Ministerie van Financiën
De machtsverdeling binnen het IMF

nieuwsbericht | 31-08-2006 | Directie Voorlichting

De zeggenschap van landen binnen het IMF

Op de jaarvergadering van het Internationaal Monetair Fonds in september is een van de belangrijkste onderwerpen de zeggenschap van landen binnen het IMF. Aanleiding is een al enige tijd lopende discussie over de vraag of de machtsverdeling binnen het IMF nog wel eerlijk is en een goede afspiegeling vormt van de machtsverhoudingen in de wereld. Zo zijn er landen die vinden dat ontwikkelingslanden (veel) meer zeggenschap zouden moeten hebben binnen het IMF. Anderen zeggen juist dat de opkomende economieën als China en Mexico meer zeggenschap zouden moeten hebben. De vergroting van de macht van de een gaat altijd ten koste van de macht van een ander land. Ook over de vraag welke landen zeggenschap zouden moeten inleveren, verschillen de meningen.

Een aantal vragen en antwoorden.

1. Hoe is op dit moment de verdeling van zeggenschap binnen het IMF?

* Grofweg kan gesteld worden dat de zeggenschap van een land binnen het IMF wordt bepaald door het belang van dat land in het internationale financiële stelsel. Het IMF is namelijk primair een financiële instelling die moet zorgen voor de stabiliteit van het internationale financiële stelsel. Het gewicht van een land bepaalt niet alleen de zeggenschap, maar bepaalt ook wat een land als 'contributie' moet betalen aan het IMF.
* De bestuursstructuur van het IMF bestaat uit twee lagen: de Board of Governors en de Executive Board. In de Board of Governors zijn alle 184 lidstaten vertegenwoordigd. Deze Board is het hoogste orgaan en komt eens per jaar samen tijdens de jaarvergadering om de hoofdlijnen van het IMF-beleid vast te stellen. Doorgaans is de minister van Financiën of de president van de Centrale Bank de vertegenwoordiger van een land binnen het IMF. De dagelijkse leiding is in handen van de Executive Board (EB), die bestaat uit 24 bewindvoerders (executive directors) en onder leiding staat van de Managing Director. De Executive Board komt meerdere malen per week samen. De Verenigde Staten, Japan, Duitsland, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk, China, Rusland en Saudi-Arabië hebben een eigen stoel in de EB. Alle andere landen zijn verenigd in kiesgroepen, waarbij één land mede de belangen vertegenwoordigt van een groep andere landen. Zo levert Nederland een bewindvoerder aan het IMF namens een kiesgroep waar, naast Nederland, Armenië, Bosnië-Herzegovina, Bulgarije, Kroati ë, Cyprus, Georgië, Israël, Macedonië, Moldavië, Roemenië en Oekraïne deel van uitmaken. Het stemgewicht van deze kiesgroep bedraagt 4,86% van het totaal. Dit stemgewicht (doorgaans 'quotum' genoemd) ligt dicht in de buurt van het stemgewicht dat landen als het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk individueel hebben. Een land als de Verenigde Staten heeft een stemgewicht van 17,1%. Nederland heeft in z'n eentje een stemgewicht van ongeveer 2,38%.
* Het stemgewicht van een land komt tot stand door twee factoren: een quotum, berekend op basis van het relatieve gewicht van de economie van een land in de wereldeconomie en een aantal basisstemmen. Het aantal basisstemmen is voor alle landen hetzelfde. Dit systeem zorgt ervoor dat landen met een relatief laag gewicht in de wereldeconomie toch nog een enigszins substantiële stem hebben.
* Meestal wordt gestreefd naar consensus waardoor de stemgewichten in de praktijk geen functie hebben. Wanneer landen het onderling oneens blijven, is voor de machtsverdeling binnen het IMF belangrijk dat de meeste besluiten geblokkeerd kunnen worden door 15% van de stemmen. een land als de VS kan in z'n eentje dus besluiten blokkeren. Echter, drie kiesgroepen van vergelijkbare omvang als die van Nederland kunnen dus ook besluiten blokkeren.
* Aanpassing van de zeggenschapsverdeling van het IMF vereist dus 85% van de stemmen of meer. De VS kunnen in principe alle besluiten blokkeren.

2. Waarom staat de zeggenschapsverdeling binnen het IMF ter discussie?
Na verloop van tijd kan het berekende quotum van een land gaan afwijken van het werkelijke quotum, bijvoorbeeld omdat het economisch gewicht van een land groeit of daalt.

Er zijn twee redenen waarom nu een discussie is ontstaan over de quota's: voor een aantal landen geldt dat het verschil tussen het berekende quotum (waarop zou men recht hebben op grond van het huidige gewicht van het land in het internationale stelsel) en het quotum dat men feitelijk binnen het IMF heeft, te groot is geworden. Daarbij gaat het doorgaans om opkomende economieën als China, Korea, Mexico, Singapore, Turkije. Overigens zijn niet alle opkomende economieë n ondervertegenwoordigd. De tweede reden hangt hier nauw mee samen: hoe kan worden voorkomen dat een vergroting van het quotum van dit soort landen ten koste gaat van de armste landen?

3. Wat is de positie van de verschillende landen, waaronder Nederland, in de discussie?
Het is niet aan Nederland om in te gaan op de posities van afzonderlijke landen, maar grofweg komt het volgende beeld naar voren:
* De armste landen willen minimaal handhaving van hun bestaande zeggenschap binnen het IMF en versterking van de positie van Afrika binnen de EB
* Een aantal opkomende economieën wil een (substantiële) vergroting van hun zeggenschap binnen het IMF
* Sommige landen pleiten voor een herziening van de quota-formule ineens, andere landen achten zo'n benadering niet haalbaar en stellen voor in twee fasen tot wijzigingen te komen, met in de eerste fase een ad hoc quotaverhoging voor een meer of minder beperkte groep onderbedeelde landen, om vervolgens in een uitgebreidere tweede fase te komen tot een fundamentelere herziening van de quota
* Sommige landen willen een verhoging van het aantal basisstemmen, zodat de positie van de armste landen wordt versterkt of minimaal gelijk blijft.
* Sommige landen vinden dat er nog slechts één stoel voor Europa binnen het IMF zou moeten komen, uiteraard wel met een evenredig stemgewicht.
* Vrijwel alle landen dringen aan op transparantere procedures bij benoemingen in het management van het IMF

Nederland onderschrijft het streven om tijdens de jaarvergadering in Singapore van medio september 2006 concrete en duurzame vooruitgang te boeken op het terrein van quota. Ten aanzien van de quota van lidstaten blijft Nederland van mening dat deze een afspiegeling dienen te blijven van de verhoudingen in het internationale financiële stelsel. Nederland kan ermee instemmen dat aan een klein aantal individuele opkomende economieën die op basis van de huidige quotaformules duidelijk zijn ondervertegenwoordigd een beperkte ad hoc quotaverhoging wordt toegekend. Voorts bepleit Nederland een verdubbeling van het aantal basisstemmen voor alle lidstaten om de stem van ontwikkelings- en transitielanden te versterken. Nederland is daarvoor bereid binnen redelijke grenzen enige zeggenschap in te leveren.

Nederland is van mening dat één Europese stoel onwenselijk is, omdat de politieke integratie in Europa hiervoor onvoldoende is. Nederland bepleit juist het model van de gemengde kiesgroepen (zoals de kiesgroep van Nederland) als middel om de belangen van ontwikkelings- en transitielanden te dienen en tegenstellingen tussen crediteuren- en debiteurengroepen te voorkomen, om zo het coöperatieve karakter van het Fonds en de Bank te waarborgen.

4. Wat doet Nederland om de stem van ontwikkelingslanden en transitielanden te versterken?
Nederland is van mening dat een eventuele verhoging van de quota van een beperkt aantal opkomende economieën niet ten koste mag gaan van de zeggenschap van de armste landen en van de landen die in de overgang zitten naar een vrije-marktec onomie. Om dit te bewerkstelligen is Nederland van mening dat een verhoging van de quota van bepaalde landen vergezeld moet gaann van een verhoging van de basisstemmen. Dit zorgt ervoor dat niet zij opdraaien voor de quotaverhoging van andere landen, omdat bij veel van de armste landen de ba sisstemmen een groot deel uitmaken van het totaal aantal stemmen. De rijkere landen, waaronder ook Nederland, moeten dan zeggenschap inleveren. Afhankelijk van de omvang van de vergroting van de basisstemmen, kan een aantal arme landen er zelfs op vooruit gaan.

Nederland steunt verder voorstellen om de positie van Afrika binnen het IMF te versterken door de kiesgroepen van Afrikaanse landen extra staf te geven om hun stem te versterken. Wordt Nederland gesteund door de landen in zijn kiesgroep?

Veel van de landen in de Nederlandse kiesgroep zijn zogenaamde transitielanden, landen die in de overgang zitten naar een vrije-markteconomie. Jaarlijks, voorafgaand aan de IMF-jaarvergadering, vindt in één van de kiesgroeplanden een kiesgroepbijeenkomst plaats. In juni jl. vond deze plaats in Yerevan (Armenië) en daar bleek brede steun voor de benadering zoals verwoord in vraag 3.

Speelt deze discussie ook ten aanzien van de Wereldbank? Deze discussie wordt in het IMF gevoerd, maar zal uiteindelijk waarschijnlijk ook gevolgen hebben voor de Wereldbank. De zetels, kiesgroepen en stemgewichten in de Wereldbank zijn traditioneel namelijk gelijk aan die in het IMF. In het verleden zijn ook wijzigingen in die verhoudingen in het IMF volledig doorvertaald naar de Wereldbank. Dat is echter geen automatisme en vereist een apart besluit van de landen in de Wereldbank.

* Naar boven

Meer informatie

* Quotaverdeling binnen het IMF
* Overzicht quotum per land