Obesitaschirurgie: niet geknipt voor iedereen
Bij morbide obesitas of obesitas gecompliceerd met andere
aandoeningen, wordt de patiënt vaak aangeraden om onder het mes te
gaan. Bariatrische chirurgie - zo noemt men dit - brengt vaak
bemoedigende resultaten voort (zoals een dalend gebruik van sommige
geneesmiddelen), maar het is niet zonder risico. Het aantal
heropnames is groot en het aantal doden na dergelijke operaties lijkt
niet te onderschatten. Een aan strikte voorwaarde gekoppelde
terugbetaling van deze ingrepen kan zorgen voor een betere
patiëntenselectie.
Obesitas is met de resem complicaties (diabetes, hart - en
vaatziekten) die het met zich meebrengt de ziekte van de eeuw. Het
aantal ziektegevallen stijgt constant. Er kan zelfs van een epidemie
gesproken worden.
In de ergste gevallen -BMI hoger dan 40, morbide obesitas, bijkomende
diabetes, enz.-, is een chirurgische ingreep vaak de enige uitweg.
Een gewichtsverlies heeft namelijk onbetwistbare voordelen. Zelfs een
gewichtsverlies van slechts 10 % kan al een positief effect op de
gezondheid hebben.
- Vermindering van de gepaard gaande handicaps of ziektes
- Positiever zelfbeeld (uiterlijk);
- minder discriminatie op het werk (hypothese);
Het blijft echter een risicovol avontuur.
De Onafhankelijke Ziekenfondsen hebben namelijk, met behulp van de
beschikbare nomenclatuurnummers , de frequentie van dit soort
operaties en de gezondheidsrisico's onderzocht bij hun leden tussen
de 18 en 60 jaar.
Welke lessen kunnen we hieruit trekken?
1. Eerst en vooral is het aantal leden van de MLOZ dat zich heeft
laten
opereren, gestegen. (782 patiënten of 0,046% in 2004 t.o.v. 428
patiënten of 0,025% in 2000).
2. De betrokkenen zijn vooral vrouwen en mensen jonger dan de
gemiddelde leeftijd van de leden. De leeftijdsgroep die het meest
vertegenwoordigd is, is die van de 30- tot 39-jarigen. De groep van
de veertigers echter stijgt het sterkst over de geanalyseerde
periode.
3. We stellen vast dat 3% van de geopereerde patiënten overlijdt
binnen de drie jaar na de ingreep, een percentage dat hoger ligt bij
de
50-60-jarigen en voor deze groep niet enkel te verklaren is door hun
leeftijd. Zo zijn bijvoorbeeld alle tien de patiënten met een
jejuno-ileale bypass gestorven. Waren het bijzondere gevallen?
4. Louter op basis van de tariferingsgegevens is de aanwezigheid van
comorbiditeit niet eenvoudig af te leiden. Toch hebben we vastgesteld
dat 14,4% van de patiënten antihypertensiva namen. 6 op 1000 personen
namen insuline vóór de bariatrische ingreep.
5. Het aantal sterfgevallen in de eerste drie jaar na de ingreep is
gedaald tussen 2000 en 2003, voor alle leeftijden. Deze verbetering
van de levensverwachting zou kunnen samenhangen met een verfijning
van de selectiecriteria voor een ingreep, met een verbetering van de
operatietechnieken en van de postoperatieve opvolging van de
patiënten.
6. Het percentage heropnames is 20% per jaar, wat de
hospitalisatiedienst ook is. In vele gevallen gaat het louter om een
plastische ingreep (wegsnijden huidoverschotten), wat wijst op een
gewichtsverlies . In 3 % van de gevallen gaat het om heropnames voor
het herplaatsen van een maagring..
7. In bijna 47% van de gevallen heeft een opname (of meerdere
opnames) andere oorzaken dan plastiek of een nieuwe bariatrische
chirurgie. Deze heropnames vermeerderen met de leeftijd van de
patiënt. De bepalende factor voor een mogelijke heropname is de
noodzaak van een antihypertensivabehandeling of een insulinetherapie,
ondanks de bariatrische ingreep.
8. Uiteindelijk stelt men vast dat twee jaar na de ingreep het aantal
patiënten dat antihypertensiva en insuline gebruikt aanzienlijk
daalt: twee op dertien patiënten stoppen met insuline en 154 op 632
patiënten stoppen met de behandeling tegen een verhoogde bloeddruk.
Wat besluiten we hieruit?
De daling van het aantal overlijdens kan worden toegeschreven aan de
leercurve van en de expertise van de bariatrische chirurg, maar de
ingreep blijft niet zonder risico's . De winst is op korte termijn
moeilijk te bepalen. Over een termijn van 2 jaar, stopt 24% van de
patiënten die medicijnen slikken voor één van de comorbiditeiten met
de behandeling. Dit aandeel ligt lager bij oudere patiënten.
De kans op overlijden blijkt toch samen te hangen met het
preoperatieve verbruik bij deze behandelingen. Maar de aanwezigheid
van een comorbiditeit, aangetoond via het gebruik van
antihypertensiva en insuline, is zelf ook een keuzecriterium voor dit
soort ingrepen. Het aantal heropnames, vaak een indicator van
complicaties of het aanhouden van problemen, leert ons om
voorzichtiger te zijn bij het voorstellen van dit soort ingrepen en
pleit ook voor zowel medische als psychologische opvolging om de kans
op succes te verhogen.
Het is echter nog te vroeg om op middellange termijn conclusies te
trekken i.v.m. de efficiëntie, de voordelen en de impact van
dergelijke interventies bij gebrek aan een controlegroep, bij gebrek
aan specifieke nomenclatuurcodes voor de bariatrische chirurgie en
aan "klinische" preoperatieve informatie.
De resultaten ondersteunen alvast de noodzaak aan een aangepaste
nomenclatuur met een aan strikte voorwaarden gekoppelde terugbetaling
voor de bariatrische chirurgie.
Meer informatie :
ann.ceuppens@mloz.be
Verantwoordelijke Studies
Strategische studies en communicatie
02-778.93.30
agnes.leclercq@mloz.be
Strategische studies en communicatie
02-778.92.59
guy.bourgeois@mloz.be
External Communication Officer
02-778.94.87