Taskforce Zorg voor Beter
Kamerstuk, 5-9-2006
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
DLZ/KZ-U-2710813
5 september 2006
Hierbij ontvangt u als bijlage de voortgangsrapportage van de
Taskforce Zorg voor Beter die ik heb ingesteld. Ik heb u deze brief
eerder beloofd. Verder geef ik u in deze brief de stand van zaken in
de voortgang van een aantal onderwerpen dat te maken heeft met
kwaliteit in de zorg: het Steunpunt Verpleeghuiszorg, indicatoren voor
verantwoorde zorg, mentorschap, Landelijk Dementieprogramma, innovatie
en de mogelijkheid van een uniform boekhoudsysteem.
Taskforce Zorg voor Beter
Dit kabinet investeert, zoals u weet, veel in het verbeteren van de
kwaliteit van de zorg, in dit geval de AWBZ. De basis daarvoor is het
kwaliteitsprogramma Zorg voor Beter. Dat richt zich op drie pijlers:
o Meer transparantie en betere verantwoording;
o Beter en meer gestructureerd toezicht;
o Betere kwaliteit van zorg (zeggenschap en patiëntveiligheid,
Landelijk Dementieprogramma, innovatie, Steunpunt verpleeghuiszorg,
uniforme boekhoudsystemen).
De verschillende trajecten op die terreinen hangen natuurlijk met
elkaar samen. Daarom heb ik in oktober 2005 een Taskforce Zorg voor
Beter ingesteld. De Taskforce levert goed werk en heeft een duidelijke
meerwaarde, vooral omdat veel verschillende partijen er hun inbreng in
hebben.
De Taskforce kiest twee speerpunten voor de komende tijd: het borgen
van de resultaten en het verbreden van het gedachtegoed van Zorg voor
Beter naar andere sectoren.
Het borgen van de resultaten raakt aan vragen als: Wie voelt zich
daarvoor verantwoordelijk? Wat zijn zichtbaar positieve effecten voor
cliënten? Welke resultaten `verdienen' het om te worden geborgd? Ik
wil de Taskforce graag de opdracht meegeven om de mogelijkheden voor
borging van de resultaten te onderzoeken.
Verder steun ik de opvatting van de Taskforce dat het gedachtegoed van
Zorg voor Beter nog teveel een zaak is van de verpleging en
verzorging. Dat moet op korte termijn worden verbreed naar de
geestelijke gezondheidszorg en de gehandicaptenzorg. Dat gebeurt
gelukkig ook al. Zo werken deze beide sectoren hard aan het
vaststellen van indicatoren voor wat verantwoorde zorg is. Die
indicatoren zijn waarschijnlijk eind dit jaar gereed.
De geestelijke gezondheidszorg voor chronische cliënten krijgt
daarnaast binnen Zorg voor Beter een aparte plek zodat de
ggz-instellingen beter kunnen profiteren van de activiteiten in het
programma. De ggz gaat zich richten op vier thema's die speciaal voor
hen in relatie tot kwaliteit belangrijk zijn: eenzaamheid, langdurig
gesloten zorg, bemoeizorg en patiënten met zowel een psychisch als
somatisch probleem.
Steunpunt Verpleeghuiszorg gaat in andere vorm door
Het Steunpunt Verpleeghuiszorg heeft de afgelopen anderhalf jaar
ongeveer 74 verpleeghuizen op hun verzoek geholpen. Ik heb u mijn
standpunt beloofd over de toekomst van het Steunpunt.
Het Steunpunt heeft onderzocht hoe die hulp is ervaren. Dat blijkt
positief te zijn: naast het anonieme karakter van de steun waarderen
de verpleeghuizen vooral de snelle, deskundige hulp van `vakbroeders'
zeer. Een groot aantal instellingen is zo geholpen bij het verbeteren
van de organisatie. Ik vind het echter nog te vroeg om het Steunpunt
nu definitief op te doeken. Daarom zal ActiZ, de brancheorganisatie
van zorgaanbieders in de verpleging en verzorging, de functie en
formule van het Steunpunt vanaf 1 oktober 2006 structureel overnemen.
Dit betekent dat ook de verzorgingshuizen hier op korte termijn een
beroep op kunnen doen. Ik juich dat van harte toe en draag daar ook
financieel aan bij.
Indicatoren verantwoorde zorg
De hele AWBZ werkt op dit moment hard het ontwikkelen en invoeren van
indicatoren voor verantwoorde zorg, meetpunten die een indicatie geven
over de kwaliteit van de zorg. De AWBZ is hiermee koploper in de zorg
in Nederland. Partijen nemen hun verantwoordelijkheid op dit punt zeer
serieus. De belangrijkste recente ontwikkelingen zijn:
o De visie op kwaliteit in de verpleging en verzorging is in 2005
vertaald in indicatoren. Zorg Thuis hanteert nog een apart
visiedocument, maar beide documenten worden op termijn in elkaar
geschoven.
Beide sectoren voeren nu gezamenlijk een proef uit met indicatoren om
de kwaliteit van de zorg te meten en om te zien of ze de juiste
informatie opleveren. De animo is groot: 115 instellingen doen mee. In
december verwacht ik de uitkomsten van de pilot. Hierna worden de
indicatoren vastgesteld als richtsnoer en gebruikt de IGZ ze in 2007
bij het toezicht; ze worden ook onderdeel van de cliëntentoetsing. De
indicatoren worden ook gebruikt in het Jaardocument maatschappelijke
verantwoording. Ik acht dit een grote stap vooruit in het beter op
elkaar afstemmen van de informatie over toezicht en verantwoording.
o Ik heb met GGZ Nederland afgesproken dat die met de IGZ zorgen dat
er één set indicatoren voor de ggz komt. Die indicatoren moeten wel
door alle partijen gedragen worden, met name door de
cliëntorganisaties. Een projectgroep met alle belanghebbenden werkt nu
indicatoren uit voor cliëntgerichtheid, effectiviteit en veiligheid.
o Met de brancheorganisatie van zorgaanbieders in de
gehandicaptenzorg, de VGN, zijn soortgelijke afspraken gemaakt. Ook
deze wil de indicatoren eind 2006 gereed hebben om ze vervolgens in
2007 te vertalen in normen voor het toetsingskader dat nog gemaakt
moet worden. Bestaande documenten en instrumenten vormen hiervoor de
basis.
Mentorschap ontwikkelt zich
Zeggenschap van cliënten is ook in de langdurige zorg een belangrijk
aspect van cliëntgerichtheid. Steeds meer dementerende ouderen en
mensen met verstandelijke of psychische beperkingen verliezen de regie
over eigen leven en zorg. Ik heb u daarom eerder al laten weten te
willen investeren in mentorschap, het (laten) steunen van mensen die
die regie hebben verloren.
Het gaat vooral om onmachtige dementerende ouderen of mensen met
verstandelijke beperkingen zonder familie of wettelijke
vertegenwoordiger, met name dus mensen in instellingen. Daarbij sluit
ik aan bij bestaande initiatieven zoals die van de landelijke
Federatie van Ouderverenigingen, Alzheimer Nederland en de Landelijke
Organisatie Cliëntenraden en twee regionale stichtingen Mentorschap in
Rotterdam en Breda. Zij hebben onderzocht wat de beste vorm is voor
een landelijk netwerk van mentoren en hierover afgelopen voorjaar een
werkconferentie gehouden. Informatie daarover staat op
http://www.mentorschap.nl/.
Ik neem de voorstellen uit het rapport op hoofdlijnen over. Nu zijn er
over heel Nederland ongeveer tien initiatieven voor een regionale
stichting Mentorschap. Zo'n stichting zou na twee jaar ongeveer
zeventig mentoren kunnen werven en begeleiden. In 2006 zijn twee
nieuwe stichtingen opgericht in Alkmaar en Utrecht. Ik verwacht dat er
eind 2007 tien tot vijftien stichtingen zijn.
Het is belangrijk om mentorschap goed af te bakenen ten opzichte van
cliëntondersteuning enerzijds en wettelijke vertegenwoordiging zoals
bewindvoering en curatele anderzijds. Ik heb het NIZW gevraagd de
literatuur hierover in kaart te brengen. Het NIZW zal in het rapport
ook een schatting geven van de behoefte aan mentoren de komende jaren;
het rapport verschijnt binnenkort.
Evaluatie Landelijk Dementieprogramma eind 2006 klaar
Het Landelijk Dementieprogramma is een belangrijk instrument voor
verbeteringen in (de samenhang in) het aanbod van zorg én de sturende
rol van de cliënt. De Taskforce heeft eind 2006 een eerste
tussentijdse evaluatie klaar om te beoordelen of het instrument ook
werkt zoals het is bedoeld. Daarin komt ook de regierol aan de orde,
zoals ik u toegezegd heb.
Innovatie
De Taskforce gaat in op de activiteiten op het terrein van innovatie
zoals die zijn afgesproken in het convenant met de brancheorganisaties
over de AWBZ (AWBZ 2005 - 2007). Uit alles blijkt dat de sector
voldoende goede ideeën heeft over innovaties in de zorg maar dat het
probleem is dat ze te weinig worden toegepast. De winst is dus niet te
halen uit het bedenken van nieuwe ideeën maar het toepasbaar en
betaalbaar maken van goede innovaties en zorgen dat alle instellingen
daar op lange termijn ook mee werken. Innovatieve instellingen moeten
direct beloond worden. Er komen bovendien `transitieruimtes' waar de
sector lering kan trekken uit het verder ontwikkelen en gebruiken van
een beperkt aantal bestaande innovaties. Die vernieuwingen dragen
vooral bij aan duurzame zorg, maximale (hogere) arbeidsproductiviteit,
of betere beroepsuitoefening. Sturing en bekostiging moeten innovatief
gedrag voor zorgaanbieders ook echt lonend maken.
Uniform boekhoudsysteem
Een werkgroep van directeuren van verpleeghuizen heeft op mijn verzoek
gekeken of er een uniform system of accounts (usoa) moet komen. De
voortgangsrapportage licht dat toe. Ik steun de conclusie van de
werkgroep geen apart usoa te maken. Er bestaan op dit moment voldoende
aanknopingspunten voor prestatievergelijking (bijvoorbeeld
jaarverslag). Het usoa is bovendien ontwikkeld als een intern
instrument en niet bedoeld voor externe vergelijking. Bovendien is het
hanteren ervan een zaak van de zorgaanbieder. Tot slot draagt het
nieuwe Jaardocument maatschappelijke verantwoording al verder bij aan
het uniformeren van de gegevensaanlevering; een nieuw instrument voegt
daar weinig aan toe.
Zorg voor Beter: kwestie van boodschap uitdragen
Zorg voor Beter is geen zaak van individuele instellingen alleen, het
is een zaak van de hele sector, Dat betekent dat de boodschap van het
belang van kwaliteitsverbetering ook breed uitgedragen moet worden. Ik
ben blij dat er daarom op 30 november 2006 weer een Zorg voor
Beter-dag plaatsvindt. Vorig jaar deden hier op de bijeenkomst in
Amsterdam ruim duizend verplegenden en verzorgenden aan mee en was de
dag een groot succes. Iedereen die kennis wil maken met of ervaringen
wil delen over Zorg voor Beter draagt daarmee bij aan ons gezamenlijke
streven naar verdere verbetering van de kwaliteit van de zorg.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
drs. Clémence Ross-van Dorp
Documenten
* Voortgangsrapportage van de Taskforce Zorg voor Beter (nieuw
venster) Kamerstuk | 5-9-2006 (pdf, 16 pag., 123 kB)
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport