Toespraak minister-president mr.dr. J.P. Balkenende bij de opening van het
Academisch Jaar van de Universiteit Twente, Enschede, 4 september 2006
Groei, dynamiek en innovatie
Over vertrouwen in Nederland
De Britse krant The Independent heeft een wekelijkse serie: 'The Ten Best'.
Vorige maand werden de tien beste navigatiesystemen en de tien beste
buggy's gekozen. Beste navigatiesysteem: TomTom. Beste buggy: Bugaboo.
Ik zal het maar eerlijk bekennen: ik was trots toen ik dit las. Twee
Nederlandse kwaliteitsproducten die wereldwijd hoge ogen gooien. Twee jonge
innovatieve ondernemingen die de concurrentie achter zich laten.
Ik vind de spirit van deze bedrijven passen bij de Universiteit Twente. Een
ondernemende universiteit, met ondernemende studenten. Dat laatste heb ik
persoonlijk ervaren toen ik in februari de studentenondernemersdag van de
'Student Union' bezocht.
En dat blijkt ook uit de cijfers: met momenteel 130 studentbedrijven en 600
spin-offbedrijven in de afgelopen 20 jaar kun je wel stellen dat onderwijs,
onderzoek en ondernemerschap hier een echte alliantie vormen.
U staat vandaag aan het begin van het academisch jaar. Ik wil hier graag
met u kijken naar morgen. Naar de toekomst.
Ik zal om te beginnen ingaan op het belang van langetermijnontwikkelingen.
Ik zal ook een langetermijnontwikkeling waar iedereen het momenteel over
heeft - de vergrijzing - nader duiden. Tot slot zal ik spreken over de
drijvende kracht die we nodig hebben om de uitdagingen van de toekomst als
samenleving aan te kunnen: dynamiek en innovatie.
I. Langetermijnontwikkelingen
"De toekomst is een populair artikel geworden", schreef de filosoof Rein de
Wilde in 2000. Deze woorden hebben zes jaar later niets aan zeggingskracht
ingeboet. Integendeel zelfs. Je kunt geen krant of tijdschrift openslaan of
de wereld anno 2050 wordt je tot in detail uitgetekend.
Dat is niet helemaal terecht.
De geschiedenis leert ons een belangrijke les. Natuurlijk:
langetermijnontwikkelingen zijn in zekere mate aan te geven. Maar hun
implicaties absoluut niet. De toekomst is geen exacte wetenschap. De
toekomst voorspellen evenmin.
Dat bewees bijvoorbeeld Thomas Robert Malthus. In 1798 publiceerde deze
econoom zijn beroemde werk 'On Population'. Hij deed daarin voorspellingen
op basis van destijds verwachte demografische ontwikkelingen. De
belangrijkste zorg van Malthus was snelle bevolkingsgroei. Deze leek
oneindig veel groter dan het potentieel van de aarde om de mens van
bestaansmiddelen te voorzien. De wereldbevolking telde toen minder dan 1
miljard mensen, de Britse bevolking bedroeg ongeveer 10 miljoen mensen. De
cijfers zijn van nu zijn u bekend: een wereldbevolking van 6 miljard, en
ongeveer 60 miljoen inwoners van Groot Brittannië.
Paul Kennedy is in zijn boek "Preparing for the twenty-first century" uit
1993 ingegaan op de vraag, waar Malthus zich verkeken heeft in zijn
voorspellingen.
Malthus had immers gelijk dat de wereldbevolking snel zou groeien en dat
dit veel landen voor grote uitdagingen zou plaatsen. Kennedy betoogt dat
Malthus zich verkeek op de dynamiek in de wereld.
Malthus voorzag noch de emigratie vanuit bijvoorbeeld Engeland en Ierland
naar Amerika, noch de opkomst van de agrarische en industriële revolutie.
Het is deze dynamiek die de gevolgen van de groeiende wereldbevolking
duidelijk anders maakte dan Malthus voorspeld heeft. Gedurende de
negentiende eeuw groeide de Britse bevolking uit tot het viervoudige, maar
het nationaal product tot het veertienvoudige.
Een ander land, zoals India, slaagde er echter in de negentiende eeuw niet
in om zijn bevolkinggroei op te vangen. De vooruitzichten van India voor de
21e eeuw zijn niet gemakkelijker geworden, maar gelukkig wel beter. Omdat
inmiddels ook daar dynamiek zich van de economie meester heeft gemaakt.
Ook Kennedy's eigen voorspellingen uit 1993 bewijzen hoe lastig het is in
een dynamische wereld de toekomst te vatten. Veel in zijn boek is
herkenbaar. Maar ondanks ruime beschrijvingen van ontwikkelingen op het
gebied van robotisering en communicatie, komt het woord "internet" nergens
voor.
We kunnen in 13 jaar al ingehaald worden door de dynamiek in de
samenleving. Laat staan wanneer we het hebben over voorspellingen over 30
of 50 jaar.
Stel bijvoorbeeld dat we in de toekomst een medicijn ontdekken tegen
Alzheimer. De gevolgen daarvan voor mens, samenleving en economie zullen
gigantisch zijn. Positief, maar immens.
Pleit ik er nu voor de toekomst dus links te laten liggen omdat de dynamiek
zo groot en onvoorspelbaar is?
Integendeel.
De politiek moet zich juist meer richten op de lange termijn. Ondanks het
zeer grote geloof in het oplossend vermogen van de overheid op de korte
termijn. Wellicht is het u ook opgevallen: van de overheid wordt verwacht
dat het een probleem dat vanochtend is ontstaan, vanmiddag heeft opgelost.
Laten we eerlijk zijn: dat is niet reëel.
In het Verenigd Koninkrijk is veel onderzoek gedaan naar effecten van
overheidsbeleid. 'Downingstreet 10' heeft bijvoorbeeld aparte units voor
strategie en voor implementatie. De ervaringen van de 'Strategy Unit' zijn
gepubliceerd in 'Ten Lessons of Power'.
'The Times' vatte de belangrijkste les als volgt samen: 'Governments
overestimate their influence and impact in the short-term and underestimate
it in the long-term.
De politiek heeft maar beperkte mogelijkheden op de korte termijn.
De politiek moet zich juist richten op de lange termijn.
De politiek kan ook effect hebben voor de lange termijn.
Het beleid van de overheid kan op lange termijn ook werkelijk het verschil
maken. Een mooi voorbeeld is de AOW. De AOW werd destijds bedoeld als
sluitstuk voor degenen die anders geen enkel pensioen zouden hebben. Maar
niemand heeft toen bevroed dat de AOW in 50 jaar zou uitgroeien tot wat het
nu is: een stabiele basis waar ons pensioenstelsel op rust. Ook premier
Drees gaf in latere interviews toe dit effect van de invoering van de AOW
niet te hebben voorzien.
Het is ook tegen deze achtergrond dat ik me verzet tegen een al te
gemakkelijk rommelen met de AOW. Er zal ongetwijfeld iemand zijn die kan
uitrekenen dat lastenverschuivingen tussen groepen ouderen een
boekhoudkundig voordeel opleveren. Maar daar gaat het mij niet om.
Het gaat mij om de lange termijn van ons gehele systeem van pensioen- en
oudedagvoorzieningen. Bij een basale voorziening als de AOW moeten burgers
voor lange tijd op een betrouwbare overheid kunnen rekenen.
Een ander voorbeeld van de mogelijkheden van beleid voor de lange termijn
is de inflatie. In de jaren '70 en '80 leek het in de meeste Europese
landen een schier onmogelijke opgave het 'inflatie-spook' te verjagen. Maar
nu is de inflatie door solide begrotingsbeleid en de monetaire stabiliteit
van de EMU in belangrijke mate onder controle.
We kunnen meer dan we denken. Vooral op de lange termijn bezien. Het is van
belang om juist door de `korte termijn` heen te kijken.
Het levensloopbeleid is een actueel voorbeeld van een maatregel die met het
oog op de lange termijn is genomen. Laten we er dan ook voor oppassen om de
levensloop na negen maanden al weer meteen failliet te verklaren.
Laten we proberen de snelle conclusies en de waan van de dag achter ons te
laten. Dat leidt slechts tot onzekerheid.
In plaats daarvan moeten we zorgen dat we flexibel kunnen inspelen op de
dynamiek van de samenleving.
De uitdaging voor de politiek ligt bij het richting en ruimte geven aan
ontwikkelingen op de lange termijn.
En dat zijn er genoeg.
Ik noem er een aantal. In de wetenschap dat door ze enkel te noemen, aan de
complexiteit van de thema's geen recht gedaan wordt.
Allereerst de mondiale ontwikkelingen. De Europese samenwerking is begonnen
als antwoord op twee wereldoorlogen. Deze samenwerking heeft vrede,
vrijheid en voorspoed gebracht aan de lidstaten van de Europese Unie. De
Europese samenwerking heeft in de 21e eeuw een unieke positie om bij te
dragen aan vrede, vrijheid en voorspoed elders in de wereld. Sommigen -
zoals Mark Leonard, de directeur van het 'Foreign Policy centre for
European Reform' - stellen zelfs dat Europa de 21e eeuw zal bepalen. Omdat
het een brug kan vormen tussen verschillende werelddelen.
Maar ik denk ook aan de verhoudingen in Nederland zelf. Aan het behoud van
samenhang in de samenleving en respectvolle omgang met elkaar. Integratie
bevorderen blijft essentieel. Ik zie genoeg aanknopingspunten. Bijvoorbeeld
bij het gezinsbeleid. Het idee dat individualisering de belangrijkste en
onomkeerbare sociaal economische kracht is in de maatschappij, is al een
tijd op zijn retour. Het Sociaal en Cultureel Planbureau heeft daar het
nodige over gezegd. Er is eerder sprake van een zekere decollectivisering
of van modernisering van samenlevingsverbanden.
Ook allochtone groepen hechten aan het gezin en solidariteit.
Dat zijn pijlers waarop we bruggen kunnen bouwen.
En wat te denken van het fysieke aangezicht van Nederland? Milieudruk,
toenemende mobiliteit, veranderende woonbehoeften: allemaal ontwikkelingen
die hun plaats moeten vinden in onze ruimtelijke inrichting. De kaart van
Nederland zal er de komende 50 jaar anders uit gaan zien. De
bevolkingsomvang stabiliseert zich, maar geeft tegelijkertijd meer
regionale differentiatie te zien. Het Ruimtelijk Planbureau heeft daar de
afgelopen tijd het nodige over gepubliceerd.
Voor de dagelijkse beleving van mensen is de fysieke ruimte - wonen,
vervoeren, recreëren - van groot belang. De afgelopen twintig jaar zijn
veel hervormingen in collectieve overdrachtsuitgaven doorgevoerd. Ik
voorzie voor de komende twintig jaar een belangrijkere rol van de fysieke
voorzieningen voor de toekomst van ons land.
Deze voorbeelden geven aan dat lange termijn ontwikkelingen niet precies te
voorspellen zijn. Het is aan de ene kant geen `exacte wetenschap`. Aan de
andere kant zijn langetermijnontwikkelingen zeer wezenlijk. Zij bepalen
uiteindelijk het dagelijkse leven van mensen.
II. Vergrijzing
Daarmee kom ik op een lange termijn ontwikkeling waar ik iets dieper op zal
ingaan: de demografische ontwikkeling in Nederland in de komende 30 jaar.
Ook wel aangeduid als de vergrijzing.
Dat is een te beperkte aanduiding.
Want de Nederlandse bevolking vergrijst niet alleen, maar ontgroent en
verkleurt net zo goed. Ook voor de zogenoemde vergrijzing geldt: het is
geen exacte wetenschap die louter in modellen te vangen is.
Er is meer dynamiek.
Zo blijft de bevolking in de Randstad groeien. En neemt deze in
bijvoorbeeld Limburg en Zeeland af. In sommige regio's neemt het aantal
ouderen toe. In de Randstand zijn er nog veel jongeren, vooral van
allochtone afkomst.
En dan nog iets. Nederlanders worden gemiddeld ouder, gezonder oud en
blijven actiever. Dat is fantastisch. Maar het is nou ook weer niet zo dat
we overdreven oud worden.
Sterker nog: onze levensverwachting is niet meer hoog voor Europese
begrippen. We hebben onze koppositie verloren.
Bij vrouwen is de levensverwachting bij geboorte in Nederland - gemeten in
2002 - ongeveer 81 jaar. Het EU-gemiddelde lag in 2002 al een jaar hoger.
Ik sprak laatst de Leidse hoogleraar ouderengeneeskunde Westendorp. Hij gaf
aan dat we in Nederland terrein verliezen doordat de sterftekans van een
specifieke leeftijdsgroep - namelijk de 80-84 jarigen - nauwelijks daalt.
Dit in tegenstelling tot andere landen, zoals Frankrijk, die daar wel
vooruitgang boeken.
Over de specifieke oorzaken hiervan is nog weinig bekend. Westendorp
vermoedt dat de sleutel ligt bij preventie en een andere organisatie van de
gezondheidszorg. Niet de instituten, maar de mensen moeten centraal staan.
Ervoor zorgen dat we ouder en gezonder worden, dat is eigenlijk de
uitdaging van de vergrijzing. Meer oog hebben voor de menselijke aspecten.
En de positieve kanten van onze ouder wordende bevolking.
In het NRC Handelsblad las ik kort geleden ware woorden: "Omdat over de
vergrijzing voornamelijk in termen als 'onbetaalbaar' en 'onbeheersbaar'
wordt gesproken en geschreven, heeft oud worden in Nederland een negatieve
klank gekregen. Oude mensen heten in het politiek-economisch debat 'niet-
productief' en 'kostengenererend'.
Dit economische oordeel heeft ernstige maatschappelijke bijwerkingen."
Het lijkt me helder: we moeten ophouden de vergrijzing voortdurend als
probleem te bestempelen. Indien er al van een demografisch probleem
gesproken kan worden, dan is dat de ontgroening van de bevolking.
Natuurlijk sluit ook ik mijn ogen niet voor de financiële consequenties van
de vergrijzing. Ik ken de prognoses van het Centraal Planbureau. De
overheidsfinanciën worden voor ongeveer 3% Bruto Binnenlands Product extra
belast. Naar huidig inzicht gaat het om een orde van grootte van 10 à 15
miljard structureel, richting 2040.
Het is zaak de komende jaren te besluiten over beleid dat op termijn
ongeveer 3% BBP opbrengt. De invoering van maatregelen kan over een langere
periode uitgesmeerd worden.
Het is ook zaak om nauwkeurig te zijn bij het benoemen van de factoren die
bijdragen aan die opgave van ongeveer 3% BBP. Het Centraal Planbureau heeft
in zijn studie 'Ageing and the Sustainability of Dutch Public Finances'
aangegeven hoe verschillende categorieën van uitgaven zich ontwikkelen
indien er geen nieuwe maatregelen worden getroffen.
Het CPB kijkt daarmee naar de hele lange termijn, naar het jaar 2100. Met
het jaar 2040 als referentiepunt.
De kosten van de AOW stijgt van 4,7% BBP nu naar 8,8% BBP in 2040. En
tegenover die kosten staat een stijging van belastinginkomsten uit
pensioenen van 1,8% BBP nu naar 3,6% BBP in 2040. Per saldo blijft de
stijging dus beperkt tot ongeveer 2% BBP.
De uitgaven voor onderwijs blijft in die gehele periode ongeveer constant
op ruim 5½% BBP.
De kosten voor de zorg stijgen van 8,8% nu naar 13,1% in 2040. Slechts een
kwart van deze hogere kosten wordt verklaard uit demografische
veranderingen. Het merendeel van de kostenstijging in de zorg komt door
geavanceerde medische technologie in combinatie met de stijging van de
vraag die hoort bij stijging van de welvaart.
Bij dit alles geldt dat de berekeningen zeer gevoelig zijn voor de
gehanteerde veronderstellingen. Het Centraal Planbureau zegt dat zelf. Er
zijn zogenoemde opwaartse en neerwaartse onzekerheden. Een voorbeeld is
recent gegeven door het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds. Indien de
rendementen gemiddeld 4% is in plaats van 3% vallen de vergrijzingkosten
vele miljarden lager uit.
Met andere woorden 'de' vergrijzingskosten bestaan niet.
Er gaan vele en gedifferentieerde ontwikkelingen achter schuil.
Veel hangt af van gehanteerde veronderstellingen.
Veel hangt af van afwegingen over andere belangrijke collectieve uitgaven,
zoals onderwijs.
Veel hangt af van de beheersing van de uitgaven in de zorg. Dit vormt een
substantieel grotere opgave dan de betaalbaarheid van de AOW. Een 'groei-
zonder-grenzen' in de zorg leidt tot fors hogere lasten voor burgers en
bedrijven. Niet in 2040, maar al de komende jaren.
Ook het oplossen van de vergrijzing is niet een kwestie van korte termijn,
maar van lange termijn.
En is daarmee niet uitsluitend te vatten in modellen en voorspellingen tot
het eind van deze 21e eeuw.
Maar eerlijk is eerlijk: er blijft een vergrijzingsopgave. Maar geen
onmogelijke opgave.
Ter vergelijking: volgens berekeningen van het Ministerie van Financiën is
de afgelopen vier jaar al 3% BBP van de oorspronkelijke vergrijzingsopgave
'opgelost'. Flexibilisering van het pensioenstelsel en van de arbeidsmarkt,
en het terugdringen van de arbeidsongeschiktheid hebben Nederland al een
stuk vergrijzingsbestendiger gemaakt.
Dames en heren,
Ik heb gesproken over hoe moeilijk het is de toekomst in modellen te
vatten. Ik heb ook aangegeven hoe belangrijk het desondanks is het vizier
op langetermijnontwikkelingen te richten. Ik heb een belangrijke
ontwikkeling - de vergrijzing - nader geschetst.
III. Dynamiek en Innovatie
Hiermee kom ik toe aan het in mijn ogen belangrijkste element waarmee we
uitdagingen van de toekomst - inclusief de vergrijzing - aan kunnen:
dynamiek en innovatie. Openstaan voor positivisme, kracht, beweging. Het
kunnen èn willen inspelen op veranderingen.
Dynamiek
Dynamiek zorgt voor ontwikkeling. Dynamiek gaat hand in hand met
vooruitgang en creativiteit. Dynamiek is daarmee wezenlijk voor economie en
samenleving.
De Oostenrijkse econoom Schumpeter beschreef het al in de vorige eeuw.
De Amerikaanse econoom Benjamin Friedman heeft dat later verder uitgewerkt
in zijn boek "The moral consequences of economic growth'.
Op basis van gedetailleerd historisch onderzoek constateert hij dat
economische groei en dynamiek bijdragen aan tolerantie, aan sociale
mobiliteit en aan socialer beleid. Dynamiek vergroot de mogelijkheden van
en voor iedereen.
De afgelopen vier jaar was het beleid van het kabinet daarom gericht op het
bevorderen van dynamiek. Het stimuleren van activiteit in plaats van
passiviteit.
Daarom extra investeringen in arbeidsmarkt en innovatie. Daarom meer
aandacht voor talentontwikkeling in het onderwijs en vermindering van
bureaucratische regels. Daarom meer ruimte voor de professional en lagere
lasten voor ondernemingen.
Deze lijn moeten we doortrekken naar de toekomst.
Twee belangrijke voorwaarden voor dynamiek zijn solide overheidsfinanciën
en beleid gericht op economische groei.
Solide overheidsfinanciën dragen bij aan vertrouwen en zekerheid. Indien de
rijksbegroting op orde is, is het niet nodig in conjunctureel slechte
tijden direct in te grijpen met bezuinigingen. Dat geeft een stabiele basis
voor dynamiek.
Het bevorderen van economische groei vergroot het draagvlak voor het
opvangen van de kosten van de vergrijzing. We kunnen niet als het ware 'uit
de vergrijzingsopgave groeien', maar uit een groter wordende taart is het
gemakkelijker meer punten te snijden.
Een eenvoudig voorbeeld laat het belang en de voordelen van economische
groei zien. Een gevolg van economische groei is dat je meer waar voor je
werk krijgt. Technologische vooruitgang maakt werknemers productiever en
geeft ze een hogere beloning. Producten kunnen aan de andere kant goedkoper
geproduceerd worden.
Dit leidde ertoe dat in 1970 een gemiddelde werknemer 59 uur moest werken
om een bank te kunnen betalen. Anno 2006 kost een vergelijkbare bank nog
maar 24 arbeidsuren. Dat scheelt bijna een volledige werkweek. Een hele
vooruitgang - dankzij economische groei.
Ook het Centraal Planbureau laat het belang van economische groei. Het CPB
heeft vier verschillende scenario's van economische groei tot 2040
doorgerekend. Het gaat om de bekende studie 'Vier vergezichten op
Nederland' over productie, arbeid en sectorstructuur.
Indien de Nederlandse economie sinds de jaren '50 zou zijn gegroeid volgens
het langzaamste scenario, dat wil zeggen gemiddeld met 0,7% BBP per jaar,
dan had ons land nu een levensstandaard gehad vergelijkbaar met die van
Mexico . .
Economische groei doet er dus toe. En dat we economische groei niet als
vanzelfsprekend mogen aannemen, is ook bekend. Zo was de zogenoemde
potentiële groei van de Nederlandse economie in de middellange
termijnramingen van het CPB begin jaren '90 nog circa 3% BBP. In de meest
recente middellange termijnraming blijft de behoedzame potentiële groei
inmiddels steken op 1¾% BBP.
Omdat onze bevolking zich in omvang stabiliseert, zijn er grenzen aan het
verhogen van de potentiële groei via meer arbeidsaanbod alleen. Daarom
zullen we het in de toekomst moeten hebben van productiviteitsverbetering,
van slimmer werken en van innovatie.
Innovatie
Ik richt me daarom tot slot op het langslopen van drie terreinen waar door
middel van innovatie nog veel dynamiek is te genereren. Waar dus - populair
gezegd - nog veel winst is te behalen.
1. Innovatie in arbeidsparticipatie.
2. Innovatie in onderwijs.
3. Innovatie in de zorg.
Innovatie in arbeidsparticipatie
Allereerst de arbeidsparticipatie. Ons denken hierover zal een
cultuuromslag moeten maken - zal moeten innoveren.
Agnes Jongerius zei terecht: "Meer mensen moeten werken. En mensen moeten
meer werken."
Er is een potentieel dat nu nog volledig langs de zijlijn staat:
allochtonen, ouderen, arbeidsongeschikten en vrouwen met een kleine
deeltijdbaan.
Ik ben ervan overtuigd dat we de arbeidsparticipatie kunnen verhogen door
te investeren.
Door mensen met een uitkering met behulp van goede scholing weer aan een
baan te helpen. En hen stap voor stap het perspectief in hun leven terug te
geven. In de Verenigde Staten sieren posters met een veelzeggende slogan de
muren van de sociale diensten: 'A job, a better job, a career'.
Door met goede en vooral betaalbare kinderopvang grotere deeltijdbanen
mogelijk te maken.
Door werken meer lonend te maken. En mensen er financieel per saldo wijzer
van laten worden. Zo kan het een stimulans voor fulltimers zijn om 40 uur
te gaan werken wanneer ze daardoor hun inkomen met 10% zien stijgen.
Door ouderen niet af te schrijven. In 2005 werkte slechts 52% van de mannen
en 27% van de vrouwen tussen de 55 en 64 jaar. 45% van de werkgevers doet
nog niets om werknemers boven de 45 optimaal in te zetten.
Ouderen zijn minder productief, minder flexibel en duur, is het
vastgeroeste idee.
Op dat idee valt veel af te dingen. Volgens onderzoeken zijn mensen van 55
jaar tot 59 jaar productiever dan mensen van 39 jaar en jonger!
Geen defaitistische toon aanslaan. Maar de uitdaging aangaan.
C'est le ton qui fait la musique.
Een uitdagende toon moet gaan klinken. Zo'n toon is vorige week ook door de
Sociaal Economische Raad aangeslagen.
Deze heeft de afgelopen week de hoofdlijnen van haar middellange
termijnadvies afgerond. De kern is - in de woorden van haar voorzitter -
"een aanbod van arbeidsparticipatie".
Over enkele afzonderlijke voorstellen uit het advies kan verschillend
worden gedacht. Dat lijkt me duidelijk. Maar de hoofdlijn onderstreep ik
van harte.
Vakbonden en het bedrijfsleven hebben de afgelopen jaren wezenlijk
bijgedragen aan de enorme groei van banen op dit moment, aan herstel van de
koopkracht, en aan het versterken van de economische structuur van
Nederland.
Het is zeer te waarderen dat de sociale partners uitspreken ook de komende
jaren daar onverminderd aan te willen bijdragen.
Een prima aanbod van arbeidsparticipatie: gerekend over enkele decennia
bijna vierhonderd duizend mensen door de participatiegraad van mensen
tussen de 20 en 65 jaar te verhogen van 72% naar 80%.
Dit aanbod zal een antwoord moeten krijgen in het beleid voor de nieuwe
kabinetsperiode. In de eerste plaats zijn de politieke partijen aan zet om
het middellange termijnadvies van de SER te vertalen.
Ik denk daar graag in mee. Want ik zie goede mogelijkheden als logisch
vervolg op het structuurversterkende beleid van de afgelopen jaren.
Nu de vraag naar arbeid immers fors aantrekt, is het aantrekkelijk om te
stimuleren dat kleine deeltijdbanen worden verruild voor een grotere
deeltijdbanen. Bijvoorbeeld in plaats van 8 uur werken,15 uur werken. Of in
plaats van 12 uur werken, 20 uur werken.
Zouden we mensen daarvoor niet kunnen belonen met een éénmalige premie?
Zoals je soms een mobiliteitspremie krijgt als je van baan verandert, nu
een participatie-premie als je langer gaat werken?
Sociale partners en politieke partijen zouden met het oog op de komende
kabinetsperiode een dergelijk instrument nader kunnen uitwerken en inpassen
in een combinatie van de arbeidsvoorwaardenruimte en lastenverlichting.
Dames en heren,
Innovatie in onderwijs
Ik kom nu aan het tweede terrein waar door een cultuuromslag nog veel
dynamiek is te genereren: het onderwijs.
Een leven lang leren moet gemeengoed worden. Constante scholing houdt
mensen interessant voor de arbeidsmarkt. Constante scholing houdt mensen
geïnteresseerd in verandering.
Hans Bloemendaal bewijst het ons. Hans Bloemendaal is 83 en biochemicus aan
de Radboud Universiteit in Nijmegen. Hij is nog elke dag op de vakgroep en
doet onderzoek naar oog-lens-eiwitten. Hij zei laatst in de krant: "Vorig
jaar moest ik een analist een nieuwe techniek leren, daar heb ik wel eerst
ruim twee maanden op geoefend".
Een prachtig voorbeeld van iemand die tot zijn 83e blijft investeren in
zijn eigen kennis en vaardigheden. Investeren in mensen én investeren in
jezelf, daar gaat het om.
Werkgevers en werknemers moeten er samen voor zorgen dat mensen weer tot
hun pensioen fluitend naar hun werk gaan.
Maar ook het onderwijs zelf moet openstaan voor meer dynamiek.
Ook meer ruimte maken voor kruisbestuiving. Door nauwe banden aan te halen
met de werkvloer. Er zijn gelukkig steeds meer van dergelijke initiatieven.
Door activiteiten van het MBO letterlijk te laten plaatsvinden in
bedrijven, zoals in Rotterdam gebeurt. Door het creëren van stageplekken,
zoals vorig najaar afgesproken in de Werktop. Maar ook door
coachingstrajecten: oudere werknemers die scholieren coachen.
Een goed voorbeeld ook van het vruchtbaar inzetten van de kennis en
ervaring van ouderen. En een goed voorbeeld van loopbaanontwikkeling voor
ouderen in zware beroepen.
Samenwerken, elkaar opzoeken, van elkaar leren. Dat is ook innovatie.
Ik was onlangs op de Leidse Hogeschool. Zij werken nauw samen met het MBO
op het gebied van laboratoriumonderwijs. Samen onder één dak. Geen
schotten. De efficiency en de dynamiek die dat oplevert.
Dit zijn voorbeelden hoe het kan.
Er is verder onderzoek nodig hoe het moet.
Gegevens over de stand van zaken van de Nederlandse kennissamenleving zijn
niet eenduidig. Kijkend naar de cijfers van de OESO en van het Sociaal
Planbureau, stijgt het gemiddelde opleidingsniveau, maar blijft de groei
van hoogopgeleiden in Nederland achter bij andere landen. Er zijn enerzijds
geen aanwijzigen voor een systematisch slechter Nederlands onderzoeks- en
innovatiesysteem dan in vergelijkbare landen. Anderzijds is de R&D-
intensiteit van Nederlandse bedrijven lager.
De laatste tijd klinkt regelmatig kritiek op het te hoge ideologische
gehalte van debatten over onderwijsbeleid. De roep om evidence-based beleid
wordt luider. Ik wijs bijvoorbeeld op onderwijseconomen als Hessel
Oosterbeek. Ook de Onderwijsraad stelt dat men in Nederland vaak niet over
precieze gegevens over effectiviteit beschikt.
Dat moet de overheid zich aantrekken. Maar die uitdaging leg ik evenzeer
bij u, bij de onderwijswereld zelf neer.
Innovatie in de zorg
Ik ben toegekomen aan het laatste terrein: de zorg. Het grootste deel van
de toekomstige zorgkosten komt voort uit meer vraag en uit meer
kwaliteitsverbetering. Technologie die het leven verlengt en de kwaliteit
van leven vergroot.
Kwaliteitsverbeterering dus.
Enerzijds een wenselijke ontwikkeling.
Anderzijds geldt ook hier de vraag die de Gezondheidsraad recent heeft
gesteld: moet alles wat kan?
Mede in het licht van stijgende lasten voor burgers en bedrijven bij een
grenzeloze groei.
Ook hier is dynamiek dus onontbeerlijk om gewenste kwaliteitsverbetering en
noodzakelijke lastenbeheersing te kunnen combineren.
En evenzeer om andere redenen. In 2040 zal bij ongewijzigd beleid 16 tot
18% van de beroepsbevolking werkzaam moeten zijn in de zorg; nu is dat nog
12%. Kan dat in het perspectief van een krapper wordende arbeidsmarkt?
Innovatie is nodig. Ruimte voor vernieuwing.
Dat is ook het concept dat ten grondslag ligt aan de dit jaar ingevoerde
Zorgverzekeringswet.
Dat is ook het idee achter de Nationale Denktank 2006 die enkele weken
geleden is ingesteld. 43 high potentials gaan zich de komende tijd richten
op oplossingen voor problemen in de gezondheidszorg.
Slimmer werken, minder kosten en betere zorg gaan hand in hand. Er zijn al
zoveel voorbeelden die dit bewijzen.
Kijk naar de gunstige effecten van medische technologie.
Bijvoorbeeld naar het onderzoek op het gebied van moleculaire geneeskunde
en moleculaire diagnostiek. Maar het hoeft niet allemaal te gaan om
hightech medische technologie.
Het bekroonde zorginnovatieproject Telefysi hier in Twente is ook een goed
voorbeeld van betere zorg tegen lagere kosten. Met behulp van breedband is
hier een zogenoemde teleconsultatiedienst opgestart.
Kinderfysiotherapeuten en revalidatieartsen kunnen zo profiteren van
elkaars kennis. Met als resultaat: geen onnodige doorverwijzingen meer,
betere behandelingen en - inderdaad - lagere kosten.
Dames en heren,
Vooruitzien hélpt. Onbekende horizons willen ontdekken levert veel op. Kijk
naar de ontwikkeling die Ierland de afgelopen 25 jaar heeft doorgemaakt.
Begin jaren '80 liep Ierland heel ver achter met een overheidsschuld van
boven de 100% BBP en een werkloosheid van 18%.
Maar Ierland koerste op een betere toekomst. Met forse deregulering en
lastenverlaging, ruimte voor ondernemerschap en een breed technologisch
innovatiebeleid. Nu kent Ierland al jaren een hogere economische groei en
een lagere werkloosheid dan het EU-gemiddelde. De overheidsschuld is tot
30% BBP gedaald. Van nakomer tot koploper. Dankzij dynamiek en innovatie.
Ik rond af met een passage uit het al eerder genoemde boek van Paul
Kennedy. Ik citeer:
"Maar niettemin lijkt het redelijk te veronderstellen dat de meeste
volkeren van de wereld als ze zulks verkiezen, in positieve zin op de
uitdaging van veranderingen kunnen reageren. Maar juist dat zinnetje 'als
ze zulks verkiezen' houdt een zich eigen maken van die kenmerken in die het
succes van Holland in de zeventiende eeuw verklaart: de aanwezigheid van
een markteconomie, althans in die mate dat kooplieden en ondernemers niet
worden gediscrimineerd, gehinderd en als prooi beschouwd; de afwezigheid
van een starre, doctrinaire orthodoxie; de vrijheid om te informeren, te
discussiëren en te experimenteren; een geloof in de mogelijkheid van
verbetering."
Einde citaat.
Wat mij betreft is de keuze snel gemaakt. Uitgaan van de kracht van de
samenleving. Positief. Innoverend. Nederland moet voorop durven lopen.
Onszelf niet laten gijzelen door statistieken en modellen. De lange termijn
in het vizier houden.
Zolang we het juiste perspectief bewaren en ons voluit richten op de
dynamiek van onze samenleving, komen we een heel eind.
Ik dank u wel.
Ministerie van Algemene Zaken