Speech van de minister-president, mr. dr. Jan Peter Balkenende, bij de
opening van het studiejaar aan de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN),
Arnhem, 6 september 2006
Dames en heren,
Deze zomer kwam ik in een landelijk ochtendblad een achtergrondartikel
tegen over een verschijnsel waar ik nog niet eerder van had gehoord: de
'Quarterlife Crisis'.
We kennen natuurlijk allemaal de 'Midlife Crisis'. Die treft sommige mensen
van mijn leeftijd wanneer ze zich gaan afvragen 'is dit nu alles?'.
De Quarterlife Crisis treft jonge mensen van in de twintig die overweldigd
worden door een overvloed aan keuzemogelijkheden die vóór hen liggen. De
studenten in de zaal kennen dat gevoel misschien wel.
Wie ben ik? Wat wil ik? Studeren? Zo ja, wat? Reizen? Werken? Naar het
buitenland? Een eigen bedrijf? Een relatie? Kinderen?
De wereld ligt naar alle kanten open. En jij staat op een kruispunt met
bordjes in alle mogelijke richtingen.
Wat dat betreft is jullie situatie anders dan die van jullie ouders en zeer
zeker die van jullie grootouders.
Tot in de jaren zestig lag het leven voor de meeste mensen redelijk vast.
De route was eigenlijk al uitgestippeld. Je hoefde hem alleen maar te
volgen.
Je nam de zaak van je ouders over. Je werd huisvrouw, net als je moeder.
Ging rechten studeren omdat je vader dat ook deed.
Natuurlijk, een zekere keuzevrijheid was er toen ook wel. Maar wie als
dubbeltje geboren was, werd maar heel moeilijk een kwartje. En appeltjes
vielen niet ver van de boom. Een overzichtelijke wereld.
Het bijzondere van onze tijd is, dat dubbeltjes juist wel kwartjes kunnen
worden en dat appeltjes heel ver van de boom terecht kunnen komen. Volop
vrijheid. Volop keuzes.
Het onderwijs heeft in die ontwikkeling een belangrijke rol gespeeld. De
eisen die aan het onderwijs worden gesteld, worden in onze tijd steeds
hoger.
Taak van het onderwijs is jonge mensen zo goed mogelijk voor te bereiden op
een leven vol keuzes en mogelijkheden. Op een leven in een wereld zonder
gebaande paadjes.
Wat is daarvoor nodig?
Naar mijn overtuiging hebben we daar onderwijs voor nodig dat mensen
stimuleert om het beste uit zichzelf te halen. Onderwijs dat verschillen
tussen mensen niet afvlakt, maar respecteert. Dat talent tot bloei laat
komen.
Want alleen wie van jongs af aan heeft geleerd waar zijn talenten liggen -
en de kans heeft gekregen die te ontwikkelen - kan later goede keuzes maken
en met succes een eigen pad uitstippelen.
Er is nog een andere reden waarom zulk onderwijs van belang is. Dat is een
sociaal-economische reden.
Ons land heeft slimme, creatieve mensen nodig om in de 21ste eeuw succesvol
te blijven.
Goedkoop spullen produceren kunnen ze overal. Onderzoek doen en nieuwe
dingen uitvinden kunnen ze óók op steeds meer plaatsen.
Maar slimme combinaties maken, handig inspelen op nieuwe kansen en
behoeften, diensten en producten ontwikkelen die zich werkelijk
onderscheiden in kwaliteit of duurzaamheid, dat kunnen ze niet overal.
Daarmee moet Nederland zijn brood verdienen.
De eigen sterke kanten leren kennen en daarin ook kunnen uitblinken. Daar
gaat het om.
Dat is van belang voor jullie als jonge mensen in een wereld zonder veilige
gebaande paden. Het is ook van belang voor ons land, in een wereld met
enorme concurrentie en razendsnelle veranderingen.
Ik kwam vorige maand een stukje in een tijdschrift tegen over een 24-jarige
jongen uit Hattem: Steven van der Veen. Zijn grote passie: auto's. Hij
ontwerpt nieuwe modellen en heeft daar al diverse prijzen mee gewonnen. Op
de vraag: "Wat wil je veranderen?", zegt hij : "de afhankelijkheid van
aardolie". En op de vraag "Wat doe je over vijf jaar?", zegt hij: "dan
rijden er personenauto's van mij op de weg!"
Kijk: dát is de spirit die we nodig hebben.
Het is daarom dat het Innovatieplatform heeft nagedacht over de vraag hoe
we talenten meer de ruimte kunnen geven in Nederland.
Dat vraagt in de eerste plaats om een ruimere manier van denken. In
Nederland zijn we erg gericht op het verkleinen van verschillen tussen
mensen. 'Iedereen gelijke kansen' verwordt dan al gauw tot 'iedereen
gelijk'.
Let eens op al die uitdrukkingen die we hebben. "Hardlopers zijn
doodlopers." "Gewoon is al gek genoeg." "Gelijke monniken gelijke kappen."
Daarmee geven we indirect de boodschap: sloof je maar niet uit; steek je
hoofd maar niet boven het maaiveld.
Met de beste bedoelingen hebben we zo een cultuur gecreëerd die misschien
eerlijk lijkt, maar het natuurlijk niet is. Want mensen zijn geen
eenheidsworsten. Juist in de verschillen zit hun individualiteit. De een is
goed in wiskunde. De ander is artistiek aangelegd. Weer een ander heeft
uitstekende sociale vaardigheden. Of blinkt uit in sport. Iedereen heeft
wel een of meerdere talenten.
In een omgeving waar iedereen op elkaar lijkt, breken nieuwe ideeën heel
moeilijk door. U kent het vast uit eigen ervaring. Een werkgroepje van
gelijkgezinden, kan gemakkelijk blijven hangen in hetzelfde spoor. Terwijl
vogels van divers pluimage misschien samen meer lawaai maken, maar ook
eerder met een nieuw idee komen.
We hebben een cultuurverandering nodig. Een ruimere manier van denken,
waarin verschillen in eigenschappen tussen mensen positief worden
gewaardeerd.
Maar daarmee zijn we er niet. Wat ook nodig is, is een omgeving waarin die
talenten worden erkend, aangemoedigd, gevoed en ontwikkeld.
Pieter van den Hoogenband had als jochie van vier jaar al zijn A en B-
diploma. Op zijn negende deed hij aan wedstrijdzwemmen. Nú is hij een van
de grootste zwemhelden die Nederland ooit heeft gekend. Dankzij zijn grote
talent, maar óók dankzij de mensen die hem hebben geholpen om dat talent te
ontplooien.
Het begint met passie en nieuwsgierigheid. Met hoge eisen aan jezelf
stellen. Plezier hebben in de uitdaging.
Studenten houden wel van een beetje uitdaging. Het mag best aanpoten zijn.
Dat hoor ik van studenten, maar het blijkt ook uit onderzoek.
De Keuzegids Hoger Onderwijs vraagt ieder jaar 50.000 studenten naar hun
mening over hun studie. Conclusie is dat het studieklimaat eerder te
vrijblijvend is dan te veeleisend. Het mag van studenten best wat pittiger.
Opmerkelijk is dat juist bij de zwaardere opleidingen het studietempo en
slagingspercentage vaak hoger liggen.
Overigens stoppen hbo-studenten gemiddeld per week zeven uur méér in hun
studie dan studenten aan de universiteit. Uit de Studentenmonitor van het
Ministerie van Onderwijs blijkt dat hbo'ers gedrevener zijn dan studenten
in het wetenschappelijk onderwijs. "De excellente student komt naar
verhouding meer voor in het hbo dan in het wetenschappelijk onderwijs"
luidt de conclusie.
Voor mij een bewijs te meer hoe belangrijk het hbo is en hoe zuinig we er
op moeten zijn.
Wat kunnen we doen om die gedreven studenten (en degenen die dat nog niet
zijn) de wind in de rug te geven? Daar heeft het Innovatieplatform ook over
nagedacht.
Van groot belang is dat onderwijsinstellingen en docenten meer ruimte
krijgen om in te spelen op de specifieke behoeften en talenten van hun
studenten. We mogen talent niet smoren in regels en procedures. Regels
moeten talent helpen, niet hinderen.
Dit jaar was er in Rotterdam een gymnasiast - Werner Daalman - die
eindexamen wilde doen in alle vier de profielen. Dat had nog nooit eerder
iemand geprobeerd.
Werner vertelde aan een krant dat zijn biologieleraar hem op het idee had
gebracht: "als je biologie erbij pakt, heb je alle vier de profielen."
Aan de rector had hij gevraagd of dat geen problemen zou geven met de
roosters. Maar die had gezegd: "voor jou zijn er geen roosters".
Op 15 juni kwam het verlossende telefoontje: Werner was cum laude geslaagd.
Wie is nu de held van dit verhaal?
In mijn beleving zijn er drie helden: Werner, de leraar biologie die hem
een zetje in de rug gaf en de rector die de ruimte maakte voor zijn talent.
Sinds 2003 werken we met overtuiging aan vermindering van regels voor het
onderwijs. Minder circulaires. Minder kerndoelen. Minder onderwijsconcepten
die - vaak met de beste bedoelingen - in Den Haag worden bedacht. In Den
Haag kunnen we niet bepalen wat het beste is voor een jongen als Werner
Daalman. Dat kunnen alleen de mensen in zijn directe omgeving.
Ik ben blij dat hogescholen de nieuwe ruimte creatief en goed gebruiken.
Bijvoorbeeld door nauw samen te werken met het bedrijfsleven.
Ondernemerschap is geen bedreiging voor talentontwikkeling, maar juist een
stimulans. Want wie als ondernemer succes wil hebben, moet zich
onderscheiden van anderen. Moet op zijn of haar terrein excelleren.
De HAN is een prima voorbeeld van een hogeschool die samenwerking zoekt met
bedrijven. Op tal van manieren maken studenten kennis met ondernemers en
ondernemers met studenten. Tot voordeel van iedereen.
Als ik hier om me heen kijk, zie ik studenten, docenten, ondernemers,
bestuurders, vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties, van
sportbonden en van de jeugdzorg. Uw aanwezigheid hier beschouw ik als een
teken van betrokkenheid. U geeft daarmee aan dat we het samen moeten doen.
Dat we samen verantwoordelijk zijn voor de ontplooiingskansen van jonge
mensen. Voor uitdagend onderwijs dat midden in de samenleving staat.
Minder regels, meer ruimte, meer ondernemerschap. Al die zaken zijn daarbij
van belang.
Maar daarnaast moeten we ook de diepte in durven gaan. We moeten meer
investeren in de opleiding van onderwijsgevenden.
Docenten hebben een prachtig vak. Jonge mensen begeleiden bij het ontdekken
en ontplooien van hun talent. Iets mooiers is eigenlijk nauwelijks
denkbaar.
Onderwijs geven is bouwen aan de toekomst van Nederland. De
maatschappelijke waardering voor dat werk moet omhoog. En dat begint met
investeren in de opleiding van onderwijsgevenden, zodat ze goed zijn
toegerust voor dat belangrijke werk.
De afgelopen jaren zijn meer middelen beschikbaar gekomen voor onderwijs,
en ook voor de opleidingen van docenten. Juist in een tijd waarin de
vergrijzing zich steeds meer doet gelden, moeten we aan de toekomst denken.
Dat betekent: zorgen dat het vak van docent aantrekkelijk en stimulerend
blijft.
Dames en heren, toen ik werd geboren, was 2 procent van de Nederlandse
beroepsbevolking hoger opgeleid. Anno 2006 is dat meer dan een kwart. Een
enorme kwantitatieve sprong vooruit in een halve eeuw.
De sprong die we nu moeten gaan maken, is die van kwantiteit naar
kwaliteit.
Dat betekent: mensen opleiden tot het maximum van hun mogelijkheden, meer
ruimte voor scholen om in te spelen op de behoeften van de student, meer
ondernemerschap en meer aandacht voor de opleiding van docenten.
Ik zie dit als een van de grootste opdrachten voor de komende periode. Want
als we erin slagen het beste uit onszelf te halen, kunnen we vol vertrouwen
het leven met al zijn keuzes en kansen tegemoet treden.
Tot de studenten in de zaal wil ik tot slot nog het volgende zeggen.
Vandaag begint het nieuwe hogeschooljaar. Een jaar waarin jullie je mogen
laven aan kennis en uitgedaagd worden om je talenten te laten schitteren.
Jullie staan nog maar aan het begin van jullie levensweg. Die weg zal
valkuilen kennen, omwegen en kruisingen waarop je lastige keuzes moet
maken.
Maar onderweg zijn er óók onverwachte ontmoetingen, kansrijke doorsteekjes
en schitterende toppen met vergezichten waar je stil van wordt.
Ik las laatst dat een gezond mens per dag 8.000 stappen zet, en zo in zijn
leven vier maal de wereld rondloopt.
Jullie hebben nog bijna drie keer te gaan. Wat een geweldig vooruitzicht.
Ik wens jullie een fantastische reis!
Ministerie van Algemene Zaken