Nota naar aanleiding van het nader verslag
De leden van de PvdA- en GroenLinks-fractie vragen waarom er wordt afgeweken van de
STAR wensen van 13 september 2005.
In mijn brief van 8 juli 20051 heb ik reeds aangekondigd dat ik na overleg met sociale
partners mijn eigen afweging zou maken met betrekking tot de nationale kop. Er moeten
zwaarwegende redenen bestaan voor het handhaven van de nationale kop. De regering wijkt
op twee punten af van het unanieme deel van het advies van de Stichting van de Arbeid. Het
betreft de onderwerpen arbospreekuur en specifieke kennisgevingen (nrs. 40 en 41 van de
lijst). Beide onderwerpen betreffen middelbepalingen.
De Stichting heeft naar aanleiding van het wetsvoorstel een brief gestuurd (d.d. 5 juli 2006)
waarin zij een nadere verduidelijking vraagt. Ik neem het voorstel van de Stichting om in het
wetvoorstel toegang van de werknemers tot een arbodeskundige te regelen over. Aan het
wetsvoorstel zal een bepaling worden toegevoegd waarin wordt geregeld dat in de risico-
inventarisatie en evaluatie aandacht besteedt moet worden aan de toegang van werknemers
tot een deskundige werknemer of persoon.
Daarnaast ben ik met de Stichting van mening dat het belangrijk is dat werkgevers en
werknemers overleg plegen over het arbeidsomstandighedenbeleid. Het verheugt mij dat de
Stichting de schriftelijke informatieverstrekking hierbij niet noodzakelijk acht. Dit bespaart
administratieve lasten voor de werkgever. Het is wel van belang dat er een contactmoment is
tussen ondernemer en ondernemingsraad, personeelsvertegenwoordiging en belanghebbende
werknemers waar actief informatie wordt gewisseld over aangelegenheden die het
arbeidsomstandighedenbeleid van de onderneming aangaan. Ik neem het voorstel van de
Stichting, om in de Arbowet 1998 een bepaling op te nemen die regelt dat er overleg gevoerd
moet worden over de aangelegenheden die het arbeidsomstandighedenbeleid van de
onderneming aangaan en de uitvoering van het arbeidsomstandighedenbeleid met de
ondernemingsraad of de personeelsvertegenwoordiging, over. Beide onderwerpen zijn
opgenomen in de bijgaande nota van wijziging. Tevens is in deze nota van wijziging een
technische omissie in het wetsvoorstel hersteld.
De leden van de PvdA- en GroenLinks-fractie vragen wat wel en niet is toegestaan nu
concrete doelvoorschriften ontbreken, dit schept oneerlijke concurrentie?
De veronderstelling dat concrete doelvoorschriften in het onderhavige wetsvoorstel en het te
wijzigen Arbobesluit ontbreken is niet juist. In het Arbobesluit zijn concrete doelvoorschriften
opgenomen voor onder andere valgevaar, explosiegevaar en brandgevaar acuut gevaarlijke
stoffen, biologische agentia, verstikkingsgevaar, vergiftiging/bedwelming acuut gevaarlijke
stoffen, vervoer personen in werkbakken. Daarnaast staan in de Arbowet concrete
doelvoorschriften die voortvloeien uit internationale verplichtingen. Door de nationale kop
zoveel mogelijk te beperken wordt voorkomen dat er sprake is van oneerlijke concurrentie ten
opzichte van de andere EU-lidstaten.
De leden van de PvdA- en GroenLinks-fractie vragen waarom er geen landelijk onafhankelijk
instituut zoals de Gezondheidsraad wordt ingeschakeld om risico's in kaart te brengen?
In de nota naar aanleiding van het verslag bij het wetsvoorstel wordt gemeld dat
overeenkomstig het advies van de SER het opstellen van een wetenschappelijke grenswaarde
1 Kamerstukken II, 2004/05, 25 883, nr. 50
---
moet gebeuren door een onafhankelijk en deskundig instituut. Bij een onafhankelijk en
deskundig instituut denk ik bijvoorbeeld aan de Gezondheidsraad, het RIVM of een
deskundig Europees instituut.
De leden van de PvdA- en GroenLinks-fractie vragen hoe de Arbeidsinspectie globale
doelstellingen concreet kan handhaven.
Net zoals bij de huidige wet- en regelgeving handhaaft de Arbeidsinspectie op basis van de
doelvoorschriften in de arbowetgeving. Na wijziging van de arbowetgeving is dit
onveranderd. In de situatie dat een werkgever geen enkele inspanning heeft geleverd om een
voorschrift na te leven, vormt dat altijd een overtreding, waarvoor ook bij doelvoorschriften
een boete kan worden opgelegd. In de situatie dat de werkgever wel maatregelen heeft
getroffen, maar deze onvoldoende zijn om het doelvoorschrift na te leven, kan de
Arbeidsinspectie ook direct handhaven. Bij de vraag of bepaalde maatregelen onvoldoende
zijn om een doelvoorschrift na te leven, zal de Arbeidsinspectie in het nieuwe stelsel uitgaan
van de in de verzamelbeleidsregel vermelde arbocatalogi. De arbocatalogi vormen voor de
Arbeidsinspectie het referentiekader. Afhankelijk van de situatie kan de Arbeidsinspectie
overtredingen van doelvoorschriften handhaven door middel van een boete, eventueel
voorafgegaan door een waarschuwing of een eis.
De leden van de PvdA-, GroenLinks- en SP-fractie vragen wat het gevolg zal zijn als er geen
arbocatalogi komen of wanneer werkgevers geen nieuwe afspraken willen maken.
De totstandkoming van arbocatalogi is de verantwoordelijkheid van sociale partners. In het
SER-advies hebben zij het voorstel gedaan om te komen tot een systeem waarbij in
arbocatalogi afspraken worden gemaakt over de manier waarop invulling wordt gegeven aan
de doelvoorschriften in de wetgeving. Indien er in een sector geen arbocatalogus tot stand
komt, zal de Arbeidsinspectie op basis van wet- en regelgeving handhavend optreden, daarbij
gebruik makend van de stand van de wetenschap, zoals vervat in (wetenschappelijke)
onderzoeken, NEN-normen, arboconvenanten, jurisprudentie, etc.
De leden van de PvdA- en GroenLinks-fractie vragen of de werkgever op grond van artikel 1
Arbowet verplicht is ook een preventief beleid te voeren ten aanzien van discriminatie op
grond van ras en religie? Tevens vragen deze leden op grond van welke wetsartikel uit de
Arbowet een ondernemingsraad de werkgever kan wijzen op de verplichting om een beleid te
voeren ten aanzien van discriminatie op grond van ras en religie?
De Arbeidsomstandighedenwet strekt tot verbetering van de arbeidsomstandigheden en heeft
betrekking op de bescherming van de veiligheid en de gezondheid van werknemers,
meewerkende werkgevers en zelfstandigen. De wet bevat daartoe in artikel 3 een algemene
verplichting voor de werkgever om te zorgen voor de veiligheid en gezondheid van de
werknemers inzake alle met de arbeid verbonden aspecten en om een beleid te voeren dat is
gericht op zo goed mogelijke arbeidsomstandigheden. De wet bevat geen verplichting om een
beleid te voeren ten aanzien van discriminatie in het algemeen of ten aanzien van ras of religie
in het bijzonder. Daarvoor is wetgeving zoals de Algemene wet gelijke behandeling van
toepassing.
In artikel 28, derde lid, van de Wet op de ondernemingsraden heeft de ondernemingsraad
mede tot taak gekregen om te waken in het algemeen tegen discriminatie in de onderneming
en in het bijzonder de gelijke behandeling van mannen en vrouwen te bevorderen. De
ondernemer dient aan de ondernemingsraad schriftelijk gegevens te verstrekken over het
---
gevoerde sociale beleid, in het bijzonder met betrekking tot het tegengaan van discriminatie
en het bevorderen van gelijke behandeling van mannen en vrouwen. Ook dient de ondernemer
daarbij mondeling of schriftelijk mededeling te doen van het in het komende jaar op die
punten te voeren beleid. De ondernemingsraad kan de ondernemer over de bedoelde
onderwerpen voorstellen doen en standpunten innemen.
De leden van de PvdA- en GroenLinks-fractie vragen naar het antwoord van de
Staatssecretaris op de brief van de Stichting van de Arbeid d.d. 5 juli 2006?
Het antwoord op de brief van de Stichting van de Arbeid van 5 juli 2006 ontvangt u als
bijlage bij deze nota.
De leden van de SP-fractie constateren dat de regering niet weerspreekt dat het publiek
geregelde beschermingsniveau verlaagd wordt. Waarop baseert de regering de gedachte dat
werkgevers en werknemers afspraken zullen maken die leiden tot handhaving en verbetering
van het beschermingsniveau? Wat gaat de regering doen als in bepaalde sectoren geen
arbocatalogi tot stand komen? Is het ministerie betrokken bij het opstellen van de
arbocatalogi? En zo ja, waaruit bestaat die betrokkenheid?
Zoals in de nota naar aanleiding van het verslag is vermeld is de regering van mening dat de
wijzigingen van de arbeidsomstandighedenwetgeving (arbowetgeving) niet leidt tot een
verlaging van het beschermingsniveau. Dit wetsvoorstel heeft tot doel om de
verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers voor het arbeidsomstandighedenbeleid
te vergroten. Het arbeidsomstandighedenbeleid moet niet op gedetailleerd niveau door de
centrale overheid worden geregeld, maar zoveel mogelijk tot stand komen binnen
ondernemingen. Daardoor ontstaat maatwerk en meer draagvlak in de onderneming. Eigen
afspraken, passend voor de situatie in de sector of onderneming en in overeenstemming tussen
werkgever(s) en werknemersvertegenwoordigers tot stand gekomen, zijn een stimulans voor
het te voeren arbobeleid.
Uit de voortgangsrapportage over de uitvoering van de arboconvenanten, het programma
Versterking Arbeidsveiligheid en het programma Versterking Arbeidsomstandigheden Stoffen
die op 22 augustus 20062 aan de Tweede Kamer is gezonden, blijkt dat de eigen
verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers voor veilige arbeidsomstandigheden
leidt tot een daling van ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid. Dit sterkt mij in de
overtuiging dat het wetsvoorstel effectief zal zijn.
Het is aan werkgevers en werknemers om te bepalen op welke manier zij invulling geven aan
de door de overheid in de Arbowet, Arbobesluit en Arboregeling vastgestelde
doelvoorschriften. In de memorie van toelichting bij het voorstel tot wijziging van de
Arbowet 1998 is aangegeven dat de overheid zich zal inspannen om met faciliterend beleid
het mogelijk te maken dat partijen hun verantwoordelijkheid kunnen nemen.
De leden van de SP-fractie vragen naar de inhoud van de brief die aan Eurocommissaris
Spidla is gestuurd? Tevens vragen deze leden waaruit blijkt dat de sociale partners de inhoud
van de brief steunen?
Ik heb in de brief aan de heer Spidla de kern van het SER-advies van juni 2005 over de
nieuwe Arbowet uitgelegd, namelijk het voorstel tot herijking van de
verantwoordelijkheidsverdeling bij het arbeidsomstandighedenbeleid tussen overheid en
2 Kamerstukken II, 2005/06, 25 883 nr. 83.
---
sociale partners. Ik heb geschetst hoe de Raad de invulling daarvan voor zich ziet. Ik heb de
heer Spidla gemeld dat ik aan het Parlement een wetsvoorstel heb voorgelegd dat, binnen de
ruimte die de bestaande Europese regelgeving daarvoor biedt, maximaal rekening houdt met
dit advies. Vervolgens heb ik de heer Spidla middels een citaat uit het advies het pleidooi van
de SER overgebracht om te komen tot Europees regelgevingkader waarin alle relevante
arborisico's via heldere en concrete doelvoorschriften waaraan zoveel mogelijk gezondheids-
of veiligheidskundige (grens)waarden gekoppeld zijn, zijn gedekt. In het private domein
zouden dan - overeenkomstig het voorstel van de Raad voor een nieuwe Nederlandse
arbostructuur - door sociale partners op centraal, bedrijfs- of sectorniveau afspraken gemaakt
kunnen worden op welke wijze aan deze publieke doelvoorschriften kan worden voldaan. Ik
heb de heer Spidla gemeld dat ik dit pleidooi van de SER onderschrijf en hem verzocht dit
gedachtegoed te betrekken bij het doordenken van de op te stellen nieuwe Communautaire
strategie voor veiligheid en gezondheid op het werk 2007-2010.
Dat sociale partners de inhoud van de brief zullen steunen volgt uit het feit dat ik hun advies
aan de heer Spidla heb aanbevolen. In zijn reactie heeft de heer Spidla aangegeven dat hij in
mijn brief een aantal interessante elementen heeft aangetroffen, waarmee terdege rekening zal
worden gehouden bij het opstellen van de nieuwe communautaire veiligheids- en
gezondheidsstrategie.
De leden van de SP-fractie vragen of de Europese kaderrichtlijn 89/391 voor wat betreft het
bewerkstelligen van "voordurende verbetering van de gezondheid en veiligheid van
werknemers in Europa" niet langer door Nederland wordt nageleefd. De Europese richtlijn
richt zich toch tot de nationale overheden?
EG-richtlijnen richten zich tot de lidstaten (art. 249 EG-Verdrag) en kunnen worden gezien
als een bindende instructie aan de lidstaten om het nationale recht zo aan te passen als in de
richtlijn is omschreven. Er is derhalve sprake van een omzettingsplicht. Het gaat daarbij om
een resultaatsverplichting, waarbij het aan de nationale instanties wordt overgelaten om vorm
en middelen te kiezen.
In aansluiting daarop verplicht Richtlijn nr. 89/391/EG3 de lidstaten om de nodige wettelijke
en bestuursrechtelijke bepalingen in werking te doen treden om aan de richtlijn te voldoen en
om de nodige maatregelen te nemen om te verzekeren dat de werkgevers, de werknemers en
de werknemersvertegenwoordigers worden onderworpen aan de voorschriften die nodig zijn
voor de tenuitvoerlegging van de richtlijn (artikelen 4 en 18). De richtlijn is op dit moment
reeds adequaat in de Arbeidsomstandighedenwet 1998 geïmplementeerd. Door het
onderhavige wetsvoorstel wordt daar geen afbreuk aan gedaan, maar wordt de implementatie
juist versterkt door in artikel 3 expliciet de plicht uit artikel 5 van de richtlijn op te nemen om
te zorgen voor veiligheid en gezondheid van de werknemers inzake alle met de arbeid
verbonden aspecten.
Naast de verplichting tot adequate implementatie van EG-richtlijnen bestaat voor de lidstaten
op grond van het EG-Verdrag (artikel 137) de plicht om het arbeidsmilieu te verbeteren om de
veiligheid en de gezondheid van de werknemers te beschermen. Daaraan wordt met de
arbeidsomstandighedenwetgeving gevolg gegeven. Het onderhavige wetsvoorstel leidt niet tot
een vermindering van het in de wetgeving neergelegde beschermingsniveau, maar beoogt juist
de arbeidsomstandigheden te verbeteren door meer ruimte te bieden voor maatwerk door
sociale partners.
3 Richtlijn nr. 89/391/EG betreffende de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering
van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op het werk (PbEG L 183).
---
De leden van de fractie van de SP constateren dat de regering van oordeel is dat het
wetsvoorstel niet afwijkt van het SER-advies. Deze leden vragen of de SER dat oordeel ook is
toegedaan en vragen tevens of de regering bereidt is om het oordeel van de SER hierover te
vragen?
Het VNO-NCW heeft op 22 juni een brief aan de Tweede Kamer gezonden waarin zij
aangeeft dat zij van mening is dat de hoofdlijnen van het SER-advies zijn gevolgd. Daarnaast
heeft de Stichting van de Arbeid op 5 juli een brief gezonden waarin zij aangeeft dat zij in het
wetsvoorstel het advies van de SER4 herkent, maar dat een aantal elementen niet goed uit de
verf komen. Met de beantwoording van de brief van de Stichting en de wijzigingen die in het
wetsvoorstel worden aangebracht met de bijgevoegde nota van wijziging ga ik er vanuit dat
sociale partners ook van mening zijn dat het SER-advies wordt gevolgd.
De leden van de SP-fractie vragen waarom het schrappen van de rapportageplicht over het
plan van aanpak, de actieve informatieplicht, het arbospreekuur, het niet opnemen van een
doelvoorschrift voor o.a. `zitgelegenheid' en `duwen en trekken' en een procesnorm voor
psychosociale arbeidsbelasting omdat het middelvoorschriften zijn zwaarder wegen dan het
pleidooi van de Stichting van de Arbeid om deze zaken in de wet op te nemen?
Zoals ik bij de beantwoording van de vraag van de leden van de fracties van PvdA en
GroenLinks reeds heb aangegeven ben ik met de Stichting van mening dat het belangrijk is
dat werkgevers en werknemers overleg plegen over het arbeidsomstandighedenbeleid. Het is
van belang dat er een contactmoment is tussen ondernemer en ondernemingsraad,
personeelsvertegenwoordiging en belanghebbende werknemers waar actief informatie wordt
gewisseld over aangelegenheden die het arbeidsomstandighedenbeleid van de onderneming
aangaan. In bijgevoegde nota van wijziging is geregeld dat er overleg gevoerd moet worden
over de aangelegenheden die het arbeidsomstandighedenbeleid van de onderneming aangaan
en de uitvoering van het arbeidsomstandighedenbeleid met de ondernemingsraad of de
personeelsvertegenwoordiging.
Voor ondernemingen met minder dan 10 werknemers waar geen ondernemingsraad of
personeelsvertegenwoordiging aanwezig is, is in het wetsvoorstel reeds een dergelijke
bepaling opgenomen.
De Stichting stelt in zijn brief voor om een doelvoorschrift met betrekking tot `zitgelegenheid'
en `duwen en trekken' en `een agendabepaling voor agressie en geweld, seksuele intimidatie,
pesten en werkdruk (psychosociale arbeidsbelasting - PSA) op te nemen in de
Arbowetgeving. Voor deze arbeidsrisico's geldt dat er, gelet op de grote verscheidenheid aan
belastingssituaties bij fysieke belasting en factoren die de aard en mate van PSA bepalen,
maatwerk noodzakelijk is. Daarin past geen rigide wettelijke begrenzing (fysieke belasting) of
agendabepaling die per afzonderlijk PSA-risico specifieke maatregelen voorschrijft. Als uit de
verplichte risico-inventarisatie blijkt dat sprake is van te hoge belasting van werknemers op
deze arbeidsrisico's, dan dienen in het bijbehorende plan van aanpak de afspraken te worden
verwerkt die werkgevers en werknemers vervolgens maken over preventie- en
beheersmaatregelen die passen en effectief zijn voor de specifieke risicosituaties en groepen
in hun bedrijf. Daarbij kan een voorbeeld worden genomen aan de afspraken die op
brancheniveau tussen sociale partners zijn gemaakt, bijvoorbeeld in de arboconvenanten.
Verder is in het ontwerpbesluit ook een doelvoorschrift (artikel 5.4) opgenomen dat de
werkgever, tenzij dit redelijkerwijs niet kan worden gevergd, verplicht de werkplekken in te
4 SER-advies Evaluatie Arbowet 1998, publicatienr. 05/09, Den Haag, 2005.
---
richten volgens de ergonomische beginselen. Dit houdt in dat rekening dient te worden
gehouden met de fysieke kenmerken en beperkingen van de werknemer, en de aard van de
werkzaamheden, zodanig dat een werknemer zijn werkzaamheden in een goede werkhouding
kan verrichten. Dit impliceert bijvoorbeeld dat aan een werknemer die arbeid verricht welke
zittend kan worden uitgevoerd, doelmatige zitgelegenheid wordt geboden. Er zijn ook situaties
denkbaar waarin een werknemer een aanzienlijk deel van zijn werk staande moet uitvoeren. In
die gevallen dient, wanneer het arbeidsproces het toelaat, de werknemer in de gelegenheid
gesteld te worden om van tijd tot tijd te gaan zitten.
Naast deze doelvoorschriften is ook een procesnorm opgenomen. In deze procesnorm is geregeld
(artikel 5.3, onder b) dat een werkgever bij de beoordeling van de veiligheids- en
gezondheidsaspecten van fysieke belasting (waaronder ook werkhouding begrepen wordt) in de
risico-inventarisatie en evaluatie met name moet letten op de kenmerken van de last, de vereiste
lichamelijke inspanning, de kenmerken van de werkomgeving en de eisen van de taak.
De leden van de SP-fractie vragen wat een verzamelbeleidsregel is. Waarom moeten de
huidige beleidsregels worden afgeschaft terwijl ze terugkomen in een verzamelbeleidsregel
die de zelfde status heeft als de bestaande beleidsregels?
Anders dan de leden van de SP-fractie kennelijk menen is er een principieel verschil tussen de
arbocatalogi vermeld in de verzamelbeleidsregel en de arbobeleidsregels. Arbocatalogi
hebben niet dezelfde status als arbobeleidsregels. De inhoud van arbobeleidsregels wordt
bepaald door de overheid c.q. het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW).
De arbobeleidsregels zijn bindend voor de Arbeidsinspectie bij de handhaving.
In de door mij voorgestane opzet van de arbowetgeving komen de arbobeleidsregels te
vervallen uiterlijk drie jaar na inwerkingtreding van de wijziging van de Arbowet.
Werkgevers en werknemers kunnen, met gebruikmaking van (wetenschappelijke)
onderzoeken, NEN-normen, arboconvenanten, jurisprudentie, etc., per branche of sector
afspraken maken ter invulling van de arbovoorschriften. Deze afspraken leveren de zgn.
arbocatalogus op. Het gaat hier om maatwerk.
Zoals reeds eerder vermeld handhaaft de Arbeidsinspectie op basis van de arbowetgeving en
gebruikt de arbocatalogus als referentiekader als de arbocatalogus wordt vermeld in de
verzamelbeleidsregel. Anders dan bij de arbobeleidsregels, bemoeit de overheid c.q. het
ministerie van SZW zich in de nieuwe opzet dus uitdrukkelijk niet met de totstandkoming en
reikwijdte van de arbocatalogus en de bekendmaking ervan. Dit is volledig een
verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers. De verzamelbeleidsregel is een
bestuursrechtelijke constructie waardoor de arbocatalogus van private norm wordt omgezet
tot referentiekader voor de Arbeidsinspectie.
De leden van de SP-fractie vragen of de arbocatalogi voor werkgevers en werknemers gratis
beschikbaar zijn en zo nee, welke prijs wordt in rekening gebracht.
Zoals in de memorie van toelichting is aangegeven is de vormgeving, inhoud en kenbaarheid
van de arbocatalogus de verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers.
De leden van de SP-fractie vragen wat de kosten zijn voor het opstellen van een grenswaarde
voor chemische stoffen volgens de huidige procedure? Zullen de kosten voor het opstellen
van een private grenswaarde van dezelfde kwaliteit lager uitvallen? Zo ja waarom?
In het huidige grenswaardenstelsel is voor een beperkt deel van de in gebruik zijnde
chemische stoffen een publieke grenswaarde opgesteld. Voor de overige stoffen heeft de
---
werkgever al vele jaren de verantwoordelijkheid zelf een private grenswaarde op te stellen.
De kosten die het bedrijfsleven voor de private grenswaarden maakt en in de toekomst zal
maken, zijn bij de overheid niet bekend.
De kosten die de Gezondheidsraad maakt voor het opstellen van een publieke grenswaarde
verschillen per stof. Deze hangen ondermeer af van de hoeveelheid literatuur die over een stof
beschikbaar is en geraadpleegd wordt.
De leden van de SP-fractie vragen welke werkgevers private grenswaarde(n) hebben
opgesteld en voor welke stoffen. Wil de regering de Gezondheidsraad advies vragen over de
kwaliteit van de onderbouwing van deze grenswaarden?
Bedrijven dienen de risico's van het werken met gevaarlijke stoffen te beoordelen. Een
grenswaarde is hierbij een hulpmiddel. Binnen het toezicht door de Arbeidsinspectie wordt
getoetst of de beoordelingsplicht wordt nageleefd. Deze naleving verschilt per bedrijf en per
bedrijfstak. Een integraal overzicht van welke private grenswaarden voor welke stoffen zijn
gesteld, ontbreekt.
De regering ziet geen reden de Gezondheidsraad te vragen de kwaliteit van de private
grenswaarden te beoordelen. Werkgevers en werknemers hebben namelijk zelf besloten een
kwaliteitsborgingssyteem voor private grenswaarden in te voeren. Zij hebben daartoe reeds
offertes aangevraagd bij diverse onafhankelijke, deskundige partijen.
---
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid