Rabo-economen evalueren economisch beleid Balkenende
12 september 2006
Vooruitkijkend naar Prinsjesdag en de naderende verkiezingen presenteert het jongste Economische Kwartaalbericht van de Rabobank een analyse van de economische resultaten van de Kabinetten Balkenende I, II en III. Met het oog op de vergrijzing zijn ingrijpende hervormingen in de gezondheidszorg, veranderingen in de sociale zekerheid en forse bezuinigingen doorgevoerd. Er zijn meer mensen beschikbaar gekomen voor de arbeidsmarkt en de loonkosten zijn gematigd. Wel was een aanzienlijk deel van het hogere arbeidsaanbod te danken aan maatregelen die al tijdens de Paarse kabinetten werden ingevoerd.
Helaas is door een verkeerde timing van het begrotingsbeleid (overigens mede te wijten aan het ruime begrotingsbeleid van Paars) en de aanvankelijk zeer pessimistische beargumentering van het beleid de conjunctuur onnodig geschaad. Daardoor lag de gemiddelde groei de afgelopen jaren duidelijk onder het meerjarige gemiddelde. Wel was het Kabinet succesvol met het op orde brengen van de overheidsfinanciën. De begroting is weer in evenwicht en de staatschuldquote daalt weer.
Het beleid om de concurrentiepositie en de structurele economische groei te verbeteren was weinig succesvol. Het was daarvoor te eenzijdig gericht op loonmatiging en onvoldoende op het stimuleren van kennis en ondernemerschap. Vooral bij het kennisbeleid was sprake van veel woorden maar te weinig daden.
Rabobank verwacht economische groei van 3¼ procent in 2007
De Rabobank verwacht dat de Nederlandse economie dit jaar met 3 procent zal groeien. Volgend jaar kan het herstel aantrekken tot 3¼ procent. De consument speelt hierbij een sleutelrol. Nederlanders hebben meer vertrouwen in de economie, mede dankzij een toenemende koopkracht. Dit jaar groeit de Nederlandse economie meer dan het Europese gemiddelde, nadat ons land enkele jaren de hekkensluiter was.
De stijgende inkomens vertalen zich ook in prijsstijgingen op de huizenmarkt, ondanks een licht oplopende rente. De Rabobank verwacht dat de huizenprijzen dit jaar gemiddeld 4½ procent stijgen, gevolgd door 3½ % volgend jaar.
De stad bestaat niet
Het Economische Kwartaalbericht bevat een speciale studie 'Nederland Stedenland'. Het onder Paars opgezette Grote Stedenbeleid werd onder de Kabinetten Balkenende voortgezet. De animo onder gemeenten en andere betrokken partijen is inmiddels echter danig afgenomen. Naast de weerbarstigheid van de problematiek speelt hierbij ongetwijfeld ook een rol dat van een eenduidig onderscheid tussen 'stad' en 'land' in Nederland feitelijk niet of nauwelijks sprake is. Ten eerste weet niemand waar de stad ophoudt en ontwikkelingen en problemen die als 'typisch' stedelijk worden aangemerkt, blijven beslist niet beperkt tot de grote gemeenten maar doen zich ook voor in tal van kleinere. Daardoor strekt het Grote Stedenbeleid zich inmiddels uit over 140 gemeenten, waaronder menigeen die het predikaat 'grote stad' op geen enkele wijze verdient.
Het Westen, Noord-Brabant en delen van Gelderland vormen een groot, amorf stedelijk gebied: de Centrale Stedenring. Dit leidt er toe dat de Nederlandse steden in een felle concurrentiestrijd zijn verwikkeld. Hun verzorgingsgebieden overlappen elkaar in hoge mate en dat is te meer het geval, naarmate de kernen dichter bij elkaar liggen, zoals in het westen van het land. In tegenstelling tot veel andere landen kent ons land geen eenduidig nationaal centrum.
De meest verstedelijkte gemeenten zijn in veel opzichten een podium waarop nieuwkomers in de Nederlandse samenleving, zoals jongeren en immigranten, hun opwachting maken, om na verloop van tijd door te stromen naar andere gemeenten. Het lijkt daarom niet zo zinvol om stedelingen als een aparte doelgroep te onderscheiden, maar meer om de stad te zien als een tijdelijke verblijfplaats voor een (groot) deel van de bevolking. Het beleid kan zich daarom beter richten op specifieke doelgroepen dan op een moeilijk af te bakenen fenomeen als 'de stad'.
Rabobank Nederland