14 sep 2006
Onderdeel: Wageningen UR
Boomsoorten die goed gedijen in de schaduw van andere bomen hebben
dikke bladeren. De bladeren van boomsoorten die veel licht nodig
hebben zijn daarentegen dun. Dat ontdekten onderzoekers van de
leerstoelgroep Bosecologie en bosbeheer van Wageningen Universiteit.
Vijf jaar bracht dr. Lourens Poorter door in Bolivia. In het tropische
regenwoud deed hij onderzoek naar de manier waarop bomen zich proberen
te handhaven. âWij hebben gekeken naar jonge exemplaren van vijftig
soorten bomenâ, vertelt Poorter. âAls ze nog klein zijn, is de
hoeveelheid licht een belangrijk kenmerk van hun habitat. Op sommige
plekken in het regenwoud, onder grote bomen, dringt maar één procent
van het licht door dat op de kronen van de grote bomen valt. Er zijn
soorten die daar kunnen groeien. Andere boomsoorten hebben meer licht
nodig en groeien op plekken waar een boom is omgevallen. Ten slotte
zijn er ook soorten die het vooral goed doen op grote open plekken
waar meerdere bomen zijn verdwenen.â
Hoe minder licht jonge bomen nodig hadden, des te dikker waren hun
bladeren. âDie soorten investeren in duurzaamheidâ, zegt Poorter. âZe
groeien langzaam en hun bladeren zijn dik, zodat ze beter beschermd
zijn tegen vraat. De bladeren gaan wel drie jaar mee. Door te
investeren in duurzame bladeren zijn de bomen in staat te overleven.â
Soorten die op plaatsen groeien waar veel licht is, hebben daarentegen
dunne bladeren met een hoge fotosynthesecapaciteit. âHet zijn
wegwerpbladerenâ, aldus Poorter. âNa drie maanden werpen de bomen ze
af. Na die tijd hebben de bladeren hun functie trouwens al verloren,
omdat de boom verder is gegroeid en hogerop in de kroon nieuw blad
heeft gevormd. Dat kaapt het licht weg van buurboompjes, die er zo
uitgeconcurreerd worden.â
Poorters gegevens zijn interessant omdat ze iets zeggen over de manier
waarop soorten veranderen door evolutie. Volgens de ene theorie
specialiseert elke soort zich voor een andere niche, en gaan soorten
steeds meer van elkaar verschillen. Een andere stroming in de
wetenschap denkt dat de soorten juist meer op elkaar lijken, omdat ze
in hun ontwikkeling allemaal dezelfde, meest optimale vorm aannemen.
De gegevens die Poorter verzamelde ondersteunen de eerste lezing.
Willem Koert
Bovenstaand bericht is geproduceerd door de redactie van Resource, het
weekblad voor Wageningen Universiteit en Researchcentrum. Het wordt u
aangeboden door de afdeling Corporate Communicatie. Meer informatie
bij Pers- en wetenschapsvoorlichting van Wageningen UR, e-mail:
pers.communicatie@wur of bij de redactie van Resource, e-mail:
resource@cereales.nl. Zie archief van voorloper Wb op
http://www.wb-online.nl.
Wageningen Universiteit