Radboud Universiteit Nijmegen
Onderwijsprestaties in Nederland goed, belangstelling voor bèta-opleidingen
ver onder Europees gemid
Nog steeds kiezen in Nederland minder studenten voor en bèta-opleiding
dan in de meeste omringende landen. En met name het aandeel van
vrouwen blijft met 15% ver achter bij het gemiddelde van de hele
Europese Unie (25%), zo blijkt uit het op 12 september verschenen
OESO-onderzoek. Deze resultaten bevestigen de uitkomsten uit eerder
onderzoek van dr. Annemarie van Langen van het Nijmeegs
onderzoeksinstituut ITS.
Van Langen constateerde in 2005 dat sekse en milieu nog steeds van
invloed is op school- en vakkenkeuze. Prestaties van leerlingen
bepalen voor een belangrijk deel de mate van exactheid van het gekozen
profiel. Maar daarnaast bleek ook nog steeds sprake van een
eigenstandige invloed van sekse en ouderlijk opleidingsniveau op de
vakkenkeuze: bij gelijke wiskundeprestaties kiezen meisjes minder
exact dan jongens. En kinderen van laag opgeleide ouders kiezen minder
exact dan kinderen van hoogopgeleide ouders.
Eerder dit jaar publiceerden Van Langen samen met dr. Geert Driessen
van onderzoekinstituut ITS een internationaal vergelijkende
trendstudie over ontwikkelingen in de schoolloopbanen van jongens en
meisjes in Nederland en in een aantal andere Westerse landen. Daaruit
bleek dat meisjes op bepaalde punten een inhaalslag hebben gemaakt.
Hun onderwijsniveau is gestegen ten opzichte van vroeger, en is ook
hoger geworden dan dat van jongens. Daarnaast presteren zij beter dan
jongens bij taal en lezen. Jongens presteren beter op toetsen voor
rekenen/wiskunde en natuurwetenschappen. Ook op gebied van
doorstroming (studierendement, zittenblijven en voortijdig
schoolverlaten) is de positie van meisjes gunstiger dan van jongens.
Er is nog wel sprake van hardnekkige sekseverschillen in studiekeuze.
Meisjes kiezen nog steeds beduidend minder vaak voor bètatechnische
richtingen dan jongens.
Het onderzoeksrapport is te vinden op de website van het ITS.