is sprake van illegale tewerkstelling.
De volgende artikelen van de Wav zijn de basis voor het strafbaar stellen of beboeten van een
werkgever:
1 Tweede Kamer, Vergaderjaar 2003-2004, 29523, nr. 3, p.1.
2 Tweede Kamer, Vergaderjaar 2004-2005, 17050, nr. 300.
1
- Het verbod om een vreemdeling arbeid te laten verrichten zonder een
tewerkstellingsvergunning (art. 2 lid 1 Wav).
- Het niet verstrekken van een afschrift van een geldig identiteitsbewijs van de werknemer
door de uitlener; het niet opnemen en bewaren van het afschrift hiervan in de administratie
door de inlener en het door de werknemer niet in de gelegenheid stellen van de werkgever
om een copie van het identiteitsbewijs te maken. (art. 15 Wav).
Bij Artikel 2 lid 1 geldt een breed werkgeversbegrip: degene die een ander arbeid laat
verrichten is werkgever. Dit betekent dat bijvoorbeeld ook particulieren bij
verbouwingswerkzaamheden werkgever in het kader van de Wet arbeid vreemdelingen
kunnen zijn.
In de wet is bepaald dat de verbodsbepaling niet geldt ten aanzien van de tewerkstelling van
een aantal categorieën vreemdelingen. De belangrijkste categorieën zijn onderdanen van de
EER (in de omvang tot 1 mei 2004), en vreemdelingen met een vergunning tot verblijf voor
onbepaalde tijd. Daarnaast zijn in het Besluit ter uitvoering van de Wav categorieën
vreemdelingen en werkzaamheden opgenomen waarvoor, al dan niet onder nadere
voorwaarden, geen tewerkstellingsvergunning is vereist. Is een dergelijke
uitzonderingsbepaling van toepassing, dan is geen tewerkstellingsvergunning vereist.
Artikel 15 heeft betrekking op alle vreemdelingen die worden in- of uitgeleend of waarbij
sprake is van aanneming van werk, ook als zij legaal in Nederland verblijven en de werkgever
hen zonder tewerkstellingsvergunning mag laten werken. Hiermee vallen ook vreemdelingen
die vrij zijn op de Nederlandse arbeidsmarkt, bijvoorbeeld EER-onderdanen, onder de
werkingssfeer van artikel 15.
1.2 Strafrechtelijke procedure bij overtreding artikel 2 Wav (situatie vóór 1-1-2005)
Tot de invoering van de bestuurlijke boete werden de overtredingen van de Wet arbeid
vreemdelingen strafrechtelijk afgedaan. In de strafrechtelijke praktijk was op het moment dat
de strafrechter de boete oplegde veelal ten minste een jaar verstreken nadat de
Arbeidsinspectie de overtreding had geconstateerd. Dit had te maken met de gevolgde
procedure en de werklast binnen het Openbaar Ministerie. Het onderzoek van de AI nam
enkele maanden in beslag. Een onderdeel van dit onderzoek was de berekening van het
financiële voordeel dat de overtreder had genoten. Deze berekening diende om de
onderbouwing van het proces-verbaal te versterken en voor het vaststellen van de
boetehoogte. Hiertoe was onder andere administratief onderzoek nodig om te bekijken hoe
lang de illegaal tewerkgestelde werknemer al werkte en wat betrokkene verdiende. Voor
overtredingen van art. 15 werden in de regel alleen waarschuwingen afgegeven. Slechts
incidenteel werd voor overtredingen van artikel 15 een proces-verbaal opgemaakt.
Nadat de AI het proces verbaal had ingediend bij het Openbaar Ministerie (OM), besliste het
OM of zij de zaak met een transactievoorstel afdeed, dan wel de zaak voorbracht bij de
strafrechter. In net iets minder dan 90% van de door de Arbeidsinspectie aangebrachte zaken
deed het Openbaar Ministerie deze beoordeling binnen 3 maanden. Na het aanbrengen van het
dossier bij de rechtbank, stelde de rechtbank vervolgens een zittingsdatum vast. Bijna 90%
van de in de jaren 2000-2002 beoordeelde zaken leidde tot een sanctie, meestal een transactie
(zie tabel 1).3 De strafrechtelijke boete bedroeg voor 1 januari 2005 gemiddeld 984 per
illegaal tewerkgestelde vreemdeling. Een eventueel hoger beroep op de uitspraak van de
rechter had een schorsende werking op de betaling van de boete.
3 Algemene Rekenkamer, Fraudebestrijding: Stand van zaken 2004. Tweede Kamer 2004-2005, 29810, nrs 1-2.
2
Tabel 1: Afhandeling WAV-strafzaken naar jaar van 1e beoordeling (- jaar indiening proces-verbaal).4
De Arbeidsinspectie had bij de afdoening van de zaken hierbij te maken met negentien
arrondissementen van de rechterlijke macht. De wijze van procedure en behandeling en de
opgelegde boetes verschilden aanzienlijk over de verschillende arrondissementen. Het
percentage transacties liep uiteen van 32% in Alkmaar tot 67% in Middelburg en Dordrecht.
Het percentage dagvaardingen liep uiteen van 25% in Dordrecht tot 58% in Alkmaar, het
percentage sepot van 0% in Middelburg tot 24% in Groningen. Transactiebedragen varieerden
van 750 (Alkmaar) tot 1100 (Amsterdam). Vonnissen varieerden tussen 844
(Groningen) en 1460 (Den Bosch). De stelregel was dat bij recidive de officier 1800 per
overtreding vorderde.5
De Algemene Rekenkamer concludeerde in 1999 reeds dat de mogelijkheden om frauderende
werkgevers aan te pakken tekort schoten. In het rapport van 2004 van de ARK over
fraudebestrijding geeft de Algemene Rekenkamer aan dat dit ook blijkt uit de hoge mate van
recidive in de periode van november 2002 tot medio 2004. Van de 327 hercontroles die de
Arbeidsinspectie uitvoerde bij werkgevers die in overtreding waren, werd bij 34% opnieuw
een proces-verbaal opgemaakt.6 Ondanks overleg met het Openbaar Ministerie en de opname
in het proces-verbaal van de zogeheten voordeelberekening heeft geen substantiële verhoging
van de boete- en transactiebedragen plaatsgevonden.
1.3 Bestuursrechtelijke procedure bij overtreding artikel 2 en 15 (situatie na 1-1-2005)
Hieronder wordt ingegaan op de manier waarop de bestuurlijke boete in de Wet arbeid
vreemdelingen is geïmplementeerd. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen
- het moment dat het beboetbare feit wordt geconstateerd en het boeterapport dat hieruit
volgt;
- de beoordeling van het boeterapport en het opleggen van een eventuele boete;
- de behandeling van een eventueel bezwaar;
- en de inning van de boetes.
1.3.1 Procedure
In principe worden overtredingen van art. 2 en 15 van de Wet arbeid vreemdelingen
bestuursrechtelijk afgedaan. Als een overtreder herhaaldelijk in de fout gaat (herhaalde
recidive), komt de overtreder in aanraking met de strafrechter. Een beboetbaar feit wordt
namelijk een strafbaar feit als binnen een periode van 48 maanden voorafgaand aan de
overtreding tweemaal voor eenzelfde feit, elk afzonderlijk in een periode van maximaal 24
3 Algemene Rekenkamer, Fraudebestrijding: Stand van zaken 2004. Tweede Kamer 2004-2005, 29810, nrs 1-2,
p. 73, tabel 5.5.
5 Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Onderzoek naar de effectiviteit van het opnemen van een
voordeelberekening in processen-verbaal bij overtreding van de Wet arbeid vreemdelingen, december 2003.
6 Algemene Rekenkamer, Fraudebestrijding: Stand van zaken 2004. Tweede Kamer 2004-2005, 29810, nrs 1-2,
p. 51.
3
maanden voorafgaand aan dat feit, een bestuurlijke boete is opgelegd en onherroepelijk is
geworden.7
Er is in de wet onderscheid gemaakt tussen degene die een overtreding constateert (de
toezichthouder, doorgaans de AI-inspecteur) en de degene die de boete oplegt (de
boeteoplegger), de afdeling bestuurlijke boete van de Arbeidsinspectie. Na constatering van
een gedraging in strijd met de Wav maakt de toezichthouder een boeterapport op. In het
boeterapport worden de feiten en omstandigheden omschreven op basis waarvan de inspecteur
heeft geconcludeerd dat sprake is van een beboetbaar feit. Het boeterapport heeft de functie
die het proces-verbaal heeft in het strafrechtelijke traject. Een aantal activiteiten is bij de
overgang op de bestuurlijke boete komen te vervallen. Het opmaken van een
voordeelberekening, het nagaan of een vacature is gemeld bij CWI en in een aantal gevallen
het onderzoeken van de administratie is niet meer nodig. Anders dan bij de strafrechtelijke
afdoening zijn omstandigheden als bijvoorbeeld het behaalde financiële voordeel of een
beroep op noodsituaties geen elementen die meewegen bij het vaststellen van de boetehoogte.
Een door een inspecteur opgemaakt boeterapport wordt gestuurd naar de boeteoplegger en een
afschrift wordt gestuurd naar de belanghebbende.
De boeteoplegger toetst of in het boeterapport afdoende is bewezen of het beboetbare feit
heeft plaatsgevonden. De boeteoplegger legt, met inachtneming van wat door belanghebbende
in de zienswijze naar voren is gebracht, door middel van een boetebeschikking namens de
Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de boete op. Binnen de
Arbeidsinspectie heeft de boeteoplegger een toetsende en kwaliteitsborgende functie. Het feit
dat er één landelijke boeteoplegger is, leidt tot uniformiteit in het boetebeleid. Verschillen
zoals die zich ten tijde van de strafrechtelijke handhaving tussen de diverse arrondissementen
nog konden voordoen, zijn nu in principe niet meer mogelijk.
Waar bij de strafrechtelijke afdoening de AI, het Openbaar Ministerie en de strafrechter in
verschillende fases betrokken zijn bij het aanhangig maken van de zaak, het oordelen over de
bewijsvoering en het vaststellen van de straf, gebeurt dit nu geheel door de Arbeidsinspectie.
Ook het afhandelen van een bezwaar tegen een opgelegde boete wordt behandeld door de
Arbeidsinspectie. Bij de behandeling van het bezwaar is er een scheiding tussen de
boeteoplegger en de behandelaar van bezwaren. Bij het bezwaar wordt de beschikking van de
boeteoplegger in heroverweging genomen door de afdeling Juridische Zaken van de
Arbeidsinspectie. Hiertoe worden alle aangedragen feiten opnieuw bekeken. Ten behoeve van
deze beslissing op bezwaar wordt aan belanghebbende de gelegenheid geboden om in een
hoorzitting zijn bezwaarschrift nader toe te lichten.
Pas als een werkgever in beroep gaat tegen de beslissing op zijn bezwaar, komt de rechterlijke
macht aan bod. Een beroep wordt behandeld door de bestuursrechter, een eventueel hoger
beroep door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Eerder kan de
voorzieningenrechter al worden ingeschakeld tijdens de bezwaarfase als men uitstel van
betaling wil verkrijgen tot na de beslissing op bezwaar; aan de rechter wordt dan verzocht de
boetebeschikking te schorsen, waardoor de betalingsverplichting wordt opgeschort. De
voorzieningenrechter beslist in principe slechts over het verlenen van uitstel van betaling en
niet over de juistheid van de beschikking als zodanig; bij de vraag of uitstel van betaling moet
7 Een boete is onherroepelijk als er geen rechtsmiddelen meer tegen aangewend kunnen worden. Dat betekent
dus dat er geen bezwaar, beroep of hoger beroep meer ingesteld kan worden, ofwel omdat het in die fase al
behandeld is ofwel omdat de termijn waarbinnen je dat moet doen verstreken is.
4
worden verleend, vormt de voorzieningenrechter zich echter wel een voorlopig oordeel over
de juistheid van de boetebeschikking.
1.3.2 Boetehoogte
Er moet onderscheid worden gemaakt tussen de maximale boetes die per overtreding kunnen
worden opgelegd en de feitelijke boetes die door de Arbeidsinspectie per overtreding worden
opgelegd. De maximale boetehoogte geeft de wettelijke maxima die voor een overtreding
kunnen gelden. Binnen dit maximum boetebedrag moet de boete worden vastgesteld die
uiteindelijk wordt opgelegd voor een overtreding van de wet arbeid vreemdelingen: de
feitelijke boete. Bij de bestuurlijke boete is met betrekking tot de maximale boetes
aangesloten bij de boetecategorieën die de Wet op de economische delicten en het Wetboek
van Strafrecht kent (artikel 23 van het Wetboek van Strafrecht).8 Hiervoor gelden
maximumbedragen per overtreding van 11.250 voor natuurlijke personen en 45.000 voor
rechtspersonen.
De Arbeidsinspectie werkt met vaste bedragen (boetenormbedragen) per beboetbaar feit. De
boetenormbedragen zijn opgenomen in de Beleidsregels boeteoplegging Wet arbeid
vreemdelingen. Het hanteren van deze boetenormbedragen vereenvoudigt de procedure.
Naar aanleiding van de motie Weekers/Rambocus9 is de bestuurlijke boete vastgesteld op
4.000 per illegaal tewerkgestelde vreemdeling voor natuurlijke personen (particulieren,
eenmanszaak) en 8.000 voor rechtspersonen en daaraan gelijkgestelde rechtsvormen. Dit
gaat bijvoorbeeld om een vof, maatschap of een rederij. Is sprake van administratieve
tekortkomingen bij in- en uitleen van vreemdelingen of aanneming van werk, dan bedraagt de
boete 1.500 per tekortkoming voor zowel een natuurlijk persoon als een rechtspersoon. Als
sprake is van recidive wordt het boetebedrag verhoogd met 50% tot respectievelijk 6.000 en
12.000, of 2.250. Dit is het geval als er nog geen 24 maanden zijn verstreken nadat de
voorgaande boete onherroepelijk is geworden.
Een overtreding van artikel 15 lid 1, 2 en/of 3 kan gepaard gaan met een overtreding van
artikel 2 lid 1. Beide beboetbare feiten worden onafhankelijk van elkaar beboet. Indien er
sprake is van een uitleen/inleen situatie krijgt zowel de inlener als de uitlener een boete voor
de overtreding van art. 2.
1.3.3 Termijnen in procedure
Een element van de afschrikwekkende werking van de bestuurlijke boete is het lik op stuk
beleid en dus een zo vlot mogelijke afhandeling van overtredingen. De Wav voorziet in een
aantal wettelijke termijnen die aangeven binnen welke periode bepaalde stappen in het
handhavende traject gezet moeten zijn (artikelen 18b lid 1, 19e lid 3, 19g lid 1, 19h lid 1 en
19j). De tijd tussen het constateren van de overtreding en het afronden van de
boetebeschikking is opgebouwd uit een periode voor het opstellen van het boeterapport en een
periode voor het opstellen van de beschikking.
Het opmaken van het boeterapport dient volgens de wet "zo spoedig mogelijk na constatering
van het beboetbare feit" te geschieden. Met deze formulering wordt recht gedaan aan het feit,
dat niet vooraf aan te geven is hoe lang het onderzoek duurt dat nodig is om het boeterapport
te voltooien. Een belangrijke bepalende factor is de ingewikkeldheid van de zaak en het
onderzoek: hoe meer werkgevers betrokken zijn, hoe ingewikkelder de zaak ligt. Het
vaststellen van het werkgeversschap, de identiteitsvaststelling van de vreemdeling, het
8 Het gaat hierbij om de vierde respectievelijk vijfde boetecategorie.
9 Tweede Kamer, vergaderjaar 2003-2004, 29523, nr. 14
5
inwinnen van informatie in het buitenland, het bepalen of sprake is van zelfstandig
ondernemersschap zonder personeel (ZZP), het moment waarop de werkgever gehoord kan
worden: het zijn elementen die van invloed zijn op de tijdsduur die nodig is om zorgvuldig en
volledig een boeterapport op te stellen. Anderzijds: bij de eenvoudige zaken waarbij een
vreemdeling bij de eigen werkgever tewerkgesteld is en de betrokkenen volledige
medewerking verlenen is minder tijd nodig dan gemiddeld. Als voorlopige norm is bij de
inwerkingtreding van de bestuurlijke boete geformuleerd dat het opstellen en verzenden van
het boeterapport in 80% van de gevallen binnen een termijn van 6 weken na datum van de
inspectie moet worden voltooid.
De boeteoplegger stelt de belanghebbende in kennis van het voornemen om hem een boete op
te leggen. De boeteoplegger geeft daarbij aan dat de belanghebbende binnen 2 weken de
mogelijkheid heeft om mondeling of schriftelijk zijn zienswijze kenbaar te maken. Na deze 2
weken zal de afdeling bestuurlijke boete vaststellen of er een boete wordt opgelegd en wat de
hoogte van de boete is.
Het opmaken van de boetebeschikking dient te geschieden binnen 13 weken na dagtekening
van het boeterapport. Dit is een termijn van orde. De boete kan ook na deze 13 weken worden
opgelegd, mits er nog geen 2 jaar zijn verstreken sinds de constatering van het beboetbare feit.
Na 2 jaar vervalt de bevoegdheid om een boete op te leggen. Als belanghebbende het niet
eens is met de boetebeschikking heeft hij 6 weken de tijd om bezwaar in te dienen. Ook na
een eventuele beslissing in de bezwaarprocedure geldt een termijn van 6 weken om beroep
aan te tekenen of vervolgens om in hoger beroep te gaan. Na deze 6 weken is een eventuele
boete onherroepelijk. De termijn van 6 weken is een fatale termijn; overschrijding ervan leidt
tot verlies van het rechtsmiddel.
Degene aan wie de boete is opgelegd, moet de boete binnen zes weken na bekendmaking
betalen. Het instellen van bezwaar of beroep tegen de boetebeschikking heeft geen schorsende
werking. Als de boete na het verstrijken van de zes weken nog niet is betaald, wordt een
aanmaning gestuurd. In deze aanmaning wordt aangegeven dat binnen een termijn van twee
weken alsnog aan de verplichtingen moet worden voldaan. Wanneer ook na het verstrijken
van die termijn niet is betaald, wordt de boete, verhoogd met de op de aanmaning en
invordering betrekking hebbende kosten, bij dwangbevel gevorderd.
Samenvattend: Wettelijke termijnen
Controle insturen boeterapport naar de Zo spoedig mogelijk; streven is binnen 6
boeteoplegger weken na constateren beboetbaar feit
Ontvangst BR boetebeschikking Binnen 13 weken na dagtekening van het
boeterapport
Bezwaar aantekenen Binnen 6 weken na dagtekening van de
boetebeschikking
Betalingsverplichting Binnen 6 weken na dagtekening van de
boetebeschikking
Moment aanmaning Zo spoedig mogelijk na betaaltermijn van 6
weken
Dwangbevel Zo spoedig mogelijk als na de aanmaning
niet binnen 2 weken betaald is
Beroep of hoger beroep aantekenen Binnen 6 weken na bekendmaken beslissing
op bezwaar of uitspraak van de rechter
6
De beoogde totale lengte van de procedure van het moment dat een controle is uitgevoerd
door de inspectie tot het moment dat de boetebeschikking wordt verzonden is daarmee
maximaal 19 weken: 6 weken voor opstellen boeterapport en maximaal 13 weken voor
opstellen van de beschikking.
2. Ervaringen met bestuurlijke boete
2.1 Inleiding
Het aantal overtreders dat de Arbeidsinspectie aanpakt en het totale opgelegde boetebedrag is
de afgelopen jaren fors toegenomen. Mede op grond van een amendement bij de SZW
begroting 2003 van het Tweede Kamerlid Verburg is de inspectiecapaciteit van de
Arbeidsinspectie de laatste jaren aanzienlijk uitgebreid: van ongeveer 65 fte's in 2003 tot 171
fte's in 2005. Het aantal inspecties is navenant omhoog gegaan van circa 3.900 in 2003 naar
8.630 in 2005. In 2006 zal het aantal zaken verder stijgen naar ca. 10.500 zaken.
2.2 Resultaten: aantallen boetes en hoogte boete
Bij de in totaal 8.630 uitgevoerde controles die in 2005 zijn uitgevoerd, zijn bij circa 2.200
controles overtredingen van de Wet arbeid vreemdelingen geconstateerd, waarbij
boeterapporten aan één of meer werkgevers zijn aangezegd. Indien bij een overtreding van de
Wav meer werkgevers zijn betrokken, wordt al deze werkgevers een boete aangezegd. Dit
doet zich bijvoorbeeld voor bij uitzendbureaus of onderaannemers. In totaal zijn dan ook ruim
2.500 boeterapporten naar de boeteoplegger verzonden. In ca. 10% van de gevallen ging
illegale tewerkstelling samen met het ontbreken van een afschrift van het identiteitsdocument
van de vreemdeling bij in- en uitleen van de tewerkgestelde. Bij de 2.200 zaken waarbij een
overtreding werd geconstateerd zijn 4.656 illegaal tewerkgestelden betrokken. In 2004
werden 1.063 processen verbaal wegens overtreding van de Wav opgemaakt. Deze hadden
betrekking op 2.810 illegaal werkende vreemdelingen. In 2003 ging het nog om 731
processen verbaal.
Het totale bedrag dat naar aanleiding van de inspecties wordt opgelegd, is gestegen van 3
miljoen in 2004 tot meer dan 26 miljoen in 2005. Hierbij is bijna de helft van de boetes in
2006 opgelegd.
Het gemiddelde boetebedrag per overtreding wordt bepaald door de boetenormbedragen. De
boetehoogte per overtreding is naast de vraag of de werkgever een rechtspersoon of een
natuurlijk persoon was afhankelijk van de vraag of er sprake was van een in- of uitleensituatie
waarbij een overtreding van art. 15 werd geconstateerd.
Van de boetebeschikkingen van 1 januari 2005 tot en met april 2006 werden net iets meer dan
de helft van de boetebeschikkingen opgelegd aan rechtspersonen (55%). De natuurlijke
personen die een boetebeschikking hebben gekregen, voeren over het algemeen
eenmanszaken. In 5% van de boetebeschikkingen betreft het particulieren. Ca. 10% van de
boeterapporten waren gericht op uitzendbureaus. In ca. 24% van de boeterapporten werd naast
een boete voor illegale tewerkstelling ook een overtreding van art. 15 geconstateerd.
Het gemiddelde boetebedrag was over deze periode bijna 13.000 per overtredende
werkgever. De meeste boetebedragen waren minder dan 10.000. In 27% van de
boetebeschikkingen was de boete minder dan 5.000. Hierin zitten relatief veel boetes van
4000 vanwege het relatief grote aantal eenmanszaken bij wie een overtreding is
geconstateerd. In 38% was dit tussen de 5.000 en 10.000. In 1% van de boetebeschikkingen
is het boetebedrag meer dan 100.000 (zie tabel 2). Hierbij ligt het gemiddelde bedrag op
7
bijna 10.000 voor een particulier, ruim 7.000 voor een eenmanszaak, ruim 15.000 voor
een werkgever die rechtspersoon is, ruim 18.000 voor een uitlener en bijna 20.000 voor een
inlener.
Tabel 2: Hoogte boetebeschikkingen per werkgever
Boetebedrag Aantal Frequentie (in %)
0-5000 465 27,1
5000-10000 659 38,4
10000-15000 107 6,2
15000-20000 228 13,3
20000-30000 128 7,5
30000-40000 52 3,0
40000-50000 37 2,2
50000-75000 19 1,1
75000-100000 2 0,1
100000-150000 12 0,7
100000-250000 6 0,4
Totaal 1714
In enkele in de beleidsregels beschreven situaties wordt de boete gematigd. Als bij een
overtreding van artikel 15 niet gelijktijdig sprake is van illegale tewerkstelling vindt matiging
plaats: als er meerdere vreemdelingen waarvoor het vrij verkeer van werknemers geldt zijn
betrokken bij de overtreding, wordt dit gezien als één tekortkoming. Ook bij het achterwege
laten van notificatie vooraf bij grensoverschrijdende dienstverlening wordt de boete gematigd
als notificatie alsnog binnen 2 weken na een controle plaatsvindt. De Algemene wet
bestuursrecht (Awb) biedt voorts de mogelijkheid om bij bijzondere, individuele
omstandigheden over te gaan tot matiging van de boete. Voor de uitwerking van deze
mogelijkheid tot matiging zijn nog geen criteria geformuleerd. Als gevolg daarvan is tot op
heden niet van deze laatstgenoemde mogelijkheid tot matiging gebruik gemaakt. Dit heeft in
een beperkt aantal gevallen geleid tot twijfel, soms ook bij de rechterlijke macht, over de
redelijkheid van de boetehoogte in specifieke gevallen. Te denken valt aan moeilijk te
signaleren look-alike fraude of een situatie waarin op een tewerkstellingsvergunning door een
vergissing van derden een andere dan de beoogde werknemer is vermeld. Matiging van het
boetebedrag, dat wil zeggen afwijking van de boetenormbedragen, zou in dergelijke gevallen
mogelijk moeten zijn, uiteraard onder de voorwaarde dat de werkgever aantoonbaar te goeder
trouw heeft gehandeld.
2.3 Termijnen bestuursrechtelijke procedure
2.3.1 Van controle tot insturen boeterapport naar boeteoplegger
In 23% van de zaken werd het boeterapport binnen de beoogde 6 weken na het constateren
van het beboetbare feit naar de boeteoplegger gestuurd. 65% van de boeterapporten werd
binnen 3 maanden naar de boeteoplegger verzonden. Hiermee is een aanzienlijke versnelling
bereikt ten aanzien van de streefdatum die in het jaarplan 2004 van de AI is opgenomen ten
aanzien van de tijdigheid van verzending van processen-verbaal Wav: 60% binnen van de
processen verbaal dient binnen zes maanden te zijn verzonden. Vooral de steeds
ingewikkelder wordende constructies om de beperkingen van het vrij verkeer van werknemers
te omzeilen (met vrij verkeer van diensten en zzp-schap) vragen meer tijd dan de beoogde 6
weken. Voorts worden hoge eisen gesteld aan de onderbouwing van de boeterapporten om de
juridische afbreukrisico's in de rest van de procedure tot een minimum te beperken. Hiermee
8
is de termijn voor het opmaken van het boeterapport langer dan beoogd, maar toch
aanmerkelijk sneller dan vóór de invoering van de bestuurlijke boete.
2.3.2 Van ontvangst boeterapport tot verzenden boetebeschikking
In de periode van 1 januari 2005 tot 1 augustus 2006 werd 45% van de boetebeschikkingen
binnen 13 weken na het verzenden van het boeterapport aan de boeteoplegger afgehandeld.
Bijna 80% werd binnen 20 weken afgehandeld. Door het hogere dan verwachte aantal
boeterapporten en het fors hogere aantal zienswijzen dan voorzien staat deze termijn van orde
onder druk. Om de termijnen kort te houden is daarom extra menskracht bij de boeteoplegger
aangenomen.
2.4 Kans dat boeterapport leidt tot uiteindelijke boeteoplegging
De kans dat een opgemaakt boeterapport leidt tot het onherroepelijk opleggen van een
bestuurlijke boete, hangt af van de vraag of
- de boeteoplegger het beboetbare feit bewezen acht;
- de behandelaar van het bezwaar het beboetbare feit bewezen acht;
- de rechterlijke macht in beroep of hoger beroep van mening is dat een boete terecht is
opgelegd.
2.4.1 Percentage boeterapporten dat leidt tot een boete
De kans dat een boeterapport leidt tot het opleggen van een boete is zeer groot. In 4% van de
zaken dat een boeterapport is opgemaakt is geen boete opgelegd. In deze gevallen is de
boeteoplegger van mening dat een boete bijvoorbeeld door de aangedragen feiten
onvoldoende kan worden bewezen.
2.4.2 Bezwaar en Beroep
Over het algemeen wordt de opgelegde boete bevestigd in de bezwaarprocedure. Tot en met
het tweede kwartaal 2006 zijn er 1025 bezwaarschriften ingediend. Dit betekent dat in ca.
50% van de boetebeschikkingen een bezwaar wordt ingediend.10 Van de 451 afgeronde
bezwaarschriften waren er 368 ongegrond verklaard, 56 niet ontvankelijk, zijn 10
bezwaarschriften ingetrokken en waren 27 bezwaren gegrond of gedeeltelijk gegrond. Dit
betekent dat bij ca. 5,9% van de afgehandelde zaken het boetebesluit om verschillende
redenen, bijvoorbeeld nieuwe feiten, geheel of gedeeltelijk werd herroepen.
In de beroepszaken tot nu toe heeft de bestuursrechter nog geen problemen gehad met de
boetehoogte voor overtredingen van de Wav: het boetenormbedrag van 4.000 of 8.000 per
illegaal tewerkgestelde vreemdeling wordt niet onevenredig hoog gevonden, omdat illegale
tewerkstelling als een ernstige overtreding wordt gezien. Wel zijn enkele uitspraken gedaan,
voornamelijk in voorlopige voorzieningsprocedures, waarin de rechter concludeerde dat bij de
boeteoplegging onvoldoende, dan wel onvoldoende kenbaar uit de boetebeschikking, rekening
was gehouden met de financiële draagkracht van belanghebbende.
Er is tot en met juli 2006 154 keer een beroep bij de rechtelijke macht ingediend. Hiervan zijn
er 44 zaken afgehandeld. Bij 24 gevallen is het beroep ongegrond verklaard, in 4 gevallen is
het beroep niet ontvankelijk verklaard, in 5 gevallen is het beroep ingetrokken. In 11 gevallen
is het beroep (gedeeltelijk) gegrond verklaard. De beroepen gaan onder meer over de vraag of
de werkgever verantwoordelijk gesteld kon worden voor de illegale tewerkstelling, of er
10 Rekening houdende met de bezwaarperiode is hier gekeken naar het aantal bezwaren ten opzichte van het
aantal boetebeschikkingen tot en met half mei 2006. Dit waren er ongeveer 2.000.
9
"echte" werkzaamheden waren en of het in het kader van grensoverschrijdende
dienstverlening - om ter beschikking stellen van arbeid ging.
Tot en met het eerste kwartaal 2006 is er 9 keer een hoger beroep ingediend, waarbij dit 2
keer is gebeurd door het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Per 27 juli zijn er
7 hoger beroepszaken afgehandeld. Hierbij is de besluitvorming van SZW telkens
ondersteund. In twee zaken betrof dit een hoger beroep van SZW naar aanleiding van het
oordeel van de rechter dat aan een vof geen boete opgelegd kon worden omdat naar haar
oordeel het boetesysteem voor vennootschappen zonder rechtspersoonlijkheid niet goed in de
wet opgenomen was. Tegen deze beslissing is het Ministerie van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid in hoger beroep gegaan. Deze hoger beroepen zijn gegrond verklaard, zodat
de rechtbank een nieuwe beslissing moet nemen rekening houdend met het oordeel van de
Raad van State. In een derde zaak bevestigde de Raad van State dat er sprake was van
werkgeversschap en dus een boete kon worden opgelegd.
Het hogere aantal boetebeschikkingen heeft geleid tot een hoger dan verwacht aantal
bezwaren. Ook is in meer gevallen dan verwacht gedurende de bezwaarfase door middel van
een verzoek om een voorlopige voorziening aan de rechter werd gevraagd uitstel van betaling
toe te kennen. Daarom is bij de afdeling Juridische Zaken van de Arbeidsinspectie extra
capaciteit aangenomen.
2.5 Inning
Voor een afschrikwekkende werking van de bestuurlijke boete is niet alleen van belang dat
een boete wordt opgelegd, maar ook dat deze kan worden geïnd.
In 2005 is 13,2 miljoen aan boetes opgelegd. Hiervan is medio augustus 2006 ruim 55%
ontvangen, een bedrag van 7,3 mln. Van het niet geïnde bedrag zal naar verwachting
een bedrag van 1,4 mln (11%) worden geïnd via een betalingsregeling. 4 mln (30%) staat
daarnaast uit ter inning bij de deurwaarders. Op dit moment is duidelijk dat 0,5 mln (4%)
niet kan worden geïnd doordat de beboete partij geen verhaal biedt, bijvoorbeeld door
faillissement of opheffing van het bedrijf waarbij de eigenaren niet getraceerd kunnen
worden. Uiteindelijk wordt verwacht dat tenminste 75% van de in 2005 opgelegde boetes zal
worden geïnd.11
In vergelijking tot de inning van boetes bij andere regelingen, is het betalingsgedrag bij boetes
op illegale tewerkstelling een stuk slechter dan bij boetes die worden ingesteld in het kader
van overtredingen van de Arbeidsomstandighedenwet (Arbo-wet) of de Arbeidstijdenwet
(ATW). Bij de Arbo-wet was medio augustus 2006 98% van de boetes van 2005 geïnd (totale
hoogte bijna 7 miljoen). Bij de ATW is 100% geïnd van ruim 30.000. Voor het verschil in
betalingsgedrag zijn verschillende redenen denkbaar. Ten eerste is de gemiddelde boete voor
een werkgever een stuk lager bij de Arbo (2689) en de ATW (1016). Ten tweede gaat het
bij Wav-boetes vaak om eenmanszaken in de tuinbouw/horeca en particulieren. Bij de Arbo-
en ATW-boetes gaat het vaak om grotere bedrijven die makkelijker de boete kunnen betalen
en waar reputatie van het bedrijf een grotere rol speelt. Ook zal het bij Wav-boetes eerder
gaan om bedrijven die bewust een overtreding hebben begaan om een financieel voordeel te
behalen. Dat vertaalt zich mogelijk ook in het betalingsgedrag.
2.6 Achtergrond overtredende werkgevers
11 Het uiteindelijke resultaat van de inning door de deurwaarders in relatie tot deze specifieke doelgroep is nog
moeilijk in te schatten.
10
2.6.1 Sectoren
Het percentage overtredingen verschilt per sector. Vooral in de bouw, de horeca, bij de
krantenbezorging, bij distributiecentra en bij bakkerijen worden relatief veel overtredingen
aangetroffen. Het aantal boeterapporten was als volgt over de sectoren verdeeld:
Controleresultaat %Resultaat
controles boeterapport boeterapport
Horeca 2039 607 30%
Bouw 1134 413 36%
Land- en tuinbouw 1933 390 20%
Bakkerijen 201 103 51%
Uitzendbureaus 899 93 10%
Vlees- en visverwerking 254 65 26%
Autohandel 269 64 24%
Distributiecentra 110 41 37%
Schoonmaak 132 23 17%
Overig 1662 402 24%
Totaal 8633 2201 25%
Dat de bouw en horeca relatief hoog scoren komt overeen met de resultaten van het onderzoek
van Regioplan naar de naleving van de Wet arbeid vreemdelingen.12 Het percentage
distributiecentra wordt sterk beïnvloedt door de controles bij de krantenbezorging.13 Dat in
bovenstaande tabel bij uitzendbureaus relatief weinig illegale tewerkstelling wordt
aangetroffen, betekent niet dat er heel weinig boeterapporten voor uitzendbureaus worden
opgemaakt. De hierboven vermelde cijfers betreffen onderzoeken die rechtstreeks bij
uitzendbureaus worden uitgevoerd en waarbij alleen de administratie wordt gecontroleerd. Als
echter bij een controle in een van de andere sectoren een uitzendbureau betrokken is, wordt
deze niet als zodanig onder de categorie `uitzendbureaus'geregistreerd. Er zijn in 2005 in
totaal ca. 230 boetebeschikkingen tegen uitzendbureaus opgemaakt.
Opvallend is de stijging in het aantal overtredingen in de bouw, van 18% in 2003 naar 36% in
2005 en de horeca, van 22% in 2003 naar 30% in 2005 (voor resultaten van 2003 en 2004 zie
bijlage)14. De land- en tuinbouw is redelijk stabiel gebleven van 17% in 2003 naar 20% in
2005. De toename van het controleresultaat in de bouw is grotendeels te verklaren door de
toename van het aantal controles bij particulieren. In de horeca geldt dat dankzij een steeds
betere risico-analyse en toenemende kennis over de sector en de deelsectoren doeltreffender
gewerkt wordt. Ook de samenwerking met ander handhavende diensten in interventieteams is
effectief gebleken.
2.6.2 Grootte bedrijven die boeterapport kregen
77% van de boeterapporten werd opgemaakt voor overtredingen bij werkgevers (incl.
particulieren) die minder dan 10 werknemers in dienst hadden. 19% van de beboete
12 Mosselman, M en C. van Rij, Naleving van de Wet arbeid vreemdelingen, Regioplan, december 2005. Figuur
2.1
13 Zonder de controles bij de krantenbezorging is dit 29%.
14 De vergelijking tussen 2005 en eerder is slechts indicatief: de cijfers van 2005 met de voorgaande jaren slechts
gedeeltelijk vergelijkbaar, doordat in 2005 op een andere wijze van rapportage is overgegaan en in de bouw
meer nadruk op tewerkstelling bij particulieren heeft gelegen.
11
werkgevers hadden 10 tot 100 werknemers in dienst en 4% van de werkgevers hadden meer
dan 100 werknemers in dienst.
2.7 Constructies
In toenemende mate wordt de Arbeidsinspectie geconfronteerd met het gebruik van
constructies om de tewerkstellingsvergunningplicht voor werknemers uit de nieuwe EU-
lidstaten uit Midden- en Oost-Europa te omzeilen. Dit gebeurt bijvoorbeeld door gebruik te
maken van (schijn) zelfstandigen zonder personeel, koop- verkoopconstructies of door
notificatie van een dienst die feitelijk bestaat uit het ter beschikking stellen van arbeid.
Het zzp-schap komt de AI voornamelijk tegen in de bouw en de land- en tuinbouw. In de
bouw waren er van de 5.843 aangetroffen werknemers, 324 zzp'ers (123 NL-zzp'ers en 201
niet-NL zzp'ers). Van deze 201 niet Nederlandse zzp'ers waren er 110 schijn-zzp, in de
resterende 91 gevallen was men daadwerkelijk zzp'er. In de land- en tuinbouw gaat het om
een marginaal aantal: van de ca. 10.000 gecontroleerde werknemers waren er 33 niet-
Nederlandse schijn-zzp'ers.
De notificatieregeling voor grensoverschrijdende dienstverlening is per december 2005
ingegaan. Over de eerste 7 maanden zijn er ca. 3.000 notificaties geweest voor meer dan
11.000 vreemdelingen. Bij deze cijfers moet worden opgemerkt dat één persoon vaak bij
meerdere klussen wordt ingezet en telkens wordt genotificeerd. Het aantal vreemdelingen dat
in het kader van de dienstverlening is genotificeerd is daarom lager dan het aantal van 11.000.
De meeste notificaties vinden plaats in de bouw. Er zijn echter bijvoorbeeld ook diverse
meldingen in de champignonteelt en bij rietdekkers. De indruk van de AI is dat bij de bouw
de notificaties over het algemeen in orde zijn, maar dat dit bij meldingen in de land- en
tuinbouw veelal niet het geval is. Tot medio 2006 heeft de AI meer dan 100 controles gedaan
waarbij genotificeerd was of genotificeerd had moeten worden. In meer dan 50% van de
gevallen is of wordt een boeterapport opgemaakt tegen de werkgever(s); meestal omdat de
dienstverlening feitelijk blijkt te bestaan uit het ter beschikking stellen van arbeid. De
werkgever moet in dat geval over een tewerkstellingsvergunning beschikken. Om tot een
boetebeschikking te komen is bij deze zaken veelal meer tijd nodig dan gemiddeld. Dit komt
onder meer omdat noodzakelijke gegevens vaak uit het buitenland verkregen moeten worden
en meerdere werkgevers betrokken zijn.
2.8 Effect van invoering bestuurlijke boete
Wat het effect is van de bestuurlijke boete op het nalevingsniveau van de Wet arbeid
vreemdelingen is op dit moment nog niet goed te zeggen. Om dit te bepalen moet bekeken
worden wat het verschil is tussen het nalevingsniveau van de Wav van voor en na de
invoering van de bestuurlijke boete. Het nalevingsonderzoek van Regioplan van december
2005 heeft grotendeels betrekking op de periode voorafgaand aan de invoering van de
bestuurlijke boete en uitbreiding van het aantal controles door de Arbeidsinspectie. Uit dit
onderzoek blijkt dat in een periode van twaalf maanden (maart 2004 maart 2005) ongeveer
19 % van de werkgevers op enig moment een of meerdere vreemdelingen heeft laten werken
zonder dat deze werkgever over de vereiste tewerkstellingsvergunning (twv) beschikte (dwz
ca. 90.000 werkgevers)15. Aan de hand van het vervolgonderzoek dat eind 2006 is gepland
kan een indicatie van het effect van de invoering van de bestuurlijke boete worden verkregen.
Overigens is het lastig om het effect van de invoering van de bestuurlijke boete los te zien van
andere maatregelen op handhavingsterrein of andere economische ontwikkelingen zoals
15 Mosselman, M en C. van Rij, Naleving van de Wet arbeid vreemdelingen, Regioplan, december 2005.
12
bijvoorbeeld het toegenomen aanbod van werknemers uit de Midden- en Oost-Europese
landen.
Er zijn wel enige indicaties die erop wijzen dat de hoogte van de boete en de snellere
afhandeling effect sorteert. Zo was in de land- en tuinbouw sprake van een sterke verhoging
van het aantal aanvragen voor tewerkstellingsvergunningen. En ook het percentage
overtredingen bij hercontroles is omlaag gegaan van 37% in 2003, en 34% in 2004 naar 27%
in 2005. In de eerste helft van 2006 ligt dit percentage op 26%.
Er is daarnaast sprake van een toenemende belangstelling van sociale partners voor dit
onderwerp en een groeiende interesse om met de AI samen te werken aan de voorlichting, de
naleving en het geven van tips. De samenwerking met sociale partners levert hierbij een
positieve bijdrage aan de bestrijding van illegale tewerkstelling, zowel door de preventieve
werking van de voorlichting als door een verhoging van de effectiviteit van de handhaving
door middel van het doorgeven van tips.
3. Conclusies en maatregelen
In deze evaluatie is ingegaan op de implementatie van de bestuurlijke boete in de Wet arbeid
vreemdelingen. De implementatie van de bestuurlijke boete is succesvol: de doelstellingen
van de invoering van een bestuurlijke handhaving worden bereikt.
Een vereenvoudiging van de boeteprocedure t.o.v. het strafrechtelijke traject;
Op diverse punten is door de invoering van de bestuursrechtelijke handhaving de
afhandelingsprocedure eenvoudiger geworden. Dit komt vooral doordat de afhandeling van
het bestuursrechtelijke traject bijna volledig wordt uitgevoerd door één organisatie, de
Arbeidsinspectie.
Opleggen van hogere boetes dan tot dan toe gebruikelijk;
Er is een zeer sterke verhoging van de boete bij illegale tewerkstelling tot stand gekomen: van
gemiddeld 980 in het strafrechtelijke traject naar 4000 per illegaal tewerkgestelde
werknemer bij een natuurlijk persoon en 8000 per illegaal tewerkgestelde werknemer bij een
rechtspersoon in het bestuursrechtelijke traject. Tot nu toe zijn er nog geen rechterlijke
uitspraken geweest die de boetehoogte ten principale ter discussie hebben gesteld.
Een aanmerkelijke verkorting van de periode tussen constatering van de overtreding en het
opleggen van een boete.
In de strafrechtelijke procedure duurde de tijd tussen het constateren van de overtreding en het
opleggen van de boete door de strafrechter (zoals beschreven in par 1.2) gauw langer dan een
jaar, nu heeft de meerderheid van de overtreders binnen zeven maanden de boete in huis.
Hiermee is er een directer verband gekomen tussen de overtreding en de opgelegde boete. In
de bezwaarprocedure wordt een beperkt deel van de bezwaren (gedeeltelijk) gegrond
verklaard. In 94% van de gevallen is het beboetbare feit dus afdoende bewezen en is de juiste
procedure gevolgd om tot boete-oplegging over te gaan. Ook in beroepsprocedures wordt de
besluitvorming van SZW in de meerderheid van de gevallen ondersteund.
Maatregelen:
Op de volgende punten wordt de uitvoering verbeterd.
13
- Doordat het aantal boeterapporten en bezwaren hoger is dan verwacht, staan de termijnen
voor het gewenste lik op stuk beleid onder druk. Om de termijnen te verkorten is reeds
extra capaciteit aangetrokken.
- De inning verloopt nog moeizaam. Het duurt lang voordat het bedrag is geïnd. Voor een
deel is dit te wijten aan de hoogte van de boetebedragen die niet in een keer kunnen
worden geïnd. Ook betreft het bij Wav-boetes relatief vaak bedrijven die bewust een
overtreding hebben begaan om een financieel voordeel te behalen. Dat vertaalt zich
mogelijk ook in het betalingsgedrag. Om de inning te verbeteren, wordt gewerkt aan
overdracht van de inning vanaf 1 januari 2007 van SZW naar het Centraal Justitieel
Incasso Bureau (CJIB). Het CJIB heeft ruime ervaring met de inning van boetes en heeft
een dwingend imago. De verwachting is dat door de overdracht aan het CJIB de inning
sneller zal verlopen.
- Matiging bij bijzondere individuele omstandigheden is mogelijk op grond van art 4.84
Awb. Deze mogelijkheid is echter niet in de beleidsregels uitgewerkt, zodat in bijzondere
individuele situaties op dit punt nog geen maatwerk wordt geleverd. Op basis van de
ervaringen die tot nu toe zijn opgedaan met de boete-oplegging zullen matigingsgronden
worden geformuleerd.
Het effect van de invoering van de bestuurlijke boete op het terugdringen van de illegale
tewerkstelling is nog niet duidelijk.
Er zijn enige indicaties die erop wijzen dat de hoogte van de boete en de snellere afhandeling
effect sorteert. Het percentage overtredingen bij hercontroles is omlaag gegaan van 37% in
2003, naar 26% in de eerste helft 2006. Het vervolgonderzoek naar de naleving van de Wet
arbeid vreemdelingen dat gepland is voor eind 2006, moet meer duidelijkheid geven over het
bereikte effect van de invoering van de bestuurlijke boete en de toename van het aantal
inspecties.
14
BIJLAGE
Overtredingen naar sector in 2003 en 2004
zaken gestarte zaken gestarte
gestart zaken gestart zaken
in 2003 met in 2004 met
(excl. resultaat % zaken (excl. resultaat % zaken
OVZ) PV *) met PV OVZ) PV*) met PV
Sectoren-indeling o.b.v. BIK-code
bedrijven 3.948 829 21% 6.367 1.469 23%
Landbouw 1.212 211 17% 1.397 281 20%
Industrie 226 69 31% 365 102 28%
Bouwnijverheid 255 45 18% 513 119 23%
Handel (excl. Horeca) 390 94 24% 763 210 28%
Horeca (BIK 55) 1.132 249 22% 1.752 469 27%
Vervoer 45 11 24% 186 20 11%
Uitzendbureaus (BIK 745) 413 80 19% 816 91 11%
Dienstverlening (excl. UZB) 235 58 25% 401 95 24%
ONBEKEND 36 11 31% 154 80 52%
OVZ: onverrichter zake, d.w.z. er werd niet gewerkt, het bedrijf bestond niet meer etc.
15
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid