Ministerie van Justitie

Antwoord op Kamervragen over de Confessions Tour van Madonna

Persbericht | 01-09-2006

Antwoord van minister Donner van Justitie op de vragen van het Kamerlid Van der Staaij (SGP) over de Confessions Tour van Madonna (Ingezonden 21 augustus 2006, kenmerknr. 2050617780).

Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van dewereldtournee (Confessions Tour) die popster Madonna op dit moment houdt en dat zij voornemens is begin september a.s. ook Nederland (deArena) aan te doen met haar tournee?

Antwoord 1
Ja.

Vraag 2
Heeft u kennisgenomen van het feit, dat Madonna tijdens de optredens een kruisigingsact opvoert, waarbij zij zich met een doornenkroon op laat kruisigen?

Antwoord 2
Ik heb inderdaad kennis genomen van het feit dat Madonna tijdens eerdere in het kader van haar wereldtournee opgevoerde optredens een kruisigingsact opvoerde. Aangezien het optreden van Madonna in Nederland nog niet plaats heeft gevonden, merk ik hierbij op dat bijgaande antwoorden enkel geformuleerd zijn op basis van de beperkte mij op dit moment ter beschikking staande informatie over de bewuste scène.

Vraag 3
Hoe beoordeelt u een dergelijke scène, die een expliciete verwijzing vormt naar dekruisiging van Christus? Is deze scène niet als smalendegodslastering aan te merken? Past deze scène binnen degrenzen van devrijheid van meningsuiting?

Antwoord 3
Het is begrijpelijk dat christenen zich gekwetst voelen door de kruisigingsact die door Madonna wordt opgevoerd. Dit blijkt ook uit de verontwaardigde reacties in bijna alle landen waar zij in het kader van haar tournee optreedt. Het is een verwerpelijke methode om aandacht te trekken ten koste van de diepste gevoelens van veel mensen.

Dit betekent echter nog niet dat deze act als smalende godslastering kan worden bestempeld. Van smalende godslastering in de zin van artikel 147 van het Wetboek van Strafrecht is, kort gezegd, sprake indien aan een uitlating geen andere dan een honende strekking kan worden toegekend en het de bedoeling is zich zodanig te uiten dat anderen in hun godsdienstige gevoelens gekrenkt worden. Het oordeel of in het onderhavige optreden sprake is van smalende godslastering komt niet toe aan de Minister van Justitie, maar aan het Openbaar Ministerie, en uiteindelijk aan de strafrechter. Zoals mijn ambtsvoorganger reeds vermeldde in haar beantwoording op vragen naar aanleiding van een vergelijkbaar geval (Aanhangsel Handelingen Tweede Kamer, vergaderjaar 1996-1997, 929) zal er overigens - gelet op de jurisprudentie - niet snel sprake zijn van smalende godslastering.

Evenals belijders van godsdiensten in onze rechtsorde vrijheid hebben hun geloof in vrijheid te belijden en uit te dragen, bestaat die vrijheid ook voor hen die het geloof of een bepaald geloof bestrijden, bekritiseren of persifleren. Aan deze vrijheden zijn wel beperkingen gesteld, onder andere door het verbod op smalende godslastering. Het samenstel van fundamentele vrijheden en de daaraan gestelde wettelijke beperkingen waarborgt dat mensen van heel verschillende levensovertuiging in ons land in vrijheid èn in vrede met elkaar kunnen samenleven.

Uit de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) komt naar voren dat het Hof groot belang hecht aan de bescherming van de vrijheid van meningsuiting. Hoewel artikel 10 lid 2 van het EVRM een beperking van de vrijheid van meningsuiting mogelijk maakt indien die bij wet is voorzien en noodzakelijk is in een democratische samenleving, wordt het slechts in uitzonderlijke gevallen nodig geacht om verbodsbepalingen te handhaven of sancties op te leggen. Het EHRM oordeelt dat de vrijheid van meningsuiting en informatie een noodzakelijke pijler vormt voor een democratische samenleving, waarin tevens plaats moet zijn voor meningen, denkbeelden en informatie die mogelijk als hinderlijk worden ervaren door de overheid of door bepaalde groepen in de samenleving. Daarbij wijs ik erop dat het grote belang dat aan de vrijheid van meningsuiting dient te worden toegekend ook tot uitdrukking komt in het feit dat de Nederlandse Grondwet preventieve beperkingen van dit recht verbiedt.

Vraag 4
Is het waar, dat de Duitse justitie de optredens van Madonna scherp in het oog zal houden, omdat deze act als zeer beledigend kan worden gezien voor christenen? Bent u bereid om dit voorbeeld van de Duitse justitie te volgen?

Antwoord 4
Volgens informatie die ik van de Duitse autoriteiten heb ontvangen, was de act van Madonna naar Duits recht niet als strafbaar feit aan te merken. De Duitse justitie heeft dan ook geen bijzonder toezicht gehouden op de optredens van Madonna in Hannover en Düsseldorf.

Vraag 5
Bent u bereid zich ervoor in te zetten om te voorkomen dat deze scène ook in Nederland zal worden vertoond?

Antwoord 5
Artikel 7, derde lid, van de Grondwet bepaalt dat niemand voorafgaand verlof nodig heeft voor het openbaren van gedachten of gevoelens wegens de inhoud daarvan, behoudens ieders verantwoordelijkheid voor de wet.

Vraag 6
Bent u bereid om te bezien of er bij vertoning van deze scène sprake is van smalendegodslastering en daaraan passendeconsequenties te verbinden conform artikel 147 Wetboek van Strafrecht?

Antwoord 6
Het College van procureurs-generaal heeft mij gemeld, gegeven de jurisprudentie, vooralsnog geen aanleiding te zien om ambtshalve een opsporingsonderzoek te entameren. Voor het overige verwijs ik graag naar het antwoord op vraag 3.

Vraag 7
Bent u bereid deze vragen vóór 1 september a.s. te beantwoorden?

Antwoord 7
Ja.