Inspectierapport BJZ-jeugd-GGZ
Kamerstuk, 15-9-2006
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
DJB/JZ-2712042
15 september 2006
Aanleiding
Op 12 september hebben de Inspectie voor de Gezondheidszorg en de
Inspectie Jeugdzorg het rapport `Toegang naar jeugd-ggz kan sneller en
beter' uitgebracht. Het betreft een onderzoek naar de samenwerking
tussen bureaus jeugdzorg en jeugd-ggz instellingen. Het onderzoek is
uitgevoerd in oktober en november 2005. Bijgevoegd treft u het rapport
aan. In deze brief geef ik mijn reactie op het rapport.
Inspectierapport
Het rapport is helder en bevat concrete bevindingen en aanbevelingen.
De titel van het rapport geeft al aan wat de belangrijkste bevindingen
zijn, de toegang naar de jeugd-ggz kan sneller en beter.
Constateringen en aanbevelingen
De inspecties constateren dat een adequate en snelle toeleiding van
het bureau jeugdzorg naar de jeugd-ggz geen gemeengoed is. De meeste
bureaus jeugdzorg geven na een relatief lang voortraject een globaal
indicatiebesluit af, waarna de jeugd-ggz alsnog haar eigen
intaketraject start. De onderlinge werkprocessen van bureau jeugdzorg
en jeugd-ggz zijn daarmee te weinig complementair ten opzichte van
elkaar. De inspecties constateren vervolgens dat na het starten van de
behandeling bij de jeugd-ggz, de meerwaarde van samenwerking met het
bureau jeugdzorg minimaal is. Alleen in incidentele gevallen toetst
het bureau jeugdzorg het behandelplan van de jeugd-ggz op aansluiting
op het indicatiebesluit. Verder kan het bureau jeugdzorg de
behandeling niet volgen, doordat de jeugd-ggz in de meeste gevallen
geen vervolggegevens verstrekt aan het bureau jeugdzorg.
De inspecties komen in het rapport tot de volgende aanbevelingen:
* zorg dat de werkprocessen van bureau jeugdzorg en jeugd-ggz
instellingen naadloos in elkaar overvloeien. Dit maakt dat
deskundigheden zo effectief mogelijk worden ingezet, dit is
klantgericht en bespaart tijd.
* zorg dat het indicatiebesluit van bureau jeugdzorg voor jeugd-ggz
óf globaal is en in korte tijd tot stand komt óf een langere
doorlooptijd kent, maar dan wel richtinggevend is voor het
vervolg.
* zorg dat het behandelplan een vertaling is van het
indicatiebesluit en dat bureau jeugdzorg de uitvoering binnen een
helder kader voor casemanagement kan volgen.
* zorg dat concrete afspraken worden gemaakt en nageleefd over de
uitwisseling van cliëntgegevens.
Reactie
Het inspectierapport maakt duidelijk dat verbetering van de
samenwerking tussen bureaus jeugdzorg en de jeugd-ggz dringend
noodzakelijk is. De toegang naar de jeugd-ggz kan en moet sneller en
beter. Deze bevindingen zijn niet nieuw. Al in 2005 heb ik uw Kamer
bericht dat de indicatiestelling voor de jeugd-ggz door het bureau
jeugdzorg en de aansluiting met de jeugdggz-instellingen verbetering
behoeft. Om die reden heb ik het IPO dat jaar gevraagd om in overleg
met betrokken partijen een indicatieprotocol op te stellen.
Het IPO heeft dit voortvarend opgepakt en is er in geslaagd om met
medewerking van alle betrokken partijen een helder en praktisch
protocol op te stellen. Ik verwacht dat de invoering hiervan de
samenwerking tussen het bureau jeugdzorg en de jeugd-ggz sterk
verbetert. Daarnaast moet bedacht worden dat het onderzoek in 2005
heeft plaatsgevonden. Met name in de periode daarna hebben bij de
bureaus jeugdzorg belangrijke ontwikkelingen plaatsgevonden. Er zijn
verschillende acties in gang gezet om de kwaliteit van de
indicatiestelling in het algemeen te verbeteren en om de
doorlooptijden bij de bureaus jeugdzorg te verkorten. Hieronder ga ik
nader in op deze zaken.
Verbetering indicatiestelling algemeen
De bureaus jeugdzorg hebben eind 2005 in het manifest ´Focus op
cliëntbelang´ de verbetering van de kwaliteit van de indicatiestelling
als prioriteit benoemd. De bureaus werken dit uit in het project
Opstellen Criteria Bureaus jeugdzorg (OCB). Binnen OCB wordt gewerkt
aan uniformering van de indicatiestelling. Het doel is dat binnen
ieder bureau jeugdzorg bij het indicatietraject:
1. dezelfde processtappen worden gezet;
2. door mensen met gelijk opleidingniveau of vaardigheden;
3. die gelijksoortige instrumenten hanteren.
Er wordt een aantal indicatiestromen benoemd waarvoor ook de
doorlooptijden worden vastgesteld. Het principe hierbij is: licht
wat licht kan, zwaar wat zwaar moet en het gebruik van parallelle
stappen in plaats van opeenvolgende stappen.
In mijn brief van 20 juni ben ik ingegaan op de acties om de wacht- en
doorlooptijden bij de bureaus jeugdzorg terug te dringen. De bureaus
jeugdzorg in Flevoland, Overijssel en Groningen hebben met het
Doorbraakproject de doorlooptijden binnen de bureaus drastisch
verkort, bijvoorbeeld door het werk logistiek en inhoudelijk anders te
organiseren. Ik heb ruim EUR 750.000,- ter beschikking gesteld om álle
provincies de gelegenheid te geven de doorbraakmethodiek in te zetten.
Tot slot heb ik in december 2005 EUR 1,5 miljoen aan de provincies ter
beschikking gesteld voor training en ontwikkeling van medewerkers die
zich bezig houden met indicatiestelling in de jeugdzorg.
Indicatiestelling jeugd-ggz
Het IPO heeft in overleg met Zorgverzekeraars Nederland, de MOgroep,
GGZ Nederland, NVO/NIP, het CIZ en het ministerie van VWS het´protocol
indicatiestelling jeugdigen met psychiatrische problematiek´opgesteld.
Het is van groot belang dat al deze partijen hieraan vanaf het begin
hebben meegewerkt, omdat ieder binnen het proces van indicatiestelling
een eigen verantwoordelijkheid heeft. De provincies zijn
verantwoordelijk voor de uitvoering van de jeugdzorg in hun regio en
daarmee voor de bureaus jeugdzorg. De zorgkantoren zijn
verantwoordelijk voor de uitvoering van de AWBZ en daarmee voor het
contracteren van de AWBZ-zorg (waaronder de jeugd-ggz) in hun regio.
Op 12 april jl. is het protocol bestuurlijk vastgesteld en hebben het
IPO en Zorgverzekeraars Nederland zich verbonden aan invoering per 1
januari 2007.
Inhoud protocol
De doelstelling van het indicatieprotocol is tweeledig; enerzijds het
bevorderen van een adequate uitvoering van de indicatiestelling door
bureaus jeugdzorg voor jeugdigen met psychiatrische problematiek,
anderzijds het bevorderen van de samenwerking en afstemming tussen
bureaus jeugdzorg en jeugd-ggz aanbieders. Het protocol sluit naadloos
aan op de aanbevelingen van de inspecties.
Het eerste deel van het protocol komt tegemoet aan de aanbevelingen
van de inspecties met betrekking tot de werkprocessen en de
doorlooptijden. Dit deel bevat namelijk inhoudelijke voorschriften met
betrekking tot het werkproces van de bureaus jeugdzorg zoals
beschreven in hun referentiewerkmodel. Het protocol schrijft voor
welke informatie het bureau jeugdzorg moet verzamelen en welke
diagnostische instrumenten tenminste worden ingezet met het oog op de
vaststelling van de aard en de ernst van de psychiatrische
problematiek. Het protocol schrijft ook voor in welke gevallen
onderdelen van het werkproces versneld worden doorlopen. Bijvoorbeeld
door gebruik te maken van reeds beschikbare informatie.
Het tweede deel van het protocol stelt in aanvulling op de wet op de
jeugdzorg eisen aan de deskundigheid van bureau jeugdzorgmedewerkers
en gedragswetenschappers die verantwoordelijk zijn voor de
indicatiestelling voor jeugdigen met psychiatrische problematiek. Het
derde en laatste deel van het protocol schrijft voor welke informatie
bureau jeugdzorg en aanbieders van jeugd-ggz uitwisselen. Het betreft
de informatie die bureaus jeugdzorg verzamelen en verstrekken aan de
aanbieders van jeugd-ggz, het gebruik van deze informatie door
aanbieders van jeugd-ggz en het terugkoppelen van informatie door
aanbieders van jeugd-ggz aan de bureaus jeugdzorg. Daarmee is dit deel
relevant voor de uitwerking van de aanbevelingen van de inspecties om
ervoor te zorgen dat:
- bureau jeugdzorg de uitvoering van de behandeling kan volgen;
- er concrete afspraken worden gemaakt en nageleefd over de
uitwisseling van cliëntgegevens.
Kortom, de invoering van het indicatieprotocol is een belangrijke stap
in het uitwerken van de aanbevelingen van de inspectie.
Het IPO draagt in overleg met de betrokken partijen zorg voor de
implementatie van het protocol in de praktijk. Als eerste stap heeft
het IPO op 12 september hiervoor een symposium georganiseerd over de
samenwerking tussen bureaus jeugdzorg en de jeugd-ggz. Daarnaast maakt
het indicatieprotocol onderdeel uit van het hierboven genoemde
OCB-project waarin de MOgroep werkt aan uniformering van de
indicatiestelling.
Tot slot
Het belang van een adequate en snelle toegang tot de jeugd-ggz is
groot. Kinderen met psychiatrische problemen moeten snel en op de
juiste plaats worden geholpen.
Het inspectierapport biedt goede aanknopingspunten om deze toegang te
verbeteren. Naast de aanbevelingen, biedt ook de beschrijving van de
samenwerkingsrelaties tussen bureau jeugdzorg en jeugd-ggz per
provincie handvaten voor verbetering. Hierdoor ontstaat zowel zicht op
knelpunten als op succesfactoren voor samenwerking. De situatie in
Zuid-Holland laat bijvoorbeeld duidelijk zien hoe het wél kan. In
(bestuurlijk) overleg met de provincies, Zorgverzekeraars Nederland,
GGZ-Nederland en de MOgroep wil ik komen tot afspraken over de wijze
waarop de verbetering van de samenwerking tot stand komt. De
Inspecties heb ik verzocht het toezicht te intensiveren. Jaarlijks
zullen zij mij over de stand van zaken rapporteren.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
drs. Clémence Ross-van Dorp
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport