Meer perspectief voor mensen
Bestuurlijke reactie Divosa SUWI-evaluatie
1. Inleiding
In grote lijnen onderschrijft Divosa de conclusies van de SUWI evaluatie. Met
name de volgende conclusies delen wij:
Door SUWI staat Werk boven Uitkering meer voorop.
Klantgerichtheid heeft meer aandacht
Ondanks de enorme veranderingen is het de betrokken organisaties gelukt
SUWI "werkend" te maken.
De doelmatigheid lijkt verbeterd.
Er zijn goede initiatieven ten aanzien van samenwerking binnen de keten.
Regionale samenwerking is sterk afhankelijk van personen. De kwaliteit en
de samenwerkingsgerichtheid van leidinggevenden is zeer verschillend.
De overheid stuurt te veel op de korte termijn en heeft weinig visie op de
langere termijn.
De gezamenlijke ICT is onvoldoende tot stand gekomen. Hierop is te
weinig gestuurd.
Wij zijn op een aantal punten kritischer. Wij constateren:
Door de reorganisaties zijn de eerste twee jaren verloren gegaan: CWI en
UWV zijn noodgedwongen deze periode zeer intern gericht.
UWV is voor gemeenten nu zichtbaar. De samenwerking tussen
gemeenten en UWV kan worden verbeterd, met name moet de komende
periode de terugkeer van WAO/WIA-klanten naar de arbeidsmarkt in de
keten worden opgepakt.
Een actieve werkgeversbenadering op regionaal en sectoraal niveau
ontbreekt nagenoeg (het systematisch bewerken van de vraagzijde en
planmatig afspraken maken over scholing en vraaggerichte projecten).
De regionale kennis van de arbeidsmarkt is in belangrijke mate verloren
gegaan.
Het is nog niet gelukt de klant de maat der dingen te laten zijn.
De sturing op samenwerking in de keten is nog onvoldoende op alle
niveaus.
De resultaten van reïntegratie schatten wij minder positief.
Verder zijn wij van mening dat de WWB een groter effect heeft gehad op het
principe Werk boven Uitkering dan SUWI. Dit wordt o.i. veroorzaakt door de
directe financiële prikkel die gemeenten door de WWB hebben gekregen. Het
ontbreken van dergelijke prikkels bij de ZBO's verzwakt de kracht voor
ketensamenwerking
Met deze evaluatie is ook ons opgevallen dat we weinig leren vanuit het
verleden. Het is van groot belang dat in de toekomst dit leerproces leidend is
voor de veranderingen in de uitvoering van de sociale zekerheid. Eveneens
belangrijk is dat partijen zelf dit leerproces organiseren en ook de kennis in
eigen huis verzamelen en beschikbaar stellen. Alleen dan kunnen de
organisaties echt lerende organisaties zijn.
Kortom: resultaten zijn geboekt, maar er kan nog veel worden verbeterd.
2. Hoe doen gemeenten het?
De evaluatienota is met name gericht op de ZBO's. Ook gemeenten maken
echter nadrukkelijk deel uit van de keten van SUWI.
Vanaf het jaar 2004 heeft de invoering van de WWB een enorme impact
gehad. Hierdoor is Werk boven Uitkering nadrukkelijk (meer nog dan als
gevolg van SUWI) op de agenda komen staan.
De gemeenten zijn erin geslaagd in 2005 het aantal bijstandsgerechtigden te
doen afnemen, ondanks een stijging van de werkloosheid en wetswijzigingen
die een beperkte instroom in andere sociale zekerheidswetten tot gevolg
hebben gehad.
Belangrijke constateringen in dit verband zijn (zie de WWB monitor 2006):
De cultuur binnen gemeentelijke sociale diensten is duidelijk verschoven
naar doelmatigheid en doeltreffendheid. Sociale diensten opereren
bedrijfsmatiger. Alle inzet is erop gericht het aantal WWB-klanten te
verlagen en binnen de budgetten Inkomen en Werk te blijven.
Nadruk heeft nog vooral gelegen op preventie van nieuwe instroom. Work
First en handhavingsinstrumenten zijn daarbij belangrijk.
De aandacht verschuift nu naar meer kwetsbare groepen.
Een heldere politieke lange termijn visie ontbreekt echter nog op veel
plaatsen.
Er is nog weinig aandacht in gemeenten voor regionaal
arbeidsmarktbeleid. Beleidsthema's, die meer aan de vraagkant van de
arbeidsmarkt liggen zijn nog minder in het vizier van gemeenten. Wel
nemen steeds meer gemeenten het initiatief om werkgevers te gaan
opzoeken (als gevolg van hun financiële verantwoordelijkheid).
De samenwerking met het CWI is beter geworden.
De samenwerking met het UWV en organisaties aan de vraagkant van de
arbeidsmarkt krijgen een lage score.
Kortom: de WWB heeft meer nog dan SUWI Werk boven Uitkering en
samenwerken in de keten bij gemeenten geagendeerd, en met succes.
3. Divosa constateert
3.1. Geen "Grand design"
SUWI is tot stand gekomen door een grote structuurwijziging in de
uitvoeringsorganisaties, bestaande uit twee nieuwe ZBO's (UWV en CWI) en
een nieuw ontstane markt (Reïntegratie). Deze structuurwijziging heeft enorm
veel inspanning gekost en dit is ten koste gegaan van de resultaten en heeft
de samenwerking binnen de keten belemmerd.
Deze constatering leidt ertoe, dat er hoe dan ook niet naar een nieuw "grand
design" moet worden gewerkt. We opteren voor een groeimodel naar de
toekomst. Er liggen nu inhoudelijke concepten voor de toekomst ("stip aan de
horizon"). Het is zaak de dienstverleningsconcepten klant en werkgever, één
contactpersoon, digitaal klantdossier en dergelijke de komende jaren te
implementeren.
Via een leerproces is het ons inziens mogelijk "evidence based" verbeteringen
aan te brengen in de uitvoeringsstructuur.
3.2. Sturen op outcome
---
Meer perspectief voor mensen / Bestuurlijke reactie Divosa SUWI-evaluatie
17 augustus 2006
Naar onze mening is de uitvoeringsstructuur van SUWI zeker niet ideaal. Het
gaat er uiteindelijk om werkzoekenden naar werk toe te leiden en voor
werkgevers vacatures te vervullen. Hiervoor is samenwerking in een keten
noodzakelijk, waarbij diverse partijen een rol spelen, maar het belang van de
klant (werkgever en werkzoekende) voorop staat.
In de keten zitten twee ZBO's (CWI en UWV), de gemeenten en de door
partijen gecontracteerde reïntegratiebedrijven, maar ook andere organisaties
(onderwijs, werkgevers, e.d.). Deze ketenorganisaties zouden moeten worden
aangestuurd op de uiteindelijke outcome. Pas als alle organisaties op hun
bijdrage aan de keten worden afgerekend zal de samenwerking een
belangrijke impuls krijgen.
De sturing van de overheid heeft te veel plaatsgevonden op in- en output van
de afzonderlijke ZBO's. Bij gemeenten echter is de prikkel nu vooral gelegen
in beperking van de schadelast, ook op langere termijn. Hierdoor is een
ongelijkwaardigheid in de samenwerking tot stand gekomen.
De ZBO's stellen als gevolg van een korte termijn sturing door het ministerie
op output te weinig middelen beschikbaar om te investeren in de toekomst.
De te sterke sturing op doelmatigheid en de jaarlijkse budgetcyclus zijn
daarvan de veroorzakers.
Naar onze mening zou sturing van alle partijen minder op budget en output,
maar vooral op outcome (o.i. hun bijdrage aan de participatie van de
beroepsbevolking en aansluiting vraag en aanbod op de arbeidsmarkt)
moeten plaatsvinden. Hierdoor wordt investeren in burgers en werkgevers
belangrijker dan het korte termijn resultaat.
3.3. Regionale uitvoering
De arbeidsmarkt is regionaal. Dat geldt voor de werkzoekende met de
doelgroepen WWB, WW, WAO/WIA, WSW, jongeren zonder startkwalificatie
als de werkgever. Om Werk boven Uitkering effectief te kunnen realiseren is
het noodzakelijk regionaal tot arrangementen te komen samen met
werkgevers, onderwijs en andere instanties. Dit vereist dat de ZBO's
decentraliseren voor wat betreft de regionale dienstverlening aan de klant en
de facilitering daarvan, terwijl gemeenten op een grotere schaal gaan
samenwerken.
Het is noodzakelijk regionaal en sectoraal een actieve werkgeversbenadering
te ontwikkelen, waarbij afspraken kunnen worden gemaakt over scholing,
employability en vraaggerichte projecten. Hierbij dient het onderwijs te
worden betrokken. Hiervoor is het ook noodzakelijk te investeren in de
regionale kennis van de arbeidsmarkt.
Van gemeenten mag daarbij verwacht worden te investeren in de
samenwerking met andere taakvelden in het gemeentelijke domein (met
name EZ, Onderwijs en welzijn).
Regionale ketensamenwerking vereist dat vanuit het AKO en de landelijke
partijen een meer kaderstellende, stimulerende en faciliterende rol wordt
vervuld, waarbij men bereid is het eigen primaat op te geven ten opzichte van
regionale ketensamenwerking.
Kortom: de uitvoeringsstructuur is niet ideaal, maar een nieuw "grand design"
is niet wenselijk. Maak keuze voor sturing op outcome en de regionale schaal.
---
Meer perspectief voor mensen / Bestuurlijke reactie Divosa SUWI-evaluatie
17 augustus 2006
Dit betekent o.i. dat de sturing door het ministerie en de partners zelf
(bijvoorbeeld het AKO) op het regionale en lokale niveau moet worden
versterkt. We pleiten voor een stimulerende en faciliterende rol van AKO en
ZBO's.
4. Hoe verder
4.1. korte termijn
Om de keten beter te laten functioneren zijn volgens ons een aantal zaken
van belang:
Er is door de Monitorgroep en de Ondersteuningsgroep
Ketensamenwerking, van het AKO, een stip aan de horizon ontwikkeld,
met daarin opgenomen
Gemeenschappelijke klantbenadering voor werkzoekende en
werkgever (we onderkennen twee klanten: de werkzoekende en
de werkgever), met daarbij beelden over
Digitaal klantdossier
Leer-werk ervaring
Gezamenlijke regionale werkgeversbenadering
Risico gestuurd handhaven
Één aanspreekpunt
Integrale dienstverlening.
Deze stip aan de horizon geeft de richting van verbetering aan. Hierop
moet door de regio (de afzonderlijke REKO's) worden gestuurd.
Het leervermogen versterken; de Monitorgroep heeft best-practises
verzameld en gebundeld in de brochure Goed Bekeken. Ervaringen met
werkgeversbenadering, Work First, jongerenaanpak, A-B routering,
bedrijfsverzamelgebouwen, etc. zijn verzameld en kunnen in de regio's
in praktijk worden gebracht.
Concrete verbeteringen die verder noodzakelijk zijn:
Werkgevers en onderwijsinstellingen moeten meer betrokken worden in
deze keten.
De ketenpartners kiezen voor een gezamenlijke werkgeversbenadering in
den brede, waardoor gemeenten minder genoodzaakt zijn een volledig
eigen werkgeversbenadering te ontwikkelen.
Partners zijn bereid meer te investeren in scholing en begeleiding.
Voor reïntegratie is een netwerk in de regionale arbeidsmarkt
noodzakelijk. Samenwerking c.q. afstemming tussen gemeenten en UWV
ten aanzien van contractering van reïntegratiebedrijven kan hierbij
verbetering brengen.
De bedrijfsverzamelgebouwen bieden een goede optie tot samenwerking.
Deze moeten een duidelijke impuls krijgen door hier meer middelen ook
via de ZBO's voor beschikbaar te stellen.
De staven van CWI en UWV moeten meer gericht zijn op facilitering van
de regionale samenwerking; het is van belang tevens beleidscapaciteit
voor de regio beschikbaar te stellen
Samenwerking tussen gemeenten op regionale schaal moet verder
versterkt worden.
Inbreng door het UWV van de WIA/WAO in de keten.
Er kan veel verbeterd worden in klantgerichtheid en effectiviteit door de
sociale zekerheid minder te laten rusten op "georganiseerd wantrouwen".
---
Meer perspectief voor mensen / Bestuurlijke reactie Divosa SUWI-evaluatie
17 augustus 2006
Ook IRO's/PGB-en zouden (ook bij gemeenten) verder bevorderd moeten
worden.
Het wederzijds gebruik van elkaars systemen moet worden gestimuleerd
omdat dat aansluit bij de gewenste omkering van de intake en de
eenmalige gegevens uitvraag bij de klant. Daarnaast moet er gestreefd
worden naar een zo eenvoudig mogelijke gegevens overdracht en
koppeling. Om dit te bereiken is het noodzakelijk dat het ministerie de
blokkades in wet- en regelgeving opruimt.
Het is noodzakelijk verder te investeren in regionale en lokale
experimenten, zoals Toonkamers e.d. De bereidheid om dwars door
bestaande structuren heen te denken is van enorm belang. De wil van de
partners is aanwezig.
Succes in een regio heeft voorts te maken met krachtdadig leiderschap.
Versterking van het leiderschap is gewenst; ondernemende, samenwerkende,
resultaatgerichte, gezag hebbende leiders zijn nodig.
Ook is ons inziens hierbij van belang dat de uitvoerders zelf beschikken over
beleidscapaciteit en budget. De scheiding van beleid in een RWI naast de
uitvoeringsorganisaties is wat ons betreft onlogisch en onwenselijk.
Kortom: er vinden goede ontwikkelingen plaats; daarnaast kan er op korte
termijn veel worden verbeterd.
4.2. Hoe te verbeteren?
We pleiten voor verbeter/ontwikkelmodel. Zoals boven geconstateerd is de
uitvoeringsstructuur conform SUWI niet ideaal. Zoals in de publicatie van de
Monitorgroep "Goed bekeken!" is aangegeven, zijn verschillende goede
initiatieven en voorbeelden van ketensamenwerking die aan onze bezwaren
tegemoet komen. Partijen werken dus aan verbetering. De partijen gaan uit
van gezamenlijkheid. Dit zou gestimuleerd moeten worden.
De taakverdeling tussen de diverse ketenorganisaties is daarbij niet altijd het
meest effectief en klantgericht. Regionaal moeten afspraken gemaakt kunnen
worden om hiervan af te wijken ten behoeve van de ketenresultaten
Daarnaast pleiten wij er voor dat het kabinet het mogelijk maakt via gerichte
experimenten te komen tot eventuele structuurwijzigingen. Op basis van de
resultaten van deze experimenten, vergeleken met andere situaties, kunnen
er veranderingen in de structuur worden aangebracht. Wetgeving volgt in
onze visie de praktijk; nadat gebleken is dat de praktijk tot betere resultaten
leidt. Kortom, via een "evidence based" aanpak wordt de ontwikkeling van de
uitvoeringsstructuur gestuurd. Dit gebeurt in ons beeld door de ketenpartners
zelf. Het kabinet en het parlement worden hiervan regelmatig op de hoogte
gehouden en kunnen op basis hiervan sturing geven aan verbeteringen.
In het licht van het bovenstaande zien we weinig in de suggestie van de
rapporteurs om drie tot vier modellen van samenwerking te ontwikkelen.
Kortom: wij pleiten voor een verbeter/ ontwikkelingstraject gebaseerd op
initiatieven en experimenten in de regio, waarbij de wet de praktijk volgt.
---
Meer perspectief voor mensen / Bestuurlijke reactie Divosa SUWI-evaluatie
17 augustus 2006
4.3 langere termijn visie
Ondanks dat wij niet pleiten voor een structuurverandering op korte termijn
zijn wij ervan overtuigd dat als gevolg van onze voorstellen zich op de langere
termijn nieuwe arrangementen en uitvoeringsmodaliteiten zullen gaan
ontwikkelen. Deze zullen o.i. de volgende kenmerken hebben:
De zorg- en activeringsactiviteiten zullen voornamelijk een lokaal karakter
hebben. Onafhankelijk van de uitkering zullen deze activiteiten sterk
gemeentelijk bepaald zijn. Hierbij is de relatie met de WMO duidelijk.
De activiteiten gericht op werk zullen voornamelijk een regionaal karakter
hebben. Ook hier zal de soort uitkering weinig verschil maken.
Samenwerkingsverbanden op regionaal niveau kunnen deze rol vervullen.
De wijze waarop de regionale samenwerking vorm krijgt kan en zal
verschillen per regio. Ook de betrokkenheid van partners zal verschillend
zijn.
Het is te verwachten dat er zich samenwerkingsverbanden zullen
ontwikkelen, waarin naast de SUWI ketenpartners ook werkgevers,
reïntegratiebedrijven en onderwijs samenwerken. De doelgroepen voor
deze samenwerkingsverbanden zullen in het bijzonder laag opgeleide en
kwetsbare burgers zijn onafhankelijk van hun uitkering en of zij op dat
moment al dan niet werkzaam zijn.
De bemiddeling van werkzoekenden zal o.i. veel meer in samenwerking
met werkgevers plaatsvinden. Hierbij kan gestreefd worden naar
samenwerkingsverbanden van werkgevers, gesteund door gemeenten en
eventueel andere overheden, die samenwerking op het gebied van HRM-
beleid bevorderen. Deze samenwerkingsverbanden kunnen zowel
regionaal als sectoraal worden opgezet. Voorbeelden in het land zijn al
aanwezig.
Centraal zullen de regionale samenwerkingsverbanden worden
gefaciliteerd door:
o Één elektronisch dossier
o Een gezamenlijke vacature databank
o Arbeidsmarktonderzoek
o Innovatie en productontwikkeling
o Benchmarking en visitatie
o Eén informatiesysteem
Kortom: door een ontwikkelingstraject in te gaan, zal zich een andere
uitvoeringspraktijk gaan ontwikkelen, die beter inspeelt op de dynamiek van
de arbeidsmarkt en aan effectiviteit en efficiency wint.
5. Concluderend
1. De SUWI uitvoeringsstructuur heeft resultaten geboekt, er kan
evenwel nog veel worden verbeterd.
2. geen nieuw grand design; ga ontwikkelen via regionale initiatieven en
gerichte experimenten (evidence based aanpak); de wet volgt de
praktijk
3. sturing door de minister op de totale keten, op outcome, bijv.
verhoging van de participatie, aansluiting vraag en aanbod op de
arbeidsmarkt
4. regionale uitvoering van de activiteiten gericht op werk
5. sturing op het organisch ontwikkelen en verbeteren door AKO en ZBO's
---
Meer perspectief voor mensen / Bestuurlijke reactie Divosa SUWI-evaluatie
17 augustus 2006
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid