Time : 09:35:35
Date : 14 September 2006
Sender Name: Rekenhof- Cour des comptes
Verkoop van vastgoed door de Regie der Gebouwen
14 september 2006 - Het onderzoeksverslag "Verkoop van vastgoed door
de Regie der Gebouwen" is gisteren aan het federale parlement
bezorgd. Het integrale verslag , de samenvatting en dit persbericht
zijn vanaf nu ter beschikking op de homepagina van het Rekenhof:
www.rekenhof.be.
Het Rekenhof heeft de verkoop van overheidsgebouwen onderzocht. Uit
het onderzoek blijkt dat bij de beleidskeuze om eigen gebouwen te
vervangen door gehuurde de kortetermijndoelstelling om de begroting
in evenwicht te houden, primeerde. De gebouwen werden niet
geselecteerd op grond van criteria die relevant waren voor de
vooropgestelde doelstellingen. De ramingen van de waarde van de
gebouwen waren niet altijd afdoende onderbouwd. Als gebouwen voor
lange termijn teruggehuurd werden, werd de rendabiliteit daarvan zo
goed als nooit berekend. De verkopen waarbij gebouwen om praktische
redenen voor korte tijd onmiddellijk opnieuw werden gehuurd, waren
onrendabel. Het Rekenhof beveelt aan dat de overheid vóór een verkoop
een kwaliteitsvolle evaluatie zou uitvoeren, zoals een
kosten-batenanalyse. De minister van Financiën, bevoegd voor de Regie
der Gebouwen, gaat met die aanbeveling akkoord.
In oktober 2000 besliste de federale regering een aantal gebouwen te
verkopen. Dit beleid werd voortgezet in de volgende jaren. De
verkopen hadden een dubbel doel: enerzijds het begrotingsevenwicht
veilig stellen en de staatsschuld afbouwen, anderzijds de ambtenaren
een betere huisvesting bieden.
Tot 2004 bracht de verkoop in totaal 840.718.509 euro op. Van de
verkochte kantoorruimte werd 60 % na de verkoop opnieuw gehuurd op
lange termijn. Andere verkochte panden werden, meestal nadat ze kort
opnieuw waren gehuurd of gratis waren gebruikt, vervangen door nieuwe
gehuurde gebouwen.
Het Rekenhof heeft onderzocht hoe de verkopen werden voorbereid,
welke selectiecriteria werden gebruikt en of de verkoopprijs aan de
ramingen beantwoordde. Daarnaast ging het na of de verkoopoperaties
en de wederinhuringen wettig verlopen zijn en hoe de verkopen
budgettair en boekhoudkundig verwerkt werden.
Het onderzoek wees uit dat de beleidskeuze om gebouwen in eigendom te
vervangen door gehuurde gebouwen niet gegrond was op een voorafgaande
evaluatie in het licht van de doelstellingen (begroting in evenwicht
houden en schuld afbouwen enerzijds en ambtenaren een betere
huisvesting bieden anderzijds). Bij beslissingen primeerde de
kortetermijndoelstelling om de begroting in evenwicht te houden. De
gebouwen werden bovendien niet geselecteerd op grond van expliciete
criteria die relevant waren voor de vooropgestelde doelstellingen.
De verkoopprijs bedroeg bijna altijd minstens evenveel als de raming
vooraf. Die ramingen waren echter niet altijd afdoende onderbouwd.
Dat vloeide voort uit het uitzonderlijke karakter van bepaalde
gebouwen, soms gecombineerd met een grote tijdsdruk waaronder de
raming tot stand moest komen. Soms gebruikte de regering verouderde
ramingen; in andere gevallen werd er geen rekening mee gehouden dat
de overheid het gebouw opnieuw zou huren.
In de enkele gevallen waarin de 'netto actuele waarde' van de te
betalen huur vergeleken werd met de geboden verkoopprijs, ging de
overheid altijd op het meest voordelige bod in. Dat wil echter niet
zeggen dat de verkopen in alle gevallen een gunstige zaak waren voor
de federale overheid. De rendabiliteit van de operaties waarbij
verkochte gebouwen onmiddellijk opnieuw werden gehuurd, werd alleen
berekend voor de Financietoren, na de verkoop. De berekening vertrok
echter van hypothesen die weinig plausibel waren.
Voor gebouwen die na de verkoop op korte termijn opnieuw werden
gehuurd omdat nog geen vervangende huisvesting ter beschikking was,
bedroeg de huurprijs voor die korte termijn meestal een aanzienlijk
aandeel van de verkoopprijs. Deze verkopen waren onrendabel voor de
federale overheid.
Voor enkele complexe verkopen deed de overheid een beroep op een
privéconsultant. De gunning van de oorspronkelijke opdracht aan de
consultant werd tweemaal uitgebreid op een manier die afwijkt van de
reglementering op de overheidsopdrachten. De tussenkomst van de
consultant kostte uiteindelijk veel meer dan oorspronkelijk werd
geraamd. In de betalingsdossiers werd geen verantwoording gevonden
voor de meerkosten. Evenmin kon worden afgeleid hoe de Regie der
Gebouwen controleerde of de consultant alle aangerekende prestaties
ook effectief leverde.
De belangrijkste aanbeveling van het Rekenhof luidt dat de overheid
verkopen moet laten voorafgaan door een kwaliteitsvolle evaluatie,
zoals een kosten-batenanalyse of een analyse op basis van meerdere
criteria.
De minister van Financiën, bevoegd voor de Regie der Gebouwen,
antwoordt in zijn reactie op het verslag dat niet kan worden ontkend
dat het budgettaire aspect een rol heeft gespeeld bij het verkopen
van vastgoed. Hij meent dat de verkoop ook moet worden gezien in het
licht van de hervorming van de federale diensten (Copernicus) die
bepaalde vastgoedoperaties noodzaakte.
De minister gaat akkoord met de aanbevelingen. Hij wijst erop dat de
Regie der Gebouwen nu al een aantal gebreken die in het verslag
worden vermeld, heeft verholpen. De reorganisatie van de regie zal
tegemoet komen aan de wensen van het Rekenhof om kosten-baten
analyses uit te voeren en de interne controle te versterken.
-------------------------------
Informatie voor de pers
Het Rekenhof is een collaterale instelling van het parlement. Het
controleert de openbare financiën van de Staat, de gemeenschappen en
gewesten en de provincies. Het Hof streeft naar een verbetering van
de werking van de overheden. Daartoe bezorgt het de parlementaire
vergaderingen, bewindslui en gecontroleerde diensten op tegenspraak
tot stand gekomen, bruikbare en betrouwbare informatie. Het Rekenhof
werkt op onafhankelijke wijze, met inachtneming van internationale
auditnormen.
Contactpersoon:
Karl Hendrickx
Federale Cel Publicaties
02 551 89 90
http://www.ccrek.be