Ministerie van Buitenlandse Zaken

Algemeen ambtsbericht Iran, augustus 2006

Redacteur(en):
Directie Personenverkeer, Migratie en Vreemdelingenzaken Afdeling Asiel- en Migratiezaken
Den Haag

+ 31 (0)70 348 5612


Algemeen ambtsbericht Iran | augustus 2006


1 Inleiding
In dit algemeen ambtsbericht wordt de huidige situatie in Iran beschreven voor zover deze van belang is voor de beoordeling van asielverzoeken van personen die afkomstig zijn uit Iran en voor besluitvorming over de terugkeer van afgewezen Iraanse asielzoekers. Dit ambtsbericht is een actualisering van eerdere ambtsberichten over de situatie in Iran (laatstelijk februari 2006). Het algemeen ambtsbericht beslaat de periode van 1 februari 2006 tot en met 23 augustus 2006. Dit ambtsbericht is gebaseerd op informatie van openbare en vertrouwelijke bronnen. Bij de opstelling is gebruik gemaakt van informatie van verschillende organisaties van de Verenigde Naties, niet-gouvernementele organisaties, vakliteratuur en berichtgeving in de media. Een overzicht van de geraadpleegde openbare bronnen is opgenomen in de literatuurlijst. Bovendien liggen bevindingen ter plaatse en vertrouwelijke rapportages van de Nederlandse vertegenwoordiging in Teheran aan dit algemeen ambtsbericht ten grondslag. Tevens is er in het kader van dit algemeen ambtsbericht gesproken met verschillende nationale en internationale NGO's en mensenrechtenorganisaties, zowel in Iran, in Nederland, en elders. Informatie die deze organisaties hebben gedeeld is opgenomen in dit algemeen ambtsbericht. In het algemeen ambtsbericht wordt veelvuldig verwezen naar geraadpleegde openbare bronnen. Daar waar openbare bronnen zijn vermeld, wordt de tekst in veel gevallen ook ondersteund door informatie die op vertrouwelijke basis is ingewonnen. In hoofdstuk twee wordt ingegaan op recente ontwikkelingen op politiek, veiligheids- en sociaal-economisch gebied. Deze beschrijving wordt voorafgegaan door een beknopt overzicht van de recente geschiedenis van Iran. Ook is een korte passage over de geografie en de bevolking van Iran opgenomen. In hoofdstuk drie wordt de mensenrechtensituatie in Iran geschetst. Na een beschrijving van wettelijke garanties en internationale verdragen waarbij Iran partij is, komen de mogelijkheden van toezicht op naleving van de mensenrechten aan de orde. Daarna volgt de beschrijving van de naleving dan wel schending van enkele klassieke mensenrechten. Ten slotte wordt de positie van specifieke groepen belicht.
In hoofdstuk vier komen de opvang van binnenlands ontheemden, het beleid van een aantal andere Europese landen inzake asielzoekers uit Iran en activiteiten van internationale organisaties, waaronder de positie van de UNHCR, aan de orde. Een algehele samenvatting volgt in hoofdstuk vijf. 4

Algemeen ambtsbericht Iran | augustus 2006

Voor de weergave van Iraanse namen is de spelling gebruikt zoals die in de media meestal wordt gehanteerd.

2 Landeninformatie
2.1 Basisgegevens
2.1.1 Land en volk
De Islamitische Republiek Iran vormt de geografische brug tussen het Midden- Oosten en Azië. Het land grenst in het noorden aan Armenië, Azerbeidjan, de Kaspische Zee en Turkmenistan, in het oosten aan Afghanistan en Pakistan, in het zuiden aan de Golf van Oman en de Perzische Golf en in het westen aan Irak en Turkije. Het land is onderverdeeld in 30 provincies.1 Iran is circa 40 keer zo groot als Nederland en telt ruim 68 miljoen inwoners.2 De hoofdstad is Teheran. De grootste bevolkingsgroep wordt gevormd door de Perzen. Daarnaast wonen in Iran Azeri's, Koerden, Arabieren, Baluchi's en Turkmenen. De verschillende etnische groepen onderscheiden zich met name op basis van de taal die zij van oorsprong spreken.
Er zijn vele talen en mogelijk meer dan 100 dialecten in Iran. Het Perzisch of Farsi is de officiële taal. Het Perzisch maakt deel uit van de Iraanse taalgroep, net als het Baluchi, het Koerdisch en het Lorisch. Veel minderheidsgroepen spreken daarnaast hun eigen taal. Het grootste deel van de Turkssprekende Iraniërs leeft in de provincies West en Oost Azerbeidzjan en Ardabil. Zij worden ook wel aangeduid als Azeri's, naar hun taal, het Azeri-Turks. In het noorden en midden van het Zagros-gebergte komen eveneens stammen voor die een Turks dialect spreken. Hier worden echter ook verschillende dialecten van het Koerdisch gesproken. Arabieren, een andere minderheidsgroep, wonen met name in de provincie Khuzestan in het zuidwesten van Iran. Het Lorisch, dat ook wel wordt beschouwd als een dialect van het Perzisch,3 wordt gesproken door Loren en Bakhtiari, die in het Zagrosgebergte ten westen van de stad Isfahan leven. In het
1 Ardabil, Azerbayjan-e Gharbi, Azarbayjan-e Sharqi, Bushehr, Chahar Mahall va Bakhtiari, Isfahan, Fars, Gilan, Golestan, Hamadan, Hormozgan, Ilam, Kerman, Kermanshah, Khorasan Noord, Khorasan Centraal, Khorasan Zuid, Khuzestan, Kohgiluyeh va Buyer Ahmad, Kordestan, Lorestan, Markazi, Mazandaran, Qazvin, Qom, Semnan, Sistan va Baluchestan, Tehran, Yazd, Zanjan.

2 CIA World Factbook Iran, geraadpleegd via www.cia.gov op 16 mei 2006. De Economist Intelligence Unit noemt een getal van 69,7 miljoen inwoners, Country Report Iran,March 2006, Economist Intelligence Unit, p. 5.
3 Zie ook bijlage 1.

---

Algemeen ambtsbericht Iran | augustus 2006

zuidoosten, in de provincie Sistan va Baluchestan, wordt Baluchi gesproken. Armeens wordt gesproken door de Armeense minderheid in Iran.4 Onderwijs vindt plaats in het Perzisch. Arabisch en Engels zijn de tweede en derde taal die wordt geleerd in het basisonderwijs.5 Er zijn Armeense scholen. Hier wordt ook in het Perzisch onderwezen. Voor toegang tot universiteiten is een goede beheersing van het Perzisch noodzakelijk. Het kan voorkomen dat de beheersing van het Perzisch door mensen in zeer geïsoleerde dorpen, waar een andere taal wordt gehanteerd, minimaal is. In gebieden waar in eerste instantie een minderheidstaal wordt gesproken, kan het voorkomen dat, ondanks het onderwijs in het Perzisch, de beheersing van deze taal gebrekkig blijft. Over het algemeen is de mate waarin het Perzisch wordt beheerst afhankelijk van het gebruik van deze taal in de dagelijkse omgang. De Iraanse kalender is gebaseerd op de zoroastrische kalender van het pre- islamitische Perzië. De jaartelling is echter gebaseerd op de vlucht van de profeet Mohammed van Mekka naar Medina in 622 na Christus, en gaat, anders dan de meeste islamitische jaartellingen niet uit van de maankalender maar van de zonnekalender. Het Iraanse jaar begint op 21 maart en de daarop volgende zes maanden bevatten ieder 31 dagen, de volgende vijf maanden ieder 30 en de twaalfde maand 29 (en om de vier jaar 30).6 Om de Iraanse jaartelling om te zetten in de Gregoriaanse, moet er 621 jaar bij opgeteld worden. Zo is het Iraanse jaar 1385 op 21 maart 2006 begonnen.
2.1.2 Geschiedenis
Perzië, de voorloper van Iran kent een duizenden jaren oude beschaving. De geschiedenis van het moderne Iran begon in 1925, toen Reza Khan zichzelf uitriep tot de Sjah (koning) van Perzië. Onder zijn krachtige bewind werd de modernisering van het land voortvarend ter hand genomen. Zijn handelspact met Duitsland en pro-Nazi opstelling leidde in 1941 tot de bezetting van Iran door de Sovjet-Unie en het Verenigd Koninkrijk, waarop Reza Khan werd verbannen en opgevolgd door zijn zoon, Mohammad Reza Pahlavi.
4 CIA World Factbook Iran, geraadpleegd via www.cia.gov op 16 mei 2006; W.B. Fisher, `Iran, Physical and Social Geography', in The Middle East and North Africa 2005, London and New York: Europa Publications, p. 376; The New Encyclopaedia Brittanica, 2002, deel 21, p. 934. Zie ook 3.3.3 inzake de taal die nog wordt gesproken door zoroastriërs.
5 Artikel 15 en 16 van de grondwet.
6 Country Profile 2005 Iran, Economist Intelligence Unit (EIU), p. 3.
---

Algemeen ambtsbericht Iran | augustus 2006

De nieuwe Sjah werd een trouwe bondgenoot van het Westen en de Verenigde Staten. Mohammad Reza Sjah voerde vanaf de jaren zestig een sterk persoonlijk en westers georiënteerd bewind, dat werd gekenmerkt door een reeks politieke, economische en sociale hervormingen, maar tegelijkertijd een repressief karakter had. Het succes van de hervormingen bleef voor brede lagen van de bevolking beperkt. Het toenemend verzet tegen het bewind van de Sjah leidde begin 1979 tot diens val en vertrek. De macht kwam na een korte overgangsperiode in handen van de islamitische geestelijke Ayatollah Khomeini, die kort daarop de Islamitische Republiek Iran uitriep.
Onder leiding van Khomeini werd een sterk isolationistisch bewind gevoerd en werden de Verenigde Staten en Israël uitgeroepen tot staatsvijanden. Van 1980 tot en met 1988 verkeerde Iran in een hevige oorlog met buurland Irak. Deze oorlog, die vele slachtoffers eiste, greep diep in de Iraanse samenleving en economie in. Ayatollah Khomeini overleed in 1989 en werd opgevolgd door Ayatollah Ali Khamenei.
Vanaf 1997, toen de hervormingsgezinde president Mohammad Khatami aan de macht kwam leek het mogelijk democratische hervormingen door te voeren in Iran, zeker toen in 2000 de hervormingsbeweging een overweldigende meerderheid in het parlement behaalde. De hervormingsbeweging vond echter steeds de conservatieve Raad van Hoeders van de grondwet op haar weg. Belangrijke, door het parlement goedgekeurde, wetsvoorstellen zoals de toetreding tot het VN-antifolterverdrag en het VN-vrouwenverdrag werden door de Raad van Hoeders afgewezen. Khatami en zijn regering werd hierdoor gebrek aan slagkracht verweten en boette veel aan populariteit in. Door het uitblijven van resultaten met betrekking tot de beloofde hervormingen ontstond onder de bevolking apathie ten opzichte van de politiek in het algemeen.7
Bij de parlementsverkiezingen van 2004 kregen de conservatieven, na uitsluiting door de Raad van Hoeders van het gros van de hervormingsgezinde kandidaten, weer de overhand in het parlement en in juni 2005 won de conservatieve Mahmoud Ahmadinejad de presidentsverkiezingen.

7 Een uitzondering op deze apathische houding vormden diverse studentenprotesten, die in 2002 en 2003 resulteerden in een groot aantal arrestaties. Bijvoorbeeld in november 2002 en op 9 juni 2003. Zie hierover het algemeen ambtsbericht Iran van april 2004, paragraaf 2.2.3.
---

Algemeen ambtsbericht Iran | augustus 2006

2.1.3 Staatsinrichting8
De staatsinrichting van Iran kent zowel elementen van een islamitische theocratie als van een democratie. De Geestelijk Leider belichaamt het theocratische karakter van de republiek en bekleedt formeel het hoogste gezag. Daarnaast is er een gekozen president.
De Geestelijk Leider
De aanwezigheid van de Geestelijk Leider is gebaseerd op het door Ayatollah Khomeini geïntroduceerde leerstuk van de Velayat-e Faqeh, de heerschappij van de religieuze wetgeleerde.
De Geestelijk Leider wordt voor onbepaalde termijn gekozen door de Vergadering van Experts. De Geestelijk Leider heeft op grond van artikel 57 van de Iraanse grondwet de bevoegdheid om rechtstreeks in de aangelegenheden van de wetgevende, uitvoerende en rechtsprekende macht in te grijpen. Hij benoemt het hoofd van de rechterlijke macht, de geestelijken die de helft (zes van de twaalf) van de Raad van Hoeders uitmaken, alle hoge militaire functionarissen, de leiders van het vrijdaggebed en het hoofd van de nationale radio en televisie. Momenteel bekleedt Ayatollah Ali Khamenei het ambt van Geestelijk Leider. De president
De president is volgens artikel 60 van de Iraanse grondwet verantwoordelijk voor de uitvoerende macht. Hij wordt iedere vier jaar door de bevolking gekozen en kan maximaal twee termijnen dienen. De huidige president is Mahmoud Ahmadinejad. Hij is in juni 2005 gekozen.
De wetgevende macht
De wetgevende macht wordt op grond van artikel 58 van de Iraanse grondwet gevormd door het parlement (Islamitische Consultatieve Vergadering, in het Perzisch vaak afgekort tot majlis). De 290 leden van het parlement worden iedere vier jaar rechtstreeks door de bevolking gekozen. De meest recente verkiezingen hebben plaatsgevonden op 20 februari 2004. De huidige voorzitter van het parlement is Gholamali Haddad-Adel.
Het parlement heeft naast zijn wetgevende taak ook tot taak de uitvoerende macht te controleren. Het komt regelmatig voor dat ministers door het parlement worden opgeroepen om verantwoording af te leggen over hun beleid. Het parlement kan door middel van een motie van wantrouwen ministers tot aftreden dwingen.
8 Voor dit hoofdstuk is onder andere gebruik gemaakt van `Iran: Who holds the power?' op de website van BBC News (news.bbc.co.uk) geraadpleegd op 29 mei 2006 en W.B. Fisher, `Iran, Physical and Social Geography', in The Middle East and North Africa 2005, London and New York: Europa Publications.
---

Algemeen ambtsbericht Iran | augustus 2006

De macht van het parlement op wetgevend gebied wordt aanzienlijk beperkt doordat wetgeving die door het parlement wordt aangenomen, door de Raad van Hoeders dient te worden goedgekeurd. Doordat elke kandidaat voor de parlementsverkiezingen door de Raad van Hoeders dient te worden gescreend op loyaliteit aan de beginselen van de Islamitische Republiek, wordt een groot aantal potentiële kandidaten uitgesloten van deelname aan de verkiezingen. Ten slotte geldt dat het parlement volgens de grondwet niet ontbonden kan worden.
De uitvoerende macht
De regering bestaat uit de president, tien vice-presidenten en de overige ministers. De ministers worden benoemd door de president na goedkeuring van het parlement. Ook al is volgens artikel 60 van de Iraanse grondwet de president verantwoordelijk voor de uitvoerende macht, in de praktijk verantwoorden de ministers van defensie, veiligheid en buitenlands beleid zich meestal bij de Geestelijk Leider. De president kan de ministers afzetten. De rechtsprekende macht
De rechtsprekende macht is in Iran een zeer invloedrijke machtsfactor, die in de laatste jaren altijd zeer conservatief van karakter is geweest. Het hoofd van de rechtsprekende macht moet een geestelijke zijn, die wordt benoemd door de Geestelijk Leider. Sinds augustus 1999 is Ayatollah Mahmoud Hashemi Shahroudi het hoofd van de rechterlijke macht. De minister van Justitie heeft in het Iraanse systeem weinig invloed.
In Iran bestaan naast de normale rechtbanken (openbare rechtbank genoemd), ook revolutionaire rechtbanken. Deze laatste zijn opgericht in 1979 en zijn bevoegd voor delicten zoals belediging van de Geestelijk Leider, mohareb (`strijd tegen God') of mofzed fi'l arz (`verderf zaaien op aarde') - een algemene omschrijving die voor veel politieke delicten (inclusief geweldloze) wordt gebruikt - en drugsdelicten. Abortus, overspel, geloofsafval en seksuele handelingen tussen personen van gelijke sekse, die in Iran worden beschouwd als een strafbaar feit, worden behandeld door de openbare rechtbanken. In 1994 werden het Openbaar Ministerie en de rechterlijke macht samengevoegd, zodat de rechter zowel de rol van openbaar aanklager als van rechter kreeg toebedeeld. Deze constructie is in 2003 teruggedraaid, toen het instituut van openbaar aanklager opnieuw werd ingevoerd.9
Voor de berechting van geestelijken en militairen bestaan speciale afzonderlijke rechtbanken.10

9 Een beschrijving van de rechtsgang komt in paragraaf 3.3.5 van dit ambtsbericht aan de orde.
10 De Perzische naam voor de rechtbank voor de geestelijkheid is dadgah-e vidje rohaniat en de militaire rechtbank wordt aangeduid met dadgah-e nezami.
---

Algemeen ambtsbericht Iran | augustus 2006

Het Hooggerechtshof, dat zestien afdelingen telt, heeft een beperkte bevoegdheid om vonnissen van rechtbanken te herzien. De speciale rechtbank voor geestelijken kent geen beroepsmogelijkheid.
De Raad van Hoeders van de Grondwet
De Raad van Hoeders moet toezicht houden op verkiezingen en toezien op het islamitisch gehalte van de wetgeving door het parlement. De helft van deze twaalf leden tellende raad bestaat uit geestelijken die door de Geestelijk Leider worden benoemd. De andere helft zijn seculiere magistraten afkomstig uit de rechterlijke macht. De benoeming van de zes magistraten in de Raad van Hoeders geschiedt door het hoofd van de rechterlijke macht, na instemming van het parlement. De Raad van Hoeders is zeer behoudend van karakter. Secretaris van de Raad van Hoeders is Ayatollah Ahmad Jannati.
De Beoordelingsraad
Geschillen tussen het parlement en de Raad van Hoeders worden besproken in de Beoordelingsraad, waarin onder andere parlementariërs, leden van de Raad van Hoeders en de hoofden van de wetgevende, de uitvoerende en de rechtsprekende macht zitting hebben. De raad opereert voorts als een adviesorgaan voor de Geestelijk Leider. Vanaf september 2005 is er een nieuwe bevoegdheid bijgekomen. De Geestelijk Leider heeft zijn bevoegdheid om toezicht te houden over 's lands regering (artikel 110 van de grondwet) toen namelijk deels gedelegeerd aan de raad. De Beoordelingsraad staat onder leiding van de voormalig president van Iran, Akbar Hashemi Rafsanjani. De Vergadering van Experts
De uit 86 geestelijken bestaande zeer conservatieve Vergadering van Experts wordt elke acht jaar rechtstreeks door de bevolking gekozen en is verantwoordelijk voor de verkiezing van een nieuwe Geestelijk Leider bij het overlijden van de huidige Geestelijk Leider. Officieel dient de vergadering ook toe te zien op het functioneren van de Geestelijk Leider, waartoe de vergadering eens per twee jaar bijeen hoort te komen. In de praktijk is de Vergadering van Experts echter onderworpen aan de Geestelijk Leider. De eerstvolgende verkiezingen staan gepland voor oktober 2006.
Provinciaal bestuur
De 30 Iraanse provincies worden bestuurd door centraal benoemde gouverneurs. Strijdkrachten
De strijdkrachten bestaan uit het reguliere leger en de Revolutionaire Garde (Sepah-e Pasdaran), verenigd onder een gemeenschappelijke generale staf. Alle 10

Algemeen ambtsbericht Iran | augustus 2006

hoge legerfunctionarissen11 worden benoemd door de Geestelijk Leider en zijn rechtstreeks verantwoording aan hem verschuldigd. De Revolutionaire Garde, die functioneert als een volledig leger, met luchtmacht, landmacht en marine, heeft een grote invloed op andere instellingen zoals de politie en het ministerie van Inlichtingen. Onder de verantwoordelijkheid van de Revolutionaire Garde vallen ook de zogenaamde Basidj, grotendeels uit vrijwilligers bestaande burgermilities die een deel van de ordehandhaving voor hun rekening nemen. De positie van deze Basidj als ondersteuner van politie en justitie is in 1992 in de wet vastgelegd.12 De diverse Basidj-groepen opereren vanuit plaatselijke moskeeën. De meeste leden voeren hun taak in hun vrije tijd uit naast hun normale werkzaamheden. Waarnemers zeggen dat sommigen, de zogenaamde full time Basidj leden, voor hun diensten betaald worden door conservatieve elementen binnen het overheidsapparaat. Verder zouden de leden bepaalde (financiële) voordelen genieten, zoals lagere huurlasten, belastingvrije inkoop van artikelen en een gemakkelijkere ingang voor familieleden tot overheidsfuncties. Inmiddels zijn de Basidj zo vergroeid met de reguliere veiligheidstroepen, dat zij door veel waarnemers als een integraal onderdeel van het staatsapparaat worden beschouwd. Het komt dan ook slechts zeer zelden voor dat de reguliere politie of andere onderdelen van het officiële staatsapparaat ingrijpen in het handelen van de genoemde milities. Een andere zeer conservatieve militie met een vergelijkbare positie is de uit enkele duizenden leden bestaande Ansar-e Hezbollah (Followers of the Party of God). Ook deze organisatie stelt zich ten doel de orde te handhaven volgens de traditionele (conservatieve) interpretatie van de Islamitische Revolutie. Momenteel staat de organisatie onder leiding van Foruz Rajaibar. 2.2 Politieke ontwikkelingen
2.2.1 Binnenlandse politieke ontwikkelingen
De overwinning van Mahmoud Ahmadinejad bij de presidentsverkiezingen in juni 2005 betekende de doorbraak in de Iraanse politiek van de Abadgaran e-Iran e- Islami (Coalitie voor de Ontwikkeling van Islamitisch Iran), een beweging van islamitisch-nationalisten.13

11 Dit betreft de commandanten in het leger en de Revolutionaire Garde en hun plaatsvervangers.

12 Law of Judicial Support for the Basidj, gepubliceerd in de Official Gazette 13946 van december 1992.

13 De opmars van de Abadgaran is gestart bij de lokale verkiezingen in 2003 en zette zich voort bij de parlementsverkiezingen in februari 2004.
---

Algemeen ambtsbericht Iran | augustus 2006

Presidentsverkiezingen
Van de 1014 mensen die zich kandidaat stelden voor de functie van president (onder wie 93 vrouwen), achtte de Raad van Hoeders aanvankelijk zes mannelijke kandidaten geschikt voor de post. Aan deze zes werden twee mannelijke kandidaten op expliciet verzoek van de Geestelijk Leider toegevoegd.14 Het is voor het eerst in de geschiedenis van de Islamitische Republiek dat de presidentsverkiezingen moesten worden beslist tijdens een tweede ronde. In de eerste ronde (17 juni 2005) kreeg namelijk geen van de kandidaten een absolute meerderheid. De tweede ronde ging tussen de oude pragmaticus en oud-president Hashemi Rafsanjani en de burgemeester van Teheran Mahmoud Ahmadinejad. Op 24 juni 2005 won Ahmadinejad van Rafsanjani (met 62% tegen 35%). Verloop van de verkiezingen
Het enthousiasme bij de 48 miljoen stemgerechtigden om te gaan stemmen leek aanvankelijk gering. Vooral jongeren en vrouwen waren teleurgesteld in de hervormingsgezinde president Khatami op wie zij vorige keer massaal hadden gestemd. Geloofd werd dat vreedzame, democratische hervormingen hoe dan ook door het islamitische establishment onder leiding van Khamenei geblokkeerd zouden worden.15 Sommigen riepen zelfs op tot een boycot van de verkiezingen.16 Toch viel het opkomstpercentage uiteindelijk mee (62% tegenover 67% in 2001).17 Voor de tweede verkiezingsronde werden de kiezers door de hervormers juist weer actief opgeroepen te gaan stemmen en wel op Rafsanjani. Dit om te voorkomen dat Ahmadinejad aan de macht zou komen.18 In de tweede ronde lag het opkomstpercentage rond 60%.
Beschuldigingen van fraude
Na de eerste ronde werden vanuit het hervormingsgezinde kamp beschuldigingen geuit van geknoei met stembiljetten ten gunste van Ahmadinejad. De Raad van Hoeders stelde geen bewijzen voor fraude te hebben gevonden. Na de tweede ronde volgden eveneens beschuldigingen van fraude en omkoping.
14 Reuters, 23 mei 2005; Reuters, 15 juni 2005. Vijf van de zes door de Raad van Hoeders goedgekeurde kandidaten waren van conservatieve signatuur en één hervormingsgezind. De twee kandidaten die later nog goedgekeurd werden kwamen ook uit het hervormingsgezinde kamp. Voor een overzicht van de kandidaten, de uitslagen en de opkomstpercentages zie bijlage II van dit ambtsbericht.

15 AP, 10 juni 2005.

16 ANP, 14 juni 2005. Eén van hen was de bekende journalist Akbar Ganji. Volgens hem kon alleen door het massaal wegblijven van de kiezers de mullahs duidelijk worden gemaakt dat zij hun greep op de macht moeten opgeven.
17 Reuters, ANP, AFP, 18 juni 2005.
18 BBC News, 21 juni 2005.
12

Algemeen ambtsbericht Iran | augustus 2006

Ook vanuit het buitenland kwam kritiek op de gang van zaken bij de verkiezingen. Gesproken werd van `schijnverkiezingen' omdat de geestelijk leiders een te grote vinger in de pap hebben gehad bij de keuze van de kandidaten.19 Incidenten rondom verkiezingen
In het weekend voor de verkiezingen kwamen zeker negen mensen door aanslagen in Ahwaz en Teheran om het leven.20
President Ahmadinejad
Ahmadinejad is een voormalig lid van de Basidj-militie. In 2003 werd hij verkozen tot burgemeester van Teheran. Ahmadinejad's platform in de presidentsverkiezingen was sociale rechtvaardigheid. Aanpak van corruptie en herverdeling van de welvaart staan voor Ahmadinejad hoog op de politieke agenda.
Hij zei `een sterke, ontwikkelde islamitische staat, als voorbeeld voor de wereld' te willen scheppen en beloofde `een nieuw tijdperk in het politieke leven van Iran'.21 Het aantreden van Ahmadinejad betekende een regeringswisseling, maar niet een regimewisseling.22
In het eerste jaar van zijn presidentschap heeft Ahmadinejad zich een behendige populist getoond. Het ontslag van vele hooggeplaatste oudgedienden in de overheid en de staatsinstellingen rechtvaardigde hij met de woorden: "Deze groep van aristocraten vormt een maffia die moet worden vernietigd". Vlak na de verkiezingen was de verwachting dat de nieuwe president de onder de vorige president verworven sociale vrijheid zou beperken. Als burgemeester had hij daar in elk geval blijk van gegeven en sommige politieke analisten vreesden deze politiek ook op nationaal niveau. Ook tijdens deze verslagperiode waren er
19 ANP, AFP, Reuters, 18 juni 2005 en 20 juni 2005. Vergelijk ook de Declaration by the Presidency on behalf of the European Union on the presidential elections in Iran, van 27 juni 2005.

20 AP, 13 juni 2005; ANP, DPA, Reuters, 14 juni 2005.
21 AP, Nederlands Dagblad, Daily Star, 27 juni 2005. Hij gaf ook aan tegen verdere onderhandelingen met de EU over het nucleaire programma van Iran te zijn en al helemaal niets te zien in een mogelijke ontspanning in de verhouding met de VS. Ook zou hij niks zien in de emancipatie van vrouwen en meer sociale en politieke vrijheid.
22 De islamitische republiek met haar specifieke staatsinrichting en gezagsverhoudingen en met name ook de centrale rol van de Geestelijk Leider blijft bestaan. In Iran worden verkozen instellingen als parlement en presidentschap gecontroleerd door niet-verkozen instellingen als de Geestelijk Leider en de Raad van Hoeders. Dit relativeert het belang van de uitkomst van de presidentsverkiezingen. Vergelijk ook de brief van de minister van Buitenlandse Zaken aan de Tweede Kamer van 19 juli 2005, kenmerk DAM-326/05, over de gevolgen van de presidentsverkiezingen.
13

Algemeen ambtsbericht Iran | augustus 2006

minder gunstige tekenen ten aanzien van de situatie voor met name politieke activisten, `andersdenkende' journalisten en intellectuelen.23 Het dagelijks leven is voor de gemiddelde Iraanse burger na de presidentsverkiezing niet drastisch veranderd. De vrijheden waren voorheen al beperkt en zijn dat nog steeds. Het kabinet
Op 13 augustus 2005 presenteerde Ahmadinejad zijn kabinet. Vier van de eenentwintig kandidaten, de kandidaat-ministers voor Oliezaken, Onderwijs, Sociale Zaken en Coöperaties, werden een week later door het parlement weggestemd wegens gebrek aan ervaring. In november 2005 stemde het parlement in met de benoeming van de ministers voor Onderwijs, Sociale Zaken en Coöperatie. De belangrijke ministerpost voor Oliezaken leverde de president de meeste moeilijkheden op.24
Veel kabinetsleden hebben net als de president een militair verleden bij de Basidj- militie of bij de Revolutionaire Garde.25 In de regering zitten twee geestelijken en geen enkele vrouw. 26
Samenstelling parlement
In het huidige, sinds mei 2004, conservatief getinte parlement valt een grove verdeling te maken tussen revolutionaire hardliners (70 zetels), religieuze hardliners (100), hervormers (50) en onafhankelijken (50). De Abadgaran-e Iran-e Islami (Coalitie voor de Ontwikkeling van Islamitisch Iran) is de grootste partij. Andere grote conservatieve partijen zijn de Jami'at-e Moutalefeh-e Eslami (Islamitische Coalitie Partij) en de Jameh-e Ruhaniyat-i Mobarez-i Tehran (de Vereniging van Strijdende Geestelijken; de conservatieve tak). De enige
23 Oppositiefiguren die al langer beschuldigd worden van `het verspreiden van leugens' en dergelijke worden bijvoorbeeld nu voor de rechter gebracht en in sommige gevallen veroordeeld. Zie ook 3.3.1. en 3.3.2. Er zijn berichten die er op duiden als zouden de parallelle veiligheidsdiensten (zie hierover 2.1.3.) zich gesterkt voelen bij het conservatievere bewind en zich soms geroepen voelen om op eigen gelegenheid de sociale teugels aan te trekken. Zie onder meer de Volkskrant, 29 april 2006. De stijging in het aantal tenuitvoerleggingen van doodstrafvonnissen in de eerste helft van 2006 wordt als een verontrustend teken gezien. Zie ook 3.3.9. Zie ook het rapport van Amnesty International, Iran: New government fails to address dire human rights situation, MDE 13/010/2006, 16 februari 2006, dat tekenen ontwaart van een begin van verharding van de beteugeling in Iran.
24 Nadat drie eerdere kandidaten door het parlement waren afgewezen, werd de ministerpost voor Oliezaken pas in december 2005 vervuld, BBC News, 11 december 2005.
25 `Pasdaran Power', The Middle East, oktober 2005. In december 2005 beschuldigde Human Rights Watch de ministers van Binnenlandse Zaken en Informatie van ernstige mensenrechtenschendingen tijdens hun vorige functies (topambtenaar op het ministerie van Informatie respectievelijk hoge ambtenaar bij de rechtbank voor de berechting van geestelijken, Iran: top ministers implicated in serious abuses, Human Rights Watch, 15 december 2005.

26 Zie voor de exacte samenstelling van het kabinet bijlage III van dit algemeen ambtsbericht. 14

Algemeen ambtsbericht Iran | augustus 2006

hervormingsgezinde partij in het huidige parlement is de Majma-e Ruhaniyat-e Mobarez-e Tehran (eveneens te vertalen als de Vereniging van Strijdende Geestelijken), de partij van voormalig president Khatami. 2.2.2 Buitenlandse politieke ontwikkelingen
De huidige regering Ahmadinejad breekt de door de regering Khatami ingezette verbetering van de relaties met het Westen af. Niet alleen door het nucleaire dossier staan de internationale betrekkingen onder druk. De houding van Iran en in het bijzonder de nieuwe president is ook op andere terreinen antiwesters te noemen.
Nucleair
De verslagperiode werd wederom gedomineerd door het Iraanse nucleaire programma. Binnen de internationale gemeenschap heerst twijfel over de intenties van het nucleaire programma van Iran. Doordat Iran jarenlang clandestien nucleaire activiteiten heeft uitgevoerd is het vertrouwen geschonden. De vraag is, of het programma louter vreedzame doeleinden dient (kernenergie) of dat Iran een militair programma (kernwapens) nastreeft. In juni 2004 kondigde Iran aan voornemens te zijn de productie, assemblage en het testen van ultra centrifugeonderdelen te zullen hervatten, hetgeen beëindiging van de opschorting van Iran's verrijkingsgerelateerde- en opwerkingsactiviteiten zou betekenen. Na intensieve overlegrondes sloten Duitsland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk (E3/EU) in november 2004 een akkoord met Iran dat de weg vrij maakte voor onderhandelingen over een lange-termijnovereenkomst. Op 8 augustus 2005 verbrak Iran de IAEA27-zegels van de installatie in Isfahan, na te hebben aangekondigd zijn conversie-activiteiten in de uranium conversie faciliteit (UCF) in Isfahan te zullen opstarten. Op 24 september nam de Bestuursraad van het IAEA een resolutie aan, waarin werd vastgesteld dat Iran zijn verplichtingen onder de IAEA-Waarborgenovereenkomst niet naleefde. Nadat in december 2005 besprekingen tussen de E3/EU over hervatting van de onderhandelingen tot niets hadden geleid, verbrak Iran op 10 januari 2006 de zegels van de uraniumverrijkingsinstallatie in Natanz. De EU legde op 12 januari 2006 een verklaring af waarin ze aangaf dat de onderhandelingen met Iran als gevolg van de Iraanse stappen in een impasse waren geraakt,28 en dat het tijdstip gekomen was dat de VN Veiligheidsraad zich over de kwestie moest buigen. De IAEA Bestuursraad nam op 4 februari 2006 een resolutie aan die Iran's nucleaire
27 International Atomic Energy Agency.
28 NRC Handelsblad, 14 januari 2006; ANP, 16 januari 2006; ANP, Reuters, 30 januari 2006. 15

Algemeen ambtsbericht Iran | augustus 2006

programma onder de aandacht van de VN Veiligheidsraad bracht.29 De VN Veiligheidsraad nam op 29 maart 2006 unaniem een voorzitterschapsverklaring aan, waarin grote zorg werd uitgesproken, en Iran ertoe werd opgeroepen aan de vereisten van de IAEA-resolutie van 4 februari 2006 te voldoen. Volledige opschorting van alle verrijkingsgerelateerde en opwerkingsactiviteiten door Iran was daarbij van bijzonder belang.30
De directeur-generaal van het IAEA constateerde in zijn rapport van 28 april 2006 dat Iran geen enkele van de door de Veiligheidsraad en IAEA Bestuursraad gevraagde vertrouwenwekkende maatregelen had uitgevoerd en zijn verrijkingsinspanningen niet had opgeschort maar juist geïntensiveerd.31 Op 6 juni 2006 presenteerde Hoge Vertegenwoordiger Solana namens EU, VS, China en de Russische Federatie een pakket voorstellen aan Iran dat een basis moet leggen voor een diplomatieke oplossing voor de Iraanse nucleaire kwestie. Iran leek voorzichtig positief op deze voorstellen te reageren.32 Op 31 juli nam de Veiligheidsraad resolutie 1696 aan, die opschorting van uraniumverrijking door Iran eist en die het IAEA verzoekt op 31 augustus te rapporteren of Iran voldaan heeft aan de eisen gesteld in deze resolutie. 33 Op 22 augustus heeft Iran aan de vijf permanente leden van de Veiligheidsraad en Duitsland een antwoord verschaft, waarvan de inhoud formeel niet openbaar is gemaakt.34 Overig
Eind oktober 2005 zorgde de president internationaal voor grote beroering en verontrusting toen hij zei dat Israël van de kaart geveegd moest worden. In december 2005 veroorzaakte de Iraanse president opnieuw opschudding door ontkenning van de holocaust. In een toespraak noemde hij de vernietiging van zes miljoen joden in de Tweede Wereldoorlog een `mythe'. In mei 2006 verkondigde de Iraanse president tijdens een reis naar Indonesië dat Israël spoedig zou verdwijnen, dat het was gebaseerd op dreiging en dat het zou worden vernietigd als het westen het niet zou beschermen.35
In juli 2006 vroegen onder anderen Human Rights Watch aandacht voor de keuze van Iran om een procureur-generaal van Teheran, Saeed Mortazavi, als hoofd van de Iraanse delegatie bij de nieuwe VN-Mensenrechtenraad. Volgens Human Rights Watch is Mortazavi verantwoordelijk voor diverse
29 IAEA Document GOV/2006/14.

30 VN-document S/PRST/2006/15.

31 Onder meer Reuters, 29 april 2006.
32 Reuters, ANP, 22 juni 2006, Nederlands Dagblad, 16 juni 2006; BBC News, 16 juni 2006, ANP 16 juni 2006.

33 VN-document S/RES/1969 (2006).

34 Onder meer BBC News 24 augustus 2006, New York Times, 23 augutus 2006.
35 Zie onder meer RFE/RL Iran Report, vol 9, no. 18, 26 mei 2006. 16

Algemeen ambtsbericht Iran | augustus 2006

mensenrechtenschendingen en was hij betrokken bij het verhoor van de Iraanse- Canadese fotografe Zahra Kazemi in 2003. Zij overleed in detentie, naar verluidt als gevolg van marteling.36
2.3 Veiligheidssituatie
In de vorige verslagperiode was vooral in de provincies Kordestan (Koerdische minderheid) en Khuzestan (Arabische minderheid) sprake van toenemende onrust. In de laatste provincie werden in april en oktober 2005 en op 24 januari 2006 bomaanslagen gepleegd in de hoofdstad Ahwaz.37 Hoewel de rust in de beide regio's lijkt teruggekeerd is de spanning tussen de verschillende groepen en de autoriteiten nog niet afgenomen. Op 8 mei 2006 ontploften twee bommen in de stad Kermenshah, in het westen van Iran, met een grote Koerdische bevolking.38 In maart 2006 zouden nabij Zabol in de provincie Sistan-Baluchistan ruim 20 Iraanse overheidsfunctionarissen zijn gedood, circa zes verwond en rond de tien mensen ontvoerd, bij een aanval op een konvooi van de gouverneur van Zahedan.39 In mei zou een extremistisch soennietische groep `Jundallah' twaalf mensen hebben doodgeschoten langs de snelweg tussen de steden Bam en Kerman, eveneens het zuidoosten van Iran.40 Mede naar aanleiding van hiervan hebben de autoriteiten de militaire presentie in deze provincie verstrekt. 2.4 Sociaal-economische situatie
Ondanks de behoorlijke financiële reserves, dankzij de olieproductie, van Iran41 stagneert de economie in Iran sinds het aantreden van president Ahmadinejad. De anti-westerse houding van de president ontgaat ook in Iran geïnteresseerde ondernemers niet. Daarnaast is het staatsbedrijven en ministeries verboden om bepaalde goederen, die ook in Iran kunnen worden gekocht, te importeren. De handelaren op de bazaar, de hoeksteen van de Iraanse economie, nemen een afwachtende houding aan en velen van de Iraanse rijken parkeren hun geld op
36 For Iran, The Man Is the Message, door Human Rights Watch ingezonden brief in New York Times, 29 juni 2006; Iran: Remove Rights Abuser From Delegation at U.N., Human Rights Watch, 22 juni 2006.

37 ANP, AFP, Reuters, 12 juni 2005; AFP, 18 oktober 2005; ANP, Reuters, 25 januari 2006.
38 RFE/RL Iran Report, vol 9, no. 18, 26 mei 2006.
39 Onder meer RFE/RL Iran Report, vol. 9, nr. 11, 29 maart 2006. Zie ook Country Report Economist Intelligence Unit (EIU), maart 2006, p. 21.
40 AFP, 19 en 14 mei 2006.
41 Iran produceerde in 2005 gemiddeld 3,88 miljoen vaten ruwe olie per dag. In het eerste kwartaal van 2006 bedroeg de productie 3,84 miljoen vaten per dag, Country Report Iran, May 2006, EIU, p. 6.
17

Algemeen ambtsbericht Iran | augustus 2006

buitenlandse rekeningen of resideren tijdelijk in het buitenland. Het parlement heeft de economische plannen, die de nieuwe regering binnen de contouren van het vierde Vijfjarenplan heeft voorgesteld, geaccepteerd. De bestrijding van de inkomensongelijkheid en de onderontwikkeling is een van de doelstellingen van deze plannen.42
Eén van de meest nijpende problemen blijft de combinatie van een hoge inflatie en een hoge werkloosheid. Het IMF (Internationaal Monetair Fonds) spreekt van 15% inflatie.43 De officiële werkloosheid ligt volgens de overheid op 12%, maar lokale analisten wijzen veeleer op een percentage tussen de 20 en 25%. Vooral onder jongeren (jonger dan 25 jaar) is de werkloosheid hoog.44 Naar verwachting zullen de overheidsbestedingen toenemen om de werkloosheid te bestrijden. Dit zal de inflatie doen stijgen. De wens om Iran te verlaten is groot. Jaarlijks verlaten meer dan 150.000 jonge hoger opgeleide Iraniërs het land.45 Voor grote lagen van de bevolking is het moeilijk financieel rond te komen. Nog steeds leeft ongeveer 10% van de bevolking (zo'n 7.5 miljoen Iraniërs) in armoede.46 Medische zorg is in principe voor iedereen toegankelijk. Het is niet bekend of bepaalde groepen bewust uitgesloten worden. Volgens UNDP (United Nations Development Programme) heeft 94% van de Iraanse bevolking daadwerkelijk toegang tot medische voorzieningen.47 Daar staat tegenover dat patiënten een grote financiële bijdrage moeten leveren aan de medische behandeling in het ziekenhuis. Veel medicijnen zijn slechts op de zwarte markt verkrijgbaar tegen zeer hoge prijzen.
In de Human Development Index van de UNDP staat Iran momenteel op plaats 99 van de 177 landen.48

42 Country Report Iran, May 2006, EIU, p. 23.
43 IMF Public Information Notice No. 06/04, 27 maart 2006. Er zijn eveneens cijfers die duiden op een daling van het inflatiecijfer tot 13,5 % in 2005. Verwacht wordt echter dat de inflatie in 2006 de 15% zal overstijgen, Country Report Iran, May 2006, EIU, p. 12.
44 Het besluit van de Staats Hogere Arbeidsraad begin 2006 om het minimumloon te verhogen zou hebben geleid tot een werkloosheidsstijging van 35% sinds maart 2006.
45 `Ik ga zelf wel met God in discussie', NRC Handelsblad, 28 november 2004.
46 Het aantal mensen dat onder de armoede grens leeft werd in 2002 geschat op ongeveer 20 %. Country Profile 2005 Iran, EIU, p. 34.
47 Country Profile 2005 Iran, EIU, p. 22.
48 Table 1 Human Development Index, Human Development Report 2005, UNDP, http://hdr.undp.org/statistics/data/countries, geraadpleegd op 16 mei 2006, waarbij gekeken wordt naar factoren als levensverwachting, onderwijsniveau/alfabetisme en inkomen. 18

Algemeen ambtsbericht Iran | augustus 2006


3 Mensenrechten
3.1 Juridische context
3.1.1 Verdragen en protocollen
Iran heeft de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens onderschreven en is partij bij het Vluchtelingenverdrag van 1951, inclusief het Protocol van 1967.49 Iran heeft voorts de volgende verdragen ondertekend en geratificeerd:50
- Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (International Covenant on Civil and Political rights, ICCPR), door Iran geratificeerd op 24 juni 1975;

- Internationaal Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele rechten (International Covenant on Economic, Social and Cultural Rights, ICESC), door Iran geratificeerd op 24 juni 1975;
- Internationaal Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie (International Convention on the Elimination of All Forms of Racial Discrimination, CERD), door Iran geratificeerd op 29 augustus 1968;

- het Verdrag inzake de Rechten van het Kind (Convention on the Rights of the Child, CRC), door Iran geratificeerd op 13 juli 1994. Bij dit verdrag is het voorbehoud gemaakt dat Iran zich het recht voorbehoudt om bepalingen die in strijd zijn met de islamitische wet buiten toepassing te laten. Iran heeft de volgende verdragen ondertekend, maar nog niet geratificeerd51:
- Verdrag inzake de Uitbanning van alle Vormen van Discriminatie tegen Vrouwen (Convention on the Elimination of All Forms of Discrimination Against Women, CEDAW);

- het Verdrag tegen Foltering en andere Wrede, Onmenselijke of Onterende Behandeling of Bestraffing (Convention against Torture and Other Cruel, Inhuman or Degrading Treatment or Punishment, CAT). 49 United Nations High Commissioner for Refugees, States Parties to the 1951 Convention relating to the Status of Refugees and the 1967 Protocol, as of 1 March 2006; Declarations and Reservations to the 1951 Convention relating to the Status of Refugees, as of 1 March 2006. Iran heeft zich het recht voorbehouden vluchtelingen niet de `meest begunstigde' behandeling te verlenen, zoals die wordt verleend aan onderdanen van derde landen waarmee Iran hiertoe een overeenkomst heeft gesloten. 50 Multilateral treaties deposited with the Secretary General ­ TREATY I-IV-6; www.untreaty.un.org, geraadpleegd op 6 juni 2006. 51 Wetsvoorstellen ter ratificatie van beide verdragen zijn in augustus 2003 door de Raad van Hoeders verworpen wegens strijdigheid met de beginselen van de islam en de grondwet. Zie hierover het algemeen ambtsbericht Iran van april 2004, paragraaf 3.1.1. Gedurende de verslagperiode hebben zich geen noemenswaardige ontwikkelingen voorgedaan. Het is niet reëel te verwachten dat de voorstellen in de nabije toekomst geratificeerd worden. 19

Algemeen ambtsbericht Iran | augustus 2006

Ten slotte heeft Iran op 31 december 2000 het Statuut van het Internationaal Strafhof ondertekend. Ratificatie heeft nog niet plaatsgevonden.52 Het is niet duidelijk welke technische of politieke factoren ratificatie ophouden. Ratificatie lijkt echter geen prioriteit te hebben.53 3.1.2 Nationale wetgeving
Grondwet
De Iraanse grondwet dateert van 1979 en werd voor het laatst gewijzigd in 1989. Artikel 4 van de grondwet stelt dat alle wetten en regelgeving gebaseerd zullen zijn op islamitische principes. De grondwet erkent een aantal gebruikelijke grondrechten als vrijheid van meningsuiting, pers, religie, vereniging en vergadering, bewegingsvrijheid, eerlijke rechtsgang, vrijwaring van foltering en van onmenselijke behandeling en vrijwaring van huiszoekingen en arbitraire aanhoudingen. Deze rechten zijn vastgelegd in de artikelen 19 tot en met 42 van de grondwet.54 De grondwet kent echter ook mogelijkheden om deze vrijheden in te perken. Zo is in de artikelen 20, 21, 26 en 28 de grondwettelijke bepaling neergelegd dat het desbetreffende grondrecht niet in strijd mag zijn met de beginselen van de islam. Ook is in een aantal artikelen neergelegd, dat de vrijheid bij wet kan worden ingeperkt (bijvoorbeeld de artikelen 24 en 33). In paragraaf 3.3. zal nader worden ingegaan op de beperking van verschillende grondrechten. Anti-folterwetgeving
Het wetsontwerp dat beoogt artikel 38 van de grondwet - het voorkomen van marteling van gevangenen - te verankeren in de nationale wetgeving is nog steeds niet aangenomen. Het wetsontwerp ligt volgens de Iraanse autoriteiten bij de Beoordelingsraad. De Iraanse autoriteiten meldden dit tijdens de vierde ronde van de mensenrechtendialoog in juni 2004. De bestudering van het wetsontwerp door de Beoordelingsraad zou zich in de eindfase bevinden.55 Van enige vooruitgang is niets bekend.
52 Multilateral treaties deposited with the Secretary-General ­ TREATY I-XVIII--11; http://untreaty.un.org, geraadpleegd op 2 juni 2006. 53 Zie bijvoorbeeld http://www.iccnow.org/?mod=newsdetail&news=149, geraadpleegd op 2 juni 2006.
54 Artikel 19 van de grondwet stelt dat een ieder in Iran, ongeacht de stam of clan, gelijke rechten geniet en dat mensen met een bepaalde huidskleur, ras, taal en zo meer geen voorrechten genieten. Artikel 20 van de grondwet stelt dat alle `leden van de natie', man en vrouw, gelijke bescherming van de wet en alle mensenrechten, economische, politieke, sociale en culturele rechten genieten, met in achtneming van de principes van de Islam. Een verbod op discriminatie op basis van seksuele geaardheid komt echter in de Iraanse grondwet niet voor.
55 Over de inhoud van het wetsontwerp: zie het algemeen ambtsbericht Iran van april 2004, pagina 18.
20

Algemeen ambtsbericht Iran | augustus 2006

Op 4 mei 2004 keurde de Raad van Hoeders wel, vrij onverwacht, een ander wetsvoorstel inzake afschaffing van foltering goed dat slechts twee dagen eerder door de majlis aan hen was voorgelegd. Dit wetsontwerp is gebaseerd op een circulaire van Ayatollah Shahroudi van april 2004. In die circulaire worden politie, justitie en veiligheidsagenten opgeroepen zich te onthouden van fysieke mishandeling om bekentenissen van arrestanten te verkrijgen. Ook praktijken als het blinddoeken, het vastbinden en het beledigen van gevangenen zou moeten worden voorkomen.56
Concept-wet op het jeugdstrafrecht
Een wetsvoorstel inzake strafrecht voor minderjarigen ligt momenteel voor aan een commissie van het parlement. De grootste verandering zou de instelling van rechtbanken voor minderjarigen inhouden en alternatieve strafoplegging. Zo vormt een belangrijk onderdeel de mogelijkheid voor de rechters om de doodstraf niet op te leggen indien de rechter van mening is dat de veroordeelde niet mentaal volwassen is en veroordeelde door te verwijzen naar een zogenoemd hervormingsinstituut in plaats van naar de gevangenis. 3.2 Toezicht
3.2.1 Internationaal
Verenigde Naties (VN)
Door de VN wordt de mensenrechtensituatie in Iran kritisch gevolgd. Sinds 2003 hebben diverse bezoeken van thematische werkgroepen en mensenrechtenrapporteurs aan Iran plaatsgehad zoals de Werkgroep inzake arbitraire detentie, de Speciale Rapporteur inzake bescherming van het recht op de vrijheid van meningsuiting en de Speciale Rapporteur inzake mensenrechten van migranten.57 Een bezoek van de Werkgroep inzake gedwongen of onvrijwillige verdwijningen stond gepland voor juli 2004, maar is van Iraanse zijde uitgesteld.58 In 2005 hebben de Speciale Rapporteur inzake geweld tegen vrouwen (van 29 januari tot en met 6 februari 2005) en de Speciale Rapporteur inzake adequate huisvesting een bezoek gebracht aan Iran (van 19 tot 31 juli 2005).59 Bovenstaand overzicht toont een zekere mate van openheid van de Iraanse autoriteiten ten aanzien van de VN-mechanismen. Op geen van de onderwerpen 56 AFP, 4 mei 2004.
57 In de vorige verslagperiode kwam het rapport uit van de Speciale Rapporteur inzake mensenrechten van migranten; zie ook paragraaf 4.1. 58 `Visit of Working Group on Enforced or Involuntary Disappearances to Iran postponed', UN Press Release, 27 July 2004. 59 Zie voor een korte weergave van beide bezoeken paragraaf 3.4.5 respectievelijk 3.4.3. 21

Algemeen ambtsbericht Iran | augustus 2006

van de VN-werkgroep en thematische VN-mensenrechtenrapporteurs is echter sprake geweest van merkbare vooruitgang. Aanbevelingen vanuit de werkgroepen en de mensenrechtenrapporteurs worden niet opgevolgd door Iran. Mede hierom nam de Algemene Vergadering van de VN in december 2005 opnieuw een resolutie aan die de slechte mensenrechtensituatie in Iran veroordeelde.60 In deze resolutie worden het voortdurende gebruik van foltering en de (openbare) executies sterk veroordeeld, in het bijzonder de executie van personen die op het moment van een overtreding onder de 18 jaar zijn.61 Ook de voortdurende schending van vrijheid van meningsuiting, schending van de rechten van vrouwen en godsdienstige en etnische minderheden worden sterk betreurd.62 Europese Unie
Op Europees niveau vond in het verleden twee keer per jaar een alomvattende dialoog met Iran plaats met daarin bijzondere aandacht voor de door de EU geformuleerde zorgpunten: de nucleaire kwestie, de strijd tegen terrorisme, de opstelling ten opzichte van het Midden-Oosten vredesproces en mensenrechten.63 Voor het laatste onderwerp zijn de EU en Iran in oktober 2002 overeengekomen een mensenrechtendialoog aan te gaan. Alle onderwerpen op het gebied van mensenrechten die voor de EU een punt van zorg zijn, worden in deze besloten bijeenkomsten aan de orde gesteld, aangevuld met vragen aan de Iraanse regering over een reeks van individuele gevallen. Tot nu toe hebben vier rondes plaatsgevonden. De laatste vond in juni 2004 in Teheran plaats. De resultaten van de EU-Iran mensenrechtendialoog zijn teleurstellend. Op geen van de onderwerpen die de EU als prioriteit voor de dialoog heeft aangemerkt is sprake geweest van merkbare vooruitgang. Hoewel de EU in principe bereid is om alle diplomatieke kanalen richting Iran open te houden, inclusief de mensenrechtendialoog, werd het initiatief voor de voortzetting van de dialoog bij Iran gelegd. Iran deelde vervolgens eind december 2005 mee dat het niet bereid was de mensenrechtendialoog voort te zetten na de veroordeling van de EU een paar dagen eerder van de mensenrechtensituatie in Iran.64 In februari 2006 zijn 60 Ook in 2004 nam de Algemene Vergadering van de VN een zogenaamde landenresolutie aan. UN document A/RES/59/205 van 11 maart 2005. 61 Zoals bijvoorbeeld de executie van de twee jongens op 19 juli 2005 in Mashhad en de executie in december 2005 van een 20-jarige Afghaan die 16 jaar oud was ten tijde van het plegen van de misdaad. Zie hierover ook paragraaf 3.3.9. 62 De resolutie werd op 18 november reeds door de Derde Commissie van de Algemene Vergadering van de VN aangenomen (UN document A/RES/60/171 van 7 maart 2006) en op 16 december 2005 door de Algemene Vergadering aangenomen. 63 De EU-Iran alomvattende dialoog heeft al sinds 2003 niet plaatsgehad. 64 AFP, 22 december 2005; `Iran boos op EU na kritiek', NRC Handelsblad, 22 december 2005; `Declaration by the Presidency on behalf of the EU on the EU-Iran Human Rights Dialogue', van 20 december 2005, geraadpleegd via www.eu2005.gov.uk waarin de EU haar `diepe
---

Algemeen ambtsbericht Iran | augustus 2006

besprekingen over een mogelijke mensenrechtenronde toch voortgezet. Dit heeft tijdens de verslagperiode evenwel niet geleid tot concrete afspraken. De EU heeft zich in de verslagperiode overigens meerdere malen kritisch uitgelaten over de mensenrechtensituatie in Iran en een aantal démarches uitgevoerd.65 Op 5 mei 2006 sprak de Europese Unie haar diepe bezorgdheid uit over de mensenrechtensituatie in Iran en haar ernstige verontrusting over de algemene toename van het aantal executies in Iran.66 Op 10 juli 2006 werd door de EU een verklaring uitgegeven met betrekking tot de gearresteerde academicus dr. Ramin Jahanbegloo.67 Het Europese Parlement nam op 7 juli 2006 een resolutie aan over vrijheid van meningsuiting op het internet, waarin ook Iran met name werd genoemd.68
Internationale NGO's
Ook organisaties als Amnesty International (AI), Human Rights Watch (HRW) en Rapporteurs sans Frontières (RSF) volgen de mensenrechtensituatie in Iran nauwgezet. Deze organisaties hebben echter geen kantoren in Iran en krijgen van de Iraanse autoriteiten ook geen toestemming om het land regelmatig te bezoeken. De organisaties maken gebruik van een uitgebreid netwerk van informanten. Amnesty International spreekt van een verslechtering van de behandeling van

verontrusting' uit over onder andere het aantal doodstrafvonnissen, ook voor lichte vergijpen en tegen jeugdige daders. Ook werd melding gemaakt van foltering en van sterke beknotting van de vrijheid van meningsuiting.
65 Onder meer een demarche op 11 juli 2006 met betrekking tot de demonstratie van vrouwen op 12 juni 2006 te Teheran en een demarche op 11 april 2006 met betrekking tot de demonstratie op internationale vrouwendag, 8 maart 2006, die door de politie hardhandig uiteen werden is gedreven. Zie hierover ook antwoorden van 13 juli 2006 van de Minister van Buitenlandse Zaken op kamervragen over de arrestatie van de heer Mousavi. 66 Bijvoorbeeld: Verklaring van het voorzitterschap namens de Europese Unie over de zorgwekkende ontwikkeling van de mensenrechtensituatie in Iran, met name de situatie van de heer Abdolfattah Soltani en de tien executies in de gevangenis van Evin op 19 april 2006, 5 mei 2006. Ook in deze verklaring roept de Europese Unie Iran op om de heer Soltani een eerlijk proces te geven en niet langer personen die contacten onderhouden met ambassades te bestraffen. Zie voor een andere verklaring van de EU: Statement by the Council Presidency: Confrontation between Iran and the International Community, van 15 februari 2006, waarin het Voorzitterschap van de Raad aangeeft dat de EU de mensenrechtensituatie in Iran met grote zorg beziet, dat de situatie verergert en er door Iran geen concrete stappen worden ondernomen om wetgeving of de mensenrechtenpraktijk te hervormen. Zie ook de brieven van de minister van Buitenlandse Zaken aan de Tweede Kamer van 5 en 28 juli 2005, kenmerken DAM-302/05 en 340/05 waarin de démarches worden aangehaald die de EU in de vorige verslagperiode heeft uitgevoerd in verband met de bezorgdheid van de EU over de behandeling van gevangengenomen dissidenten. Overigens is dit overzicht niet uitputtend. 67 Declaration by the Presidency on behalf of the European Union on the case of the Iranian academic Dr. Ramin Jahanbegloo, 10 juli 2006. 68 Resolution Freedom of Expression on the Internet, aangenomen op 6 juli 2006, via www.europarl.europa.eu, geraadpleegd op 22 juli 2006. Voor zover bekend heeft Iran niet op deze resolutie gereageerd.
23

Algemeen ambtsbericht Iran | augustus 2006

etnische minderheden, mensenrechtenverdedigers, journalisten en advocaten en bij het toepassen van de doodstraf.69 In de paragrafen 3.3 en 3.4 zal de situatie van onder meer deze groepen nader aan bod komen. 3.2.2 Nationaal gouvernementeel
Binnen Iran opereren aan de overheid gelieerde mensenrechteninstanties zoals de Islamic Human Rights Commission en de Article 90 Commission van het parlement, hoewel beide instanties onder het huidige politieke bestel een kwijnend bestaan leiden.70
3.2.3 Nationaal niet-gouvernementeel
Belangrijke, actieve mensenrechten-NGO's in Iran zijn de Association of Iranian Journalists en het Defenders of Human Rights Centre. Association of Iranian Journalists (AIJ)
De AIJ laat geregeld van zich horen en komt op voor een vrije pers en voor de rechten van (vooral gedetineerde) journalisten en hun families. Voorzitter van de AIJ is voormalig parlementslid Rajabali Mazroui. Defenders of Human Rights Centre (DHRC)
De DHRC, waarvan Nobelprijswinnares Shirin Ebadi medeoprichter is, houdt zich bezig met kostenloze rechtsbijstand voor politieke gevangenen en ondersteuning van de families van politieke gevangenen.71 In augustus 2006 heeft het ministerie van Binnenlandse Zaken de activiteiten van het DHRC illegaal verklaard.72 Het wordt mensenrechtenactivisten van tijd tot tijd moeilijk of zelfs onmogelijk gemaakt hun werkzaamheden uit te voeren. Ook wordt geprobeerd hen te 69 `Iran: Nieuwe regering doet niet aan verbetering van slechte mensenrechtensituatie', Amnesty International, 16 februari 2006. 70 Zie over deze organisaties het algemeen ambtsbericht Iran van februari 2005, paragraaf 3.2.2. 71 Noch onder president Khatami, noch onder de nieuwe president Ahmadinejad zou het deze ngo overigens gelukt zijn om een vergunning te krijgen of geregistreerd te worden. Zie onder meer Vrij Nederland, 24 augustus 2006. 72 Iran: Human Rights Defenders under attack - Amnesty International calls for the ban on leading independent human rights organization to be over-turned, Amnesty International, MDE 13/090/2006, 9 augustus 2006; The Defenders of Human Rights Centre declared illegal Threats of prosecution against its members, Fédération internationale des Ligues de Droits de l'Homme, 8 augustus 2006; Iran: Government Outlaws Laureate's Rights Group, Human Rights Watch, 9 augustus 2006, Zie ook Vrij Nederland, 24 augustus 2006 en de Volkskrant, 19 augustus 2006.
24

Algemeen ambtsbericht Iran | augustus 2006

ontmoedigen politiek gevoelige zaken aan te nemen. Eind juli 2005 werd een medewerker van DHRC, Abdolfattah Soltani, gearresteerd. Soltani zou zowel in het binnenland als in het buitenland vertrouwelijke informatie hebben doorgegeven over deze rechtszaak. Op 18 juli 2006 deelde Soltani mede dat hij tot vijf jaar gevangenisstraf is veroordeeld wegens het openbaar maken van vertrouwelijke informatie en propaganda tegen het regime. Hij is vrijgesproken van de spionage aanklacht.73 Amnesty International maakte eind juni 2006 melding van de arrestatie van de advocaat en mensenrechtenactivist Saleh Kamrani.74 Mensenrechtenactiviste en advocate Shirin Ebadi ontving ook in deze verslagperiode een aantal dreigementen.75
In maart 2006 stelde Amnesty International dat individuele mensenrechten activisten nog altijd het risico van represailles voor hun activiteiten lopen.76 Naar verluidt zijn bestaande NGO's vanaf februari 2006 verplicht zich opnieuw te laten registreren. Doen zij dit niet, dan verloopt de, vaak moeizame verkregen, vergunning. Hernieuwde inschrijving zou bedoeld zijn om de overheid de mogelijkheid te geven gedetailleerde informatie te verkrijgen over de activiteiten van de NGO's en met wie contacten worden onderhouden of van wie financiering wordt ontvangen. Wanneer een NGO financiering vanuit het buitenland ontvangt, bestaat de mogelijkheid dat de organisatie van spionage wordt beticht.77 NGO's dienen naar verluidt alle activiteiten die zij samen met een internationale NGO ondernemen te rapporteren aan verschillende ministeries, waaronder de Ministeries van Binnenlandse Zaken, van Buitenlandse Zaken en van Informatie.78 Human Rights Watch stelt dat sinds het aantreden van president Ahmadinejad de druk op NGO's om te stoppen met hun activiteiten groter is geworden. Dit zou zich onder meer uiten in het ontbieden van medewerkers van de NGO's door het Ministerie van Informatie, het stopzetten van (huur)subsidies en het rekruteren van 73 RFE/RL Iran Report Vol. 9, No. 28, 1 augustus 2006, AFP, 18 juli 2006. 74 Amnesty International, MDE 13/071/2006, 23 juni 2006. 75 Zie voor dreigementen aan haar adres in de vorige verslagperiode onder meer: Iran: harassment of human rights defenders escalates, Human Rights Watch, 3 augustus 2005; ISNA, 26 november 2005.
76 Report 2006, Amnesty International; Iran: New government fails to address dire human rights situation, Amnesty International, MDE 13/010/2006, 16 februari 2006. Amnesty International berichtte eerder dat het mensenrechtenactivisten in de provincie Kordestan erg moeilijk wordt gemaakt hun werkzaamheden uit te oefenen. Medewerkers van twee NGO's die zich richten op vrouwen- en kinderrechten werden ontboden om te worden ondervraagd en werden telefonisch bedreigd Iran: threats against Kurdish human rights defenders must stop, Amnesty International, 3 maart 2005. Volgens het bericht ging het om medewerkers van de erkende Association for the Defence of Children's Right en de niet-erkende Association of Kurdish Women Defending Peace and Human Rights. De medewerkers zouden zijn ontboden door de inlichtingendienst in de provincie Kordestan. 77 Zie hierover ook, Report 2006, Amnesty International. 78 Onder meer gesprek met Human Rights Watch tijdens de verslagperiode. 25

Algemeen ambtsbericht Iran | augustus 2006

mensen om over de activiteiten van deze NGO's te rapporteren aan de autoriteiten.79
3.3 Naleving en schendingen
3.3.1 Vrijheid van meningsuiting
De Iraanse grondwet stelt de vrijheid van meningsuiting en persvrijheid te garanderen. De persvrijheid en de vrijheid van meningsuiting worden echter door een aantal artikelen in de Perswet en het Wetboek van Strafrecht beperkt. Bovendien mag een uiting in de pers en in publicaties niet in strijd zijn met de beginselen van de islam. Het is niet aan te geven welke mening of publicatie precies in strijd is met de beginselen van de islam.80 De ene keer wordt een kritische uitspraak toegelaten, een andere keer worden de critici gearresteerd of krijgt bijvoorbeeld een krant een verschijningsverbod. Op dit punt is er sprake van een arbitraire rechtspraktijk.
Meningsuitingen die als delict worden gekwalificeerd worden veelal behandeld door de revolutionaire rechtbanken, die bekend staan om hun harde houding ten opzichte van persdelicten. De journalistenorganisatie Reporters Without Borders plaatst Iran in haar jaarlijkse rapport over persvrijheid onderaan de lijst (nummer 164 van in totaal 167 landen). Iran behoort daarmee volgens deze organisatie tot de landen met de minste persvrijheid ter wereld.81 Amnesty International en Human Rights Watch stellen dat de autoriteiten de vrijheid van meningsuiting sterk beperken.82 Het US State Department stelt dat bedreigingen en het lastig vallen van journalisten zijn toegenomen sinds het aantreden van president Ahmadinejad.83
Kranten en tijdschriften
Iran kende een groot aantal kranten en weekbladen, die het hele spectrum van zeer conservatief tot uiterst hervormingsgezind bestreken, maar van de laatste categorie 79 Gesprek met Human Rights Watch tijdens de verslagperiode. Zie ook bijvoorbeeld de Volkskrant, 19 augustus 2006. 80 Het komt vaak neer op zaken als uitingen van kritiek op de president, op de Geestelijk Leider en op het principe van de Velayat-e Faqeh, en opmerkingen over het nucleaire dossier. 81 Worldwide Press Freedom Index 2005, Reporters Without Borders, 20 oktober 2005. In hun Annual Report 2006 omschrijft Reporters Without Border Iran als de grootste gevangenis voor journalisten in de regio, p.135 en 139. Zie tevens RFE/RL Iran Report, Vol. 9, no. 17, 12 mei 2006. Zie ook Article 19, Global Campaign for Free Expression, Press Release, Iranian Press Law Violates Fundamental Bases of Freedom of Expression, 2 mei 2006. 82 Iran: New government fails to address dire human rights situation, Amnesty International, MDE 13/010/2006, 16 februari 2006; World Report 2006, Human Right Watch. 83 Het Country Report on Human Rights Practices Iran 2005, US State Department, 8 maart 2006 spreekt van een toegenomen `harassment' van journalisten. 26

Algemeen ambtsbericht Iran | augustus 2006

is weinig overgebleven. Sinds 2000 zijn zo'n honderd kranten en weekbladen gesloten.84 Censuur voorafgaand aan publicaties in kranten en tijdschriften vindt plaats. Verschillende bronnen, waaronder Shirin Ebadi en Human Rights Watch stellen dat de overheid de censuur verscherpt.85 Uitgevers van kranten krijgen van tijd tot tijd (veelal ongeschreven) instructies van het ministerie van Cultuur en Islamitische Begeleiding om bepaalde zaken niet te publiceren.86 Dit ministerie zou hierbij nauw samenwerken met het ministerie van Inlichtingen.87 Volgens genoemde bronnen passen journalisten passen in hoge mate zelfcensuur toe.
Kranten, weekbladen en redacteuren werden ook regelmatig achteraf gesanctioneerd voor hun berichtgeving. Formele aanklachten ontbreken veelal. Het is daarom niet altijd duidelijk waarop de sluitingen worden gebaseerd. Het vermoeden is op gronden zoals laster, belediging van de islam, van regeringsleiders en van de republiek en het in gevaar brengen van de staatsveiligheid.88 Een concrete sanctie bleef weliswaar uit, maar bijvoorbeeld het maandblad Nameh kreeg te horen dat de speciale editie van september-oktober 2005 over de nucleaire crisis `in strijd was met de belangen van de Staat'.89 Andere voorbeelden zijn onder meer dat tijdens deze verslagperiode een redacteur van de hervormingsgezinde krant Sharq schuldig is bevonden aan `het publiceren van onjuiste rapporten' en `het verspreiden van leugens om de publieke opinie te verontrusten'. Een redacteur van Asrar werd schuldig bevonden aan `het publiceren van artikelen die tegen de islamitische code van ethiek indruisen'. Een redacteur van het verboden tijdschrift Talash kreeg een boete van 6 miljoen Rials (circa 600 Euro) onder meer wegens het beledigen van mensen die religieus respect verdienen'. Eind mei 2006 werd de regeringsgezinde krant `Iran' tijdelijk gesloten90 en zijn twee van de redacteuren/striptekenaars gedetineerd in de Evin gevangenis, nadat een spotprent over Azeri's had geleid tot onrusten in het noordwesten van Iran en in Teheran.91 De directeur van `Iran' werd een boete van 2 miljoen rials (circa 200 Euro) opgelegd.
84 Reuters, 16 en 17 oktober 2005.
85 Onder meer gesprek met Human Rights Watch tijdens de verslagperiode. 86 Naar verluidt mag de media bijvoorbeeld niet zonder voorgaande toestemming over executies schrijven.
87 `Analysis: Iranian journalists face renewed pressure from authorities', BBC Monitoring research, 30 november 2005.
88 Zie hiervoor onder andere de artikelen 500 (propaganda tegen het Islamitische regime), 514 (belediging van de Geestelijk Leider), 698 (laster, publicatie van leugens) en 700 (verkondigen van leugens) van de Iraanse strafwet. Zie ook Iran: New government fails to address dire human rights situation, Amnesty International, MDE 13/010/2006, 16 februari 2006.
89 ILNA, 28 november 2005.
90 De sluiting van deze krant `Iran' is op 12 juni 2006 opgeheven, Reuters, 14 juni 2006. 91 AFP, 23 mei 2006; RFE/RL Iran Report Vol. 9, no. 19, 29 mei 2006. 27

Algemeen ambtsbericht Iran | augustus 2006

In oktober 2005 stonden drie uitgevers terecht bij een zogenaamde `press court' in een openbare rechtzitting voor een college van drie rechters en een juryrechtbank. Het was voor het eerst in meer dan 18 maanden dat dit systeem weer toegepast werd in zaken op het gebied van persvrijheid. Volgens critici gebeurde dit om tegenwicht te bieden aan de berichten dat normaal gesproken sprake is van een arbitraire rechtspraktijk achter gesloten deuren. Een woordvoerder van de rechterlijke macht sprak de hoop uit dat revisie van alle andere zaken (zo'n 100) inzake de sluitingen van kranten en weekbladen snel zouden volgen en dat geen enkele krant of weekblad permanent gesloten hoeft te worden.92 Amnesty International stelde in februari 2006, dat er sinds de heringebruikname van het Press Court onderzoek is gedaan naar een aanzienlijk aantal journalisten en kranten en dat in verscheidene zaken voorwaardelijke gevangenisstraffen zijn opgelegd.93 De meest gangbare praktijk van de laatste jaren, dat meningsuitingen die als delict worden gekwalificeerd veelal worden behandeld door de revolutionaire rechtbanken, bleef in de verslagperiode gehandhaafd. Mensenrechtenactivisten, (on line) journalisten, internettechnici De beknotting van de vrijheid van meningsuiting en persvrijheid raakt niet alleen kranten en tijdschriften. Ook (on line) journalisten, internettechnici en mensenrechtenactivisten worden het slachtoffer.
Reporters Without Borders riep het Iraanse ministerie van Inlichtingen eind november 2005 op `de willekeurige dagvaardingen' die aan diverse journalisten werden betekend te stoppen. Minstens 10 journalisten zouden zijn opgeroepen te worden gehoord omdat ze zich te kritisch hadden uitgelaten over de nieuwe regering danwel het Iraanse nucleaire programma.94 Een aantal personen heeft vorig jaar klachten ingediend wegens mishandeling tijdens hun gevangenschap en heeft getuigenissen daarover afgelegd voor een presidentiële commissie welke de klachten onderzocht. Journalisten zouden door foltering gedwongen zijn te bekennen dat ze de nationale veiligheid in gevaar hadden gebracht en het islamitisch geloof hadden beledigd.95 Begin april 2005 meldde Human Rights Watch dat de presidentiële commissie haar bevindingen op korte termijn openbaar zou maken. In de verslagperiode is dit echter niet gebeurd. Human Rights Watch maakte voorts melding van de slechte omstandigheden waaronder de journalisten gevangen zitten. Ze worden vaak opgesloten bij zware 92 Reuters, 16 oktober 2005; `Analysis: Iranian journalists face renewed pressure from authorities', BBC Monitoring research, 30 november 2005. 93 Iran: New government fails to address dire human rights situation, Amnesty International, MDE 13/010/2006, 16 februari 2006. Zie hierover ook Report 2006, Amnesty International. 94 Black month for Iran's journalists, Reporters Without Borders, 24 november 2005. 95 Reporters Without Borders condemns mistreatment of cyberjournalists and webloggers, Reporters Without Borders, 6 januari 2005. 28

Algemeen ambtsbericht Iran | augustus 2006

criminelen en de medische voorzieningen zijn slecht en dat `terwijl ze slechts op vreedzame wijze gebruik hebben gemaakt van hun recht op vrijheid van meningsuiting', aldus de mensenrechtenorganisatie.96 Op 17 maart 2006 is Akbar Ganji, een journalist en uitgesproken criticus van het islamitisch regime vrijgelaten, na zijn gevangenisstraf van zes jaar uitgezeten te hebben.97 Hij was veroordeeld wegens `het beledigen van Iran'. Ganji spreekt niet meer met de pers in Iran, naar verluidt uit angst voor nieuwe detentie. De familie van Ganji en zijn advocaten kregen tijdens zijn gevangenschap moeilijk toestemming om hem te bezoeken.98
Gedurende de verslagperiode werd veel aandacht besteed aan de arrestatie en detentie van Ramin Jahanbegloo. Deze intellectueel en schrijver werd op 27 april 2006 gearresteerd en was gedurende de verslagperiode gedetineerd in de Evin gevangenis. Hij wordt beschuldigd van spionage en het hebben contacten met het buitenland. Een officiële klacht is tijdens de verslagperiode naar verluidt nog niet ingediend.99
Internet
Internetgebruik is toegestaan in Iran, maar onder streng gecontroleerde voorwaarden. Veel websites worden geblokkeerd omdat ze niet geschikt zouden zijn voor `de publieke moraal'.100 Onderzoek heeft uitgewezen dat Iran tot de landen behoort met de strengste internetcontrole.101 96 Iran: judiciary should admit blogger abuse, Human Rights Watch, 5 april 2005; Iran: political prisoners held with violent criminals. Hunger strikers protest conditions, Human Rights Watch, 9 februari 2005.
97 United Nations Press Release, UN Expert on Freedom of Expression Welcomes Release of Iranian Journalist Akbar Ganji, 23 maart 2006. 98 ANP, Reuters, 18 juli 2005; ANP, DPA, 4 november 2005. Zie ook de brief van de minister van Buitenlandse Zaken aan de Tweede Kamer van 5 juli 2005 inzake de behandeling van gevangengenomen dissidenten in Iran, kenmerk DAM-302/05. 99 AFP, 30 mei 2006; RFE/RL Iran Report Vol.9, no 19, 29 mei 2006; AFP, 9 mei 2006; de Volkskrant, 5 mei 2006; Human Rights Watch, Iran: Top Scholar Detained Without Charge, 5 mei 2006. Zie ook de verklaring van het Voorzitterschap van de Europese Unie van 10 juli 2006.
100 Zie onder meer World Report 2006, Human Rights Watch. Zie ook de Groene Amsterdammer, 18 augustus 2006; Observer, 28 mei 2006; BBC News, 4 mei 2006; BBC Monitoring, 4 mei 2005; zie ook Country Report on Human Rights Practices 2005, 8 maart 2006, US State Department. Zo zou ook de website van de Persian Gay and Lesbian Organisation (PGLO) worden geblokkeerd, aldus COC Nederland en de woordvoerder van PGLO in Nederland tijdens gesprekken in de verslagperiode. Zie ook de brief van het COC aan de Minister van Buitenlandse Zaken van 23 augustus 2006. 101 AFP, 21 juni 2005. Zie ook 2006 Annual Report, Reporters Without Borders, p. 116. 29

Algemeen ambtsbericht Iran | augustus 2006

Volgens Reporters Without Borders zou de nieuwe Iraanse regering de controle op internetgebruik willen verstevigen door middel van de invoer van een nog geavanceerder filtersysteem.102
Het is niet precies duidelijk op welke juridische grond vervolging van internetdelicten plaatsvindt.
Het bijhouden van een eigen `weblog' op het internet heeft in Iran een vlucht genomen. Inmiddels zouden er circa 70.000 zogenaamde `bloggers' in Iran actief zijn, aldus Reporters Without Borders.103 De autoriteiten hebben hard opgetreden tegen diverse bloggers. In februari 2005 werd een prominente `blogger' door de revolutionaire rechtbank veroordeeld tot 14 jaar gevangenisstraf wegens `spionage, het in gevaar brengen van de nationale veiligheid en het beledigen van Iraanse leiders'. Een maand later kwam hij echter na betaling van een borgsom van EUR 95.000 op vrije voeten.104 De eveneens in februari 2005, wegens het op het internet plaatsen van een belediging van de islam, veroordeelde Mojtaba Saminejad, zou nog altijd gedetineerd zijn.105 Een andere `blogger' werd in oktober 2005 veroordeeld tot een jaar gevangenisstraf en twee zweepslagen. De exacte aanklacht is niet bekend.106 In januari 2006 werd een `blogger' uit Mashhad veroordeeld tot drie jaar voorwaardelijke gevangenisstraf, naar verluidt vanwege een oproep van zijn hand op internet in 2004 om de verkiezingen te boycotten. Eveneens in januari 2006 werd de journalist en 'blogger' Arash Sigarchi opgepakt om een gevangenisstraf van drie jaar uit te zitten waar hij ­ zonder het te weten ­ in hoger beroep in 2005 toe was veroordeeld vanwege het collaboreren met de vijand (de VS).107
Vorig jaar werd melding gemaakt van een in voorbereiding zijnde wet gerelateerd aan computercriminaliteit. Volgens deze wet zou iemand die informatie via computersystemen en telecommunicatie verspreidt, gericht op het `in beroering brengen van de publieke gedachte', gestraft worden voor het verspreiden van leugens. De straf die opgelegd zal kunnen worden bij overtreding van de wet is het 102 Tehran seeking new ways to censor the internet and track disidents, Reporters Without Borders, 18 oktober 2005.
103 2006 Annual Report Internet, Reporters Without Borders, p. 107. Sommigen spreken zelfs van circa 100.000 weblogs, BBC Monitoring, 4 mei 2005; The Times, `mullahs versus the Bloggers', 23 december 2005.
104 Blogger sentenced to 14 years in prison, Human Rights Watch, 24 februari 2005 en Reporters Without Borders press release, 17 maart 2005. 105 BBC News, 4 mei 2005; Blogger imprisoned for "insulting the Supreme Guide", Reporters Without Borders, 2 mei 2006; 2006 Annual Report Internet, Reporters Without Borders, p. 107.
106 BBC Monitoring, 18 oktober 2005
107 Sigarchi zou een interview gegeven hebben aan het door de VS gesteunde radiostation Farda, Amnesty International, Iran: New government fails to address dire human rights situation. 30

Algemeen ambtsbericht Iran | augustus 2006

intrekken van de werkvergunning of sluiting van het internetbedrijf of website voor enkele dagen of maanden. In de verslagperiode is niets vernomen over de stand van zaken van deze wet.108
Radio en televisie
In Iran worden op radio en televisie alleen programma's van de staatsomroep Islamic Republic of Iran Broadcasting (IRIB) aangeboden. Vanuit het buitenland (met name de Verenigde Staten) is via de satelliet echter een groot aantal particuliere Perzischtalige en diverse buitenlandse televisiezenders te ontvangen.109 Deze zenders representeren een breed scala, waarbinnen zich ook diverse oppositiegroeperingen in ballingschap bevinden. Ontvangst van deze televisiezenders is in Iran verboden. Er is een verbod op de verkoop en het bezit van satellietschotels voor tv-ontvangst. Een in december 2002 door het parlement aangenomen wetsvoorstel om het verbod gedeeltelijk op te heffen werd op 21 januari 2003 door de Raad van Hoeders verworpen.110 Het is niet bekend wat de stand van zaken ten aanzien van het wetsvoorstel op dit moment is. Ondanks het verbod beschikken veel Iraanse huishoudens over een satellietschotel. Acties om satellietschotels in beslag te nemen vinden plaats.111 Bezitters kunnen hierbij een geldboete tussen de een en vijf miljoen rials (circa 100 tot 500 euro) opgelegd krijgen. Ook worden de signalen van satellieten gestoord, zodat ontvangst tijdelijk niet mogelijk is. Vele Iraniërs beschuldigen de Revolutionaire Garde van dit storen van de satellietsignalen.
In december 2005 instrueerde de president de staatsomroep IRIB meer aandacht te besteden aan de Islamitische normen en waarden en de `onsmakelijke', uit het buitenlandse afkomstige informatie zoveel mogelijk te neutraliseren.112 Boeken
Boeken die in Iran worden uitgegeven, dienen vooraf goedkeuring te krijgen van het ministerie van Cultuur en Islamitische Begeleiding (Ershad). Pas nadat deze goedkeuring is verleend, mogen drukkerijen tot het drukken van een boek overgaan. Daarna volgt een tweede goedkeuringsprocedure op het ministerie van Cultuur en Islamitische Begeleiding. Naast integrale goedkeuring of afkeuring van boeken komt het ook voor dat het ministerie de uitgever te kennen geeft dat publicatie pas kan plaatsvinden na het aanpassen van bepaalde passages. Uitgevers dienen bij de aanvraag tot goedkeuring een overeenkomst te tekenen waarin zij verklaren eventuele afkeuring van het boek te accepteren en dat zij eventueel 108 BBC Monitoring, 25 november 2004.
109 Zie hierover ook BBC Monitoring, 18 mei 2005; Trouw, 22 april 2005; BBC News, 14 maart 2006.
110 Zie ook het algemeen ambtsbericht Iran van april 2004, paragraaf 3.3.1. 111 BBC Monitoring, 4 mei 2005.
112 AFP, 19 december 2005; Fars News, 21 december 2005. 31

Algemeen ambtsbericht Iran | augustus 2006

gewenste aanpassingen zullen doorvoeren alvorens zij tot publicatie overgaan. Doen zij dat niet, dan kan het boek simpelweg niet gedrukt worden en lopen ze gevaar te worden ondervraagd of zelfs te worden gearresteerd. Ook zouden auteurs minder vooruitstrevende uitgevers kiezen, om verbod op hun boek, dat hen vanwege de keuze van uitgever zou treffen, te vermijden. Onder de zesde majlis vond vooral censuur plaats op publicaties die kritiek leverden op het bestaande model van de islamitische staat in Iran of op moreel verwerpelijke publicaties (bijvoorbeeld passages over seksualiteit in romans). Onder het huidige bewind lijkt de censuur verder te gaan en wordt het voor uitgevers steeds lastiger boeken uit te geven. Inmiddels zou zelfs de herdruk van sommige eerder uitgegeven boeken worden verboden. Onder meer het uitblijven van richtlijnen op het ministerie van Cultuur en Islamitische Begeleiding zorgt momenteel voor een grote stagnatie in de goedkeuringsprocedure.
Het Iraanse Wetboek van Strafrecht kent geen specifieke straffen voor het bezit van verboden boeken en ander materiaal zoals afbeeldingen of video's, zolang het om privé materiaal gaat. Wanneer deze worden aangetroffen, blijft het bij inbeslagname hiervan door de autoriteiten.113
Het met een commercieel oogmerk handelen in literatuur, video's en ander materiaal dat aanstootgevend of beledigend voor de islam wordt geacht, is wel verboden. De straffen variëren van drie maanden tot een jaar gevangenisstraf en/of geldboetes. Indien grote voorraden van verboden werken aanwezig zijn die bedoeld zijn voor (gratis) verspreiding met een meer politiek oogmerk, kan ook strafvervolging plaatsvinden. Deze vindt dan meestal plaats op grond van een aanklacht wegens verstoring van de publieke orde, een delict dat door de revolutionaire rechtbank wordt behandeld.
Overige culturele uitingen
Iraanse kunstenaars worden met regelmaat belemmerd in hun werk door de Iraanse autoriteiten. Vaak onder het mom van `immoreel gedrag' of `strijdigheid met de islamitische waarden en normen'.114
Studenten/academici
Sinds mei 2006 protesteren studenten in Teheran en elders in het land tegen beperkingen die door het regime zouden zijn opgelegd. Met name ageerden zij tegen de verwijdering van medestudenten van diverse universiteiten en het gedwongen ontslag of de pensionering van sommige professoren en docenten, het 113 Vanwege de hoge mate van gevoeligheid van de Iraanse autoriteiten ten opzichte van de activiteiten van de MKO, vormen de gevallen van het in bezit hebben van MKO materiaal een uitzondering op deze praktijk. Zie ook paragraaf 3.4.2. 114 `President bans Western music' en `Western music is president's latest target', Weekly Press Digest, vol.18, no. 51, December 17-23, 2005. 32

Algemeen ambtsbericht Iran | augustus 2006

dagvaarden van studenten voor disciplinaire commissies, de hoge huren van de kamers op de campus en bijvoorbeeld de arrestatie van Jahanbegloo, een academicus die met enige regelmaat contact met het buitenland onderhield.115 Eind november 2005 protesteerden studenten al tegen de benoeming van Amid-Zanjani als president van de universiteit van Teheran. In december 2005 kreeg studentenactivist Abdollah Momeni vijf jaar voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd voor zijn rol in de studentenacties van juni 2003. Hij wordt ervan beschuldigd de nationale veiligheid in gevaar te hebben gebracht door het organiseren van protesten.116 In november 2005 kondigde de rechterlijke macht aan de Geestelijk Leider te hebben verzocht 18 studenten, die tijdens diverse protesten van de afgelopen jaren gearresteerd waren, amnestie te verlenen.117 Het is niet bekend of dit daadwerkelijk is gebeurd. 3.3.2 Vrijheid van vereniging en vergadering
Vrijheid van vergadering
De grondwet garandeert de vrijheid van vergadering, zolang deze niet ingaat tegen de principes van de islam. In de praktijk treden de autoriteiten echter zowel op tegen anti-overheidsdemonstraties als tegen samenscholingen waarvoor niet expliciet toestemming is verleend. Hierbij kan het voorkomen dat demonstranten worden aangehouden en verhoord. Vreedzame demonstranten worden vaak aangevallen door de milities van de Ansar-e Hezbollah en de Basidj.118 Te denken valt bijvoorbeeld aan de protestacties tegen het doodvonnis van de academicus Hashem Aghajari in november 2002 en de grootschalige (studenten-)protestacties in juni 2003.119 Op internationale vrouwendag, 8 maart 2006, is een openbare bijeenkomst in Teheran door de politie hardhandig uiteengedreven.120 Twee van de 115 Zie onder meer AFP, Reuters, 24 mei 2006. 116 AFP, 20 december 2005. Zie over de studentenprotesten in juni 2003 het algemeen ambtsbericht Iran van april 2004, paragraaf 2.2.3. 117 BBC Monitoring, 23 oktober 2005; Reuters, 15 november 2005. De Geestelijk Leider zou ook gevraagd zijn een overzicht van het aantal nog gevangen zittende studenten te verschaffen. In juli 2006 is activist Akbar Mohammadi in de Evin gevangenis overleden. Hij was in hongerstaking. Mohammadi was tijdens de studentenprotesten in 1999 gearresteerd. Zijn doodstrafvonnis in eerste aanleg was in hoger beroep omgezet in 15 jaar gevangenisstraf. De advocaat van Mohammadi geeft aan geen toegang tot zijn cliënt in de gevangenis te hebben gehad, `Iran: Imprisoned Dissident Dies in Custody', Human Rights Watch, 3 augustus 2006; `Iran: Akbar Mohammadi's death in cutody signals need for justice reform', Amnesty International, MDE 13/086/2006, 1 augustus 2006; AFP, BBC News, 31 juli 2006. 118 Zie ook Country Report on Human Rights Practices 2005, US State Department, 8 maart 2006.
119 World Report 2005: Index, Human Rights Watch, p. 1. Zie over de specifiek genoemde protestacties het algemeen ambtsbericht Iran van april 2004, paragraaf 2.2.3 en 3.3.2. 120 De meeste demonstranten zijn omstreeks 19 juni 2006 vrijgelaten, AFP, 19 juni 2006. Zie hierover ook antwoorden van 15 maart 2006 van de Minister van Buitenlandse Zaken op
---

Algemeen ambtsbericht Iran | augustus 2006

prominente demonstranten zijn naar verluidt aangeklaagd voor "handelen tegen de veiligheid van de staat". Een betoging van een of meerdere vrouwenbewegingen in Teheran op 12 juni 2006 werd door de Iraanse politie met harde hand beëindigd.121 Hierbij werden circa 70 mensen gearresteerd. Een aantal mannen en vrouwen heeft naar verluidt enkele dagen in de Evin gevangenis gezeten. Aan het eind van de verslagperiode werd mensenrechtenactivist en oud-parlementariër Mousavi- Khoe'ni nog vastgehouden, naar verluidt in de sectie 209 van de Evin gevangenis.122 Het bureau voor politieke en politiezaken van de gouverneur- generaal gaf als reden voor dit politieoptreden dat de groep geen toestemming had gevraagd.123
Hoewel beperkt, vinden er af en toe werknemersprotesten plaats in de vorm van stakingen en demonstraties tegen achterstallige uitbetaling van salarissen en schendingen van hun rechten als werknemers, zoals het protest van mijnwerkers in juni 2006 in Gilan en van werknemers van een frisdrankfabriek in juli 2006 Sasan.124
Vrijheid van vereniging
De vrijheid van vereniging is vastgelegd in artikel 26 en 27 van de Iraanse grondwet, maar is in deze artikelen begrensd door de principes van de islam. Voor de oprichting van een vereniging is vooraf toestemming nodig van het ministerie van Binnenlandse Zaken. Binnen dit ministerie bevindt zich een speciaal comité dat zich bezighoudt met aanvragen voor de oprichting van verenigingen. Een vergunning voor een vereniging wordt verstrekt voor de periode van twee jaar en dient vervolgens elke twee jaar vernieuwd te worden. Het komt regelmatig voor dat aanvragen niet worden gehonoreerd. Europese waarnemers stellen dat de autoriteiten in toenemende mate controle uitoefenen op maatschappelijke organisaties.

kamervragen over het in elkaar slaan en arresteren van Iraanse vrouwen tijdens een bijeenkomst in Teheran op Internationale vrouwendag 8 maart 2006, Iran: Police attack Women's day Celebration, Human Rights Watch, 9 maart 2006; Amnesty International condemns violence against women demonstrators in Iran, Amnesty International, MDE 13/024/2006, 10 maart 2006.
121 Iran: Police assault Women's Rights Demonstrators, Human Rights Watch, 15 juni 2006; Amnesty International: MDE13/066/2006, 15 juni 2006; NRC handelsblad, 13 juni 2006; BBC News, 12 juni 2006. Aan deze actie werd ook deelgenomen door vrouwelijke politieagenten.
122 AFP, 7 juli 2006. Zie ook antwoorden van de minister van Buitenlandse Zaken over de arrestatie van de heer Mousavi in Iran, 13 juli 2006. Zie ook Amnesty International: MDE13/075/2006, 30 juni 2006.
123 Zie ook Islamic Republic News Agency, 13 juni 2006. 124 BBC Monitoring 11 juli 2006; Iranian Labour News Agency, 10 juli 2006. 34

Algemeen ambtsbericht Iran | augustus 2006

Iran Freedom Movement (IFM) 125
De IFM wordt door de Iraanse autoriteiten nog steeds beschouwd als een verboden vereniging. Over het beroep dat de leden van de IFM in 2003 hadden aangespannen tegen de door de revolutionaire rechtbank gelaste ontbinding is in de verslagperiode niets nader vernomen.126
Vakbonden
Iran kent geen vakbonden in de gangbare zin van het woord. Fabrieken en grote bedrijven kennen wel een `Islamic Council of Labourers' (ICL), deze zijn echter niet onafhankelijk en lopen sterk aan de leiband van de desbetreffende directeuren en overheidsambtenaren. Vertegenwoordigers van deze ICL's vormen samen `The House of Labour', ook wel `Workers' House' genoemd. De House of Labour vaardigt een vertegenwoordiger af naar de International Labour Organisation (ILO), waar ook een regeringsvertegenwoordiger en een vertegenwoordiger van de werkgeversorganisatie zitting in hebben. De politieke betekenis van deze organisaties is verwaarloosbaar. Demonstraties van ontevreden werknemers, bijvoorbeeld over slechte werkomstandigheden of het uitblijven van salarisbetalingen, worden niet door de ICL's georganiseerd. De ICL's proberen over het algemeen juist een matigende rol te spelen en uitingen van ontevredenheid te voorkomen.
Een duidelijk voorbeeld van schending van vakbondsrechten in Iran vormt de arrestatie van een groot aantal werknemers, tevens lid van de officieuze `vakbond', van de busmaatschappij van Teheran (Sharekat-e Vahed), en naar verluidt ook van sommige leden van hun families, toen deze werknemers een staking op 28 januari 2006 planden. Zij wilde protesteren tegen de detentie van hun vakbondsvoorman Mansour Ossanlu en voor erkenning van hun vakbondsrechten.127 De International Confederation of Free Trade Unions (ICFTU) stelt in zijn jaarlijks rapport in juni 2006 dat leden van het zogenaamde Workers' House deel hebben genomen aan een bestorming door veiligheidstroepen van een bijeenkomst van de `vakbond' van de busmaatschappij van Teheran.128 Een ander voorbeeld is de casus van een 125 De IFM is een religieus nationalistische groepering die scheiding tussen staat en religie voorstaat.
126 Zie over het vonnis van de revolutionaire rechtbank het algemeen ambtsbericht Iran van april 2004, paragraaf 3.3.2. en het algemeen ambtsbericht Iran van februari 2003, paragraaf 3.3.2. 127 Human Rights Watch en de ICFTU spreken van de arrestatie van honderden mensen, Iran: Release Workers Arrested for Strikež Human Rights Watch, 1 februari 2006; Iran: Hundreds arrested as persecution of trade unionists escalates, ICFTU, 2 februari 2006. Amnesty International stelt in Iran: New government fails to address dire human rights situation, dat Mansour Ossanlu eind januari 2006 nog gedetineerd was in de Evin gevangenis en hij geen toegang had tot een advocaat (MDE 13/010/2006, 16 februari 2006). 128 Iran: Annual Servey of Violations of Trade Union Rights (2006), ICFTU. Zowel in dit als in andere rapporten worden overigens meerdere pogingen gemeld van het oprichten van 35

Algemeen ambtsbericht Iran | augustus 2006

zevental vakbondsleiders- en leden, die op 1 mei 2004 bij een bijeenkomst ter ere van de Dag van de Arbeid in Saqqez (provincie Kordestan) werden opgepakt. Op diezelfde dag werden nog ongeveer 40 andere deelnemers gearresteerd. Het merendeel werd op de dag zelf vrijgelaten, maar het zevental werd langer vastgehouden. De zeven kwamen pas vrij na het betalen van een borgsom van 200 miljoen tomans (circa 200.000 Euro). Bij de arrestatie zelf werden ze nog beschuldigd van deelname aan een illegale bijeenkomst, maar eind juni 2004 werden de zeven beschuldigd van samenwerking met de verboden organisatie `Komala'. Op 9 oktober 2005 werden twee van de zeven veroordeeld tot 5 en 3 jaar gevangenisstraf. Twee werden vrijgesproken en de overige drie wachten nog op uitspraak.129
De Iraanse autoriteiten worden internationaal regelmatig aangespoord vakbondsrechten van arbeiders te respecteren. Zo protesteerde de International Confederation of Free Trade Unions (ICFTU) op 30 januari 2006 door middel van een brief aan de president van Iran tegen een aantal schendingen van vakbondsrechten in Iran, met name naar aanleiding van de bovengenoemde arrestaties eind januari 2006. 130
3.3.3 Vrijheid van godsdienst en overtuiging
De sji'itische islam is de officiële religie van Iran. Daarnaast worden het christendom, het zoroastrisme en het jodendom erkend als enige officiële minderheidsgodsdiensten. In Iran zijn tevens aanhangers van het bahá'i geloof. Ook zijn er jehova's getuigen, en is er een soennitische minderheid en een minderheid van soefi's. In deze paragraaf volgt over elk van de genoemde godsdiensten een korte uiteenzetting. Ook wordt de situatie beschreven van de Hojjatieh-gemeenschap, een ultra-conservatieve, sji'itische, anti-bahá'i gerichte beweging.

`vakbonden' bij verschillende bedrijven in Iran, zie ook Country Report on Human Rights Practices 2005, US State Department, 8 maart 2006. 129 Voorbeeld ontleend aan de Annual survey of violations of trade union rights (2005), ICFTU, pagina 4, geraadpleegd via www.icftu.org op 6 december 2005. Zie ook Iran: New government fails to address dire human rights situation, Amnesty International, MDE 13/010/2006, 16 februari 2006. Zie ook Iran: verdicts against independent trade unionists unacceptable, says ICFTU, www.icftu.org, 10 november 2005, geraadpleegd op 6 december 2005.
130 Brief van ICFTU aan de president van Iran `Several hundred unionists and members of their family arrested at Sherkate Vahed (Tehran Bus Company)', brief van 30 januari 2006. In een eerdere brief d.d. 29 juli 2005 van de ICFTU aan de president van Iran `Dismissals of 17 trade unionists at Vahed Bus Company', protesteerde ICFTU reeds tegen het ontslag in april en juni 2005 van 17 leiders en leden van het Syndicate of Workers of the Vahed Bus Company. Alle 17 waren betrokken bij het opzetten van het syndicaat of het organiseren van de eerste algemene vergadering. 36

Algemeen ambtsbericht Iran | augustus 2006

Islam
Bijna 99% van de bevolking in Iran hangt de islam aan. Het beleid van de overheid is gericht op strikte naleving van islamitische waarden en normen. De Iraanse grondwet verklaart de sji'itische islam (en de Ja'fari-school van denken) tot officiële religie van Iran.131 Verreweg het grootste deel van de Iraanse bevolking is sji'itisch moslim. Het soennisme komt voornamelijk onder etnische minderheden als Koerden, Baluchi's, Turkmenen en Arabieren voor. Christendom, zoroastrisme en jodendom
Deze erkende religieuze minderheden hebben het recht op eigen publicaties en de mogelijkheid het eigen geloof te belijden, zo lang zij niet pogen anderen te bekeren. Bovendien hebben deze minderheden in bepaalde gevallen het recht eigen gebruiken na te leven. Het is leden van religieuze minderheden niet toegestaan om te worden gekozen in vertegenwoordigende lichamen of om hoge regerings- of militaire functies te vervullen. Niettemin zijn er voor de religieuze minderheden vijf plaatsen in het parlement gereserveerd.132 Hoewel leden van de erkende religieuze minderheden hun kinderen naar privéscholen, die op hun eigen religie zijn gestoeld, kunnen sturen, vallen ook deze scholen onder de supervisie van het Iraanse ministerie van Onderwijs. Het lesmateriaal, ook het religieuze, moet naar verluidt worden goedgekeurd door het ministerie van Onderwijs.133 Ondanks de bescherming door de grondwet komt discriminatie op religieuze gronden voor,134 bijvoorbeeld wanneer het gaat om een baan bij de overheid of aan de overheid gelieerde instanties. Vanwege deze discriminatie op de arbeidsmarkt, met name bij de overheid, gekoppeld aan een somber economisch perspectief, kiezen veel religieuze minderheden voor emigratie. 131 Artikel 12 van de Iraanse grondwet benadrukt de `volledige eerbiediging en vrijheid' van het sji'isme ten opzichte van soennitische varianten van de islam. 132 Zie o.m. International Religious Freedom Report, US Department of State, 8 november 2005, p. 2. Van deze vijf zetels zijn er twee voorbehouden voor Armeense christenen en één voor de Assyriërs en Chaldeeërs. Een zetel is toegewezen aan de Joodse gemeenschap en één aan de zoroastriërs. De kandidaturen van personen die zich verkiesbaar willen stellen voor deze zetels, worden beoordeeld door een ad hoc commissie van het ministerie van Binnenlandse Zaken, vervolgens door de Raad van Hoeders en al dan niet goedgekeurd. 133 Zie onder meer: International Religious Freedom Report, US Department of State, 8 november 2005, p. 2.
134 Iran: New government fails to address dire human rights situation, Amnesty International, MDE 13/010/2006, 16 februari 2006. Zie ook Country Report on Human Rights Practices Iran 2005, US State Department, 8 maart 2006; 2006 World Report, Human Rights Watch. Gesteld wordt voorts dat bij het aanvaarden van een baan bij de overheid een formulier moet worden ingevuld waarop ook het geloof dat men aanhangt dient te worden aangegeven. Dit zou met name problematisch zijn voor bekeerde christenen en andere bekeerlingen, die eerst moslim waren en derhalve vaak een islamitische naam hebben. 37

Algemeen ambtsbericht Iran | augustus 2006

Door toepassing van de sjari'a worden de erkende religieuze minderheden achtergesteld op het terrein van het recht en gerechtelijke procedures, zoals getuigenissen, erfrechtkwesties en tot voor kort bloedgeld.135 Voor erkende religieuze minderheden is het uiterst moeilijk in geval van discriminatie op religieuze gronden een beroep te doen op de overheid. Zij doen soms een beroep op hun eigen kerkgemeenschap voor bemiddeling. Dit is echter vrijwel altijd zonder resultaat als de discriminatie is gebaseerd op de gehanteerde sjari'a-wetgeving. Het US State Department rapport inzake godsdienstvrijheid 2005 stelt dat het optreden van de autoriteiten leidt tot een bedreigende negatieve gezindheid tegenover sommige religieuze minderheden, met name de bahá'i, Joden en evangelische christenen, zoals de Assemblies of God.136 Amnesty International spreekt zorgen uit over de toenemende demonisering van niet-moslims.137
Hieronder wordt apart stil gestaan bij de drie erkende religieuze minderheden. Christenen
Er zijn ongeveer 300.000 christenen in Iran.138 De christelijke gemeenschap in Iran bestaat hoofdzakelijk uit Armeense en Assyrische christenen, die een in de Iraanse samenleving geïntegreerde gemeenschappen vormen. Van de circa 100.000 Armeense christenen zijn er ongeveer 75.000 in Teheran woonachtig. Geboren christenen zijn in staat zonder problemen hun geloof uit te oefenen in hun eigen taal, zoals het Armeens. Niettemin vinden wel kerkdiensten in het Perzisch plaats. De Armeense kerkgebouwen worden door de overheid beschermd als onderdeel van het nationaal cultureel erfgoed.
Voor buitenkerkelijke bijeenkomsten moet toestemming worden gevraagd aan de autoriteiten. In civielrechtelijke geschillen, waaronder het personen- en familierecht, echter ervaren christenen rechtsongelijkheid. Repressie en intimidatie van christenen heeft in de verslagperiode wel plaatsgevonden, maar dit hing samen met actieve bekering van moslims. Wat deze bekering betreft moet onderscheid worden gemaakt tussen de `oude' kerken en de `nieuwe' kerken. 135 Eind 2003 is de wet op het gebied van bloedgeld (diyeh) gewijzigd waardoor ook verwanten van een niet-islamitisch slachtoffer het volledige bloedgeld ontvangen. Daarvoor kregen zij slechts de helft van hetgeen voor een moslim betaald diende te worden. Meer hierover in het algemeen ambtsbericht Iran van april 2004, paragraaf 3.3.3. 136 International Religious Freedom Report, US Department of State, 8 november 2005, pp. 1, 7. Zie ook US Country Report on Human Rights Practices Iran 2005, 8 maart 2006. Zie hierover bijvoorbeeld ook Iran: Scores Arrested in Anti-Baha'i Campaign, Human Rights Watch, 6 juni 2006.
137 Iran: New government fails to address dire human rights situation, Amnesty International, MDE 13/010/2006, 16 februari 2006. 138 International Religious Freedom Report, US Department of State, 8 november 2005, p. 1. 38

Algemeen ambtsbericht Iran | augustus 2006

De `oude' kerken van etnische of geboren christenen roepen weinig of geen weerstand op. Deze ontplooien geen zendingsactiviteiten. De leider van de Armeense kerk in Iran heeft te kennen gegeven zelfs geen moslims te willen bekeren wanneer zij uit zichzelf belangstelling zouden tonen in zijn kerk. Slechts etnische Armeniërs kunnen lid zijn van de Armeense kerk. Men wordt christen bij geboorte en trouwt slechts onderling. In de sporadische gevallen van een gemengde christen/moslim relatie, dient een mannelijke christen moslim te worden. Een vrouw kan haar oude geloof trouw blijven, mits haar kinderen moslim worden. Er is deze verslagperiode geen merkbare verandering opgetreden in de houding van de Iraanse autoriteiten jegens geboren christenen. Geboren christenen in Iran ervaren wel moeilijkheden van sociaal-economische aard, zoals achterstelling op de arbeidsplaats, met name bij de overheid, en sociale problemen. Complicaties als gevolg van de actieve bekering van mensen doen zich voor bij `nieuwe' kerken, zoals de Assemblies of God, die een klein deel van de christelijke gemeenschap in Iran vormen. Bekeringsactiviteiten zijn verboden in Iran.139 Er zijn aanwijzingen dat evangeliserende kerken in de belangstelling staan van de Iraanse autoriteiten. Zo is de Assemblies of God specifiek meegedeeld geen bekeringsactiviteiten te mogen ondernemen. Buitenkerkelijke bijeenkomsten zouden hen zijn verboden. Mensen die in Iran aan verboden bijeenkomsten deelnemen kunnen worden gearresteerd.140 Daarnaast ervaren vooral de huiskerken niet behorende tot de drie erkende godsdiensten problemen.141 Deze kerken ondervonden enige jaren geleden, na het aantreden van de vorige, hervormingsgezinde, president Khatami, nog een zekere mate van religieuze tolerantie. Hieraan bleek een einde gekomen te zijn door de conservatieve overwinning bij de parlementsverkiezingen van februari 2004. In dat zelfde jaar werden diverse christenen opgepakt.142 De meesten werden nog dezelfde dag vrijgelaten of korte tijd later. Eén voorganger, Hamid Pourmand, zit nog steeds vast. Hij werd voor drie zaken vervolgd: misleiden van de Iraanse legerleiding (Pourmand zou zijn bekering tot het christendom, 25 jaar eerder, hebben verzwegen), apostasie en spionage. Voor de eerste aanklacht is hij in februari 2005 veroordeeld tot 3 jaar cel. Voor apostasie werd hij in mei 2005 vrijgesproken.143 139 Het verbod op bekeringsactiviteiten wordt afgeleid van het feit dat bekering is verboden, maar dit is niet uitgewerkt in het wetboek van Strafrecht. Er bestaat evenmin een fatwa terzake. Zie ook de paragraaf inzake afvalligheid. 140 Dit zelfde geldt bijvoorbeeld voor de deelnemers aan vrouwendemonstraties, studenten protesten of de protesten van Azeri's in de verslagperiode. Zie ook 3.3.2 en 3.4.3. 141 Zie ook VolZin, Opinieblad voor geloof en samenleving, 2 juni 2006, p. 25. 142 Zie over deze arrestaties het algemeen ambtsbericht Iran van februari 2005, paragraaf 3.3.3. 143 Iran: New government fails to address dire human rights situation, Amnesty International, MDE 13/010/2006, 16 februari 2006. Pourmand zou in deze verslagperiode een gratieverzoek hebben ingediend. Of het verzoek wordt gehonoreerd is niet bekend, Open Doors: `Iran: Pourmand dient gratieverzoek in', 9 maart 2006, www.opendoors.nl, geraadpleegd op 17 mei 2006.
39

Algemeen ambtsbericht Iran | augustus 2006

Pourmand is inmiddels ook voor spionage veroordeeld tot drie jaar gevangenisstraf.144
De arrestaties in 2004 leken met name gericht tegen de groeiende huiskerkbeweging waarvan de meeste bezoekers vroeger moslim waren. In de visie van een van de voorgangers moeten deze arrestaties worden opgevat als intimidatie van evangeliserende christelijke gemeenschappen. De leden van deze gemeenschappen zeggen echter geen keuze te hebben omdat de opdracht het evangelie te verkondigen deel uitmaakt van hun geloof. In november 2005 meldden bronnen dat sprake zou zijn van een toenemende onderdrukking van met name tot het christendom bekeerde moslims. Dit naar aanleiding van de moord op voorganger Ghorban Tourani op 22 november 2005 in Gonbad-e-Kavus, een stad in het noordoosten van Iran tegen de grens met Turkmenistan. Het is niet duidelijk wie verantwoordelijk is voor de moord. Enkele uren na de moord deed volgens sommige bronnen een veiligheidsdienst huiszoeking bij de vermoorde voorganger en andere christenen in de stad, op zoek naar bijbels en christelijke lectuur in het Perzisch. Tevens zouden in de dagen na de moord elders in het land zeker tien christenen opgepakt en ondervraagd zijn. Allen werden ook weer vrijgelaten. Het ministerie van Inlichtingen zou de arrestaties en ondervragingen coördineren. Tijdens een bijeenkomst met provinciegouverneurs, die een paar dagen voor de moord plaatshad, zou de Iraanse president hebben aangekondigd een halt toe te willen brengen aan het snel groeiende aantal huiskerken.145 Meer is niet bekend over de moord en de opgepakte christenen.
Op apostasie (mortad) ­ ofwel afvalligheid van de islam ­ staat volgens de sjari'a de doodstraf.146 Amnesty International is van mening dat bekeerlingen naast arrestaties ook aanvallen riskeren.147 Het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse 144 Nadien heeft de Armed Forces Judiciary echter verklaard dat er geen sprake was van spionage, maar dat de aanklacht luidde `lidmaatschap van en activiteiten in politieke organisaties'.
145 `Convert stabbed to death', Compass Direct, 28 november 2005; `Persecution against christian converts in Iran escalating', www.christianpost.com, 30 november 2005, geraadpleegd op 11 december 2005. 146 Irtedaad (apostasie) betekent in algemene zin `het zich afkeren van iets', en in engere zin `het afstand doen van je geloof'. Er wordt nog een onderscheid gemaakt tussen Murtad Melli (een geloofsverzaker die geboren is binnen een niet-islamitisch geloof voordat deze het geloof verzaakt) en een Murtad Fetri (een moslim wiens ouders (minstens één) moslim waren en die een tijdje moslim was voordat hij/zij islam verzaakte). De straf voor apostasie komt niet voor in de Iraanse strafwetboeken maar in religieuze fatwa's (edicten). 147 Iran: New government fails to address dire human rights situation, Amnesty International, MDE 13/010/2006, 16 februari 2006. 40

Algemeen ambtsbericht Iran | augustus 2006

Zaken stelde in 2005 dat "There were no reported cases of the death penalty being applied for apostasy during the reporting period"148 Bekend is dat bekeerde christenen zo nu en dan dreigbrieven of dreigtelefoontjes ontvangen149 en zijn er, zoals bijvoorbeeld hierboven omschreven, vooral actieve bekeerders (tijdelijk) opgepakt en ondervraagd. Er is een geval bekend van een man die drie dagen gedetineerd is geweest en 40 zweepslagen heeft gekregen, voor het meermalen pogen bekeringsactiviteiten te ontplooien. Een bekeerd echtpaar werd geïntimideerd wegens hun bekeringsactiviteiten: de vrouw van een bekeerde voorganger werd gedurende zes uur ondervraagd en vervolgens gedwongen een bekentenis te ondertekenen.
De christelijke organisatie `Open Doors' stelde dat op 2 mei 2006 een man in Gorgan is gearresteerd, die 33 jaar geleden overging van de islam tot het christendom. Hoewel een officiële aanklacht niet bekend is, is hij eerder naar verluidt wel meermaals gewaarschuwd te stoppen met het houden van godsdienstige bijeenkomsten in zijn huis. Hij is medio juni op borgtocht vrijgelaten. 150 Het is niet met zekerheid te zeggen of het enkele feit dat iemand zich heeft bekeerd in deze verslagperiode tot vervolging heeft geleid of niet.151 152 De christelijke organisatie Open Doors stelt in een brief aan leden van de Tweede Kamer dat bekeerde christenen die in het buitenland training hebben gehad, na terugkomst in Iran streng verhoord zouden zijn. Lokaal zijn twee gevallen bekend van mensen die zijn verhoord na terugkeer. Er zijn echter tevens diverse gevallen 148 International Religious Freedom Report, US Department of State, 8 november 2005, p. 2. De periode die het rapport beschreef, liep van 1 juli 2004 tot 30 juni 2005, zie de preface van bovengenoemd rapport. Elders in het rapport wordt gesteld dat "(...) apostacy under the law is punishable by the death penalty, although it is unclear whether this punishment has been enforced in recent recent years". Zie hierover ook het Country of Origin Report van het Britse Home Office, april 2006, paragraaf 6.74 e.v.; zie ook Country Report on Human Rights Practices Iran 2005, US State department, 8 maart 2006. 149 De indruk bestaat dat deze dreigbrieven en dreigtelefoontjes door overheidsinstanties worden georganiseerd, maar dit is niet met zekerheid te zeggen omdat ze `anoniem' geschieden. 150 Het betrof hier Ali Kaboli, www.opendoors.nl, geraadpleegd op 13 juli 2006. 151 Het is bij de arrestatie van de Ali Aboli te Gorgan, eveneens hierboven beschreven, niet geheel duidelijk of en in hoeverre de godsdienstige activiteiten die bij hem thuis naar verluidt werden georganiseerd, (mede) aanleiding hebben gegeven voor de arrestatie. Tijdens een bezoek van Oostenrijkse rechters aan Iran in 2002 bevestigde Groot-Ayatollah Yousef Sanei desgevraagd dat bekeringen van de islam tot het christendom op zichzelf niet in strijd zijn met de sjari'a. Dit wordt pas anders als de bekering gepaard gaat met godslastering of belediging van heiligen (artikel in Defenders' Newsletter, juli-augustus 2002, p. 22). In de verslagperiode is niet gebleken dat dit veranderd zou zijn. 152 Op 2 augustus 2006 meldde het Nederlands Dagblad op basis van informatie van de Evangelische Wereldalliantie dat in de stad Rasht een bekeerde christen, Issa Motamadi Mojdehi zou zijn opgepakt en voor een ander vergrijp zal worden veroordeeld. De christelijke organisatie Compass Direct stelde op 8 augustus 2006 dat drugssmokkel ten laste zou zijn gelegd. Beiden berichten worden konden niet geverifieerd. 41

Algemeen ambtsbericht Iran | augustus 2006

bekend van christenen die in West-Europa religieuze conferenties hadden bijgewoond en zonder problemen terugkeerden naar Iran. Het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken stelde dat "worshippers are subject to identity checks by autorities posted outside congregation centers".153 Verschillende bronnen in Nederland en in Iran stellen echter dat er geen identiteitscontroles plaats vinden bij de ingang van de kerk. Wel wordt gesteld dat kerkgangers worden geobserveerd en soms worden gefotografeerd. In een kerk zou iedere week een agent van een veiligheidsdienst incognito aanwezig zijn. De autoriteiten richten daarnaast regelmatig het verzoek tot de kerken om hen te voorzien van een lijst met de namen van de gelovigen. Als zo'n lijst vervolgens uitblijft volgen geen sancties.
Specifieke bronnen in Duitsland stellen dat autoriteiten wel veronderstellen, dat op bijeenkomsten van bekeerde christenen oppositionele activiteiten plaatsvinden.154 Dit zou ­ zo wordt gesteld ­ met name voortvloeien uit de islamitische grondslag waarop de Islamitische Republiek Iran is gebaseerd. Aangezien de islam door afvalligheid in gevaar komt, komt daarmee ook het land in gevaar, zo zou de redenering luiden.
Ondanks de afgenomen tolerantie jegens bekerende christenen de laatste jaren, is gebleken dat moslims in principe nog steeds interesse kunnen tonen in het christendom, christelijke kerken kunnen bezoeken en bijbelonderricht kunnen krijgen. Ondanks het officiële verbod op afvalligheid komt het dopen van moslims in de nieuwe kerken voor. Het zou gaan om zo'n 500 mensen in de afgelopen drie jaar.155 De wijze van maatschappelijk kunnen functioneren wordt voor een groot deel bepaald door de mate waarin de betrokkenen met hun bekering in de openbaarheid treden. Bronnen in Iran zijn van mening dat de rechterlijke macht bekering niet mee weegt in de strafmaat bij veroordeling voor een commuun delict. Iraniërs die zich in het buitenland hebben bekeerd en vervolgens terugkeren naar Iran komen aldaar in dezelfde positie terecht als andere ex-moslims. 153 International Religious Freedom Report, US Department of State, 8 november 2005, p. 2, dat de periode van 1 juli 2004 tot 30 juni 2005 beschrijft. 154 Zie onder meer de brief aan VG Karlsruhe van 22 november 2004 en de brief aan het Sächsiches OVG van 6 december 2004 van het Deutches Orient Institut. Sinds 2004 heeft dit instituut naar eigen zeggen circa 700 soortgelijke brieven over Iran naar Duitse gerechtelijke instellingen verzonden. In diverse brieven zou het onderwerp bekeerde christenen aan de orde zijn geweest. Opsteller van de brieven, die worden geschreven naar aanleiding van individuele asielverzoeken, kon niet aangeven om welke brieven het zou en wanneer deze zouden zijn opgesteld. Zie zijdelings ook, VolZin, Opinieblad voor geloof en samenleving, 2 juni 2006, p. 27.
155 Voor een omschrijving van het doopproces zie het algemeen ambtsbericht Iran van april 2004, paragraaf 3.3.3.
42

Algemeen ambtsbericht Iran | augustus 2006

Indien problemen ontstaan, doen deze zich meestal voor in de familiesfeer of worden veroorzaakt door individuele overheidsambtenaren. Het gaat hierbij dan vooral om problemen op het gebied van uitreis, paspoortverstrekking, toegang tot de universiteit of degradatie op het werk. Ook is bekend dat bekeerlingen moeilijkheden hebben ondervonden om rechtsbescherming of beroepsmogelijkheden te zoeken. Dat geldt overigens evenzeer voor de leden van andere erkende religieuze minderheden, zoals joden en geboren christenen. Ook is bekend dat moeilijkheden bestaan bij het vinden van rechtsbescherming. wanneer zij bijvoorbeeld niet worden toegelaten tot een universiteit.156 Overigens zijn de erkende minderheden in 2003 voor de eerste maal ontslagen van de verplichting om vragen over de islam te beantwoorden tijdens de toelatingsexamens voor de universiteiten. Christenen die behoren tot de erkende kerken krijgen in plaats daarvan vragen over de bijbel voorgelegd.
Voorts wordt gesteld dat bekeerde christenen hinder ondervinden van discriminatoire maatregelen en de islamitische inslag van de samenleving. Sommige bekeerde christenen zien zich naar verluidt genoodzaakt hun kinderen islamitische namen te geven, in plaats van door hen gewenste christelijke namen, en hun kinderen islamitisch onderwijs te laten volgen. In een van de geschriften van de toenmalige Geestelijk Leider Khomeini, de "resaleh", zijn enkele kritische leefregels voor moslims opgenomen hoe om te gaan met een niet-moslim. Overigens heeft iedere ayatollah zo'n resaleh geschreven.157 Waarnemers in Iran zeggen dat deze leefregels over het algemeen door de Iraniërs niet worden nageleefd.
Joden
De joodse gemeenschap blijft onverkort in staat haar vrijheid van godsdienst uit te oefenen, maar zij wordt wel steeds minder talrijk. De joodse gemeenschap voelt zich in zekere mate geïntimideerd door de anti-Israël propaganda die de overheid bedrijft, en in de verslagperiode verhevigd is, en het onder de Iraanse bevolking breed levende idee dat alle joden aanhangers zijn van het zionisme.158 Zoroastriërs
De zoroastriërs, aanhangers van Zarathoestra (Zoroaster in het Grieks, Zarthost in het Perzisch) was eeuwen de overheersende godsdienst in Iran voor het intreden van de islam. Thans zijn tussen de 30.000 en 50.000 zoroastriërs in Iran woonachtig. De meeste van hen wonen in Yazd, Kerman en Teheran. Vele 156 Deze beperkte mogelijkheden voor rechtsbescherming gelden overigens ook voor de islamitische Iraniërs die niet de benodigde relaties hebben. 157 Een uitzondering daarop is de huidige geestelijk leider Khamenei. 158 International Religious Freedom Report, US Department of State, 8 november 2005, p. 8. 43

Algemeen ambtsbericht Iran | augustus 2006

anderen zijn de afgelopen decennia naar het buitenland geëmigreerd, in het verleden veelal naar India (daar Parsi's genaamd).159 In de positie van de zoroastriërs is in de verslagperiode geen verandering gekomen. De zoroastrische minderheid in Iran wordt in staat gesteld hun godsdienst vrijelijk te beleven en om de meeste van hun traditionele en familiale gebruiken na te leven. Aan de zoroastriërs zijn wel diverse discriminerende beperkingen opgelegd. Dit zijn dezelfde beperkingen die gelden voor de andere erkende religieuze minderheden.160
Actieve bekering tot het zoroastrisme vindt niet plaats. De zoroastriërs hebben een eigen taal. De taal wordt door jongeren echter nauwelijks gesproken en sterft uit. Artikelen voor en door zoroastriërs worden in Teheran gepubliceerd in het tijdschrift Frahvahr. Andere steden hebben hun eigen magazines.
Jehova's getuigen
In Iran zou een klein aantal Jehova's getuigen actief zijn. Zo'n 400 wordt geschat. Er is zeer weinig over deze kleine groep bekend. Zij beschikken niet over een eigen gebouw om religieuze bijeenkomsten te hebben. Het zou Jehova's getuigen slechts toegestaan zijn hun boodschap uit te dragen aan mensen uit de christelijke, joodse of zoroastrische gemeenschap. Zolang ze zich hieraan houden, ondervinden ze geen problemen met de Iraanse autoriteiten. Er zijn voorts geen problemen bekend bij bijvoorbeeld het registreren van huwelijken of het inschrijven aan de universiteit.
Bahá'i
In Iran zijn circa 300.000 aanhangers van het bahá'i geloof woonachtig. De meerderheid van hen is van Perzische afkomst. Het bahá'i geloof wordt niet erkend in de Iraanse grondwet. Aanhangers worden als geloofsafvalligen van de islam beschouwd,161 die de geloofsovertuiging tarten en een bedreiging zijn voor de stabiliteit van de staat. In Iran beschikken zij dan ook niet over gebedshuizen, zodat de religieuze bijeenkomsten in woonhuizen worden georganiseerd. 159 Ibidem, pp. 1 en 7.
160 Volgens een woordvoerder van de `Zoroastrian Woman Association' geldt voor de aanhangers van hun geloof echter een extra beperking ten opzichte van andere erkende religieuze minderheden: de aangepaste wetgeving op het gebied van bloedgeld zou voor hun in de praktijk nog niet in werking zijn getreden. Zie ook voetnoot 135. 161 Het bahá'i geloof heeft zich ontwikkeld vanuit de Islam. Daar deze religie echter niet erkend wordt door de Islam, kan de Islamitische Republiek de bahá'i veroordelen als afvalligen. Immers, vanuit de Islam hebben zij een andere geloofsopvatting verkozen. Zie ook voetnoot 146.

---

Algemeen ambtsbericht Iran | augustus 2006

In de verslagperiode werd een toename in arrestaties van bahá'i aanhangers geconstateerd. Op 19 mei 2006 zijn 54 bahá'is in Shiraz, in het zuiden van Iran, gearresteerd. Tevens zijn de huizen van zes van hen binnengevallen en zijn onder meer notities, computers en boeken in beslag genomen. 162 Van hen zijn er 51 stapsgewijs weer vrijgelaten. Sommigen dienden een eigendomsakte te overleggen ter waarde van tien miljoen Toman (circa 10.000 Euro) als onderpand voor hun vrijlating of moesten hun werkvergunning af geven, opdat zij zullen verschijnen indien het gerecht hen oproept.163 164 Geen van hen is volgens de Nationale Geestelijke Raad van de bahá'is in Nederland, formeel in staat van beschuldiging gesteld. Op 18 juni zouden drie bahá'is in Hamedan zijn gearresteerd. Ook hier zouden de autoriteiten computers, boeken en documenten in beslag hebben genomen.165
Aanklachten in het verleden werden doorgaans geformuleerd als `onrust zaaien onder het volk' en `propaganda tegen de regering'. De arrestaties houden meestal verband met het verspreiden van kopieën van brieven waarin de Iraanse regering opgeroepen wordt een halt toe te brengen aan de onderdrukking van de bahá'is. Ook komt het voor dat aanhangers gearresteerd worden, omdat ze weigeren eigendommen af te staan, wanneer lokale autoriteiten die in beslag willen nemen, of omdat ze actief betrokken zijn bij het organiseren van cursussen over de grondbeginselen van het geloof, aldus de Nationale Geestelijke Raad van de bahá'is in Nederland. Vaak worden betrokkenen binnen enkele weken op borgtocht vrijgelaten. Zo'n 60 aanhangers zouden in de verslagperiode op borgtocht zijn vrijgelaten en een rechtszaak afwachten. Twee aanhangers zouden nog gevangen zitten.166 167
Bahman Mashhadi die in december 2004 werd gearresteerd in verband met de verspreiding van de aan de toenmalige president Khatami gerichte brief van de 162 Brief van 24 mei 2006 van de Nationale Geestelijke Raad van de bahá'is van Nederland aan de minister van Buitenlandse Zaken. Uit deze informatie zou blijken dat ook invallen hebben plaatsgevonden in woonhuizen van bahá'is op 15 en 16 januari 2006 en verschillende malen tussen 9 en 11 mei 2006.
163 Brief van 30 mei 2006 van de Nationale Geestelijke Raad van de bahá'is van Nederland aan de minister van Buitenlandse Zaken. 164 Human Rights Watch spreekt van een campagne van religieuze intolerantie gericht tegen de baha'i gemeenschap, Human Rights Watch, Iran: Scores Arrested in Anti-Bahaí Campaign, 6 juni 2006.
165 Brief van de Nationale Geestelijke Raad van de bahá'is van Nederland aan de minister van Buitenlandse Zaken, ontvangen op 23 juni 2006. 166 Het totaal aantal mensen dat sinds 2004 op borgtocht is vrijgelaten en een proces afwacht is opgelopen tot 129. Stand van zaken op 25 juni 2006. Informatie afkomstig uit diverse brieven van de Nationale Geestelijke Raad van de bahá'is van Nederland die gedurende de verslagperiode aan de minister van Buitenlandse Zaken werden verzonden, laatst ontvangen op 25 juli 2006.
167 Zie hierover ook Amnesty International, Iran: New government fails to address dire human rights situation, MDE 13/010/2006, 16 februari 2006. 45

Algemeen ambtsbericht Iran | augustus 2006

Iraanse bahá'i-gemeenschap, is in april 2005 veroordeeld tot een jaar gevangenisstraf wegens het in gevaar brengen van `de veiligheid van de staat en het verspreiden van leugens'.168 Op 15 augustus 2005 werden vier aanhangers veroordeeld tot 10 maanden gevangenisstraf op beschuldiging van oppositie tegen de Islamitische Republiek Iran. Alle vier zijn coördinator van het Trainingsinstituut waar bahá'is uit het hele land getraind worden in de grondbeginselen van het geloof. Op 15 december 2005 overleed Dhabihullah Mahrami door onbekende oorzaak. Hij was een lid van de bahá'i-gemeenschap en zat sinds 1995 een gevangenisstraf van 15 jaar uit wegens apostasie.169 Op 15 januari 2006 zijn Payman Ghiami en zijn vrouw Roya Habibi Ghiami opgepakt. Het verhoor zou met name zijn gericht op de cursussen die het Bahá'í Institute for Higher Education geeft. Payman Ghiami zou zijn kenbaar gemaakt dat hij beschuldigd werd van afvalligheid, maar dat de beschuldiging werd teruggebracht tot betrokkenheid bij bahá'i activiteiten en het beledigen van de islam. Zijn vrouw zou van het zelfde zijn beschuldigd. Beide zijn op borgtocht vrijgelaten.170 De onderdrukking van bahá'is uit zich daarnaast vooral op het gebied van onderwijs, werkgelegenheid, huisvesting, reizen en culturele activiteiten. Bahá'is worden regelmatig geconfronteerd met willekeur van de zijde van lokale autoriteiten. Voorts krijgen zij zo nu en dan te maken met onteigening of zelfs sloop van hun eigendommen en zelfs heiligdommen.171 Ook mogen bahá'is in de regel hun doden niet begraven of eer bewijzen op een manier die past binnen hun geloof. Ten slotte komen de bahá'is, als niet erkende religieuze minderheid, niet in aanmerking voor de eerder genoemde bloedgeldregeling. Op 20 maart 2006 stelde de Speciale Rapporteur van de Verenigde Naties voor de Godsdienstvrijheid zeer bezorgd te zijn over de situatie van de Bahá'í gemeenschap in Iran. Zij deed haar uitspraak naar aanleiding van een brief van de "Chairman of the Command Headquarters of Armed Forces" die zij onder ogen had gekregen, met betrekking tot een instructie van de Geestelijk Leider Khamenei om aanhangers van het bahá'i geloof te identificeren en hun gangen na te gaan.172 168 Informatie afkomstig uit de brieven van 12 april 2005, 15 augustus 2005 en 30 september 2005 van de Nationale Geestelijke Raad van de bahá'is van Nederland aan de minister van Buitenlandse Zaken.
169 Hij was in eerste instantie veroordeeld tot de doodstraf. Deze straf is in eerste instantie omgezet in levenslange gevangenisstraf en later tot 15 jaar. 170 Brief van 24 mei 2006 van de Nationale Geestelijke Raad van de bahá'is van Nederland aan de minister van Buitenlandse Zaken. 171 Zie bijvoorbeeld het persbericht `Concern over worsening persecution of Bahá'is in Iran', van de Bahá'i International Community van 14 april 2005. 172 United Nations Press Release: Special Rapporteur on Freedom of Religion or Belief Concerned about Treatment of Followers of Bahá'i Faith in Iran, 20 maart 2006. Zie ook `Iran: Amnesty International seeking clarification of official letter about Baha'i minority', Amnesty International, MDE/13/082/2006, 24 juli 2006. 46

Algemeen ambtsbericht Iran | augustus 2006

De Baha'i International Community maakt bovendien melding van toegenomen druk die niet tot de overheid te herleiden is.173
Een verbetering leek opgetreden op het punt van toelating tot universiteiten. In het studiejaar 2003/2004 was op het inschrijvingsformulier van de toelatingsexamens voor de eerste maal de vraag naar de religie van betrokkene weggelaten. In plaats daarvan kon de aanvrager aangeven over welke religie hij of zij ondervraagd wilde worden op het toelatingsexamen, ongeacht of dit de eigen religie betrof of niet. Zeker 1000 bahá'i studenten behaalden het toelatingsdiploma, doch ontdekten tot hun verontwaardiging dat zij als `moslims' stonden geregistreerd.174 In augustus 2005 zou een soortgelijke behandeling hebben plaatsgevonden met een grote groep bahá'ís.175 Deze praktijk zou betekenen dat bahá'is alleen toegang hebben tot universiteiten wanneer zij hun geloof verloochenen. Soennieten
Soennieten maken circa 10% van de Iraanse bevolking uit. Het aanhangen van de soennitische richting van islam levert als zodanig geen vervolging door de autoriteiten of burgermilities op. Soennitische parlementsleden maken van tijd tot tijd hun ongenoegen kenbaar over de voortdurende discriminatie van de soennitische minderheid waarvan nooit iemand in aanmerking komt voor functies als die van vice-president, minister of gouverneur en de hogere functies op bijvoorbeeld ambassades, universiteiten en andere instituten.176 Hojjatieh-gemeenschap
Deze ultra-conservatieve, sji'itische, anti-bahá'i gerichte beweging, opgericht in 1953, is door ayatollah Khomeini in 1983 verboden. Het gaat in feite niet om een aparte geloofsgemeenschap, maar om een min of meer georganiseerd verband van sji'itische gelovigen. Ofschoon bij tijd en wijle de naam van de beweging opduikt in polemische artikelen of achtergrondbeschouwingen, voornamelijk in Iraanse media in het buitenland, wordt in Iran zelf weinig over de Hojjatieh-gemeenschap (Hojjatieh Association) vernomen. Gesteld wordt dat de activiteiten van de Hojjatieh-gemeenschap toenemen.177 De Hojjatieh-gemeenschap richt zich op de 173 Gesteld wordt dat Bahá'is dreigende sms-jes ontvangen en er zouden regelmatig negatieve artikelen in de media verschijnen. 174 `New ploy by Iranian government to deprive bahá'is of higher education', Bahá'i World News Service, New York, 11 augustus 2004. 175 Iran: New government fails to address dire human rights situation, Amnesty International, MDE 13/010/2006, 16 februari 2006. 176 International Religious Freedom Report, US Department of State, 8 november 2005, p. 3. Zie ook Country Report on Human Rights Practices Iran 2005, US State Department, 8 maart 2006.
177 De Fédération internationale des Ligues de Droits de l'Homme, spreekt op 5 april 2006 van de `re-emergence of the anti-Baha'i association Hodjatieh'. Deze organisatie spreekt in het 47

Algemeen ambtsbericht Iran | augustus 2006

wederkomst van de Mahdi, de verdwenen twaalfde Imam, die de echte en enige `Islamitische Republiek' zal stichten en keerde zich vooral in het verleden tegen het instituut van velayat-e faqeh. Binnen sommige overheidskringen lijkt enige sympathie voor deze ­ thans zeer kleine ­ beweging te bestaan. Er zijn geen aanwijzingen die duiden op vervolging van leden van deze gemeenschap. Soefi's
Het soefisme is een stroming binnen de islam die in de achtste eeuw na Christus is ontstaan. Soefi's geloven ­ in tegenstelling tot conservatieve moslims ­ dat spirituele eenheid met God, het ware innerlijk geloof, door de mens kan worden bereikt. Soefi's bevinden zich onder de sji'ieten en onder soennieten. De populariteit van het soefisme groeit naar verluidt in Iran. Er zijn echter geen betrouwbare cijfers over het aantal soefi's in Iran.178 Schattingen lopen op tot enkele miljoenen aanhangers. Soefi groeperingen zijn in principe verboden daar zij afwijken van de door de overheid opgelegde orthodoxe vorm van sji'isme. Over het algemeen werden soefi's door de autoriteiten met rust gelaten. In februari 2006 zouden echter circa 1000 soefi's gearresteerd zijn bij ongeregeldheden in de stad Qom ten zuiden van Teheran. Bij de inbeslagname en ontruiming met geweld van een gebedshuis, `husseinnije', in Qom179 ­ dat de aanleiding vormde voor de ongeregeldheden ­ zou de politie een zeer sterk en schadelijk gas, vermoedelijk CR-gas, hebben gebruikt, zo berichtte Trouw. Hier zouden ook doden bij zijn gevallen. Het gebedshuis zou inmiddels zijn afgebroken. In mei 2006 zouden 52 soefi's zijn veroordeeld tot een jaar gevangenisstraf, voor het niet naleven van bevelen van regeringsfunctionarissen en het verstoren van de openbare orde. Sommigen hebben daarbij een boete gekregen en zijn veroordeeld tot 74 zweepslagen. Advocaten van de verdachten hebben daarenboven een schorsing voor vijf jaar gekregen.180 Amnesty International stelt dat soefi's in toenemende mate lijken te worden gedemoniseerd.181

zelfde bericht over een `Worrying trend (...) confirmed by the intensity of the media attacks against the Baha'i since September 2005', FIDH, Rising Discrimination against the Baha'is, 5 april 2006.
178 International Religious Freedom Report, US Department of State, 8 november 2005, p. 1. Zie ook BBC News, 25 maart 2006.
179 Aan het gebedshuis wordt ook wel gerefereerd als gemeenschapshuis, zie ook Trouw, 20 en 24 mei 2006.
180 Reuters, 21 mei 2006; Trouw, 20 mei 2006; RFE/RL Iran Report, vol. 9, nr. 17, 12 mei 2006. Zie ook Amnesty International, MDE/13/052/2006, 17 mei 2006. 181 Amnesty International, MDE/13/052/2006, 17 mei 2006. 48

Algemeen ambtsbericht Iran | augustus 2006

3.3.4 Bewegingsvrijheid
Binnenland
In principe mogen burgers zonder officiële toestemming naar elk deel van Iran reizen en van woonplaats veranderen. Bij binnenlandse vluchten moeten Iraniërs hun identiteit aantonen met hun geboorte-/identiteitsboekje of paspoort. Geboorte-/identiteitsboekje
Iedere Iraniër heeft een geboorte-/identiteitsboekje (shenasnameh) met een rode omslag en een uniek serienummer dat op elke bladzijde met rode inkt is gedrukt. Daarnaast bevat de shenasnameh een persoonsnummer, dat met pen in het daarvoor bedoelde vak is geschreven en dat uit één tot vijf cijfers kan bestaan. Dit nummer is het volgnummer van de afgevende instantie in het desbetreffende jaar. De combinatie persoonsnummer, geboortedatum en plaats van afgifte is uniek voor de houder van het boekje.
Iraniërs kennen het persoonsnummer dat in hun geboorteboekje vermeld staat doorgaans uit hun hoofd, aangezien zij deze bij nagenoeg alle belangrijke transacties nodig hebben. Het nummer staat niet alleen vermeld op alle andere identificatiebewijzen (paspoort, rijbewijs, studentenkaart, militaire kaart), maar moet ook steeds worden genoemd als een bepaalde overheidsdienst wordt verlangd. Het geboorteboekje wordt na de geboorte door de ouders aangevraagd. De houder van het boekje is verplicht dit van een foto te voorzien zodra de leeftijd van 18 jaar bereikt is.
Het komt echter regelmatig voor dat de houder, of de ouders van de houder, al een foto in het boekje laten aanbrengen wanneer de houder 15 of 16 jaar oud is en bijvoorbeeld in het buitenland gaat studeren. Minderjarigen kunnen evenwel probleemloos aan de verkiezingen deelnemen of andere officiële formaliteiten vervullen op vertoon van hun boekje zonder foto. Iraniërs zijn niet verplicht het geboorteboekje bij zich te dragen.
De eerste twee pagina's van het geboorteboekje bevatten de persoonlijke gegevens van de houder: voor- en achternaam van de betrokkene, diens geboortedatum (volgens de Iraanse kalender) en geboorteplaats, de voornaam van diens vader en moeder alsmede hun persoonsnummer en de plaats van afgifte van hun geboorteboekjes. Op de middelste twee pagina's worden huwelijken (alsmede echtscheidingen en het overlijden van de partner) en eventuele kinderen bijgeschreven. Bij huwelijken worden alle gegevens (voornaam, achternaam, geboortedatum, nummer en afgifteplaats van het geboorteboekje) van de huwelijkspartner ingevuld, alsmede het registratienummer van het huwelijk en plaats en nummer van het desbetreffende notariskantoor. Het boekje wordt bij alle handelingen tevens door de notaris gestempeld. Op de laatste twee pagina's wordt door middel van stempels aangegeven of betrokkene bijvoorbeeld voedselbonnen 49

Algemeen ambtsbericht Iran | augustus 2006

heeft ontvangen en in welke stad de houder van het boekje heeft gestemd bij verkiezingen. De religie van de houder wordt niet in het geboorteboekje vermeld. Naast de oude shenasnamehs is in 2003 een nieuwe shenasnameh in gebruik genomen. Het betreft een identiteitskaart in plaats van een boekje. De kaart heeft een computer gegenereerde nationale code van tien cijfers en zal gebruikt worden bij allerlei belangrijke transacties zoals trouwen, het kopen van land of het aanschaffen van een auto. De religie van de houder wordt niet vermeld. De kaart wordt afgegeven op de postkantoren. De oude shenasnameh blijft naast de nieuwe identiteitskaart bestaan.
Gedurende 2003 zijn ook tijdelijke identiteitsbewijzen afgegeven. De tijdelijke kaarten, die nog steeds geldig zijn, zijn hardroze van kleur en bevatten geen pasfoto. Ook is op de kaart niet vermeld dat het om een tijdelijk document gaat. De kaart is wel voorzien van de tiencijferige nationale code. Het bezit van een shenasnameh is gekoppeld aan de Iraanse nationaliteit. Vluchtelingen kunnen, ook na langdurig verblijf in Iran, geen shenasnameh verkrijgen zolang ze op basis van hun vluchtelingenstatus in Iran verblijven. Alleen in het geval dat een vluchteling de Iraanse nationaliteit verkregen heeft (door bijvoorbeeld een huwelijk met een Iraniër), kan betrokkene een shenasnameh verkrijgen.182
Paspoort
Paspoorten kunnen sinds een wetswijziging in 2002 direct vanaf de geboorte worden verstrekt, waar kinderen voorheen in de paspoorten van ouders werden bijgeschreven. Dit betekent dat minderjarigen naast te zijn bijgeschreven in het paspoort van de ouders tevens over een eigen paspoort kunnen beschikken. Mannen die de dienstplichtige leeftijd hebben bereikt, kunnen uitsluitend een paspoort aanvragen na toestemming van de militaire autoriteiten of na vervulling van hun militaire dienstplicht.183 Aanvraag voor een paspoort dient persoonlijk te geschieden, tenzij derden aangesteld zijn. Voor gehuwde vrouwen geldt dat zij toestemming van haar echtgenoot dan wel vader nodig heeft. 184 Minderjarigen hebben toestemming van hun vader nodig. Tegenwoordig zijn er ook particuliere 182 Er wordt bij een huwelijk tussen een niet-Iraanse vrouw en een Iraanse man geen onderscheid gemaakt tussen een huwelijk dat binnen of dat buiten Iran werd voltrokken. Binnen Iran moet men zich in dat geval wenden tot de ministeries van Binnenlandse Zaken en Justitie. Buiten Iran wordt dit proces geregeld door de Iraanse consulaten. Een huwelijk van een Iraniër met iemand van een niet-Iraanse nationaliteit betekent niet dat de Iraniër de Iraanse nationaliteit verliest. De enige manier om de Iraanse nationaliteit te verliezen is een verzoek daartoe indienen. Dit komt zelden voor. Betrokkene moet dan al wel een nationaliteit van een andere staat hebben verkregen. Het verzoek wordt ingediend bij de Iraanse ambassade in het land van vestiging.
183 Zie ook 3.4.1.
184 Zie onder meer US Country Report on Human Rights Practices Iran 2005, 8 maart 2006. 50

Algemeen ambtsbericht Iran | augustus 2006

instellingen onder licentie van de politie (NAJA) die een nieuw uitgegeven/verlengd paspoort naar een door de persoon in kwestie opgegeven adres kunnen sturen. Ook hier moet echter voor ontvangst worden getekend door de aanvrager.
Per 14 juli 2004 is een nieuw paspoort in gebruik genomen. Oude paspoorten blijven geldig tot de vervaldatum zoals in deze paspoorten aangegeven. Het nieuwe paspoort vertoont ten opzichte van het oude paspoort qua uiterlijke kenmerken zowel overeenkomsten als verschillen.185 Rijbewijs
Het rijbewijs is geen officieel identiteitsbewijs. Niettemin is het mogelijk dat het tonen ervan geaccepteerd kan worden als bewijs van de identiteit. Bij verlenging van een rijbewijs worden twee eisen gesteld, te weten het behalen van een oogtest en een bewijs van betaling. Er wordt niet specifiek gevraagd naar politiecertificaten of een schoon strafblad.
Buitenland
Bij uitreis uit Iran wordt de identiteit gecontroleerd met behulp van het paspoort.186 187 Het is niet nodig hierbij ook het geboorteboekje te tonen. Een getrouwde vrouw dient een schriftelijke toestemming van haar man te hebben om het land te verlaten.188 Voor zover bekend, zijn er recentelijk geen wijzigingen in de uitreisprocedure doorgevoerd. Voor inreis in Iran is een geldig paspoort nodig. Voor buitenlanders is daarbij een geldig visum nodig. Daarnaast kunnen voor 185 Overeenkomsten: de afmetingen (13x9), de rood-bruine kaft, het gebruik van het wapen op de kaft, het gebruikte watermerk (het portret van Khomeini) en het aantal pagina's (40). In beide versies wordt de religie van de houder niet vermeld. De verschillen tussen het oude en het nieuwe paspoort: de ruimte voor het invullen van de persoons -en afgiftegegevens (in het oude paspoort staan deze gegevens over 7 pagina's verdeeld en in het nieuwe paspoort op drie pagina's) en de pagina's van het nieuwe pasoort hebben een iets andere ondergrond. 186 Volgens art. 3 van de Paspoort Wet (Passport Law) van 1 maart 1973 is het verboden Iraans territorium te verlaten zonder een paspoort of reisdocumenten. Idem volgens art. 34 (hfd XI) (amendement Paspoort Wet van 6 oktober 1988): elke Iraniër die het land verlaat zonder paspoort of documenten die getoond worden in plaats van een paspoort krijgt een gevangenisstraf van 1 tot 3 jaar of een boete tussen de 100,000 en 500,000 Rial (circa 100 tot 500 Euro). Op basis van de wetgeving zou iemand die meerdere malen illegaal is uitgereisd een cumulatief vonnis van maximaal drie jaar kunnen krijgen. 187 Volgens art. 38 van de Paspoort Wet kan iemand die schuldig wordt bevonden aan het gebruik van het paspoort van een ander om Iran binnen te komen (dan wel te verlaten) veroordeeld worden tot een gevangenisstraf van 2 maanden tot een jaar. Volgens art. 41 van diezelfde wet zal iemand die schuldig wordt bevonden aan het opzettelijk verschaffen van valse informatie tijdens het aanvragen van een paspoort (voor zichzelf of derden) een gevangenisstraf krijgen van twee tot zes maanden indien gebruik is gemaakt van het onder valse voorwendselen verkregen paspoort. Zie ook artikel 536 van het wetboek van Strafrecht. 188 Zie onder meer US Country Report on Human Rights Practices Iran 2005, 8 maart 2006. 51

Algemeen ambtsbericht Iran | augustus 2006

Iraniërs ook nog gelden een laissez-passer of een collectief paspoort. Deze laatste geldt voor een grote groep personen die bijvoorbeeld gezamenlijk op pelgrimstocht (Haj) gaan. Er zijn enkele eilanden (Kish, Qeshm) waarbij voor de inreis geen visumplicht geldt en een geldig paspoort voldoet. Dit geldt tevens voor Chah Bahar port.
Naast de vele uitreismogelijkheden vanaf het vliegveld van Teheran, bestaat tevens gelegenheid om met Iran Air of Mahan Air vanuit Iraanse steden als Ahwaz, Bandar-Abbas, Mashhad, Isfahan en Shiraz naar diverse bestemmingen binnen en buiten de regio te vliegen. Op deze Iraanse luchthavens wordt hetzelfde registratiesysteem als dat op de luchthaven Teheran gehanteerd. In de provincie Sistan va Baluchestan kan Iran ook via de grens met Pakistan verlaten worden. De controle op de luchthaven van Teheran (Mehrabad en Imam Khomeini International Airport) is strikt.189 Wat de uitgestrekte landgrens met Turkije betreft, is bekend dat de Iraanse, alsook de Turkse grensautoriteiten moeilijkheden hebben om die deugdelijk te bewaken. Iraniërs zijn niet visumplichtig voor Turkije, hetgeen inhoudt dat dit land dan ook een populaire bestemming is. Indien men over een paspoort beschikt, kan men dagelijks per vliegtuig of bus en enige malen per week met de trein van Teheran naar Istanbul afreizen. Jaarlijks keren duizenden in het buitenland verblijvende Iraniërs, waaronder voormalige asielzoekers, voor korte of langere tijd in het kader van zaken, vakantie of familiebezoek terug naar hun vaderland. In verreweg de meeste gevallen levert een dergelijke terugkeer geen enkel probleem op. Reisverbod
Voor zover bekend is er geen specifiek wetsartikel met betrekking tot reisverboden. Uit de praktijk blijkt wel dat reisverboden voor een Iraans staatsburger door diverse autoriteiten uitgevaardigd kunnen worden zoals bijvoorbeeld de belastingautoriteiten, de revolutionaire of openbare rechtbank of de openbare aanklager. Het kan gaan om een uitreisverbod of een regionaal reisverbod.
In geval van een uitreisverbod, wordt de informatie hierover naar de luchthavens en grensovergangen in Iran verspreid. De grenscontrole-medewerkers hebben toegang tot deze informatie. Een uitreisverbod behelst niet de verplichting voor een persoon om zich regelmatig te melden.
189 Zie voor een beschrijving van de feitelijke controle bij uitreis het algemeen ambtsbericht Iran van februari 2005, paragraaf 3.3.4. 52

Algemeen ambtsbericht Iran | augustus 2006

Een uitreisverbod kan vermeld staan in een vonnis. Tevens kan het zijn dat de persoon schriftelijk bericht krijgt van het reisverbod. Het komt echter ook voor dat een persoon op het vliegveld pas geconfronteerd wordt met een reisverbod. Wanneer iemand op borgtocht vrij is, hangt het van de zwaarte van de aanklacht af of betrokkene een uitreisverbod opgelegd krijgt en bovendien of de eisende partij (bijvoorbeeld de schuldeiser of het slachtoffer van een oplichter) erop aangedrongen heeft betrokkene een uitreisverbod op te leggen. Ingeval een uitreisverbod is opgelegd, vindt confiscatie van het paspoort niet noodzakelijkerwijs plaats.
Een regionaal reisverbod staat in een vonnis vermeld. Het geldt voor een beperkte periode en gedurende die periode dient betrokkene zich regelmatig te melden bij bijvoorbeeld een bepaalde gevangenis of rechtbank. Het is mogelijk een paspoort te verkrijgen voor iemand die een meldplicht heeft. De persoon kan zelfs, na verkrijging van de vereiste toestemming, legaal het land verlaten.
3.3.5 Rechtsgang
De wetgeving in Iran is gebaseerd op de sji'itisch islamitische rechtsgeleerdheid. Om deze reden ontbreken in de bestaande wetgeving soms zaken die tijdens het ontstaan van de islamitische wet niet aan de orde waren maar die heden ten dage een vrijwel vanzelfsprekend onderdeel van de moderne rechtssystemen uitmaken. Zo bestaat in het Iraanse strafsysteem geen onderscheid tussen de delicten moord en doodslag. Ook de rol van de advocaat in het strafproces blijft zeer beperkt. Hieronder volgt een uiteenzetting van achtereenvolgens het Iraanse Wetboek van Strafvordering en het Iraanse Wetboek van Strafrecht. Het Iraanse Wetboek van Strafvordering
De rechtsgang in Iran, met name de rechtsgang in de revolutionaire rechtbanken, is nog altijd ver verwijderd van internationale standaarden voor een eerlijke rechtsgang.190 Onder andere omdat deze rechtbanken soms bestaan uit rechters die niet juridisch geschoold zijn, wordt ook de bestaande regelgeving inzake de 190 Iran: New government fails to address dire human rights situation, Amnesty International, MDE 13/010/2006, 16 februari 2006; Country Report on Human Rights Practices Iran 2005, US State Department, 8 maart 2006. 53

Algemeen ambtsbericht Iran | augustus 2006

procesgang niet altijd nageleefd.191 Ook zijn de aanklachten op basis waarvan veroordeling plaatsvindt, gesteld in zeer vage en weinig concrete bewoordingen. Deze rechtbanken beschikken nog altijd over zeer veel speelruimte voor het ongecontroleerd aanpakken van hun onwelgevallige personen.192 De werkwijze van de revolutionaire rechtbanken is de afgelopen jaren op enkele punten iets transparanter geworden. Zo ontvangen verdachten thans in sommige gevallen doorslagen van oproepen, dagvaardingen of vonnissen. Van een systematische verbetering kan echter niet gesproken worden. De autoriteiten lijken inmiddels ook te hebben ingezien dat de rechtsgang verbetering behoeft. In 2004 is gewerkt aan hervormingsplannen van de rechterlijke macht. Onderwerpen die in deze plannen aan bod komen zijn onder andere onderricht aan rechters en advocaten en herziening van het proportionaliteitsbeginsel (de opgelegde straf moet in verhouding staan tot de begane overtreding of misdaad). De hervormingsplannen zouden de komende vijf jaren hun beslag moeten krijgen.
Hoewel de naam `Monkerat' niet meer per se wordt gebezigd, worden de delicten die in het verleden onder de jurisdictie van Monkerat-rechtbanken vielen, nog wel behandeld en bestraft.193 Het gaat om delicten tegen bepaalde regels, zoals het drinken van alcohol, het bijwonen/geven van feesten waarbij mannen en vrouwen gemengd bijeen zijn, e.d. Er zijn diverse strafkamers van de openbare rechtbanken die zich exclusief met dergelijke delicten bezighouden. De straffen die op deze delicten staan, zijn lijfstraffen (zweepslagen) en gevangenisstraf. De rol van de klager of het slachtoffer, danwel de familie van het slachtoffer is groot in Iraanse rechtssysteem. Wraak en/of genoegdoening zijn een belangrijk aspect van strafrechtszaken. Het komt tevens voor dat tenuitvoerlegging van de straf wordt vermeden indien de familie van het slachtoffer de betaling van de compensatie of bloedgeld door de veroordeelde accepteert. Indien de doodstraf is opgelegd wordt de straf na betaling van het bloedgeld omgezet in gevangenisstraf. 191 Naar verluidt wordt regelgeving inzake procesgang, zoals termijnen, in de openbare rechtbanken in het algemeen wel nageleefd. 192 Iran Country Report (5.14), UK Immigration and Nationality Directorate Home Office, april 2005. Zie ook, Iran Country Report (5.15 en 5.18), UK Immigration and Nationality Directorate Home Office, oktober 2005. Zie ook Country Report on Human Rights Practices Iran 2005, US State Department, 8 maart 2006. 193 De achtergrond is het islamitische beginsel amr bi'l-ma'ruf wa nahy an al-monkar, hetgeen impliceert dat een moslim zijn medegelovigen moet aansporen tot wat goed is en hen moet afhouden van wat verboden is. In de praktijk blijkt de nadruk te liggen op het tweede element van dit beginsel.
54

Algemeen ambtsbericht Iran | augustus 2006

De openbaar aanklager
De gang van het Iraanse strafproces is vastgelegd in het Iraanse Wetboek van Strafvordering van 1994, dat zowel voor de openbare rechtbanken als voor de revolutionaire rechtbanken geldt. Deze wet is in 2003 op een belangrijk punt aangepast. Voor zowel de strafkamers van de openbare rechtbanken als voor de revolutionaire rechtbanken is sinds de wetswijziging de aanwezigheid van een openbaar aanklager wettelijk voorgeschreven. In de diverse rechtbanken in Teheran en andere grote steden functioneert de openbaar aanklager in de praktijk inmiddels volledig. In de rest van het land is de daadwerkelijke introductie van het instituut van openbaar aanklager nog niet geheel verwezenlijkt. De introductie van de openbaar aanklager heeft met zich meegebracht, dat personen die aangifte willen doen van een delict zich niet langer tot de rechtbank kunnen wenden, maar dit rechtstreeks moeten melden bij het kantoor van de openbaar aanklager of bij de politie, die de aangifte dan doorgeleidt aan de openbaar aanklager. De openbaar aanklager leidt het strafrechtelijk vooronderzoek. De aanklager beschikt over ondervragers en assistenten, die hem bij het vooronderzoek ter zijde staan. Wanneer het strafrechtelijk vooronderzoek is afgerond en het dossier van het onderzoek wordt gesloten, wordt de zaak bij de desbetreffende rechtbank aangebracht. De openbaar aanklager neemt geen deel als rechter aan het zelfde proces.
Presumptie van onschuld
Grondwettelijk bestaat voor verdachten de presumptie van onschuld. Deze wordt gerelativeerd door het grote belang dat wordt gehecht aan bekentenissen van de verdachte, verklaringen van getuigen en de `overtuigdheid van de rechter'.194 Hierdoor spelen forensische bewijzen een ondergeschikte rol in het strafproces. Openbaarheid rechtszittingen
Artikel 165 van de grondwet bepaalt dat rechtszittingen in principe openbaar zijn, maar dat van openbaarheid kan worden afgezien op het moment dat het gaat om een zaak van nationale veiligheid of als openbaarheid van de zitting `de religieuze gevoelens van het volk' zou beledigen. Regelmatig vinden rechtzittingen achter gesloten deuren plaats.195 Geruchtmakende rechtzaken worden vaak echter toch bekend via familieleden of bijvoorbeeld een gerechtsarts. 194 VN Commission on Human Rights, Civil and Political Rights, including the Question of Torture and Detention. Report of the Working Group on Arbitrary Detention. E/CN.4/2004/3/Add.2, 27 juni 2003, p. 6. 195 Country Report on Human Rights Practices Iran 2005, US State Department, 8 maart 2006.
---

Algemeen ambtsbericht Iran | augustus 2006

Volgens de constitutie vallen politieke of persdelicten hier niet noodzakelijkerwijs onder. In de praktijk komt het van tijd tot tijd voor dat ook dergelijke zittingen achter gesloten deuren worden afgehandeld.196
Ordes van advocaten
Momenteel bestaan er twee ordes van advocaten in Iran, de oorspronkelijke en min of meer onafhankelijke orde van advocaten, de `Iraanse orde van advocaten', en een parallelle aan de overheid gelieerde orde van advocaten, de zogenoemde `artikel 187-orde van advocaten'.
De Iraanse orde van advocaten (`kanoon-e vokala')
De `Iraanse orde van advocaten' is circa 90 jaar geleden opgericht. Deze orde is onafhankelijk van de staat. Deze orde ontvangt afdrachten van haar leden en accepteert geen geld van de overheid. Toelating tot deze orde van advocaten en vereisten om als lid van deze orde zelfstandig als advocaat op te treden, zijn vergelijkbaar met Europese vereisten. Zo dienen beginnende advocaten een juridische opleiding te hebben afgerond en een advocaat-stage van circa twee jaar te voltooien, waarin zij in verschillende rechtbanken optreden. Na de advocaat- stage volgt een examen.
De artikel 187-orde van advocaten
De overheid heeft een parallel systeem van advocaten opgezet, ook wel de `artikel- 187 orde van advocaten' genoemd.197 Ook niet-juridisch geschoolden kunnen zich aansluiten bij deze parallelle orde. De overheid heeft een reclamecampagne opgezet om mensen uit te nodigen zich te registeren als `advocaat' bij deze parallelle orde. Diverse mullahs zijn lid van de parallelle orde en treden op als raadsman rechtszaken. De parallelle orde van advocaten hanteert een lager quotum van advocaten die zich bij deze orde kunnen aansluiten, dan bij de `Iraanse orde van advocaten'. De advocaat-stage bij de parallelle orde duurt circa zes maanden. De leden van de parallelle orde vragen in het algemeen ongeveer 60% van het honorarium dat leden van de `Iraanse orde van advocaten' rekenen. Rol advocaat
De advocaat speelt een zeer beperkte rol in het strafproces.198 Juridische vertegenwoordiging is slechts in een beperkt aantal strafzaken verplicht, onder meer wanneer de verdachte kan worden veroordeeld tot doodstraf of tot 196 Vergelijk ook het rapport Like the Dead in Their Coffins - Torture, Detention, and the Crushing of Dissent in Iran, Human Rights Watch, June 2004, Vol. 16, No 2(E), p. 45. 197 Artikel 187 in het vierde Vijfjarenplan, waarbij de overheid is gemachtigd om advocaten een licentie te geven. Zie ook artikel 197 van de Iraanse Budget Act. 198 VN Commission on Human Rights, Civil and Political Rights, including the Question of Torture and Detention. Report of the Working Group on Arbitrary Detention. E/CN.4/2004/3/Add.2, 27 juni 2003, blz. 6. 56

Algemeen ambtsbericht Iran | augustus 2006

levenslange gevangenisstraf. In zaak Soltani bleek echter dat hoewel hem een delict was ten laste gelegd waarop de doodstraf staat, hij noch zijn raadsman bij het proces aanwezig waren. Advocaten hebben pas toegang tot hun cliënt als het strafrechtelijk vooronderzoek is afgerond en het dossier van dit onderzoek is afgesloten, in geval een zaak in het geheim wordt onderzocht, het een zaak van openbare veiligheid betreft of wanneer door aanwezigheid van een advocaat het bewijsmateriaal of de vervolging kan worden gecorrumpeerd.199 De enige invloed die de advocaat dan vóór de aanvang van de terechtzitting kan hebben is het toevoegen van zijn schriftelijke zienswijze op het (reeds afgesloten) vooronderzoeksdossier. Ook op de terechtzitting is de rol van de advocaat vaak zeer beperkt. Zo kan volgens artikel 128 van het Iraanse Wetboek van Strafvordering de advocaat in een rechtszaak worden uitgesloten van de laatste terechtzitting waar het vonnis wordt uitgesproken. Gesteld wordt dat regelmatig rechtzaken worden afgehandeld, waarbij de verdachte geen toegang had tot een advocaat.200 De licenties die advocaten het recht geven om in deze hoedanigheid op te treden, worden afgegeven door de lokale afdelingen van de Iraanse Orde van Advocaten of door de overheid in geval een advocaat die zich aansluit bij de artikel 187-orde van advocaten. Onthouding van de licentie komt voor bij wangedrag van advocaten, dat meestal wordt gemeld door cliënten, maar soms ook door rechters. Volgens waarnemers zou de rechterlijke macht pogingen ondernemen om zijn greep op de thans relatief onafhankelijk opererende Iraanse orde van advocaten te vergroten. Er ligt een wetsvoorstel om de beslissing over de verlenging van de licentie van een advocaat bij de rechterlijke macht te leggen in plaats van bij de orde van advocaten zelf.
Het komt voor dat advocaten van politieke gevangenen en geruchtmakende zaken zelf eveneens worden gedetineerd.201
Indien een verdachte kan aantonen dat hij niet over voldoende financiële middelen beschikt, kan een verdachte gratis rechtshulp krijgen. Ne bis in idem
Met name indien iemand voor een bepaald delict in het buitenland is veroordeeld en daar een straf heeft uitgezeten, is het niet ondenkbaar dat voor ditzelfde delict in Iran nogmaals strafvervolging plaatsvindt (indien de Iraanse rechtbanken voor behandeling van dat delict bevoegd zijn). Op dit punt wordt het ne bis in idem principe dus niet gerespecteerd.
199 Zie ook artikel 128 wetboek van Strafvordering. 200 US Country Report on Human Rights Practices Iran 2005, US State Department, 8 maart 2006.
201 Zie ook in 3.3.3 de paragraaf over soefi's. 57

Algemeen ambtsbericht Iran | augustus 2006

Cumulatieve straffen
Indien een persoon voor meerdere delicten wordt veroordeeld kunnen de afzonderlijke straffen cumulatief worden gegeven. Het komt ook voor dat personen voor meerdere delicten worden veroordeeld, doch slechts de straf voor het zwaarste delict krijgen. Een bepaald delict zal echter niet werken als strafverzwaring voor een ander delict. Verdachten worden in dat geval afzonderlijk voor de verschillende delicten berecht ­ zij het dat dit in de zelfde zitting kan gebeuren.
Sippenhaft
Het komt voor dat familieleden of goede bekenden van voortvluchtige verdachten of politieke gevangenen kort gevangen gehouden worden (de zogenaamde Sippenhaft), teneinde deze laatsten te dwingen tot het afleggen van bekentenissen. Ook komt het voor dat familieleden of goede bekenden worden opgeroepen voor verhoor door de autoriteiten, om zo de verblijfplaats van de voortvluchtige te achterhalen.202 Gesteld wordt dat sippenhaft in Iran toeneemt. Eind januari en begin februari 2006 werd een aantal familieleden van stakende buschauffeurs in Teheran gedetineerd in verband met de activiteiten van hun vaders en echtgenoten.203 Op 27 februari 2006 berichtte Amnesty International over de detentie van een aantal vrouwen en kinderen in een poging van de Iraanse autoriteiten om hun echtgenoten en vaders te dwingen zich aan te geven. Deze mannen werden verdacht van "het creëren van onrust" in de provincie Khuzestan.204
Beroepmogelijkheid
Beroep tegen een strafvonnis is volgens artikel 232 van het Iraanse Wetboek van Strafvordering slechts in een beperkt aantal gevallen mogelijk. De mogelijkheid bestrijkt veroordelingen tot de doodstraf ­ in dat geval wordt overigens automatisch beroep in cassatie ingesteld ­ tot lijfstraffen, geldboetes van meer dan 500.000 rial (circa 50 Euro) en gevangenisstraffen van langer dan drie maanden. Gesteld wordt echter dat dit recht veroordeelden in de praktijk met enige regelmaat wordt onthouden.205
Veroordeling bij verstek
Het is volgens artikel 180 van het Iraanse wetboek van Strafvordering mogelijk dat iemand bij verstek wordt veroordeeld. Veroordeling bij verstek is zelfs 202 Iran Country Report on Human Right Practices 2004, US Department of State, 28 februari 2005, p. 5.
203 Zie 3.3.2.
204 Een van de gedetineerde vrouwen was de echtgenote van een politiek activist, Habib Nabgan, Amnesty International, MDE/13/044/2006, 3 mei 2006. 205 US Country Report on Human Rights Practices Iran 2005, US State Department, 8 maart 2006.
58

Algemeen ambtsbericht Iran | augustus 2006

mogelijk wanneer de doodstraf wordt opgelegd. Wanneer de ten laste gelegde delicten echter mohareb (`strijd tegen God') of mofzed fi'l arz (`verderf zaaien op aarde') betreffen, is veroordeling bij verstek niet mogelijk. Het Iraanse wetboek van Strafrecht
Delicten worden in het Iraanse wetboek van Strafrecht onderverdeeld in drie categorieën, te weten delicten waarvoor in de sjari'a een straf is bepaald, delicten die inbreuk maken op de rechten van de maatschappij of de openbare orde en delicten die de rechten van natuurlijke of rechtspersonen aantasten. Een delict valt altijd onder slechts één van deze categorieën.
Straffen kunnen worden onderverdeeld in vijf categorieën, waarvan de eerste vier elk een apart hoofdstuk in het wetboek van Strafrecht beslaan. De eerste soort straf is de zogenaamde hadd- of hudud-straf.206 De delicten die met deze straf bestraft kunnen worden zijn delicten die worden beschouwd als een overtreding van de goddelijke wet, zoals bijvoorbeeld seksuele handelingen tussen personen die niet met elkaar getrouwd zijn of diefstal. Straffen die kunnen worden opgelegd zijn de doodstraf, steniging, amputatie, slaag, gevangenisstraf en verbanning. De tweede en derde soort straf zijn de qesas (vergelding) en diyeh (smartengeld), die beide zijn gebaseerd op het principe van vergelding. Strafvervolging van de delicten die onder deze categorie vallen kan alleen plaatsvinden na aangifte van (verwanten van) het slachtoffer. Deze kan verzoeken de verdachte dezelfde behandeling als het slachtoffer te laten ondergaan of een financiële compensatie in plaats hiervan verlangen. De diyeh (ook wel bloedgeld genoemd) heeft specifiek betrekking op de vergelding van moorden en kan worden opgelegd naast een andere bestraffing zoals gevangenisstraf. De vierde soort straf is de ta'zir of ta'zirat, waarbij het gaat om bestraffingen die niet zijn voorgeschreven in de sjari'a, maar die aan het oordeel van de rechter worden overgelaten. Het kan gaan om boetes, gevangenisstraffen of zweepslagen. Ten slotte is er het systeem van de preventieve straffen, waar het niet gaat om straffen in de eigenlijke zin, maar om dwangmaatregelen zoals voorarrest gedurende het strafrechtelijk onderzoek. In geval van beslaglegging is in verreweg de meeste gevallen uit de eigendomsakte op te maken waarom beslag is gelegd op het desbetreffende eigendom. De beslissende rechtbank geeft aan de Deeds and Properties Registration Organization de beslaglegging door en deze wordt daar in het systeem geregistreerd. Wanneer de promittent aan zijn verplichtingen heeft voldaan, wordt de beslaglegging uit het systeem gehaald nadat de rechter daar opdracht toe heeft gegeven.
206 Hadd-straffen zijn straffen als neergelegd in de Koran voor bepaalde delicten. Hudud is het meervoud van Hadd.
59

Algemeen ambtsbericht Iran | augustus 2006

Het komt van tijd tot tijd voor dat aan iemand als aanvullende strafmaatregel een tijdelijk verbod tot werken wordt opgelegd bijvoorbeeld in de advocatuur of het notariaat.207
De VN-werkgroep voor arbitraire detentie constateerde in 2003 overigens dat in veel gevallen disproportionele straffen worden opgelegd voor strafbare feiten en dat de strafmaat voor een zelfde delict tussen de diverse rechtbanken erg kan verschillen.208 Er zijn geen aanwijzingen dat dit tijdens de verslagperiode veranderd zou zijn.
Hieronder zal worden ingegaan op de regelgeving en rechtspraktijk met betrekking tot enkele specifieke delicten.
Overspel (zenah)
Overspel wordt in artikel 63 van het Iraanse wetboek van Strafrecht gedefinieerd als geslachtsgemeenschap van een man met een vrouw die vanwege haar burgerlijke staat `verboden' voor hem is, zelfs als de geslachtsgemeenschap anaal heeft plaatsgevonden. Uitzondering op deze regel kan gelegen zijn in dwaling omtrent de feiten of het recht ten aanzien van de vrouw in kwestie. De bestraffing voor overspel is volgens de in Iran geldende wetgeving nog altijd doodstraf door steniging (artikel 83 van de afdeling van het wetboek van Strafrecht waar de hudud-straffen worden behandeld). Hiervoor is het nodig dat het overspel wettig en overtuigend wordt bewezen door vier getuigen of een viervoudige bekentenis (artikel 68 en 74),209 dan wel eigen kennis van de rechter die hij op rechtmatige wijze heeft verkregen.
Een niet-gehuwde vrouw die een abortus laat plegen zal niet om deze reden worden beschuldigd van overspel. Volgens artikel 73 van het wetboek van Strafrecht is een zwangerschap op zichzelf onvoldoende reden om te spreken van bewezen overspel.210 Een vrouw die gedwongen wordt tot overspel kan op basis 207 Hieruit moet niet afgeleid worden dat een Iraanse burger een werkvergunning nodig heeft, welke dan afgenomen zou worden als aanvullende strafmaatregel. 208 VN Commission on Human Rights, Civil and Political Rights, including the Question of Torture and Detention. Report of the Working Group on Arbitrary Detention. E/CN.4/2004/3/Add.2, 27 juni 2003, p. 16. 209 Zie hierover 3.3.9. Andere gevallen van personen die ter dood zouden zijn veroordeeld wegens overspel door middel van een andere executiewijze dan steniging zijn niet bekend. 210 Volgens artikel 73 van het Iraanse Wetboek van Strafrecht geldt dat een ongetrouwde vrouw geen `hadd' straf kan krijgen voor het feit van zwangerschap tenzij bewijs van haar overspel is verkregen via de manieren zoals uiteengezet in deze wet en dit is zeer moeilijk te verkrijgen. Overspel kan alleen bewezen worden door vier `vrome' personen. Een arts kan geen overspel aangeven. Een arts alleen aangifte doen van verkrachting en verklaren dat er geslachtsverkeer heeft plaatsgevonden. Dit alleen wanneer het slachtoffer hem daartoe verzoekt. Een arts is niet bij wet verplicht dit te rapporteren. 60

Algemeen ambtsbericht Iran | augustus 2006

van artikel 67 van het wetboek van Strafrecht niet worden gestraft. Het wetboek van Strafrecht kent geen bepalingen waarin staat dat een buitenechtelijk geboren kind op zichzelf voldoende reden is om te spreken van bewezen overspel. De straf wordt niet toegepast wanneer de partner van de overspelpleger niet (seksueel) beschikbaar was, vanwege een reis, detentie of een vergelijkbare omstandigheid (artikel 86), wanneer de daders niet van het verbod op de hoogte waren (artikel 66), of wanneer een dader tot het overspel werd gedwongen (artikel 67). Dit geldt zowel voor de vrouw als voor de man. Berouw kan in sommige gevallen leiden tot gratieverlening. Voor ongeoorloofd geslachtsverkeer tussen ongehuwden geldt een straf van 100 zweepslagen (artikel 88). Het is niet duidelijk of en in hoeverre deze of mildere straffen worden opgelegd. Er wordt in de strafwetgeving ten aanzien van overspel geen onderscheid gemaakt naar godsdienst. Wel is er een bepaling dat bij ongeoorloofd geslachtsverkeer tussen een niet-moslimman en een moslimvrouw, de man met de doodstraf dient te worden bestraft (artikel 82 van het wetboek van Strafrecht). Hierbij is niet van belang of de man en vrouw gehuwd zijn. Er zijn geen recente gevallen bekend van de toepassing van dit artikel.
In principe kan overspel door elke openbare rechtbank worden behandeld. Er zijn echter enkele openbare rechtbanken die gespecialiseerd zijn in de behandeling van die zaken die de openbare zeden betreffen, zoals bijvoorbeeld overspel of alcoholgebruik. Voorbeelden hiervan zijn het Ershad Justitieel Complex en de rechtbank aan de Wazera Boulevard, beide in Teheran. Verdachten die op heterdaad worden betrapt, worden vaak aan een dergelijke speciale rechtbank voorgeleid.
Seksuele handelingen tussen mensen van gelijk geslacht In Iran wordt een onderscheid gemaakt tussen homoseksualiteit en het verrichten van seksuele handelingen tussen twee mensen van gelijke sekse. In de artikelen 108 en verder van het Iraanse wetboek van Strafrecht worden geslachtsgemeenschap en aanverwante handelingen tussen twee mannen strafbaar gesteld. De hadd-straf voor geslachtsgemeenschap tussen twee mannen is de doodstraf. 211 De manier waarop deze ten uitvoer wordt gelegd wordt door de rechter bepaald. De straf geldt zowel voor de `actieve' als `passieve' deelnemer aan het geslachtsverkeer, maar alleen als deze meerderjarig en geestelijk gezond zijn en uit vrije wil hebben gehandeld.
211 Zie ook paragraaf 3.4.4. over de positie van homoseksuelen in Iran en de eventuele toepassing van de wetgeving in de praktijk. Zie ook een interview met Shirin Ebadi met Deutche Welle op 19 april 2006.
61

Algemeen ambtsbericht Iran | augustus 2006

Is een van beiden minderjarig dan zal hij, mits hij uit vrije wil heeft gehandeld, een ta'zirat-straf krijgen, de straf van de meerderjarige persoon blijft echter de hadd- straf. Zijn beide deelnemers minderjarig, dan worden zij beiden volgens ta'zirat berecht. De ta'zirat-straf kan oplopen tot 74 zweepslagen.212 De straf voor seksuele handelingen tussen twee mannen zonder werkelijk geslachtsverkeer is 100 zweepslagen.
Is de `actieve' deelnemer echter een niet-moslim en de `passieve' deelnemer een moslim, dan geldt voor de `actieve' niet-moslim deelnemer wel de doodstraf. Wanneer deze handelingen driemaal herhaald zijn, en iedere keer is een hadd-straf uitgevaardigd, dan wordt bij de vierde maal alsnog de doodstraf opgelegd.213 Als twee mannen die geen bloedverwanten van elkaar zijn zonder noodzaak naakt onder dezelfde deken liggen, wordt een ta'zirat-straf uitgevaardigd die kan oplopen tot 99 zweepslagen. Op het uit wellust kussen van een andere man staat een ta'zirat-straf tot 60 zweepslagen.214
Om volgens het hudud-hoofdstuk van het Iraanse wetboek van Strafrecht gestraft te worden moet de betrokkene vier maal voor een religieuze rechter bekennen, anders zal hij onder ta'zirat worden berecht. Deze getuigenis is alleen rechtsgeldig wanneer de betrokkene meerderjarig en geestelijk gezond is en de getuigenis uit vrije wil aflegt. Daarnaast kan seksueel verkeer tussen twee mannen worden bewezen als vier belastende getuigenissen worden afgelegd. Dit kunnen slechts vier mannelijke getuigen zijn, die de daad met eigen ogen hebben gezien. Een getuigenis van een vrouw is niet geldig. Indien een van de getuigen tijdens het proces zijn verklaring intrekt vervallen de getuigenissen als bewijs. Blijken de getuigenissen vals te zijn, dan worden de getuigen hiervoor vervolgd.215 In theorie kan de rechter op grond van artikel 120 van het wetboek van Strafrecht op basis van zijn eigen kennis die hij via rechtmatige kanalen heeft verkregen uitspraak doen. Hij moet daarbij wel de bron van zijn kennis nader kunnen specificeren.216 217
212 Artikelen 108 tot en met 113 wetboek van Strafrecht. Zie ook 3.4.8. over minderjarigen. 213 Deze laatste zin geldt voor de actieve en passieve moslim deelnemer, voor de passieve niet- moslim deelnemer en de actieve niet-moslim deelnemer voorzover de passieve deelnemer evenmin moslim was.
214 Artikelen 121 tot en met 124 wetboek van Strafrecht. Deze artikelen bevinden zich in de paragraaf in het wetboek van Strafrecht, waarin ook de bewijsmethoden eerder genoemde bewijsmethoden zijn beschreven.
215 Artikelen 114 tot en met 119 wetboek van Strafrecht. 216 Artikelen 120 juncto 105 wetboek van Strafrecht. 217 Bronnen in Iran geven aan dat een veroordeling op basis van artikel 120 in het algemeen heden ten dage weinig meer voor, naar verluidt mede vanwege de relatief grote kans dat de bewezenverklaring in cassatie geen stand houdt. 62

Algemeen ambtsbericht Iran | augustus 2006

De hadd-straf vervalt als de beschuldigde vóór het afleggen van de verklaringen door de getuigen berouw toont. Toont hij echter na de getuigenverklaringen berouw, dan vervalt de straf niet.218
In artikel 127 van het Wetboek van Strafrecht wordt lesbische liefde omschreven als het seksuele spel van vrouwen met het geslachtsdeel van een andere vrouw. De bewijsvoering hiervoor is hetzelfde als voor mannelijke homoseksualiteit. De hadd-straf op lesbische liefde is echter niet de doodstraf, maar 100 zweepslagen voor iedere deelneemster. Er wordt geen verschil gemaakt tussen `actieve' en `passieve' deelneemsters, noch tussen moslims en niet-moslims. Liggen twee vrouwen die geen bloedverwanten zijn, zonder noodzaak, naakt onder dezelfde deken, dan wordt dit met een ta'zirat-straf van minder dan 100 zweepslagen bestraft. Gebeurt dit echter vaker en wordt iedere maal een ta'zirat-straf uitgevaardigd, dan volgt bij de derde maal een straf van 100 zweepslagen.219 Ook voor vrouwen geldt: na drie hadd-straffen volgt de doodstraf en berouw vóór het afleggen van de getuigenverklaringen resulteert in het kwijtschelden van de straf.
Ten slotte geldt dat het bij elkaar brengen van twee of meer personen met als doel seksuele contacten tussen twee mensen van gelijke sekse strafbaar is. De dader moet tweemaal een bekentenis afgeven en twee rechtschapen mannen moeten van de `koppelarij' getuigen. Een man kan voor dit vergrijp 75 zweepslagen krijgen en voor 3 maanden tot een jaar worden verbannen. Een vrouw krijgt 75 zweepslagen. Alcoholgebruik en -bezit
Het gebruik en bezit van alcohol is in Iran strafbaar. Op het in het openbaar drinken van alcoholische dranken staat twee tot zes maanden gevangenisstraf (artikel 701 van het wetboek van Strafrecht), op het kopen, vervoeren of opslaan van alcoholische dranken drie tot zes maanden gevangenisstraf of 74 zweepslagen (artikel 702 van het wetboek van Strafrecht), op het maken, verkopen, aanbieden of importeren van alcoholische dranken drie maanden tot 1 jaar gevangenisstraf en/of 74 zweepslagen en/of een boete tussen de 1,5 miljoen en 6 miljoen rial (artikel 703 van het wetboek van Strafrecht), en op het runnen van een plaats waar alcoholische dranken worden geserveerd of het uitnodigen van andere mensen naar een dergelijke plaats drie maanden tot 2 jaar gevangenisstraf en 74 zweepslagen, en/of een boete tussen de 1,5 miljoen en 12 miljoen rial. Wanneer een combinatie van bovengenoemde overtredingen wordt begaan, wordt de maximale straf opgelegd (artikel 704 van het wetboek van Strafrecht). Ook de artikelen 165-182 van het wetboek van Strafrecht bevatten bepalingen inzake het 218 Artikel 126 wetboek van Strafrecht. Dit laat onverlet dat een andere dan hadd-straf kan worden opgelegd.
219 Artikelen 127 tot en met 134 wetboek van Strafrecht. 63

Algemeen ambtsbericht Iran | augustus 2006

nuttigen en verkopen van alcoholische dranken, waarop straffen staan die vergelijkbaar zijn met de bovengenoemde. Wanneer iemand voor een derde keer veroordeeld wordt voor het drinken van alcohol, kan de doodstraf volgen volgens artikel 179.
De genoemde straffen worden in de praktijk niet altijd opgelegd. Er zijn vele voorbeelden van bijvoorbeeld invallen op feestjes waar alcohol wordt geschonken, waarna zowel de bezoekers als de organisator een boete en een waarschuwing krijgen. In de vorige verslagperiode meldde Amnesty International echter dat een Koerd in juni is veroordeeld tot de doodstraf op grond van artikel 179 van het wetboek van Strafrecht. De zaak zou nog voorliggen bij het Hooggerechtshof.220 Bloedwraak en `eremoord'
De strafmaat bij een `eremoord' of moord uit bloedwraak is minder dan bij een gewone moord.
Wanneer het gaat om een vete waarbij diverse mensen betrokken zijn en die in moord resulteert, is de strafmaat 1 tot 3 jaar gevangenisstraf (artikel 615-1 van het wetboek van Strafrecht).
Een man die getuige is van overspel door zijn vrouw met een andere man, en die zich ervan overtuigd heeft dat het overspel met de instemming van zijn vrouw is gebeurd, mag hen beiden direct doden (artikel 630 van het wetboek van Strafrecht). Een dergelijke moord wordt volgens het Iraanse wetboek van Strafrecht niet bestraft. Wanneer het overspel wordt gepleegd zonder de instemming van zijn vrouw, mag hij alleen de man doden (artikel 630 van het wetboek van Strafrecht).
Wanneer een dader een moord heeft gepleegd bij een poging het leven, de integriteit, eer, kuisheid of het bezit van zichzelf of een ander te verdedigen, wordt de moord niet bestraft. Hierbij moet wel aangetoond worden dat de vrees gebaseerd was op redelijk bewijs, dat de verdediging proportioneel was en dat er geen assistentie van overheidsorganen of een minder radicale oplossing voorhanden was (artikel 625-9 van het Wetboek van Strafrecht). Het is niet bekend of zich gedurende de verslagperiode gevallen van bloedwraak of `eremoord' hebben voorgedaan.
Abortus
Abortus is in Iran niet toegestaan. Het parlement keurde in april 2005 een wet goed die abortus onder bepaalde omstandigheden legaliseert: abortus zal niet strafbaar zijn in gevallen waarin drie artsen en een jurist ­ gespecialiseerd in 220 Amnesty International, MDE 13/069/2005, 14 november 2005. 64

Algemeen ambtsbericht Iran | augustus 2006

gezondheidwetenschappen ­ kunnen verzekeren dat de embryo `geestelijk onvolwaardig' is of dat voortzetting van de zwangerschap de gezondheid van de moeder in gevaar zou brengen.221 De abortus moet binnen vier maanden plaatsvinden en beide ouders moeten toestemming verlenen tot het overgaan op abortus.222 De Raad van Hoeders keurde de wet echter af en stuurde deze terug naar het parlement om wijzigingen door te voeren. Als de Raad van Hoeders het daarna weer afkeurt, zal het voorgelegd moeten worden aan de Beoordelingsraad.223 Er is hierover geen nieuwe informatie. Een niet-gehuwde vrouw die een abortus laat plegen zal niet om deze reden worden beschuldigd van overspel. Volgens artikel 73 van het wetboek van Strafrecht is een zwangerschap op zichzelf onvoldoende reden om te spreken van bewezen overspel.
In Iran vinden naar verluidt relatief veel abortussen plaats, tot een zaak komt het echter pas vaak als de biologische vader een klacht indient. Strafzaken inzake het uitvoeren van een abortus worden in Iran door de openbare rechtbank behandeld. De straf op het uitvoeren van een abortus is een gevangenisstraf van zes maanden tot een jaar (artikel 623 van het Wetboek van Strafrecht). Wanneer degene die de abortus mogelijk maakt echter een arts, vroedvrouw of farmaceut is, kan een gevangenisstraf worden gegeven van twee tot vijf jaar (artikel 624). Iemand die een vrouw overhaalt een abortus te ondergaan, kan veroordeeld worden tot een gevangenisstraf van drie tot zes maanden. Een uitzondering op deze straffen is wanneer het leven van de moeder in gevaar was.
In alle gevallen dient tevens diyeh (smartengeld) betaald te worden. De diyeh wordt betaald door degene die de abortus heeft uitgevoerd of veroorzaakt, het kan hier overigens zowel om een bewuste als een onbedoelde abortus (bijvoorbeeld door een fout van de behandelende arts of vroedvrouw) gaan. In het geval dat de abortus de beslissing van de moeder van het embryo is, dient de moeder diyeh te betalen aan de vader van het embryo. Indien de vader overleden is, dient de moeder diyeh te betalen aan de ouders van de overleden vader en aan de eventuele andere kinderen van de moeder en overleden vader.
Indien de abortus onbedoeld verricht wordt, bijvoorbeeld door een fout van een dokter, dient de dokter diyeh te betalen aan de moeder en vader van het embryo. De hoogte van de diyeh hangt af van de leeftijd van het embryo. Wanneer `de ziel zich nog niet heeft geopenbaard' varieert het van 2% tot 10% van het volledige bloedgeld. Voor een abortus `nadat de ziel zich heeft geopenbaard' geldt volledig 221 Reuters, ANP, DPA, 12 april 2005.
222 AFP, IRNA, 18 juli 2004 en IRNA, 20 juli 2004. 223 AFP, 9 mei 2005.
65

Algemeen ambtsbericht Iran | augustus 2006

bloedgeld voor een mannelijke foetus en half bloedgeld voor een vrouwelijke, aldus artikel 487 van de diyeh. Het volledige bloedgeld is vastgesteld op 180 miljoen rial, dit is ongeveer 18.000 euro. De meeste geestelijken zijn van mening dat de ziel van een embryo zich openbaart na drie maanden. Anderen vinden dat dit reeds na zes weken het geval is. Er bestaat geen absolute duidelijkheid over. Er zijn geen strafwetbepalingen waaruit blijkt dat het ondergaan van een abortus strafbaar is. Er zijn ook geen gevallen bekend van vervolging of bestraffing vanwege het ondergaan van een abortus. Wanneer echter de moeder verantwoordelijk wordt geacht voor de abortus, kan van haar betaling van diyeh worden geëist. Betaling van de diyeh wordt hier gezien als schadeloosstelling, niet als straf.
Sommige juristen zijn van mening dat de eis van volledige diyeh betaling bij een abortus na vier maanden tevens impliceert dat de uitvoerder van de abortus in aanmerking kan komen voor de doodstraf, wanneer dit door de benadeelde familie geëist wordt. Dit staat echter niet als zodanig in de wet en is evenmin de geldende rechtspraktijk.
Drugsgebruik
Iran heeft een aparte wet voor drugsdelicten: de anti-narcotica en drugswet die dateert uit 1988. De wet beslaat alle handelingen met betrekking tot drugs inclusief teelt, productie, consumptie, verkoop en distributie. Vanaf de leeftijd van 16 jaar is een persoon, die in het bezit is van drugs of drugs gebruikt, teelt, importeert, exporteert, produceert, verkoopt dan wel distribueert, strafbaar. Indien de hoeveelheid drugs meer dan 50 gram is, bestaat de bestraffing uit een boete, zweepslagen en gevangenisstraf. Bij een hoeveelheid van meer dan vijf kilogram bestaat de straf uit 74 zweepslagen en levenslange gevangenisstraf. Wanneer de dader recidivist is kan de doodstraf opgelegd worden. Zaken waarbij de doodstraf opgelegd wordt, dienen te worden goedgekeurd door het hoogste rechtscollege. De rechterlijke macht betracht een zekere mate van flexibiliteit bij het bestraffen van drugsdelicten. Factoren zoals de verantwoordelijkheid voor een gezin worden in overweging genomen bij de strafbepaling. Over het algemeen zijn het alleen de drugsbaronnen, de georganiseerde drugscriminelen en gewapende drugssmokkelaars die de doodstraf daadwerkelijk opgelegd krijgen. 66

Algemeen ambtsbericht Iran | augustus 2006

3.3.6 Arrestaties en detenties
Iran is partij bij het internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten dat arbitraire arrestaties en detenties verbiedt. Artikel 32 van de Iraanse grondwet verbiedt deze eveneens. Desondanks komen arbitraire detentie, tijdelijke verdwijningen na aanhouding en detentie in geheime of niet-officiële gevangenissen voor.224
Vaak vinden dergelijke acties niet plaats door leden van de reguliere politie maar door personen in burger die vallen onder het ministerie van Informatie, onder de direct aan de Geestelijk Leider verbonden Revolutionaire Garde of onder een geheime politie gelieerd aan de rechterlijke macht. Naast het reguliere traject van het voorarrest is sprake van een parallel circuit dat zich geheel onttrekt aan de rechterlijke controle.225 De VN-werkgroep inzake arbitraire detentie die Iran in februari 2003 bezocht, bevestigde het bestaan van geheime en niet-officiële detentiecentra, onder andere de door de werkgroep zelf bezochte sector 209 van de Evin-gevangenis in Teheran.226 Er zijn betrouwbare berichten over het bestaan van een aantal andere geheime detentiecentra, die meestal onder het beheer van de Revolutionaire Garde staan. Het betreft soms woonhuizen, soms kelders van politiegebouwen en soms ­ zoals boven omschreven ­ onderdelen van reguliere gevangenissen. Human Rights Watch stelt in haar World Report 2006 dat de behandeling van gevangenen in de Evin gevangenis en in de niet-officiële detentiecentra onder de verantwoordelijkheid van onder meer de Revolutionaire Garde is verslechterd.227 In deze detentiecentra worden gevangenen vaak voor lange tijd in eenzame opsluiting gehouden en worden zij regelmatig voor lange periode verhoord door hierboven genoemde diensten. Indien een rechtszaak tegen betrokkenen aanhangig wordt gemaakt, worden deze personen vaak kort voor de aanvang van het proces naar een reguliere gevangenis overgebracht. Gebleken is dat sommige gevangenen na hun eenzame opsluiting bekentenissen afleggen of soms in het openbaar voor de televisie berouw moeten tonen van hun daden.228 224 Country Report on Human Rights Practices Iran 2005,US State Department, 8 maart 2006. Human Rights Watch heeft op 7 juni 2004 onder de titel Like the Dead in Their Coffins - Torture, Detention, and the Crushing of Dissent in Iran, een gedetailleerd rapport uitgebracht over slachtoffers van arbitraire opsluiting, illegale ondervragingen, gedwongen bekentenissen en folteringen in Iran. Het rapport bevat getuigenissen van naar het Westen gevluchte journalisten waarvan de meeste onder een schuilnaam worden opgevoerd. 225 `World Report 2005: Index', Human Rights Watch; Iran Country Report on Human Rights Practices-2004, US State Department, 28 februari 2005, pp. 4 en 5. 226 VN Commission on Human Rights, Civil and Political Rights, including the Question of Torture and Detention. Report of the Working Group on Arbitrary Detention. E/CN.4/2004/3/Add.2, 27 juni 2003, pp. 15-16. 227 World Report 2006, Human Rights Watch. 228 AFP, 11 december 2004.
67

Algemeen ambtsbericht Iran | augustus 2006

Gesteld wordt dat er in de praktijk geen maximale duur van eenzame opsluiting is.229
In het jaar 2000 werd een circulaire uitgevaardigd door het hoofd van de rechterlijke macht, waarin het familieleden werd toegestaan gevangenen te bezoeken. Volgens de VN-werkgroep inzake arbitraire detentie wordt de circulaire bij personen die wegens commune delicten zijn gedetineerd redelijk nageleefd, maar bij politieke gevangenen ­ met name diegenen die in een speciale afdeling voor eenzame opsluiting zitten ­ nauwelijks toegepast.230 Het kan voorkomen dat politieke gevangenen (naast lange gevangenisstraffen) veroordeeld worden tot interne verbanning naar onherbergzame streken van Iran.231 Ook kan het zijn dat de opgelegde gevangenisstraf moet worden uitgezeten in klimatologisch onaangename oorden als Ahwaz of Bandar Abbas. De Minab gevangenis in Bandar Abbas is berucht om zijn slechte levensomstandigheden. Ook de gevangenis van Rajai Shahr huisvest een aantal politieke gevangenen in slechte omstandigheden.
Er zou in Iran geen rechtsmiddel bestaan om de rechtmatigheid van de detentie te laten toetsen, als men gedetineerd is.232 De Iraanse wet kent wel de mogelijkheid van vrijlating op borgtocht. Deze komt in de praktijk ook regelmatig voor. De borgtocht kan soms zeer hoog zijn, waardoor deze voor veel families niet is op te brengen.233 234
Indien iemand hierbij om welke reden dan ook een meldingsplicht heeft opgelegd gekregen en hij niet aan de meldingsplicht voldoet, zal de gestorte borgtochtsom worden geïncasseerd en aan de staatskas vervallen. Verdere sancties zullen niet volgen indien de persoon daarna weer in handen van de autoriteiten komt. Ook 229 Country Report on Human Rights Practices Iran 2005, US State Department, 8 maart 2006. 230 VN Commission on Human Rights, Civil and Political Rights, including the Question of Torture and Detention. Report of the Working Group on Arbitrary Detention. E/CN.4/2004/3/Add.2, 27 juni 2003, p. 11. Het is ook één van de aanbevelingen van Human Rights Watch aan het Iraanse regime om gevangenen toe te staan familieleden te ontvangen en familieleden beter te informeren over de lokatie en het welzijn van hun in gevangenschap verblijvende familielid (zie rapport Like the Dead in Their Coffins - Torture, Detention, and the Crushing of Dissent in Iran, Human Rights Watch, June 2004, Vol. 16, No 2(E), p. 3). Zie ook Country Report on Human Rights Practices Iran 2005, US State Department, 8 maart 2006.
231 Country Report on Human Rights Practices Iran 2005, US State Department, 8 maart 2006. 232 Ibidem.
233 VN Commission on Human Rights, Civil and Political Rights, including the Question of Torture and Detention. Report of the Working Group on Arbitrary Detention. E/CN.4/2004/3/Add.2, 27 juni 2003, p. 16. 234 Het is mogelijk om in het huwelijk te treden als men op borgtocht is. Om te kunnen huwen is slechts een medisch attest vereist. Als blijkt dat iemand drugsverslaafd is, is het bijvoorbeeld niet mogelijk te trouwen.
68

Algemeen ambtsbericht Iran | augustus 2006

verlof gedurende de detentie komt voor. Bij een verlof dient eveneens een borgsom te worden gestort. Personen die niet terugkeren van verlof en later alsnog in handen van de justitie vallen, raken de betaalde borgsom kwijt en moeten de rest van hun straf uitzitten. Het komt voor dat hierbij dan in de gevangenis interne disciplinaire straffen als eenzame opsluiting voor bepaalde tijd worden opgelegd. Tot strafvervolging leidt dit echter niet. Overigens is vrijlating op borgtocht en verlof wettelijk niet mogelijk bij personen die verdacht of veroordeeld zijn wegens spionage, delicten tegen de staatsveiligheid en delicten die vallen onder de qesas.235 In de praktijk zijn echter gevallen bekend waarbij desondanks verlof werd verleend, veelal vanwege medische redenen.
Er zijn zich in Iran in totaal circa 135.000 mensen gedetineerd, verspreid over 230 gevangenissen en jeugdinstituten. Van de gedetineerden is circa 3,7 procent vrouw. Er zijn berichten dat kinderen ook worden gedetineerd in detentiecentra voor volwassenen.236 De leefomstandigheden in de niet-officiële detentiecentra en de gevangenissen waar veroordeelden zich bevinden voldoen niet aan de internationale standaarden. De leefomstandigheden in deze eerste categorie zijn volgens personen die daar kortere of langere tijd hebben doorgebracht, erbarmelijk. In deze centra ontbreekt het aan alle voorzieningen en is veelal sprake van eenzame opsluiting. De leefomstandigheden in de gevangenissen zijn ook niet goed. In juni 2005 brachten diverse mensenrechtenorganisaties een verklaring uit over de slechte behandeling van gevangengenomen dissidenten en eind 2005 ging een aantal politieke gevangenen, uit protest tegen de slechte omstandigheden in de gevangenissen, in hongerstaking, welke zij na zo'n zeven weken beëindigden.237 De gevangenissen zijn vaak overvol en de hygiënische voorzieningen zijn onvoldoende om alle gevangenen te kunnen accommoderen.238 De Iraanse NGO "Society for Defending Prisoners Rights" wees in haar jaarlijkse rapport in juni 2006 op onvoldoende en matig gediversifieerd voedsel, onvoldoende 235 Artikel 35 van het Iraanse wetboek van strafvordering bepaalt dat vrijlating op borgtocht van iemand die beschuldigd is van een `serieuze misdaad' niet mogelijk is. Het artikel geeft vervolgens de categorieën aan. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om misdaden waarop de doodstraf of levenslang staat. Verder worden concreet genoemd o.a.: moord, ontvoering en delicten tegen de staatsveiligheid. 236 Iran: New government fails to address dire human rights situation, MDE 13/010/2006, Amnesty International, 16 februari 2006. Zie ook Country Report on Human Rights Practices Iran 2005, US State Department, 8 maart 2006. 237 Iran: jailed dissidents denied medical care, gezamenlijke verklaring van Human Rights Watch, Amnesty International, International Federation for Human Rights, Reporters Without Borders en Shirin Ebadi, 15 juni 2005; RFE/RL, 19 januari 2006. 238 In de vorige verslagperiode is volgens bronnen een nieuwe richtlijn uitgevaardigd over medische behandeling van zieke gevangenen. De richtlijn is een aanscherping van het reeds bestaande artikel 99 van de Executive Bylaw of the Penitentiary Administration and Correctional Measures. Voor medisch verlof is toestemming van de rechter nodig. De praktijk leert dat willekeur hierbij een grote rol speelt en dat zogenaamde `high risk' gevangenen deze toestemming minder makkelijk verkrijgen. 69

Algemeen ambtsbericht Iran | augustus 2006

gezondheidszorg,239 Een NGO en advocatencollectief in Iran stelt dat verkrachting, ook van mannen, in gevangenissen plaatsvindt. Een groot deel van de gedetineerden zit gevangen voor aan drugs gerelateerde delicten en is zelf druggebruiker.240 In 2003 en eerder verschenen berichten dat het HIV-virus zich snel over de gevangenispopulatie verspreidt.241 3.3.7 Mishandeling en foltering
De Iraanse grondwet verbiedt elke vorm van foltering ter verkrijging van bekentenissen (artikel 38). Foltering of mishandeling voor andere doeleinden is nergens expliciet verboden. Deze weinig omvangrijke wettelijke waarborg tegen foltering en mishandeling wordt in de praktijk niet nageleefd. De Iraanse rechterlijke macht heeft dit in de verslagperiode zelfs toegegeven. Uit een in juli 2005 door de rechterlijke macht uitgegeven rapport blijkt dat in de gevangenissen mensenrechten op grote schaal worden geschonden.242 Reeds in 2002 heeft het parlement een wet aangenomen die de praktijk van foltering en mishandeling verder aan banden moet leggen. Door afkeuring van de wet door de Raad van Hoeders is deze wet nog altijd niet in werking getreden. Het wetsvoorstel zou zijn voorgelegd aan de Beoordelingsraad. Ook het wetsvoorstel voor de toetreding tot het VN-antifolterverdrag is door de Raad van Hoeders telkens weer verworpen, zodat deze toetreding nog niet plaats heeft kunnen vinden. In 2004 is wel een ander wetsvoorstel inzake afschaffing van foltering door de Raad van Hoeders goedgekeurd. Dit wetsvoorstel is gebaseerd op een circulaire van Ayatollah Shahroudi van april 2004. In die circulaire worden politie, justitie en veiligheidsagenten opgeroepen zich te onthouden van fysieke mishandeling om bekentenissen van arrestanten te verkrijgen. Ook praktijken als het blinddoeken, het vastbinden en het beledigen van gevangenen zou moeten worden voorkomen. Het is afwachten hoe de circulaire en de uiteindelijke wet in de toekomst in de praktijk zullen uitwerken en hoe deze zich verhouden met het wetsontwerp inzake verankering van artikel 38 van de grondwet. Amnesty International stelt dat marteling in Iran systematisch plaatsvindt om informatie en 239 Annual report 2006, Society for Defending Prisoners Rights, 9 juni 2006. 240 Zie onder meer Annual report 2006, Society for Defending Prisoners Rights, 9 juni 2006. 241 Iran Country Reports on Human Rights Practices 2001, US State Department; en Iran News, 17 december 2003.
242 AFP, 24 juli 2005, BBC News, 25 juli 2005. 70

Algemeen ambtsbericht Iran | augustus 2006

bekentenissen te verkrijgen.243 Human Rights Watch stelt dat rechters vaak afgedwongen bekentenissen aannemen als bewijs.244
Mishandeling en foltering tijdens detentie
Hoewel mishandeling en foltering gedurende het gehele strafrechtelijke traject voorkomen, vinden deze het meest plaats tijdens het voorarrest, en dan met name in de niet-officiële detentiecentra.
Gebruikte methodes zijn het toedienen van slaag met stokken, kabels en andere voorwerpen op de rug of voetzolen, schoppen, verstikken, het branden met sigaretten, ophanging aan de armen, onthouding van slaap, ontdoen van kleding, bedreigingen en verbale intimidatie.245 Ook wordt wel bedreigd met verkrachting.246 Er zijn berichten dat gedetineerde medische zorg wordt onthouden om hen te dwingen tot een bekentenis of mogelijk als extra straf.247 Volgens Human Rights Watch ervaren de meeste ex-gedetineerden eenzame opsluiting voor onbepaalde periode echter als de zwaarste methode van mishandeling en foltering.248 In januari 2005 ontkenden de Iraanse autoriteiten overigens het bestaan van cellen voor eenzame opsluiting. Volgens een woordvoerder van de rechterlijke macht zijn er wel `suites' voor tijdelijke eenzame opsluiting. Deze zogenaamde `suites' zouden van dezelfde faciliteiten als andere cellen zijn voorzien.249 Dergelijke opmerkingen van het Iraanse regime worden door westerse waarnemers niet serieus genomen.
Tot strafvervolging van daders van foltering of mishandeling komt het nauwelijks. Klachten inzake foltering of mishandeling worden door de autoriteiten amper onderzocht en wanneer het wel tot een onderzoek komt, worden de resultaten vaak niet bekend gemaakt.250
243 Iran: New government fails to address dire human rights situation, MDE 13/010/2006, Amnesty International, 16 februari 2006. Zie hierover bijvoorbeeld ook RFE/RL Iran Report, vol. 9. no. 4, 6 februari 2006.
244 World Report 2006, Human Right Watch. 245 Volgens Amnesty International zou het zogenoemde `white torture', langdurige eenzame opsluiting in een ruimte met witte muren, (nog) bestaan. Deze vorm van marteling laat geen zichtbare sporen achter. Bronnen in Iran sluiten gebruik hiervan niet uit, met name bij politieke gevangenen. Onduidelijk is echter in welke mate dit voor zou komen. 246 Iran: New government fails to address dire human rights situation, MDE 13/010/2006, Amnesty International, 16 februari 2006. 247 Country Report on Human Rights Practices Iran 2005, US State Department, 8 maart 2006; Amnesty International, Report 2006; Iran: New government fails to address dire human rights situation, MDE 13/010/2006, Amnesty International, 16 februari 2006. 248 Like the Dead in Their Coffins - Torture, Detention, and the Crushing of Dissent in Iran, Human Rights Watch, June 2004, Vol. 16, No 2(E), pp. 12 en 19. 249 AFP, 17 januari 2005.
250 In de zaak van de Iraans-Canadese fotografe Zahra Kazemi, die in 2003 in detentie overleed (zie hierover het algemeen ambstbericht Iran van februari 2005, paragraaf 3.3.7.) werd in juli 71

Algemeen ambtsbericht Iran | augustus 2006

Lijfstraffen
De op de sjari'a gebaseerde Iraanse wetgeving kent een aantal lijfstraffen, die door de rechter kunnen worden opgelegd bij veroordeling wegens een strafbaar feit.
Geseling is een sanctie die volgens het Iraanse Wetboek van Strafrecht staat op delicten als het bezit van alcohol en prostitutie. Volgens de Iraanse wetgeving worden mannen staand en met alleen de geslachtsdelen bedekt gegeseld, terwijl dit bij vrouwen zittend en geheel gekleed zou gebeuren. Meestal kunnen echter ook mannen hun bovenkleding aanhouden.
Buiten de wettelijke restrictie dat zweepslagen niet toegediend mogen worden op gezicht, hoofd en schaamstreek, zijn er voor zover bekend geen algemene restricties met betrekking tot de ernst van het lichamelijk letsel dat door de geseling mag worden toegebracht.
Wel is bekend dat verdachten soms een beroep doen op hun gezondheidstoestand in de hoop dat hier rekening mee wordt gehouden. Hieraan wordt echter niet altijd gehoor gegeven.
Voorts bestaat voor de rechter de mogelijkheid om de zweepslagen toe te laten brengen met de Koran onder de arm van de beul, wat een zekere verlichting van de straf inhoudt. Het is onbekend in hoeveel en welke gevallen de bestraffing op deze wijze toegepast wordt. De afranselingen vinden soms in het openbaar plaats. Een andere straf voor delicten als diefstal is het afhakken van ledematen. Tijdens de tweede ronde van de mensenrechtendialoog tussen Iran en de EU251 werd een moratorium op deze amputatie toegezegd. In de vorige verslagperiode werd echter door de media melding gemaakt van een geval van amputatie: in Ahwaz werd het linkerbeen van een man in het openbaar geamputeerd. Dit vanwege een (gewapende) beroving.252 In Teheran werd een man veroordeeld tot het afhakken van zijn hand en drie jaar gevangenisstraf, ook wegens diefstal.253

2004 de vermeende dader, inlichtingenofficier Ahmadi, vrijgesproken. Deze vrijspraak werd in november 2005 in hoger beroep gehandhaafd, maar er werd wel opdracht gegeven het onderzoek naar de toedracht van de dood te heropenen vanwege de mogelijkheid dat anderen dan Ahmadi erbij betrokken waren, CBC News, 16 november 2005. Zie ook Iran: New government fails to address dire human rights situation, MDE 13/010/2006, Amnesty International, 16 februari 2006.
251 Zie over deze dialoog paragraaf 3.2.1 van dit ambtsbericht. 252 ISNA, 27 november 2005; AFP, 29 november 2005. 253 Sharq, 1 december 2005; Iran: New government fails to address dire human rights situation, MDE 13/010/2006, Amnesty International, 16 februari 2006. 72

Algemeen ambtsbericht Iran | augustus 2006

Lijfstraffen die zijn opgelegd op grond van de ta'zirat kunnen soms worden afgekocht. Het is aan de individuele rechter om te bepalen wanneer en in welke mate dit kan.
3.3.8 Verdwijningen
Verdwijning van personen komt voor. Verdwijningen in Iran hangen nauw samen met de in paragraaf 3.3.6 besproken detenties in niet-officiële detentiecentra. Achteraf, vaak weken later, komt alsnog informatie beschikbaar over de eerder verdwenen personen.
Vaak bleken deze personen inderdaad te zijn gearresteerd en in detentie te verkeren. Meestal wordt echter niet bekend op welke locatie deze personen zich in detentie bevinden. Ook de gedetineerden zelf weten dit vaak niet. 3.3.9 Doodstraf
In het Iraanse strafrecht kan voor een groot aantal delicten de doodstraf worden opgelegd. Het betreft onder andere de delicten moord, gewapende roofoverval, straatroof, hoogverraad, verkrachting, overspel, incest, het verrichten van seksuele handelingen tussen personen van gelijke sekse, apostasie,254 spionage, deelname aan een staatsgreep en drugsdelicten.
Volgens Amnesty International werden in 2005 in Iran, ten minste 94 doodvonnissen voltrokken. 255 Ook in de verslagperiode zijn doodstraffen uitgesproken en voltrokken.256 Er is sprake van een stijging in het aantal 254 Apostasie staat niet in het Wetboek van Strafrecht, maar is vermeld in sjari'a. Zie ook 3.3.3. 255 Report 2006, Amnesty International. In 2004 waren dit er volgens Amnesty International 159, `Facts and figures on the death penalty', Amnesty International, AI Index ACT 50/006/2005, 5 april 2005 via www.amnesty.org, geraadpleegd op 13 december 2005. 256 Enkele voorbeelden: vijf mannen veroordeeld voor onder meer moord, doodslag, drugshandel, afpersing, mishandeling en `verderf zaaien op aarde' werden publiekelijk opgehangen in verschillende steden, (AFP 21 juni 2006); drie mannen veroordeeld voor ontvoering, beroving en verkrachting werden opgehangen in Kerman; twee andere mannen onder meer veroordeeld voor `het scheppen van een klimaat van terreur in de samenleving' werden opgehangen in Zehedan (allen AFP, 14 juni 2006); een Iraanse vrouw en een buitenlandse man, veroordeeld voor de moord op haar man, zouden zijn opgehangen in de provincie Khorasan Razavi (AFP 22 mei 2006); twee etnische Arabieren werden opgehangen in de stad Ahvaz in het zuidwesten van Iran, voor het uitvoeren van een bomaanslag in oktober 2005 in Ahvaz (AFP, 10 mei 2006); op 7 februari is Hojat Zamani, lid van de MKO- beweging in de Gohardasht gevangenis te Karaj opgehangen, hij was veroordeeld voor medeplichtigheid bij een bomaanslag in Teheran in 1988 (Human Rights Watch, 27 januari 2006).
73

Algemeen ambtsbericht Iran | augustus 2006

tenuitvoerleggingen van doodsvonnissen. 257 De wijze waarop de doodstraf ten uitvoer werd gebracht is (publiekelijke) ophanging. Executies door onthoofding en steniging hebben zich voor zover bekend niet voorgedaan. Het hoofd van de rechterlijke macht heeft in december 2002 alle rechters in het land aanbevelingen gestuurd, waarin hij aandringt om in plaats van steniging alternatieve straffen op te leggen. In dit kader wordt wel gesproken van een de facto moratorium op steniging. De aanbeveling lijkt echter niet door alle rechters te worden gerespecteerd. In de verslagperiode zouden ten minste drie vrouwen zijn veroordeeld tot de dood door steniging.258 Voor zover bekend zijn stenigingen sinds december 2002 niet uitgevoerd. Mensen met een vonnis tot steniging blijven gedetineerd. Voor sommigen wier vonnis niet is gemuteerd blijft alternatieve staf van ophanging in principe boven het hoofd hangen.
Doodstraf minderjarigen
In de verslagperiode en eerder is veel publiciteit geweest rondom oplegging van de doodstraf aan minderjarigen en het in enkele gevallen daadwerkelijk voltrekken van de vonnissen. Protestacties in 2004 richting de Iraanse autoriteiten leken hun vruchten af te werpen. De Iraanse gerechtelijke autoriteiten zeiden toen toe dat in de praktijk de doodstraf voor minderjarigen niet zou worden voltrokken.259 Bovendien zou een wetsontwerp aan het parlement zijn voorgelegd met de bepaling dat delicten, waar de doodstraf op staat, gepleegd door minderjarigen (jonger dan 18 jaar) niet altijd mogen leiden tot de doodstraf.260 Desondanks wordt aan minderjarigen nog steeds de doodstraf opgelegd en zouden in 2005 minstens acht jeugdige misdadigers, dat wil zeggen jonger dan 18 jaar ten tijde van het plegen van het delict, daadwerkelijk zijn geëxecuteerd.261 Hiervan waren er twee jonger dan 18 jaar ten tijde van de executie.262 Internationaal, bijvoorbeeld door de 257 Begin augustus 2006 waren ruim 80 doodvonnissen voltrokken, AFP, 7 augustus 2006; Iran: Alarming Increase in Executions, Human Rights Watch, 27 januari 2007. Zie ook antwoorden van de minister van Buitenlandse Zaken over de executie van politieke gevangenen in Iran, 18 mei 2006; Zie ook Declaration by the Presidency on behalf of the European Union on worrying human rights developments in Iran in particular the case of Abdolfattah Soltani and the ten executions in Evin prison on April 19. 258 Zie ook uit de vorige verslagperiode, Iran: death sentences of juvenile offenders and stoning sentences continue to be passed, Amnesty International press release, 20 oktober 2005. 259 Zie de brief van de minister van Buitenlandse Zaken aan de Tweede Kamer van 25 oktober 2004 inzake kamervragen over oplegging van de doodstraf in Iran, kenmerk DAM-598/04. 260 Het wetsontwerp zou momenteel ter goedkeuring voorliggen bij een commissie van het parlement. Volgens bronnen zal het nog minstens twee jaar kunnen duren voordat de wet bekrachtigd wordt.
261 Report 2006, Amnesty International. 262 Iran: end juvenile executions, Human Rights Watch, 27 juli 2005; Iran: death sentences of juvenile offenders and stoning sentences continue to be passed, Amnesty International press release, 20 oktober 2005; Reuters, 20 juli 2005; AP, 23 en 26 juli 2005. 74

Algemeen ambtsbericht Iran | augustus 2006

EU, wordt felle kritiek op deze gang van zaken geuit.263 In december 2005 riep de VN Speciale rapporteur inzake buitenwettelijke executies Iran op het doodvonnis tegen een 20-jarige Afghaan, die 16 was toen hij de misdaad pleegde, niet te voltrekken. Betrokkene werd evenwel opgehangen.264 Bekend is dat in deze verslagperiode op 11 mei 2006 in Khorramabad een 17-jarige jongen ter dood is gebracht. Op 31 mei 2006 zouden in de Evin gevangenis nog eens twee minderjarige jongens en zou op 26 juni 2006 een minderjarige ter dood zijn gebracht.
3.4 Positie van specifieke groepen
3.4.1 Dienstplichtigen/militairen
Rekrutering en oproep
In Iran worden alle mannen bij het bereiken van de leeftijd van 18 jaar in het kader van de dienstplicht opgeroepen om zich te laten keuren.265 Hiertoe dienen zij zich binnen een maand na het begin van het Iraanse kalenderjaar266 waarin zij achttien worden te melden bij de militaire autoriteiten. Via media, zoals kranten of radio en televisie, wordt gemeld dat mannen die geboren zijn in een bepaald jaar zich dan moeten melden bij het lokale bureau van dienstplicht. Voor studenten bestaat de mogelijkheid om in aanmerking te komen voor uitstel van de dienstplicht. Studenten worden geacht direct na de studie alsnog hun dienstplicht te vervullen. 267 Het is sinds 21 maart 2001 officieel niet meer mogelijk de militaire dienst af te kopen. Er zijn echter gevallen bekend van de personen buiten Iran die na die tijd nog de dienstplicht hebben kunnen afkopen. Bij het oproepbureau kan men kiezen voor het reguliere leger of de Revolutionaire Garde (Sepah-e Pasdaran). Degenen die voor het laatste kiezen worden vervolgens aan een selectie onderworpen. De selectie wordt min of meer willekeurig verricht. De laatste jaren speelt met name het opleidingsniveau een rol in het selectieproces. Ook connecties kunnen hierbij van invloed zijn. Eveneens via de media wordt gemeld wanneer men vervolgens in dienst moet treden.
263 European Union expresses concern at reports of the public execution of youths in Mashhad, Iran', EU verklaring, 26 juli 2005, geraadpleegd via www.eu2005.gov.uk op 14 december 2005.
264 `UN Rights Expert urges Iran not to execute another juvenile', www.un.org/news, 13 december 2005.
265 De Wet Algemene Militaire Dienst uit 1984 is nog van kracht. De wet is inmiddels diverse keren geamendeerd.
266 Het Iraanse kalenderjaar begint op 21 maart van de gregoriaanse kalender. 267 Dienstplichtigen met een bepaalde studieachtergrond of expertise worden naar verluidt ook wel ingezet bij staatsorganisaties om niet-militaire of deels militaire taken te vervullen. Daarnaast zouden dienstplichtigen civiele functies in het militaire bestel, bij de politie of bij paramilitaire diensten kunnen vervullen. 75

Algemeen ambtsbericht Iran | augustus 2006

Basistraining
Zowel rekruten van het reguliere leger als die van de Revolutionaire Garde volgen een basistraining. De duur van deze training beslaat een tijdvak van acht weken tot drie maanden. Bepalend voor de duur is het opleidingsniveau van de rekruut en het onderdeel waar hij wordt geplaatst. Voor de landmacht geldt bijvoorbeeld een militaire basistraining van drie maanden.
De rekruten van de Revolutionaire Garde krijgen hun militaire basistraining in aparte kazernes met eigen diensten en faciliteiten. De training bestaat onder meer uit de vakken wapenkennis, wachtlopen, exerceren, lichamelijke opvoeding, ideologie en religie.
Dienstplichtperiode
De totale duur van de dienstplicht, inclusief de basistraining, bedraagt voor dienstplichtigen van zowel het reguliere leger als de Revolutionaire Garde 21 maanden. Een uitzondering op de aangegeven duur bestaat in het geval de dienstplicht is doorgebracht op een hardship-plaatsing. Bij plaatsing bijvoorbeeld aan de grens met Afghanistan of Irak geldt een dienstplicht (inclusief basistraining) van 18 maanden. Daarnaast kunnen sommige dienstplichtigen in aanmerking komen voor een verkorting van de dienstplichtduur met twee tot drie maanden, wanneer zij daartoe een verzoek hebben ingediend met een gegronde reden (bijvoorbeeld pasgehuwden of hoofden van familie). Iran kent geen vervangende dienstplicht.
Onttrekking aan de dienstplicht
Gewetensbezwaren worden niet erkend in de Iraanse wetgeving. Straffen voor het niet tijdig melden van dienstplichtigen bij de militaire autoriteiten staan vermeld in het Iraanse Militaire Wetboek van Strafrecht dat eind januari 2004 in werking is getreden. De straffen zijn in oorlogs- en vredestijd verschillend. In vredestijd kan een gevangenisstraf van drie maanden tot een jaar opgelegd worden of extra diensttijd van drie maanden tot een jaar. In oorlogstijd geldt een gevangenisstraf van een jaar tot vijf. Veroordeling bij verstek is niet mogelijk.268 Wanneer de dienstplichtige zichzelf na verloop van tijd meldt, varieert de straf in oorlogstijd van drie maanden tot twee jaar en in vredestijd van verlenging van de diensttijd tot gevangenisstraf van twee tot zes maanden.269 Voor de wet van 2004 gold dat indien een persoon zich op een later moment alsnog meldde, in de praktijk echter geen straf opgelegd werd. Wel werd bij personen die zich niet tijdig meldden na hun afzwaaien het bewijs dat zij de militaire dienst vervuld hadden later afgegeven dan normaal. Dit zorgde ervoor dat de desbetreffende personen tot dat moment 268 Zie de artikelen 59 en 63 van het Iraanse Militaire Wetboek van Strafrecht. 269 Zie het artikel 60 van het Iraanse Militaire Wetboek van Strafrecht. De strafmaat is afhankelijk van recidive en de termijn waarbinnen betrokkene zichzelf meldt, dat wil zeggen voor of na zestig dagen vanaf de eerste dag van desertie. 76

Algemeen ambtsbericht Iran | augustus 2006

geen paspoort of rijbewijs kunnen verkrijgen. Of dit nog praktijk is onder de in 2004 in werking getreden wet is niet bekend.
Mannen die geboren zijn in het jaar 1354 of eerder, dat wil zeggen, vóór 21 maart 1976, en die zich reeds langer dan tien jaar aan de dienstplicht hebben onttrokken, kunnen amnestie verkrijgen en zonder de dienstplicht daadwerkelijk te vervullen een afzwaaikaart verkrijgen, waardoor de hindernis voor het verkrijgen van een paspoort of rijbewijs wordt weggenomen. Volgens een hoge militair die verantwoordelijk is voor de dienstplicht zou het gaan om een groep van bijna 500.000 personen.270 Deze amnestie is in de praktijk daadwerkelijk toegepast. Er zijn diverse gevallen bekend van personen die inderdaad hun afzwaaikaart zonder enige moeite hebben kunnen verkrijgen.
Documenten
Zodra een man wordt opgeroepen voor de militaire dienstplicht krijgt hij een boekje, genaamd `Boekje voor militaire gereedheid' (Daftarche Amadeh be khedmat). Dit boekje duidt aan dat hij klaar is voor het uitvoeren van dienstplicht en is enkele maanden geldig. Wanneer hij in dienst komen moet hij het hiervoor genoemde boekje inleveren en krijgt hij een kaart, die in het Perzisch `Cart-e khadmat-e nezam' heet. Op deze kaart staat het regiment waarbij betrokkene is ingedeeld. Deze kaart dient te allen tijde te worden meegedragen. Tijdens de uitvoering van de dienstplicht worden geen speciale documenten verschaft, met uitzondering van een verlofkaart. Een militair of actieve dienstplichtige heeft geen paspoort in zijn bezit, maar behoudt wel zijn geboorteboekje, de nationale identiteitskaart en eventueel zijn rijbewijs.
Na het afronden van de dienstplicht ontvangen alle dienstplichtigen van de Revolutionaire Garde en het reguliere leger een afzwaaikaart (cart-e paayaan khedmat).271 Op een dergelijke afzwaaikaart staat het militaire registratienummer van de dienstplichtige vermeld. Iraanse mannen zijn niet verplicht de afzwaaikaart bij zich te dragen. In Iran kan een man pas een rijbewijs of paspoort verkrijgen na afronding van de militaire dienstplicht en na ontvangst van de afzwaaikaart. Hierop zijn echter uitzonderingen mogelijk. Zo is het wel mogelijk een rijbewijs te verkrijgen in geval van uitstel van militaire dienst, bijvoorbeeld vanwege studie. Ook iemand die onder de amnestiebepaling valt (zie hiervoor) kan een rijbewijs halen. En het komt ook voor dat iemand tijdens diensttijd zijn rijbewijs al verkijgt. De precieze voorwaarden en omstandigheden zijn niet helemaal duidelijk, maar betrokkenen moeten in ieder geval een officieel schrijven kunnen overleggen, zoals het bewijs van uitstel of vrijstelling of een brief van het Military Service 270 Peyvand, 13 september 2003.
271 Hoewel het geen officieel identificatiebewijs is, is het mogelijk dat het tonen van een militaire afzwaaikaart, die klein van stuk is, wordt geaccepteerd. Het zelfde geldt overigens voor het rijbewijs.

---

Algemeen ambtsbericht Iran | augustus 2006

Office. De mogelijkheid bestond al in 2003. Of het ook eerder mogelijk was is niet bekend.
3.4.2 Leden van specifieke oppositiebewegingen
Duidelijk zichtbare politieke activiteiten gericht op omverwerping van het onder de Geestelijk Leider ressorterende islamitische staatssysteem kunnen in Iran strafvervolging opleveren. Vervolging vindt plaats op grond van de artikelen 183- 196 van het Wetboek van Strafrecht, die mohareb `strijd tegen God' en mofzed fi'l arz `verderf zaaien op aarde' strafbaar stellen en de artikelen 498-512 van het Wetboek van Strafrecht welke betrekking hebben op misdaden die de staatsveiligheid in gevaar zouden brengen. Zowel leden van gewapende oppositiegroeperingen als personen die deze organisaties ondersteunen, kunnen onder deze artikelen vallen. De straffen die volgens artikel 190 van het Wetboek van Strafrecht op deze delicten staan, zijn gevangenisstraf, lijfstraffen of in het zwaarste geval de doodstraf.
Mujaheddin-e Khalq Organization (MKO)
De Iraanse autoriteiten zijn zeer gevoelig voor de activiteiten van de illegale politieke beweging MKO, die nog altijd als de staatsvijand wordt beschouwd en begin mei 2002 op de EU-lijst van terroristische organisaties is geplaatst. In de verslagperiode hebben voor zover bekend geen aanslagen van de MKO in Iran plaatsgevonden.
MKO-leden die terreuraanslagen op hun geweten hebben, kunnen de doodstraf krijgen. Actieve MKO-leden die geen aanslagen hebben gepleegd, krijgen vaak lange gevangenisstraffen opgelegd of worden scherp verhoord, waarna zij uiteindelijk weer worden vrijgelaten. Dit laatste houdt niet zonder meer in dat zij verder met rust worden gelaten. Vaak blijven hun gangen gevolgd worden en kan men Iran niet meer uitreizen.
Het in bezit hebben van MKO-materiaal zal zeker reden zijn een persoon nader te verhoren, wat kan resulteren in een langdurig voorarrest. Vervolgens kan celstraf worden opgelegd. Vooral wanneer tijdens het voorarrest is gebleken dat betrokkene actief lid of sympathisant van de MKO is (geweest), kan de detentie jaren duren. Als men bovendien wordt verdacht van betrokkenheid bij aanslagen, zijn gevangenisstraffen van tien jaar of langer geen uitzondering. De MKO-propaganda is binnen Iran breed bekend, doch blijkt nauwelijks aan te spreken. De Iraanse autoriteiten kennen de slechte reputatie van de MKO bij de bevolking, die voortkomt uit het feit dat de MKO in de Iran-Irak oorlog de kant 78

Algemeen ambtsbericht Iran | augustus 2006

van Irak koos. Gedurende het bewind van Saddam Hoessein heeft de MKO Irak als uitvalsbasis gehad.
In mei 2003 hebben de coalitietroepen de MKO in Irak ontwapend.272 In december 2003 maakte de Iraakse regeringsraad bekend dat de daar aanwezige MKO-leden het land dienden te verlaten. Eind maart 2003 had de Iraanse minister van Informatie al aangekondigd dat MKO-leden die wilden terugkeren vanuit Irak op amnestie konden rekenen, indien zij zich niet hadden schuldig gemaakt aan moorden of aanslagen.273 Een Iraanse NGO heeft een project opgezet, waarbij familieleden vanuit Iran naar MKO-leden in Noord-Irak gaan om hen te overtuigen terug te komen naar Iran.274 In 2003 waren zo'n 100 MKO-leden uit Irak naar Iran teruggekeerd en hadden amnestie ontvangen.275 In een in december 2004 door de overheid geregisseerde ceremonie werden 28 MKO-ers na jarenlange afwezigheid herenigd met hun familie in het bijzijn van de media. De Iraanse autoriteiten wilden met deze ceremonie klaarblijkelijk duidelijk maken dat berouwvolle MKO-leden probleemloos terug kunnen keren naar Iran en met open armen worden ontvangen. In februari en maart 2005 volgden nog eens zo'n 230 MKO-ers.276 Het valt echter volgens sommige bronnen te betwijfelen of hogere functionarissen van de MKO op een even warm onthaal kunnen rekenen als zij hun moederland weer betreden.277 Een groot aantal MKO-leden is vanuit Irak naar Jordanië of Europa gevlucht, maar enige duizenden zouden zich nog in kamp `Ashraf' in Irak en in een aantal andere kampen ophouden. In juli 2004 verschenen berichten dat de meeste van hen een `beschermde' status zouden hebben gekregen van de coalitiegroepen. In mei 2005 verscheen een rapport van Human Rights Watch waarin de MKO wordt beschuldigd van het mishandelen van dissidente leden.278
Koerdische Democratische Partij van Iran (KDPi) en Komala (Komeleh) De Koerdische Democratische Partij van Iran (KDPi) en de Komala (Komeleh) zijn verboden partijen, die van buiten Iran worden gecoördineerd. De Iraanse autoriteiten treden hard op tegen deze partijen. In september 2005 is een lid van de Komala geëxecuteerd wegens zijn `strijd tegen God' (mohareb).279 Bekend is dat 272 AFP, 17 mei 2003.
273 O.a. Iraanse staatstelevisie IRIB en AFP, 27 maart 2003. 274 Iran News, 7 april 2003.
275 Zie het algemeen ambtsbericht Iran van april 2004, paragraaf 3.4.2. 276 AFP, 9 maart 2005. Deze groep zou zijn teruggekeerd met hulp van het Internationale Rode Kruis (ICRC). Circa 100 ex-MKO-ers zouden in 2005 zijn teruggekeerd zonder hulp van het ICRC. In de verslagperiode zouden circa acht ex-MKO-ers zijn teruggekeerd naar Iran. 277 In het AFP bericht van 9 maart 2005 wordt weergegeven dat een Iraanse functionaris had gemeld dat de amnestieregeling wordt toegepast op de lagere kaderleden. 278 Iran: exiled armed group abuses dissident members, Human Rights Watch, 19 mei 2005. 279 Amnesty International, MDE 13/050/2005, 7 september 2005. 79

Algemeen ambtsbericht Iran | augustus 2006

een aantal Koerden is veroordeeld voor het lidmaatschap van deze partijen. Het is niet bekend of de personen daadwerkelijk lid van deze partijen waren. 280 Party for a Free Life in Iranian Kurdistan (Pejak) In de vorige verslagperiode verscheen het bericht over een nieuwe, kleine en gewapende Iraans-Koerdische groepering: Pejak. De aanhang wordt geschat op 500 man die zich in de bergachtige grensgebieden van Iran, Turkije en Irak ophouden. De Pejak zou een onderdeel zijn van de Turkse PKK. Over de exacte identiteit van de groep en de doeleinden is echter weinig bekend.281 Monarchisten en communisten
Monarchistische en communistische bewegingen zoals Derafsh-e Kaviani, Tudeh en Fedayeen Aghaliyat zijn zeer klein van omvang en hebben de laatste jaren geen zichtbare activiteiten verricht. Het betreft hooguit enkele individuen die weinig organisatorische samenhang vertonen. Personen met een dergelijke sympathie worden derhalve niet in dezelfde mate als een bedreiging gezien als de MKO. De Iraanse autoriteiten richten hun aandacht vooral op sterke groeperingen en bewegingen.
Er zijn overigens geen aanwijzingen dat de Iraanse autoriteiten personen vervolgen louter vanwege het feit dat zij ten tijde van het regime van de Shah lagere of middenkaderfuncties bij de overheid hebben gehad. 3.4.3 Etnische groepen
Iran is een lappendeken van etnische minderheden. De Perzisch sprekende Perzen maken minder dan de helft van de bevolking uit. De verschillende etnische minderheden zoeken allen wegen om hun identiteit te kunnen beleven. Er zijn in Iran nauwelijks bewegingen van enige betekenis die afscheiding nastreven uit het staatsverband van de Islamitische Republiek. Volgens de Iraanse autoriteiten wordt niet gediscrimineerd op basis van ras. De etnische minderheden zelf ervaren dit anders.282 Volgens de VN Speciale Rapporteur inzake adequate huisvesting worden etnische en religieuze minderheden op het terrein van huisvesting achtergesteld.283 Amnesty International brengt naar voren dat minderheden worden onderworpen aan discriminatoire wetgeving en praktijk.284 280 Zie ook 3.4.3. inzake Koerden. 281 `Armed Kurds fomenting unrest in Iran pose security threat to Tehran', Financial Times, 29 augustus 2005.
282 Onder meer Country Report on Human Rights Practices Iran 2005, US State Department, 8 maart 2006. Zie ook World Report 2006, Human Rights Watch. 283 Informatie ontleend aan het verslag van de VN Speciale Rapporteur inzake adequate huisvesting. Hij bracht van 19 tot 31 juli 2005 een bezoek aan Iran. `UN expert on housing 80

Algemeen ambtsbericht Iran | augustus 2006

Arabieren
In de provincie Khuzestan, of Ahwaz in het Arabisch, in het zuidwesten van Iran, leven Arabieren. Zij worden ook wel Ahwazi genoemd en maken tussen de drie en acht procent van de Iraanse bevolking uit. Zij bewonen de streek met de grootste oliereserves. Dit gegeven is bij sommigen van hen van invloed op het verlangen naar een eigen staat. Het Iraanse regime was bekend met deze aspiraties en probeerde tot op zekere hoogte de bevolking in deze streek te paaien met positieve maatregelen. Onder de bevolking blijft echter het gevoel bestaan dat zij op sociaal en economisch gebied door de regering in Teheran achtergesteld worden. Er zijn berichten dat onderwijs in het Arabisch niet is toegestaan, ook daar waar de meerderheid van de mensen Arabisch is. Naar verluidt is er in verschillende Arabische dorpen weinig tot geen toegang tot elektriciteit en wordt het stromend water met enige regelmaat afgesloten. Ook zou land zijn onteigend en zouden in de loop der jaren Ahwazi zijn gehervestigd in de provincie Khorrassan in het noordoosten van Iran terwijl Iraniërs uit andere provincies zijn gehervestigd in Khuzestan.285 Er zou tevens sprake zijn van sippenhaft tegen Arabieren in Iran.286 287
In de vorige verslagperiode is de Iraanse politie vanaf april 2005 diverse malen slaags geraakt met etnische Arabieren in de provincie Khuzestan. Hierbij viel een aantal doden en werden veel mensen gearresteerd. Met de onrust lijkt protest tegen de sociaal economische achterstelling en de wens naar een bepaalde mate van autonomie meer geuit te worden. Ook plannen van de overheid om de etnische samenstelling van de provincie te wijzigen, zouden de aanleiding voor de onrust zijn.288 In april en oktober 2005 en januari 2006 vonden bomaanslagen plaats in de hoofdstad Ahwaz. In deze verslagperiode zijn twee mannen, veroordeeld voor betrokkenheid bij de bomaanslag in oktober 2005, opgehangen.289 Eind juni 2006 melde Human Rights Watch en Amnesty International de ter dood veroordeling van circa tien Iraniërs van Arabische origine voor samenzwering tegen de staat. De

rights concludes visit', United Nations Press Release, 8 augustus 2005, geraadpleegd via www.unhchr.ch op 28 november 2005. 284 Report 2006, Amnesty International: Iran: New government fails to address dire human rights situation, Amnesty International, MDE 13/010/2006, 16 februari 2006. 285 Iran: the case of the Ahwazi Arabs, Amnesty International MDE 13/060/2006, 17 mei 2006. 286 Zie hierover 3.3.5.; Iran Defending Minority Rights: The Ahwazi Arabs, Amnesty International, MDE/13/056/2006, 17 mei 2006; Amnesty International MDE 13/034/2006, 4 april 2006.
287 Zie ook het algemeen ambtsbericht Syrië van augustus 2006 over de positie van Ahwazi die naar Syrië zijn gevlucht, althans in Syrië verblijven. Tijdens de verslagperiode zijn enkele Ahwazi door Syrië uitgeleverd aan Iran. De voorzitter van de Ahwaz Liberation Organization, Al Mansouri, die tevens de Nederlandse nationaliteit heeft, en in Syrië was opgepakt, is op 16 mei 2006 door Syrië aan Iran uitgeleverd. 288 ANP/AFP, 16 april 2005; Reuters, 27 juli 2005; Iran: reports of ethnic violence suppressed, Human Rights Watch, 10 mei 2005.
289 Amnesty International, MDE 24/037/2006, 15 mei 2006. 81

Algemeen ambtsbericht Iran | augustus 2006

processen zouden achter gesloten deuren hebben plaatsgevonden voor een revolutionaire rechtbank. De advocaten zouden geen contact met hun cliënten hebben gehad.290
Azeri
De Turks sprekende Azeri's zijn in aantal de tweede etnische groep in Iran. Ook in Teheran wonen erg veel Azeri's. Geestelijk Leider Khamenei is zelf Azeri. Zij zijn voor het overgrote deel sji'iet en voegen zich naadloos in de Islamitische Republiek. Niettemin bestaat naar verluidt een gevoel van achterstelling ten opzichte van de Perzische bevolking.291 Er is een beweging die opkomt voor de culturele rechten van de Azeri's. Er is een radiozender en er zijn Azeri-kranten. In Iran is er van een afscheidingsbeweging geen sprake. Vanuit Bakoe wordt vaak geageerd tegen Iran en wordt het voorgesteld als zouden veel Azeri's zelfstandigheid of aansluiting bij Azerbeidjan verwelkomen. Vanuit Iran kan dit allerminst worden bevestigd.
In mei 2006 vonden massale demonstraties plaats uit protest tegen een spotprent over Azeri's in de krant `Iran' en braken her en der onlusten uit.292 Hierbij zouden ook doden gevallen zijn.293
Baluchi
Met de Arabieren behoren de aan de Pakistaanse grens wonende Baluchi tot het armste deel van de bevolking. De provincie Baluchistan staat bekend als belangrijk transportgebied van drugssmokkel van Pakistan en Afghanistan naar West-Europa en elders. Iraanse veiligheidsdiensten zijn als bestrijders van de drugssmokkel bijzonder sterk vertegenwoordigd in de regio. Regelmatig verschijnen in de Iraanse pers berichten over gewapend treffen tussen drugsbendes en Iraanse veiligheidstroepen, waarbij aan beide zijden slachtoffers vallen.294 290 Iran: Retry Etnic Arabs Condemned to Death, Human Rights Watch, 26 juni 2006. Zie ook 11 Iranian Arab men facing death sentences, Amnesty International: MDE13/072/2006, 23 juni 2006; Amnesty International: MDE10/051/2006, 17 mei 2006; Brief van de Society for Defending Prisoner's Rights aan Ayatolla Hashemi Shahroudi, het hoofd van de rechterlijke macht in Iran, 17 juni 2006. Zie ook Amnesty International: MDE13/072/2006, 29 juni 2006. 291 Azeri's zouden etnische en linguïstische discriminatie ervaren, te meer daar onderwijs in het Azeri-Turks niet is toegestaan, US Country Report on Human Rights Practices Iran 2005, 8 maart 2006.
292 AFP, 29 mei 2006; Reuters 24 mei, 22 mei 2006. 293 New York Times, 29 mei 2006; AFP, 28 mei 2006; BBC News 28 mei 2006. Zie ook Amnesty International, MDE13/074/2006, 29 juni 2006. 294 In maart 2006 zouden nabij Zabol in de provincie Sistan va Baluchestan ruim 20 Iraanse overheidsfunctionarissen zijn gedood, circa zes verwond en rond de tien mensen ontvoerd, bij een aanval op een konvooi van de gouverneur van Zahedan. Onder meer RFE/RL Iran Report, vol. 9, nr. 11, 29 maart 2006. 82

Algemeen ambtsbericht Iran | augustus 2006

Koerden
Veel aandacht van de autoriteiten in Teheran gaat uit naar de Koerden in het noordwesten. In het verleden is er sprake geweest van vervolging van separatistische Koerden.
De Iraanse strijdkrachten bewapenen burgers in het noordwesten van Iran om zo een civiel defensieapparaat op te zetten. De gevolgen van de militaire acties in Iraans-Koerdisch gebied en de bewapening van civiele milities hebben veel Iraanse Koerden doen vluchten.295
Evenals in de provincie Khuzestan braken in het Koerdische noordwesten van Iran met name in juni, juli en augustus 2005 diverse rellen uit. De onrust zou een uiting zijn van de frustratie die onder de Koerden leeft over de miskenning door de Iraanse autoriteiten van hun rechten. Koerden klagen al langere tijd over de sociaal-economische discriminatie die zij ondervinden, over onvoldoende mogelijkheden voor politieke representatie en eisen meer ruimte voor Koerdische culturele behoeften. Andere bronnen beweerden dat demonstranten meer autonomie voor de Koerdische regio eisten. De Iraanse (staats)media weet de onrustige situatie aan `criminele elementen' en het Iraanse ministerie van Buitenlandse Zaken ten slotte beschuldigde de VS en het VK van het aanwakkeren van de etnische onrust onder de Koerdische (en Arabische) minderheden. Een en ander kon echter niet geverifieerd worden. Waarnemers werd de toegang tot de regio ontzegd.296
De autoriteiten traden hard op tegen de Koerdische rellen in de zomer van 2005.297 Er zouden tijdens de rellen zo'n 17 doden gevallen zijn en honderden gewonden. Tevens zouden zeker 1200 demonstranten gearresteerd zijn. Volgens onverifieerbare bronnen zouden nog zo'n 60 personen gevangen worden gehouden298 Tijdens de rellen werden diverse dag- en weekbladen verboden en journalisten gearresteerd. Verder zouden call centres de opdracht hebben gekregen telefoongesprekken te monitoren en de namen van degenen die internationale gesprekken voerden, te melden.299
Drie Koerdische mensenrechtenactivisten zouden 21 december 2005 aangeklaagd zijn voor hun rol in de onlusten. Ze werden beschuldigd van handelingen `tegen de nationale veiligheid', `collaboratie met de Koerdische verzetsbeweging', `het 295 Vergelijk `Iranian Kurd refugees ­ different destinies and destinations', www.unhcr.ch, 26 november 2004 en RFE/RL newsletter, 1 december 2004. 296 BBC News, 26 juli 2005.
297 Zie ook, Report 2006, Amnesty International; Iran: New government fails to address dire human rights situation, Amnesty International, MDE 13/010/2006, 16 februari 2006. 298 Hierover is geen nadere informatie bekend. 299 Iran: security forces kill Kurdish protestors, Human Rights Watch, 11 augustus 2005. 83

Algemeen ambtsbericht Iran | augustus 2006

organiseren van onrust' en `het ophitsen van de publieke opinie'. De zitting vond achter gesloten deuren plaats. Een aantal Koerdische activisten, gearresteerd naar aanleiding van diverse onlusten in de Iraans-Koerdische gebieden, is in deze verslagperiode tot 30 jaar gevangenisstraf veroordeeld in de Minab gevangenis Bandar Abbas.300
3.4.4 Homoseksuelen
In deze paragraaf zal nader worden ingegaan op diverse aspecten betreffende de positie van homoseksuelen in Iran zoals sociaal en familieleven, werk, discriminatie en/of gewelddadigheden tegen homoseksuelen, dienstplicht, en op enkele strafzaken waarbij homoseksualiteit een rol zou hebben gespeeld. Maatschappelijke positie
Homoseksualiteit in het openbare leven is een taboe, zoals in veel islamitische landen. Homoseksuele mannen en vrouwen kunnen niet vrijelijk voor hun geaardheid uitkomen.301 302
Indien bekend is dat een persoon homoseksueel is, is het mogelijk dat deze gediscrimineerd wordt. Er zijn geen aanwijzingen dat geïnstitutionaliseerde discriminatie, bijvoorbeeld op de arbeidsmarkt, plaatsvindt; men wordt bij het accepteren van werk niet gevraagd naar seksuele oriëntatie, zoals men bij het accepteren van werk bij de overheid wel kan worden gevraagd zijn geloofsovertuiging aan te geven.
Verschillende bronnen in Nederland en in Iran stellen dat homoseksualiteit kan leiden tot ernstige problemen in de sociale omgeving, met name binnen de familie en de directe vriendenkring.303 Openlijke homoseksualiteit wordt zelden geaccepteerd. De Nederlandse homobelangenorganisatie COC stelt dat een homoseksueel persoon in Iran problemen kan ondervinden als hij zijn seksuele 300 Zie over de detentieomstandigheden 3.3.6. 301 Antwoorden van de minister van Buitenlandse Zaken op vragen van over de positie van homoseksuelen in Iran, 27 april 2006. Dit stelt ook COC Nederland in een gesprek tijdens de verslagperiode.
302 Verschillende bronnen, waaronder COC Nederland, wijzen op een verschil tussen seksuele handelingen zoals die ook in Iran tussen jongens op jeugdige leeftijd plaatsvinden en homoseksualiteit, waarbij sprake is van een affectieve preferentie van een persoon voor mensen van het gelijke geslacht. 303 Human Rights Watch gaf tijdens de verslagperiode aan indicaties te hebben dat door de sociale repressie van (toegeschreven) lesbiennes, zij slachtoffer kunnen worden van een gedwongen huwelijk, huiselijk geweld en verplichte therapieën om deze `abnormale situatie' te verhelpen. Zie ook gesprek met de woordvoerder van de PGLO tijdens de verslagperiode en onder meer de Volkskrant, 29 april 2006; Algemeen Dagblad, 4 maart 2006. 84

Algemeen ambtsbericht Iran | augustus 2006

geaardheid niet geheim kan houden, zoals verstoting door de familie, verlies van woonruimte en meerdere keren aangeklaagd worden voor kleine delicten. 304 Genoemde problemen zouden meer voorkomen in de armere wijken van Teheran, in kleine steden en op het platteland.305 Het komt in grote steden wel voor dat homoseksuelen samenwonen.
Er zijn parken, websites en digitale nieuwsbrieven waar homoseksuelen met elkaar in contact komen.306 Onder meer Human Rights Watch (HRW) en de woordvoerder in Nederland van de Persian Gay and Lesbian Organisation (PGLO) hebben aangegeven over informatie te beschikken dat de politie meekijkt op internet chatboxes alsmede dat de politie invallen doet op plaatsen waarvan wordt vermoed dat homoseksuelen er elkaar regelmatig ontmoeten.307 Daarbij heeft HRW aangegeven over informatie te beschikken dat de politie telefoons van homoseksuelen aftapt en hun gangen nagaat.308 De praktijk van afluisteren vindt overigens ook bij andere groepen plaats.
Juridische aspecten (zie ook 3.3.5.)
Homoseksualiteit op zich is in Iran niet strafbaar. Seksuele handelingen tussen mensen van het zelfde geslacht zijn wel strafbaar en kunnen volgens de wet worden bestraft met de doodstraf. Er zijn echter geen gevallen bekend waarbij personen louter en alleen ter dood zijn gebracht op basis van een veroordeling vanwege homoseksuele handelingen.309 Verschillende bronnen in Iran zijn van mening dat er geen aanwijzingen zijn dat er sprake is van een actief opsporings- of vervolgingsbeleid gericht tegen homoseksuelen.310
HRW stelde tijdens de verslagperiode echter aan te nemen dat er sprake is van een systematische vervolging van homoseksuelen in Iran. Verder gaf HRW aan over informatie te beschikken dat het voorkomt dat de politie met enige willekeur 304 Gesprek met COC Nederland tijdens de verslagperiode. 305 Zie ook NRC Handelsblad, 16 maart 2006. 306 De Volkskrant, 29 april 2006; Iran Country Report, UK Immigration and Nationality Directorate Home Office, (6.179 t/m 6.188), april 2005; `Iran accepteert `foutjes' van God', NRC Handelsblad, 22 augustus 2005. Dit wordt ook bevestigd door COC Nederland in een gesprek tijdens de verslagperiode.
307 De Volkskrant, 29 juni 2006. Trouw beschrijft dat er kans is dat de politie bij `homofeestjes' binnenvalt, Trouw, 10 maart 2006; NRC Handelsblad beschrijft echter dat de politie ook bij andere feestjes binnenvalt; NRC Handelsblad, 16 maart 2006. 308 Gesprek met Human Rights Watch tijdens de verslagperiode. Zie ook gesprek met de woordvoerder van de PGLO tijdens de verslagperiode. 309 Zie ook de antwoorden van de minister van Buitenlandse Zaken op vragen van over de positie van homoseksuelen in Iran, 27 april 2006. 310 Zie ook Country Report on Human Rights Practices Iran 2005, US State Department, 8 maart 2006.
85

Algemeen ambtsbericht Iran | augustus 2006

mensen, van wie wordt vermoed dat zij homoseksueel zijn of homoseksuele handelingen hebben verricht, zou aanhouden, en dat marteling zou plaatsvinden in detentie, vaak om een bekentenis af te dwingen. Daar het onderzoek van HRW nog niet is gepubliceerd en alleen de conclusies door HRW bekend zijn gesteld, is het niet mogelijk na te gaan of de informatie uit andere bronnen kan worden bevestigd. 311 Bronnen in juridische kringen in Iran gaven aan geen gevallen te kennen waarbij een bekentenis van het plegen van seksuele handelingen is afgedwongen in detentie.
Waarnemers in Iran stelden dat de laatste jaren de beschuldiging van sodomie op zichzelf nooit de primaire aanklacht is geweest voor een doodstrafvonnis in Iran.312 Als in een doodstrafvonnis, naast bijvoorbeeld verkrachting of moord tevens de beschuldiging van sodomie voorkomt,313 houdt dit verband met de verkrachting. Er zijn geen aanwijzingen dat de rechterlijke macht (toegeschreven) homoseksuele geaardheid meeweegt in de strafmaat bij veroordeling voor een commuun delict, maar het is niet met zekerheid te zeggen of en in hoeverre (toegeschreven) homoseksuele geaardheid in individuele gevallen in de praktijk als strafverzwarende factor weegt.
Tijdens de verslagperiode zijn in de Nederlandse media berichten verschenen dat in Iran mannen zijn gestraft voor het plegen van seksuele handelingen met iemand van het gelijke geslacht.314 Een bron in Iran meldde te hebben vernomen dat een homoseksueel paar, na te zijn betrapt op het hebben van sex in een auto, een boete kreeg opgelegd.
311 Human Rights Watch spreekt hier van de verzamelnaam `LGBT people', `lesbian, gay, bisexual and transgender people'. Human Rights Watch gaf tijdens de verslagperiode aan te verwachten het rapport in oktober 2006 te kunnen publiceren. Dit rapport is volgens Human Rights Watch opgesteld op basis van een onderzoek dat zij in de zeven maanden voorafgaand aan de afronding van dit algemeen ambtsbericht uitvoerde. Gesprek met Human Rights Watch tijdens verslagperiode. Zie over de detentieomstandigheden 3.3.6. en over marteling en foltering 3.3.7.
312 COC Nederland geeft hierbij aan sterk te twijfelen of verschillende vonnissen de feiten conform de waarheid weergeven. Gesprek met COC Nederland tijdens de verslagperiode. 313 Zie over het Iraanse wetboek van Strafrecht en de rechtgang in Iran ook 3.3.5., over mishandeling en foltering 3.3.7. en over de doodstraf ook 3.3.9. 314 Zie ook de Volkskrant 29 april 2006; Trouw, 10 maart 2006; de Groene Amsterdammer, 10 maart 2006; Algemeen Dagblad, 4 maart 2006. Er hebben zich volgens UNHCR, die in Turkije asielverzoeken beoordeelt, meerdere personen met de Iraanse nationaliteit in Turkije gemeld, die claimen te zijn gevlucht vanwege hun homoseksualiteit. Vijf van hen hebben van UNHCR een vluchtelingenstatus gekregen. In één geval zou van lijfstraffen sprake zijn, antwoorden van de minister van Buitenlandse Zaken op Kamervragen over de positie van homoseksuelen in Iran, 27 april 2006. 86

Algemeen ambtsbericht Iran | augustus 2006

COC Nederland is van mening dat homoseksuelen het slachtoffer worden van fictieve ten laste leggingen, zoals ontvoering en verkrachting. 315 Bronnen in Iran, waaronder advocate, mensenrechtenactiviste en Nobelprijswinnares Shirin Ebadi, herkennen zich niet in de uitspraak dat er gefalsificeerde aanklachten tegen homoseksuelen zouden zijn ingediend, om op die manier mensen voor hun homoseksualiteit te kunnen straffen.316
HRW is van mening dat de wetgeving die seksuele handelingen tussen mensen van gelijk geslacht strafbaar stelt, tot gevolg heeft dat geweld tegen homoseksuelen gerechtvaardigd is.317 Homoseksuelen kunnen incidenteel slachtoffer worden van geweld, maar er lijken geen gerichte acties tegen homoseksuelen te worden georganiseerd.
Als door de overheid aangewezen artsen op basis van een uitgebreid onderzoek verklaren dat een man homoseksueel is, wordt hij vrijgesteld van het vervullen van de dienstplicht. Een probleem voor veel homoseksuelen in deze procedure is de vereiste toestemming van de ouders van betrokkene, waardoor ouders de seksuele geaardheid van hun zoon te weten komen, en de facto aan de onderzoeksarts aangeven dat zij het weten.318
De executies in Mashhad in 2005
Op 19 juli 2005 werden twee personen ter dood gebracht te Mashhad. Diverse homobewegingen in het westen, aangevoerd door de Britse homorechtengroep Outrage! en de in Washington gevestigde Human Rights Campaign, stelden dat de twee personen waren geëxecuteerd vanwege hun seksuele geaardheid.319 De International Gay & Lesbian Human Rights Commission (IGLHRC) stelde destijds daarentegen onder meer dat er geen overtuigend bewijs was dat de twee jongemannen ter dood waren veroordeeld vanwege vrijwillige seks tussen mannen.320 Wel ontwaart de organisatie een patroon dat jonge mannen als koppels 315 Gesprek met COC Nederland tijdens de verslagperiode. Amnesty International schrijft: "de bewijslast met betrekking tot homoseksuele handelingen is hoog. Om die reden valt het niet uit te sluiten dat criminele handelingen ten laste worden gelegd." Brief van Amnesty International aan de IND, aanmeldcentrum Ter Apel, d.d. 9 maart 2006. 316 Bronnen in Iran stellen dat fictieve delicten weliswaar voorkomen in Iran, doch slechts bij politieke gevangenen en opposanten van regime. 317 Gesprek met Human Rights Watch tijdens de verslagperiode. 318 Homoseksuelen zijn niet verplicht om het onderzoek te laten verrichten. Zie onder meer ook de Volkskrant, 29 april 2006; NRC Handelsblad, 16 maart 2006. 319 O.a. `Executie jonge homoseksuelen in Iran is onaanvaardbaar en barbaars', persbericht COC Nederland, 23 juli 2005.
320 " here is no conclusive information which suggests that the two young men were put to death based on consensual homosexual sex.", Update on Executions in Iran, IGLHRC, 28 juli 2005. In november 2005 voegde deze organisatie toe "When the first reported executions 87

Algemeen ambtsbericht Iran | augustus 2006

worden geëxecuteerd voor een misdaad die op de een of andere manier verbonden is met seksuele mishandeling van een andere man. Media citeerden een woordvoerder van HRW, die zou hebben gesteld dat het speculaties betrof die door een onbetrouwbare website waren verspreid. Hij concludeerde op basis van een uitgebreid interview in het Iraanse dagblad Quds met de vader van de 13- jarige jongen die verkracht zou zijn en op basis van de Iraanse rechtbankverslagen, dat de personen ter dood veroordeeld zijn omdat ze iemand hebben verkracht. In een brief aan de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie op 8 maart 2006 geeft HRW tevens aan dat latere en meer gedetailleerde berichten de mogelijkheid opwierpen dat de jongemannen waren veroordeeld voor verkrachting van een minderjarige.321
De IGLHRC, HRW en Amnesty International legden het accent, net als de Europese Unie, op het minderjarigheidsaspect in combinatie met de doodstraf.322 Ter volledigheid diene dat de Iraanse autoriteiten ontkenden dat betrokkenen zijn geëxecuteerd omdat zij homoseksueel waren. Zij betoogden in een nota aan de Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken dat het de executie van twee volgens de Iraanse wet meerderjarige mannen betrof die zich zouden hebben schuldig gemaakt aan beroving, kidnapping en verkrachting van een minderjarige. Het Voorzitterschap van de Europese Unie eiste op 22 augustus 2005 opheldering van het Iraanse ministerie van Buitenlandse Zaken over de reden van de executie en het Iraanse beleid. Ook tijdens dit gesprek werd door de Iraanse autoriteiten herhaald dat betrokkenen voor door hen genoemde misdaden terechtgesteld zijn. De onafhankelijk van de staat opererende `Iraanse orde van advocaten', de kanoon-e vokala,323 waarbij de advocaat van één van de jongemannen is aangesloten, geeft aan dat de jongemannen waren beschuldigd en uiteindelijk ook zijn veroordeeld voor het drinken van alcohol, het lastig vallen van vrouwen, en het ontvoeren en verkrachten van een minderjarige jongen. De orde geeft tevens aan dat artsen die de minderjarige jongen hebben onderzocht hebben geconstateerd dat de geslachtsgemeenschap niet vrijwillig is geweest.

came to our attention in July, it was nearly impossible to determine whether the two men were executed because of their sexual orientation", IGLHRC persbericht d.d. 16 november 2005. Zie ook the Nation, 7 augustus 2005, de Volkskrant 16 augustus 2005. 321 Netherlands: Threat to Return Gay and Lesbian Iranian HRW Letter to Minister Verdonk, 8 maart 2006, via www.hrw.org, geraadpleegd op 23 juni 2006. Tevens is in de brief opgenomen dat "it can reasonably be affirmed that the death penalty for lavat is not merely a paper punishment in Iran (...)". Zie ook de Volkskrant, 10 maart 2006. 322 Update on Executions in Iran, IGLHRC, 28 juli 2005; Iran: end juvenile executions, Human Rights Watch, 27 juli 2005; Iran continues to execute minors and juvenile offenders, Amnesty International, AI Index MDE 13/038/2005, 22 juli 2005. 323 Zie hierover 3.3.5.

---

Algemeen ambtsbericht Iran | augustus 2006

De Iraanse orde van advocaten stelde dat één van de veroordeelde jongemannen inderdaad jonger dan 18 jaar was. Jongens zijn volgens de Iraanse wet echter strafrechtelijk verantwoordelijk vanaf 15 maanjaren (circa 14,5 zonnejaren). Op 8 februari 2006 publiceerde de Britse homorechtenactivist Simon Forbes een rapport, aangeboden aan het Europees Parlement, dat een visie geeft over de executie van de twee jongemannen in Mashhad op 19 juli 2005.324 325 Forbes is van mening dat seksuele oriëntatie de belangrijkste reden was voor hun executie.326 Forbes stelt overigens ook niet te kunnen garanderen dat zijn beschrijving de absolute waarheid is.327 328 329
In de vorige verslagperiode werd gesteld dat het moeilijk blijft om met zekerheid te zeggen wat de exacte reden voor de executie is geweest, maar dat het merendeel van deze bevindingen er niet op duidt dat de veroordelingen louter en alleen vanwege homoseksualiteit hebben plaatsgevonden.330 Dit is nog steeds het geval. 324 Brief van COC Nederland aan de mensenrechtenambassadeur van het ministerie van Buitenlandse Zaken, d.d. 28 februari 2006. 325 In dit rapport wordt gesteld dat de twee jongens een affectieve relatie onderhielden (pp. 8, 15). Het rapport vermeldt dat de jongemannen reeds eenmaal eerder zouden zijn opgepakt, maar na een waarschuwing weer zouden zijn vrijgelaten. Pas in een later stadium aldus het rapport zouden de twee jongemannen zijn gearresteerd en veroordeeld (pp. 9, 14, 15, zie ook het genoemde COC persbericht). Het rapport suggereert dat de 13-jarige jongen, als zoon van een officier van de revolutionaire garde, zou zijn voorgesteld als slachtoffer van verkrachting in plaats van deelnemer aan seksuele handelingen (p.17). 326 " Whilst I think that the principle reason for their execution was their sexual orientation, that does not mean that their race was not considered to be an additional aggravating factor and it helped to ensure their doom", Place of Martyrdom, Simon Forbes, 8 februari 2006, p. 28, zie ook p. 37.
327 "I therefore cannot guarantee that what I have written is the absolute truth in every detail. However I am confident that I have got as close anybody is likely to get to the truth." Place of Martyrdom, Simon Forbes, 8 februari 2006, p. 37. 328 Simon Forbes publiceerde ­ ditmaal namens de Britse homorechtengroep Outrage! ­ op 20 april 2006 een `onderzoek', waarin hij onder meer stelt dat recentelijk (genoemd worden het jaar 2000 of 2001) executies voor sodomie plaats lijken te vinden binnen gevangenissen alsmede dat aanklachten van verkrachting, kindermishandeling en ontvoering worden toegevoegd aan de aanklacht van sodomie; via http://www.petertatchell.net/, geraadpleegd op 26 juni 2006.
329 Het COC stelde in een persbericht naar aanleiding van het verschijnen van genoemd rapport dat " ok het feit dat Agari en Marhoni tot een onderdrukte Arabische minderheid behoren waarschijnlijk een fatale rol heeft gespeeld bij hun veroordeling tot de strop." Persbericht COC Nederland, 8 februari 2006.
330 Zie voorts de antwoorden van de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie en de minister van Buitenlandse Zaken aan de Tweede Kamer op kamervragen over de veiligheid van een homoseksuele asielzoeker uit Iran, van 28 september 2005. Zie ook de brieven van de minister van Buitenlandse Zaken aan de Tweede Kamer d.d. 26 augustus 2005 over het ter dood brengen van twee tieners in Iran, kenmerk DAM-390/05 en DAM-391/05, en de brief van 29 augustus 2005 met kenmerk DAM-382/05. 89

Algemeen ambtsbericht Iran | augustus 2006

Volgens Amnesty International is het niet uit te sluiten dat homoseksualiteit een belangrijke rol speelde in de strafoplegging in de zaak van de twee jongemannen. Tegelijkertijd is de mogelijkheid niet uit te sluiten dat de straf louter samenhing met de verkrachting van een dertienjarige jongen, aldus Amnesty International.331 HRW heeft aangegeven dat het geen definitieve vaststelling heeft kunnen doen over deze zaak, vanwege onvoldoende informatie.332 Na de executie in Mashhad in juli 2005 verscheen in augustus 2005 het bericht dat op 27 of 28 augustus 2005 mogelijk twee homoseksuelen in Iran zouden worden geëxecuteerd.333 Het zou volgens de Iraanse autoriteiten echter wederom niet gaan om homoseksualiteit, maar om een 25-jarige man die veroordeeld werd voor ontvoering, verkrachting en drugsbezit. Over de andere persoon is niet veel bekend. De vonnissen zijn in de verslagperiode niet voltrokken. De zaken moeten nog voorgelegd worden aan het Iraanse Hooggerechtshof.334 Er is geen nadere informatie bekend over deze zaak.
Ten slotte maakte de pers op 13 november 2005 melding van een openbare executie van twee jongemannen in Gorgan. Diverse organisaties stelden dat het om homoseksualiteit zou gaan.335 Wederom ter volledigheid zij vermeld dat de Iraanse autoriteiten ook nu betoogden dat de twee mannen niet beschuldigd waren van het hebben van een homoseksuele relatie, maar hun doodstraf gebaseerd was op de beschuldigingen van ontvoering, verkrachting en afpersing.336 Er is geen nadere informatie over deze zaak bekend.
3.4.5 Transseksuelen
Transseksualiteit komt voor in Iran. Het wordt in Iran als een medische kwestie gezien. Het is in Iran mogelijk om van geslacht te veranderen.337 Personen krijgen in dat geval ook een nieuw geboorteboekje en andere identiteitspapieren. In het 331 Gesprek met Amnesty International tijdens de verslagperiode. 332 Gesprek met Human Rights Watch tijdens de verslagperiode. Zie ook Debating Iran, Scott Long op de website Gay City News, Vol.5, nr. 30, 27 juli-2 augustus 2006, www.gaycity news.com, geraadpleegd op 1 augustus 2006. 333 `Weer jonge homo's in Iran tot de strop veroordeeld', Volkskrant 16 augustus 2005; `Two more executions planned in Iran', www.gaycitynews.com, geraadpleegd 26 augustus 2005. 334 RFE, RL 30 augustus 2005.
335 Iran: two more executions for homosexual conduct, Human Rights Watch, 22 november 2005.
336 Zie ook de brief van de minister van Buitenlandse Zaken aan de Tweede Kamer d.d. 23 december 2005 ter beantwoording van de kamervragen over het ophangen van homoseksuelen in Iran, kenmerk DAM-585/05. 337 De Volkskrant, 29 april 2006. 90

Algemeen ambtsbericht Iran | augustus 2006

algemeen wordt er pragmatisch met transseksualiteit omgegaan,338 hoewel het met name buiten de grote steden niet overal sociaal geaccepteerd is.339 Volgens de sharia wordt iemand met zowel mannelijke als vrouwelijke genitalia als `khunsa' (neutraal) beschouwd. Indien er geen sprake is van zichtbare mannelijke of vrouwelijke genitalia wordt men als `mamsouh' beschouwd (`plat', of `glad').
Media en belangengroeperingen berichtten dat transseksuelen moeilijkheden zouden ervaren om papieren te krijgen en te maken zouden krijgen met seksuele intimidatie en mishandeling.340
3.4.6 Vrouwen
Van 29 januari tot 6 februari 2005 heeft de VN Speciale Rapporteur inzake vrouwenrechten een bezoek aan Iran gebracht. Zij erkende positieve ontwikkelingen als het hoge aantal vrouwelijke studenten en het onderzoek dat wordt verricht om het geweld tegen vrouwen tegen te gaan. Aan de andere kant sprak zij ook haar zorg uit over het geweld tegen vrouwen dat nog steeds plaatsvindt. Ook noemde de rapporteur de ongelijke positie van de vrouw in wetgeving en rechtspraktijk welke de discriminatie van vrouwen bestendigen.341
Arbeidsmarkt
In de Iraanse grondwet wordt het gezin genoemd als de hoeksteen van de samenleving en de vrouw als de hoeksteen van het gezin. Vrouwen worden gezien als verzorgend van aard en over het algemeen wordt van hen verwacht dat zij functies bekleden die bij hun `aard' passen. Zo worden naast het moederschap functies in het onderwijs en de medische zorg als passend voor vrouwen gezien. Op deze delen van de arbeidsmarkt zijn vrouwen zelfs absoluut noodzakelijk, gezien de verklaring van meisjesscholen tot "man-vrije" zones en de (in de praktijk niet volledig gerealiseerde) segregatie van de medische zorg. Zonder vrouwelijk onderwijzend personeel en vrouwelijke artsen zouden de vrouwen in 338 Zie bijvoorbeeld het erfrecht waarbij van het erfdeel, dat voor man en vrouw verschilt, afhangt van de `indicaties van mannelijkheid' en de `indicaties van vrouwelijkheid' bij de hermafrodiet.
339 Zie ook Libération, 12 januari 2006; Independent Online Edition, 13 november 2005; International Herald Tribune 3 augustus 2004. 340 Zie onder meer De Groene Amsterdammer, 10 maart 2006. Zie ook gesprek met de vertegenwoordiger van PGLO in Nederland tijdens de verslagperiode. 341 `United Nations Women's Rights Expert concludes visit to Iran', UN Press release, 8 februari 2005, geraadpleegd via www.unhchr.ch geraadpleegd op 28 november 2005. De VN Speciale Rapporteur inzake vrouwenrechten bracht een bezoek aan Iran van 29 januari tot 6 februari 2005.
91

Algemeen ambtsbericht Iran | augustus 2006

Iran onderwijs en medische zorg moeten ontberen. De meeste werkende vrouwen in Iran zijn actief in deze sectoren. Hun participatie op andere vlakken van de arbeidsmarkt wordt ontmoedigd dan wel verboden. Overigens is circa 60% van de studenten op de universiteit vrouw.
Volgens artikel 28 van de Iraanse grondwet mag iedereen zelf bepalen wat voor werk hij of zij graag zou willen verrichten, zolang dit maar binnen de islamitische principes past, en niemand schaadt. Voor vrouwen gelden echter enkele wettelijke beperkingen. Zo is het vrouwen volgens de Arbeidswet verboden om zwaar en gevaarlijk werk te verrichten. Verder is het volgens artikel 1117 van het Burgerlijk Wetboek de man toegestaan om zijn vrouw te verbieden bepaalde werkzaamheden te verrichten wanneer deze het gezin op de een of andere manier kwaad berokkenen.342
Ook buiten het onderwijs en de medische zorg zijn vrouwen actief, maar in veel mindere mate. Hogere posities, zoals bijvoorbeeld die van president, zijn voor vrouwen nog uitgesloten.343 Er zijn twaalf vrouwelijke parlementsleden. In voorgaande jaren zijn er evenwel enige ontwikkelingen geweest waaruit duidelijk wordt dat er naar mogelijkheden wordt gezocht om het arbeidsterrein voor vrouwen te verruimen.344 Zo zijn er inmiddels vrouwelijke buschauffeurs en politieagenten. Er zijn enkele vrouwen werkzaam als rechter in het onderdeel van de rechterlijke macht dat gaat over de tenuitvoerlegging van veroordelingen, als raadgever of onderzoekende rechter, zonder de bevoegdheid om een rechterlijke uitspraak te wijzen.345
Rechtsongelijkheid
De positie van de vrouw in het Iraanse strafrecht en het familie- en erfrecht is niet gelijk aan die van de man. Zo bedraagt het bloedgeld bij het doden van een vrouw de helft van het bedrag dat dient te worden betaald bij het doden van een man.346 En wanneer de echtgenoot overlijdt ontvangt de vrouw slechts de helft van zijn nalatenschap, terwijl de man bij overlijden van zijn echtgenote de totale nalatenschap kan erven (bij afwezigheid van andere erfgenamen).347 Voorts is de 342 Een rechtbank in Teheran verbood een vrouw nog langer te werken nadat haar man hierover geklaagd had. Volgens het huwelijkscontract mocht de vrouw alleen werken als huisvrouw en niet buitenshuis, AFP, 7 augustus 2005. 343 Er is wel een aantal vrouwelijk presidentiële adviseurs aangesteld. Ook bekleden vrouwen diverse hoge functies binnen de overheid. Zij hebben overigens vaak familiebanden met een lid van de regering.
344 Zie ook BBC News, 9 maart 2006.
345 Country Report on Human Rights Practices Iran 2005, US State Department, 8 maart 2006. 346 Artikel 300 wetboek van Strafrecht. 347 Overigens krijgt een niet-Iraanse vrouw bij het huwelijk met een Iraanse man automatisch de Iraanse nationaliteit. Hierbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen een huwelijk in of buiten Iran. De vrouw in kwestie dient dan echter wel een shenasnameh (geboorteboekje) aan 92

Algemeen ambtsbericht Iran | augustus 2006

getuigenis van twee vrouwen zo veel waard als die één man.348 Een wetsvoorstel van het vorige parlement om deze ongelijkheid op te heffen is verworpen door de Raad van Hoeders.349
Ook in deze verslagperiode heeft ratificatie van de UN Convention on the Elimination of Discrimination against Women (CEDAW) niet plaatsgevonden. Een wetsvoorstel daartoe werd eerder door de Raad van Hoeders in 2004 verworpen omdat deze in strijd zou zijn met de islamitische wet.350 Op internationale vrouwendag, 8 maart 2006, en op 12 juni 2006, voerden vrouwenbewegingen actie voor gelijke rechten van de vrouw in Teheran. Deze demonstraties zijn met harde hand uiteengedreven.351 In deze verslagperiode heeft president Ahmadinejad voorgesteld vrouwen weer toe te laten als publiek bij voetbalwedstrijden. Dit voorstel werd echter afgewezen door diverse prominente Iraanse geestelijken.352
Kledingvoorschriften
Van beide seksen wordt weliswaar geëist dat zij zich bescheiden kleden, maar aan vrouwen worden wat dat betreft strengere eisen gesteld dan aan mannen. Bij vrouwen mogen slechts hun gezicht en handen zichtbaar zijn. Tevens mogen zij geen make-up en felle kleuren dragen.
Onder het vorige hervormingsgezinde parlement werden afwijkingen van de islamitische kledingvoorschriften in toenemende mate gedoogd. Mannen met overhemden met korte mouwen en vrouwen met open schoenen en gelakte teennagels waren allang geen uitzondering meer. Verder droegen vrouwen steeds meer make-up en bedekte de hoofddoek steeds minder hoofdhaar. Het conservatieve parlement wil echter, vooral 's zomers,353 nog wel eens in het tegenoffensief gaan. Vrouwen worden dan door geüniformeerde overheidsdienaren aangehouden en op hun uiterlijk gecontroleerd; bijvoorbeeld door de gevreesde Comités ter Bevordering van Deugd en ter Bestrijding van Zedeloosheid (Komiteye amr be ma'roof va nahi az monkar). Het onderzoek wordt

te vragen. Binnen Iran moet de vrouw zich wenden tot het ministerie van Binnenlandse Zaken en Justitie. Buiten Iran wordt dit proces geregeld door de Iraanse consulaten. Voor het aanvragen van een geboorteboekje is geen officiële toestemming van de echtgenoot vereist. 348 Zie ook Country Report on Human Rights Practices Iran 2005, US State Department, 8 maart 2006. Zie over de rechtsgang ook 3.3.5. 349 `Iran's legislators try to limit women's rights', New York Times, 22 september 2004. 350 `Iran reins in women's rights gains', Persian Journal, 23 september 2004. 351 Zie ook 3.3.2.
352 Onder meer BBC News, 26 april 2006; NRC Handelsblad, 27 en 25 april 2006. 353 Zie voor deze verslagperiode bijvoorbeeld Trouw, 27 april 2006; NRC handelsblad; 25 april 2006; BBC News, 21 april 2006.
93

Algemeen ambtsbericht Iran | augustus 2006

voortgezet in gereedstaande, speciaal ingerichte vrachtauto's en in ernstigere gevallen op het politiebureau. Overtreders van de kledingvoorschriften lopen het risico van geldboetes, hechtenis of zelfs geseling. Voorshands blijft het echter veelal bij een berisping en het advies de islamitische voorschriften te volgen.354 Handelingsbekwaamheid
Vrouwen zijn in principe handelingsbekwaam, maar hebben voor het verrichten van bepaalde handelingen de toestemming nodig van hun man, vader of voogd. Dit is het geval bij het eerste huwelijk van een vrouw, het aanvragen van een paspoort en het reizen naar het buitenland.355 Wanneer een vader geen toestemming voor een huwelijk geeft, kan de vrouw zich ­ indien zij meerderjarig is ­ tot de notaris of een familierechtbank wenden. Indien de vader geen klemmende redenen kan aanvoeren waarom het huwelijk geen doorgang zou mogen vinden (bijvoorbeeld omdat de aanstaande echtgenoot crimineel, drugsverslaafd of werkeloos is), zal de rechtbank of notaris in de meeste gevallen de partners huwen.
Bij de huwelijkse voorwaarden kan een aantal zaken, zoals het zelfstandig aanvragen van een paspoort of het zonder toestemming reizen naar het buitenland, voorafgaand aan het huwelijk worden geregeld. Dit komt in de praktijk voor. Dienstplicht
Er is geen dienstplicht voor vrouwen, noch kunnen zij dienst nemen als beroepsmilitair voor zover het een gevechtsfunctie betreft. Reis- en identiteitsdocumenten
Vrouwen kunnen zelf een identiteitsbewijs en een paspoort bezitten. Getrouwde vrouwen kunnen het paspoort zelfstandig aanvragen, maar dienen hierbij de toestemming van echtgenoot, vader of een ander mannelijk familielid te overhandigen.356 In geval van afwezigheid daarvan kan een rechtbank echter toestemming verlenen om desondanks een paspoort uit te geven. Minderjarige vrouwen kunnen een paspoort krijgen, mits daarvoor toestemming door de vader is gegeven. De shenasnameh (identiteitsbewijs) wordt bij aangifte van de geboorte van een kind al uitgegeven.
354 `Iran police in fashion crackdown', BBC News, 21 juni 2004. Ook in deze verslagperiode verscheen het bericht dat de politie weer harder op zou treden, AFP, 19 april 2005. 355 Een gescheiden vrouw of een weduwe kan echter makkelijker dan een getrouwde vrouw naar het buitenland reizen of kiezen waar zij wil wonen. 356 Voor een omschrijving van de aanvraagprocedure zie het algemeen ambtsbericht Iran van 10 februari 2003, paragraaf 3.4.4. 94

Algemeen ambtsbericht Iran | augustus 2006

Mishandeling en (seksueel) geweld
In geval van mishandeling kan in Iran aangifte worden gedaan bij de politie. Het slachtoffer dient zich te vervoegen bij het politiebureau van het eigen district. Indien het een zaak betreft waarbij sprake is van ernstige mishandeling, zal het slachtoffer door de politie spoedig na de aangifte worden doorverwezen naar de rechtbank. Deze zal vervolgens op advies van de politie een medisch onderzoek eisen door het Forensic Medicine Office. De bevindingen van de arts kunnen later als bewijs tegen de dader worden gebruikt. Gesteld wordt echter dat veelal de fysieke sporen sporen van mishandeling zijn verdwenen tegen de tijd dat de vrouw door de rechtbank wordt gehoord.357
Indien de vrouw die aangifte doet van mishandeling door haar echtgenoot daarvan zeer duidelijke sporen draagt (hevig bloedend, zeer blauwe plekken), kan het gebeuren dat er terstond een politieagent met het slachtoffer mee naar haar woning gaat om de dader te ondervragen doch in de meeste gevallen zal deze later een oproep van de rechtbank (familierechtbank) ontvangen om nader te worden gehoord. Indien de persoon in kwestie weigert te verschijnen, zal betrokkene opnieuw een oproep ontvangen. Dit geldt echter niet voor verkrachting binnen het huwelijk. De notie van verkrachting binnen het huwelijk bestaat niet in het Iraanse rechtsysteem.
Volgens AFP zou de Iraanse National Welfare Organisation hebben gemeld dat tweederde van het aantal Iraanse vrouwen slachtoffer is van huiselijk geweld. Hieronder wordt ook verstaan vernedering en het verhinderd worden om buitenshuis te kunnen werken.358 Volgens de VN Speciale rapporteur inzake vrouwenrechten biedt de Iraanse wet geen bescherming aan vrouwen tegen huiselijk geweld en wordt het vrouwen door dure en lange juridische procedures, en de stigmatiserende werking die daarvan uitgaat, moeilijk gemaakt het geweld een halt toe te roepen.359 360 Ook de rechterlijke macht zou neigen naar passiviteit voor wat betreft klachten over huiselijk geweld.
357 Daarbij wordt gesteld dat een man de straf bij verdenking van verkrachting in bepaalde gevallen kan ontlopen door aan te geven dat hij tijdelijk met de vrouw getrouwd was. Aangezien religieuze huwelijken niet worden geregistreerd is het in dat geval dan zijn woord tegen het hare.
358 AFP, 31 oktober 2005.
359 `United Nations Women's Rights Expert concludes visit to Iran, UN Press release, 8 februari 2005.
360 Zie hierover echter het Country Report Iran van het Britse Home Office van april 2006, dat stelt dat "although surveys (e.g. Tehran University surveys) indicate levels of domestic violence are very high, women have almost no legal redress, and there is a fair amount of social tolerance of domestic violence.", par. 6.182. 95

Algemeen ambtsbericht Iran | augustus 2006

Weinig vrouwen doen aangifte van huiselijk geweld. Als toch aangifte wordt gedaan, wordt naar verluidt vaak geadviseerd om toch bij de man te blijven, ook uit financieel oogpunt. In de regel zoeken vrouwen bescherming bij hun eigen familie, maar vrouwen zijn in principe verplicht te verblijven op de door de echtgenoot aangegeven plaats.361 Een vrouw kan echter een andere verblijfplaats kiezen als verblijf in de door de echtgenoot aangewezen woonplaats tot lichamelijk letsel of financiële schade kan leiden. De mogelijkheid op dit letsel of schade moet echter wel voor de rechtbank bewezen zijn. Hoewel de noodzaak voor opvanghuizen voor weggelopen vrouwen door NGO's en regeringsinstanties wordt erkend, is er vooralsnog geen sprake van een goed functionerend opvangnetwerk. Over heel Iran worden weliswaar opvanghuizen, die vallen onder de lokale autoriteiten of door de staatswelzijnsorganisatie Behzisti, maar de huizen voldoen beslist niet aan de westerse maatstaven. Vrouwen en meisjes kunnen hier alleen de nacht doorbrengen. In de praktijk zouden de Behzisti huizen met name opvang bieden aan prostituees. Er zijn ook enkele private opvanghuizen actief in Iran, die meer begeleiding bieden. Er is verder weinig bekend over deze opvanghuizen.
Echtscheiding
Vrouwen kunnen zelfstandig een procedure tot echtscheiding beginnen. Er zijn twee manieren waarop een vrouw een huwelijk kan laten ontbinden, faskh en talaq. Faskh houdt de nietigverklaring van het huwelijk in, terwijl talaq letterlijk de verstoting van de vrouw betekent, de man wordt dan als het ware verzocht zijn vrouw te verstoten. Gronden waarop een vrouw nietigverklaring (faskh) van het huwelijk kan aanvragen zijn het niet meer kunnen hebben van een normale seksuele relatie door castratie, impotentie of verwijdering van de geslachtsdelen van de echtgenoot of zijn krankzinnigheid tijdens het huwelijk.362 Volgens het familierecht kan een vrouw een scheiding (talaq) aanvragen wanneer de echtgenoot faalt om haar te onderhouden of wanneer zijn behandeling van haar dermate slecht is dat voortzetting van het huwelijk `ontbering en schade' voor haar veroorzaakt.363 Sinds 1982 staan de gronden waarop een vrouw een echtscheiding kan eisen vermeld in het huwelijkscontract.364 Bij ondertekening van het contract moet de man echter onder elk van deze punten zijn handtekening hebben gezet. Vrouwen die getrouwd zijn voor 1982 hebben deze punten dus niet in hun huwelijkscontract staan.
361 Tenzij in het huwelijkscontract het recht om de verblijfplaats is toebedeeld aan de vrouw. 362 Artikelen 1121, 1122 en 1125 van het Iraans Burgerlijk Wetboek. 363 Artikelen 1129 en 1130 van het Iraans Burgerlijk Wetboek. 364 Voor een lijst van deze gronden zie het algemeen ambtsbericht Iran februari 2003, paragraaf 3.4.4.
96

Algemeen ambtsbericht Iran | augustus 2006

Deze vrouwen zijn te verdelen in twee groepen:

1. vrouwen die zijn getrouwd voor 1967. Slechts in een klein deel van de huwelijkscontracten uit deze periode staan voorwaarden. Wanneer zulke voorwaarden zijn gesteld kan een vrouw zich nog steeds daarop beroepen. Zijn deze voorwaarden echter niet gesteld, dan kan zij zich beroepen op de voorwaarden van faskh en scheiding zoals die in het familierecht staan.
2. in de huwelijkscontracten van vrouwen die zijn getrouwd tussen 1967 en 1982 staat een bepaling die hun het recht geeft van hun man te scheiden. Wanneer een vrouw in die periode is getrouwd en tevens een huwelijkscontract kan overleggen is deze stipulatie nog steeds geldig.365
Huwelijk, kinderen, echtscheiding en overlijden van de partner worden allemaal genoteerd in de shenasnameh (identiteitsbewijs). Echtscheiding wordt tevens in het huwelijkscontract genoteerd. Of ook overlijden daarin wordt opgetekend is niet duidelijk.
Wanneer een van de partijen niet in Iran aanwezig is, is een echtscheiding bij volmacht mogelijk. Deze volmacht moet dan wel zijn gelegaliseerd door een Iraanse ambassade of Iraans consulaat en vervolgens door het Iraanse ministerie van Buitenlandse Zaken.
Gescheiden vrouwen
Er zijn geen wettelijke bepalingen die een gescheiden vrouw verbieden na een echtscheiding zelfstandig te wonen. Gebruikelijk is echter wel dat, wanneer er geen kinderen zijn, de vrouw terugkeert naar het ouderlijk huis. In het geval dat zij de voogdij over de kinderen heeft is het mogelijk dat zij zelfstandig woont. Voor het functioneren van een gescheiden vrouw in de samenleving of op de arbeidsmarkt bestaan geen juridische beperkingen, doch wel maatschappelijke. Zo is het in de praktijk moeilijker voor een gescheiden vrouw om een baan te vinden en is hertrouwen moeilijk. Een man zal niet snel een gescheiden vrouw als eerste vrouw nemen.
Zwangerschap van ongehuwde vrouwen
Volgens artikel 73 van het Wetboek van Strafrecht kan zwangerschap van een ongetrouwde vrouw op zichzelf geen reden voor bestraffing zijn, tenzij (op grond van getuigenissen of bekentenissen) bewezen wordt dat zij overspel366 heeft gepleegd. Het is voor een ongehuwde moeder mogelijk om voor het betreffende kind een shenasnameh aan te vragen. Op het sociale vlak kunnen moeder en kind wel problemen verwachten.
365 Mir-Hosseini, Ziba, Marriage on Trial; A Study of Islamic Family Law, Londen/New York, I.B. Tauris & Co Ltd. Publishers (1993) blz. 56. 366 Zie hiervoor 3.3.5.
97

Algemeen ambtsbericht Iran | augustus 2006

Zij worden soms bijvoorbeeld door vrienden en kennissen gemeden of door familieleden verstoten. Deze ongehuwde moeders belanden daardoor soms op straat. Buiten eventuele familie zijn er zo goed als geen opvangmogelijkheden voor deze vrouwen.

3.4.7 Minderjarigen
Opvangmogelijkheden
In Iran bestaat een opvangsysteem voor kinderen die geen ouders meer hebben. Zij worden in eerste instantie opgevangen door familieleden. Minderjarigen die om de een of andere reden niet langer bij familieleden kunnen verblijven, kunnen worden ondergebracht in opvangtehuizen (`residential centres') of pleeggezinnen. Ook adoptie is mogelijk. Het Bureau for Residential and Foster Care van Behzisti, de welzijnsorganisatie van de Iraanse regering, is verantwoordelijk voor de plaatsing van de kinderen. In de praktijk is geen rechterlijke beslissing vereist voordat Behzisti een kind onder zijn hoede kan nemen. Behzisti houdt momenteel toezicht op ongeveer 350 opvangtehuizen, waarvan het merendeel wordt gerund door NGO's en liefdadigheidsinstellingen. Voorts dragen het Imam Khomeini Relief Committee en de Mostazafan (`downtrodden', dat wil zeggen: vertrapten) Foundation ­ twee aan de Iraanse overheid gelieerde organisaties ­ ook verantwoordelijkheid voor achtergestelde kinderen. Binnen deze organisatie bestaat een afdeling die is gespecialiseerd in het steunen en zoeken van potentiële adoptieouders. Daarnaast is ook de Rode halve maan en een aantal charitatieve instellingen actief op dit terrein.367 Er zijn enkele NGO's actief op het gebied van hulpverlening aan alleenstaande minderjarigen. In het geval een wees of kind van uit de ouderlijke macht gezette ouders de hulp van het Bureau for Residential and Foster Care van Behzisti zou inroepen, zou deze organisatie zeker zorg dragen voor opvang. In eerste instantie zou deze organisatie contact opnemen met de familieleden van het kind. Behzisti zal het Openbaar Ministerie vragen te onderzoeken of er andere familieleden zijn die de opvang zorg kunnen dragen, indien ouders en grootouders niet in de positie zijn om het kind op te vangen. Als ook dat niet mogelijk is, zal het kind in overheidsopvang blijven, in afwachting van andere mogelijkheden. 367 Voor zover bekend is er geen overheidsinstelling belast met de opvang van minderjarige repatrianten.
98

Algemeen ambtsbericht Iran | augustus 2006

De opvanghuizen zijn in principe bedoeld voor straat- en weeskinderen. Zij verlenen echter ook opvang aan andere kinderen wanneer geen andere opties meer voor handen zijn. Er bestaat een structureel tekort aan plaatsen. De overheid heeft richtlijnen voor de kwaliteit van de opvanghuizen opgesteld; de implementatie is mede afhankelijk van de leiding van het tehuis. De overheidscontrole is naar verluidt over het algemeen niet grondig. Hoewel geen algemene conclusies kunnen worden getrokken over de kwaliteit van de opvanghuizen in Iran kan worden gesteld dat de kwaliteit van de opvang in sommige publieke opvanghuizen te wensen overlaat en in de particuliere weeshuizen redelijk is. Weggelopen meisjes worden vaak wanneer ze in Teheran aankomen al op het busstation opgepikt door de politie, die ze naar een opvanghuis voor weggelopen meisjes brengt. In eerste instantie wordt gepoogd de meisjes terug te laten keren naar hun familie. Als dat niet lukt, blijven ze in het opvanghuis en krijgen daar een opleiding totdat ze 18 jaar oud zijn.
Voogdij
Na een echtscheiding kan de voogdij over de kinderen zowel aan de vader als de moeder worden toegewezen. Voor toewijzing van de voogdij aan de moeder geldt een maximumleeftijd voor de kinderen. Tot voor kort kon de voogdij uitsluitend aan de moeder worden toegewezen voor jongens tot en met twee jaar en meisjes tot en met zeven jaar.
Krachtens een wetswijziging in 2003 kan de voogdij thans aan de moeder worden toegewezen voor zowel jongens als meisjes tot en met zeven jaar. Bij het bereiken van de leeftijdsgrens gaat de voogdij automatisch over naar de vader. Indien (een van) de ouders gedetineerd is en een kind niet door familie kan worden opgevangen wordt het in een opvanghuis geplaatst. Wanneer de ouder(s) weer vrij zijn, krijgen zij ook de voogdij over het kind terug. Meerderjarigheid en handelingsbekwaamheid
In Iran zijn kinderen op jongere leeftijd meerderjarig dan dat ze handelingsbekwaam zijn. Volgens artikel 1210 van het Wetboek van Familierecht worden jongens meerderjarig bij het bereiken van een leeftijd van 15 volle maanjaren, meisjes bij een leeftijd van 9 volle maanjaren.368 Vanaf deze leeftijden geldt ook de strafrechtelijke aansprakelijkheid. Op die leeftijd is een kind wettelijk gezien in de puberteit (hij of zij heeft de senn-e bolugh, de leeftijd des onderscheids, bereikt). De vader van een meisje kan toestemming geven jonger te huwen. Vanaf deze leeftijd mag men trouwen en valt men onder het volwassenenrecht, maar er zijn ook nog een aantal zaken uitgesloten. Zo is het personen onder de 15 jaar verboden om te werken (enige uitzonderingen in de wet, zoals landbouw, daargelaten). Niettemin vindt kinderarbeid plaats. Tevens is het 368 De leeftijd op de shenasnameh en in het paspoort is gerekend in zonnejaren.
---

Algemeen ambtsbericht Iran | augustus 2006

pas vanaf 18 jaar toegestaan zelfstandig een financiële transactie te verrichten, tenzij een persoon jonger dan 18 jaar van de rechtbank een verklaring heeft gekregen dat hij/zij daartoe capabel is.369 Stemrecht geldt vanaf 15 jaar.370 In sociaal-cultureel opzicht worden jongeren van 16 en 17 jaar nog wel gezien als kinderen, tenzij ze getrouwd zijn.
Leerplicht
Leerplicht geldt vanaf 5 tot 13 jaar. De lagere schoolperiode duurt normaliter 5 jaar.371
Paspoort en identiteitsbewijs
Kinderen krijgen na geboorte een eigen shenasnameh. Ook een paspoort kan onmiddellijk na de geboorte worden aangevraagd. Minderjarigen hebben toestemming van hun vader of voogd nodig om een paspoort te verkrijgen.

369 Ebadi, Shirin, `Children Rights Convention and Child Rights in Iran' in Azma; Cultural, Social & Political Magazine, no.5, Nov. 1999. 370 Er zijn voorzover bekend geen specifieke bepalingen die gelden vanaf de 16-jarige leeftijd. 371 Committee on the rights of the child, State Party Report: Islamic Republic of Iran, 1998, http://www.hri.ca/fortherecord1999/documentation/tbodies/crc-c-41-add5.htm, VI Education, Leisure, Recreation and Cultural Activities. 100

Algemeen ambtsbericht Iran | augustus 2006


4 Migratie

4.1 Migratiestromen
Migratie naar Iran
Mensen uit Bangladesh, Afghanistan en Pakistan proberen regelmatig illegaal de grens met Iran over te steken ofwel met het doel zich daar te vestigen of, en dat betreft het merendeel van de mensen, om door te reizen naar omliggende Arabische staten (smokkelactiviteiten spelen hierbij een grote rol). De meest gebruikte overgangsplaatsen zijn gelegen in de provincie Sistan va Baluchstan en rond de Golf van Oman. Als ze bij de grens opgepakt worden, worden ze in speciale kampen ondergebracht in afwachting van hun overzetting naar het land van herkomst. In sommige gevallen worden ze voor de rechter gedaagd en krijgen ze een boete opgelegd.372
Migratie uit Iran
Vanwege de hoge werkloosheid is de wens om Iran te verlaten groot, zeker onder jongeren. De meeste Iraniërs die Iran verlaten hebben bevinden zich in de Verenigde Staten, Canada, het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Frankrijk, de Verenigde Arabische Emiraten en Zweden. 373 Tijdens haar bezoek aan Iran werd de VN Speciale Rapporteur inzake mensenrechten van migranten door Iraanse autoriteiten geïnformeerd over de stappen die Iran onderneemt om de terugkeer van degene die het land illegaal hebben verlaten en terug willen keren te faciliteren. Met sommige landen zouden daartoe overeenkomsten zijn aangegaan en er zou in Iran een Centre for Iranians Abroad zijn opgericht. Dit orgaan richt zich op het beschermen van de rechten van Iraniërs in het buitenland en zet zich in voor het faciliteren van terugkeer.374 372 Informatie ontleend aan het rapport dat de VN Speciale Rapporteur inzake mensenrechten van migranten heeft uitgebracht. Zij bracht in februari 2004 een bezoek aan Iran. Visit to the Islamic Republic of Iran, Report of the Special Rapporteur on the human rights of migrants, E/CN.4/2005/85/Add. 2, 23 december 2004, p. 7. Er is tijdens de verslagperiode geen nieuw rapport uitgebracht.
373 Zie over de situatie van Iraanse vluchtelingen in Syrië ook het algemeen ambtsbericht Syrië van augustus 2006.
374 Visit to the Islamic Republic of Iran, Report of the Special Rapporteur on the human rights of migrants, E/CN.4/2005/85/Add. 2, 23 december 2004, p. 12. Overigens is in de praktijk (nog) niet veel merkbaar van dit Centre for Iranians Abroad. De enige rapporten die tot nu toe uitgebracht zijn betreffen de formatie en de inauguratie. 101

Algemeen ambtsbericht Iran | augustus 2006

4.2 Activiteiten van internationale organisaties In Iran zijn diverse internationale hulporganisaties actief, waaronder UNHCR, UNDP, UNODC, UNICEF, WFP, het Internationale Comité van het Rode Kruis (ICRC), Médecins Sans Frontières, Médecins du Monde en IOM. De activiteiten van UNHCR in Iran richten zich op de opvang en gefaciliteerde terugkeer naar Afghanistan en Irak van vluchtelingen uit die landen. Terugkeer Afghanen
Ten behoeve van de gefaciliteerde terugkeer van Afghanen heeft de UNHCR in april 2002 een repatriatieprogramma opgezet. In die tijd stonden zo'n 2,3 miljoen in Iran verblijvende Afghanen officieel geregistreerd.375 Tot nu toe zijn zo'n 1,35 miljoen Afghanen teruggekeerd naar Afghanistan waarvan ongeveer 250.000 in de in de tweede helft van 2005. Het programma zou in 2007 voltooid moeten zijn.376 Terugkeer vindt voornamelijk naar de gebieden Kaboel, Herat en Nimruz plaats. Volgens de VN Speciale Rapporteur inzake mensenrechten van migranten wordt de aanwezigheid van de Afghaanse vluchtelingen door veel Iraniërs meer en meer als sociaal-economische last beschouwd, vooral na de val van de Taliban. Deze houding wordt veroorzaakt door de mening dat relatief veel geld voor de opvang uitgetrokken wordt en het gevoel dat veel Afghanen zijn betrokken bij de toenemende drugssmokkel.377
Het repatriatieprogramma van UNHCR werd op 8 maart 2006 verlengd en loopt tot 20 maart 2007. De geldigheid van de overhandigde registratiekaarten ­ Amayesh ­ werd oorspronkelijk verlengd tot 21 mei 2006 en vervolgens tot 23 augustus 2006. Er zouden volgens UNHCR thans nog ongeveer 900.000 tot een miljoen Afghanen in Iran verblijven.378 Er vindt overigens ook gedwongen terugkeer door de Iraanse autoriteiten naar Afghanistan plaats. Terugkeer Irakezen
Fayli-Koerden,Irakezen van Iraanse afkomst en andere vaak sji'itische Irakezen zijn na de val van Saddam Hoessein in groten getale naar Irak teruggekeerd. 375 Visit to the Islamic Republic of Iran, Report of the Special Rapporteur on the human rights of migrants, E/CN.4/2005/85/Add. 2, 23 december 2004, p. 8. Volgens dit rapport zouden zich in Iran ook nog zo'n 300.000 ongeregistreerde Afghanen bevinden. 376 BBC Monitoring, 3 november 2005. 377 Visit to the Islamic Republic of Iran, Report of the Special Rapporteur on the human rights of migrants, E/CN.4/2005/85/Add. 2, 23 december 2004, p. 8. 378 Zie ook IRIN News, 27 april 2006. 102

Algemeen ambtsbericht Iran | augustus 2006

Terugkeer naar Iran van uitgeprocedeerde Iraanse asielzoekers UNHCR neemt geen positie in met betrekking tot gedwongen terugkeer van uitgeprocedeerde afgewezen Iraanse asielzoekers.379 380 4.3 Beleid van andere Europese landen
Onderstaande officiële informatie is afkomstig van de immigratiediensten van de betreffende landen.
België
De Belgische regering heeft nog geen besluit genomen over een speciaal beleid voor specifieke groepen Iraanse asielzoekers. België acht terugkeer van uitgeprocedeerde asielzoekers naar Iran verantwoord. Gedwongen terugkeer van uitgeprocedeerde Iraanse asielzoekers vindt in de praktijk niet plaats, omdat Iran hier volgens België niet aan meewerkt.381
Denemarken
Het Deense beleid ten aanzien van de terugkeer van uitgeprocedeerde asielzoekers is sinds het vorige ambtsbericht niet gewijzigd. De Deense regering kent geen speciale bescherming voor specifieke groepen Iraanse asielzoekers. Iran wordt veilig geacht voor de terugkeer van uitgeprocedeerde Iraanse asielzoekers. Terugkeer vindt ook daadwerkelijk plaats.382 Verenigd Koninkrijk
De Britse regering kent ook geen speciaal bescherming voor specifieke groepen Iraanse asielzoekers. Iran wordt veilig geacht voor terugkeer. Terugkeer van uitgeprocedeerde asielzoekers vindt in de praktijk ook plaats. Het kan voorkomen dat zich problemen voordoen bij (gedwongen) terugkeer, omdat de Iraanse autoriteiten niet meewerken.383
Zwitserland
Ook het Zwitserse beleid is sinds de vorige verslagperiode niet gewijzigd. Evenals, Denemarken en het Verenigd Koninkrijk hanteert Zwitserland geen speciaal beleid 379 Informatie is bevestigd in een bericht van UNHCR ontvangen d.d. 9 mei 2006. 380 Het is niet bekend of en in hoeverre de Iraanse autoriteiten de bewegingsvrijheid die een Iraniër zou hebben het uitgangspunt is bij de al dan niet medewerking van de Iraanse autoriteiten bij gedwongen terugkeer. 381 Ontleend aan informatie ontvangen van het Commissariaat-Generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen, d.d.23 mei 2006. 382 Ontleend aan informatie ontvangen van het Udlæingestyrelsen (Danish Immigration Service) d.d. 19 mei 2006.
383 Ontleend aan informatie ontvangen Britse Home Office, d.d. 27 juni 2006. 103

Algemeen ambtsbericht Iran | augustus 2006

voor specifieke groepen Iraanse asielzoekers. Terugkeer vindt plaats. Zwitserland geeft hierbij aan dat gedwongen terugkeer soms bemoeilijkt wordt vanwege het uitblijven van medewerking door de Iraanse autoriteiten.384

384 Ontleend aan informatie ontvangen van het Bundesamt für Migration, d.d. 23 mei 2006. 104

Algemeen ambtsbericht Iran | augustus 2006


5 Samenvatting
De overwinning van Mahmoud Ahmadinejad bij de presidentsverkiezingen in juni 2005 betekende de doorbraak in de Iraanse politiek van de Abadgaran e-Iran e- Islami (Coalitie voor de Ontwikkeling van Islamitisch Iran). Hoewel er tijdens de verslagperiode minder gunstige tekenen waren, is het dagelijks leven voor de gemiddelde Iraanse burger (nog) niet drastisch gewijzigd. De (sociale) vrijheden waren voorheen al beperkt en zijn dat nog steeds. Internationaal gezien staan de betrekkingen na het aantreden van de radicale regering onder druk. De Verdragen inzake uitbanning van alle vormen van discriminatie tegen vrouwen en tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandelingen of bestraffingen zijn nog steeds niet geratificeerd. Sinds de drie jaar geleden ingevoerde EU-Iran mensenrechtendialoog is in Europese ogen onvoldoende vooruitgang geboekt op het gebied van de mensenrechten. Ook in deze verslagperiode kwamen schendingen op het gebied van mensenrechten voor. In de verslagperiode werd wederom een krant gesloten en werden journalisten, advocaten en NGO-leden gearresteerd. De gronden van arrestatie waren niet altijd duidelijk. Vaak werden laster, belediging van de islam, van regeringsleiders en van de republiek opgevoerd of gronden als het aanzetten tot publieke onrust en het in gevaar brengen van de staatsveiligheid. Het verblijf van de arrestanten bleef vaak langere tijd onbekend. De meeste arrestanten kwamen wel weer vrij gedurende de verslagperiode. Naast de schending van de vrijheid van meningsuiting en persvrijheid worden zorgen geuit over de houding van de Iraanse autoriteiten tegenover bekeringsijver van christelijke zijde. Vooral als het gaat om de zogenaamde huiskerken. In de verslagperiode zijn christenen, die zich actief bezighielden met bekering, (tijdelijk) opgepakt en ondervraagd. Tot op heden zit nog één voorganger vast. Aangenomen wordt dat de Iraanse autoriteiten optreden indien bekeerde christenen openlijk bekeringsactiviteiten verrichten of actief en openbaar hun nieuwe geloof verkondigen.
De positie van de andere erkende religieuze minderheden - joden en zoroastriërs - is gelijk gebleven. Onderdrukking van bahá'i op het gebied van onderwijs, werkgelegenheid, huisvesting, reizen en culturele activiteiten vindt nog steeds plaats. In deze verslagperiode zijn 54 bahá'ís op een dag opgepakt. De meeste van hen zijn op borgtocht weer vrijgelaten. Diverse bahá'ís zijn nog gedetineerd. 105

Algemeen ambtsbericht Iran | augustus 2006

De wetgeving in Iran is gebaseerd op de sji'ietisch islamitische rechtsgeleerdheid. De rol van de advocaat in het strafproces is beperkt. Met name de rechtsgang in de revolutionaire rechtbanken is nog altijd ver verwijderd van internationale standaarden, door onder andere slecht geschoolde rechters en aanklachten in zeer vage bewoordingen. Naast het reguliere strafrechtelijke voorarrest is sprake van een parallel circuit dat zich geheel onttrekt aan rechterlijke controle. De detenties in deze vaak geheime centra duren maximaal enkele maanden, waarna betrokkenen vlak voor de terechtzitting worden overgeplaatst naar een regulier detentiecentrum. Gedurende deze detentie is de verblijfplaats bij familie, vrienden en betrokken gedetineerde zelf vaak niet bekend.
Het is met name in de bovengenoemde inofficiële detentiecentra dat foltering en mishandeling voorkomen. Tot strafvervolging van daders van foltering of mishandeling komt het nauwelijks.
Lijfstraffen als zweepslagen komen nog altijd voor. Soms kunnen deze worden afgekocht. Op amputatie is een moratorium toegezegd tijdens de tweede ronde van de mensenrechtendialoog tussen Iran en de EU. Desondanks is in de vorige verslagperiode door de media een geval van amputatie gemeld. De doodstraf wordt in Iran nog altijd voltrokken. In december 2002 heeft het hoofd van de rechterlijke macht rechters opgeroepen om geen dood door steniging meer op te leggen. In de verslagperiode deden zich desondanks veroordelingen tot steniging voor, maar deze zijn voor zover bekend niet uitgevoerd. Duidelijk zichtbare politieke activiteiten gericht op omverwerping van het onder de Geestelijk Leider ressorterende islamitische staatssysteem kunnen in Iran strafvervolging opleveren. Het meest gevoelig zijn de autoriteiten voor activiteiten van de Mujaheddin-e Khalq Organisation (MKO). Na de val van het bewind van Saddam Hoessein in Irak hebben de Iraanse autoriteiten aangegeven dat uit Irak terugkerende MKO-leden op amnestie kunnen rekenen. In de verslagperiode en de periode daarvoor zijn enkele lagere MKO-kaderleden daadwerkelijk teruggekeerd. Vrouwen zien zich in Iran nog altijd geconfronteerd met een groot aantal wettelijke en sociaal-maatschappelijke beperkingen. Homoseksuelen kunnen niet vrijelijk voor hun geaardheid uitkomen. Seksuele handelingen tussen personen van gelijke sekse is strafbaar. Verschillende bronnen in Iran zijn van mening dat er geen aanwijzingen zijn dat er sprake is van een actief opsporings- of vervolgingsbeleid gericht tegen homoseksuelen. Human Rights Watch stelde tijdens de verslagperiode op basis van een recent onderzoek aan te nemen dat er sprake is van een systematische vervolging van 106

Algemeen ambtsbericht Iran | augustus 2006

homoseksuelen in Iran. Geslachtsgemeenschap tussen mensen van gelijke sekse kan worden bestraft met de doodstraf.
België, Denemarken, het Verenigd Koninkrijk en Zwitserland achten terugkeer van uitgeprocedeerde Iraanse asielzoekers naar Iran verantwoord. De Belgische regering heeft nog geen besluit genomen over een speciaal beleid voor specifieke groepen Iraanse asielzoekers.

107

Algemeen ambtsbericht Iran | augustus 2006

Literatuurlijst
Bij de totstandkoming van dit ambtsbericht zijn onder meer de onderstaande openbare bronnen geraadpleegd:
Agence France-Presse (AFP)
Algemeen Dagblad
Algemeen Nederlands Persbureau (ANP)
Amnesty International, waaronder diverse rapporten, public statements en press releases.
Associated Press (AP)
BBC News
BBC Monitoring
CIA World Factbook Iran, versie van 20 oktober 2005 (www.cia.gov) Compass Direct
COC Nederland
Daily Star
Deutche Presse Agentur (DPA)
Economist Intelligence Unit

- Country Report Iran, May 2006

- Country Report Iran, April 2006

- Country Report Iran, March 2006

- Country Report Iran, February 2006

- Country Profile 2005 Iran
Fars News
Fédération internationale des Ligues de Droits de l'Homme (www.fidh.org) 108

Algemeen ambtsbericht Iran | augustus 2006

W.B. Fisher, `Iran, Physical and Social Geography', in The Middle East and North Africa 2005, London and New York: Europa Publications. www.gaycitynews.com
De Groene Amsterdammer
L. Hamidi, Iran, Amsterdam/Den Haag: Koninklijk Instituut voor de Tropen/NOVIB/NCOS, 1998.
Human Rights Watch
ILNA
International Herald Tribune
Independent
Iran News, Engelstalig Iraans dagblad
IRNA, officieel Iraans persbureau
Libération
The Middle East
Mir-Hosseini, Ziba, Marriage on Trial; A Study of Islamic Family Law, Londen/New York, I.B. Tauris & Co Ltd. Publishers (1993). Nederlands Dagblad
New York Times
NRC Handelsblad
Open Doors
Outrage! (http://www.petertatchell.net/)
Peyvand, Iraanse nieuwssite
Radio Free Europe/Radio Liberty
109

Algemeen ambtsbericht Iran | augustus 2006

Reuters
Reporters sans Frontières (www.rsf.org)
Times
Trouw
United Nations

- Commission on Human Rights, Civil and Political Rights, including the Question of Torture and Detention. Report of the Working Group on Arbitrary Detention. E/CN.4/2004/3/Add.2, 27 juni 2003. U.S. Department of State (www.state.gov)

- Iran Country Reports on Human Rights Practices ­ 2004, 28 februari 2005
- International Religious Freedom Report Iran, 8 november 2005. de Volkskrant
VolZin, opinieblad voor geloof en samenleving, 2 juni 2006. Vrij Nederland
Weekly Press Digest

110

Algemeen ambtsbericht Iran | augustus 2006


Bijlage(n)
I Talen en dialecten in Iran
Taal/dialect Gesproken in Etnisch/religieus Azeri (Turks) Oost en West Azarbaijan, Ardebil, Zanjan, delen van Etnisch Qazvin
Kurdisch Kermanshah Etnisch Balouchi Sistan en Balouchestan Etnisch Arabisch (lokaall) Khouzestan Etnisch Gilaki Gilan Etnisch Mazandarani Mazandaran Etnisch Taleshi Talesh streek in West Gilan Etnisch Lori Lorestan Etnisch Turkmeens Golestan Etnisch Armeneense Armeens gemeesschappen verspreid Religieus over het land; meesten in Teheran, Isfahan,Azarbaijan Shiraz en Gilan Assyrische minderheden verspreid over het land (de Religieus Assyrisch meesten in westelijke gebieden) 111

Algemeen ambtsbericht Iran | augustus 2006

II Feiten en cijfermatige gegevens presidentsverkiezingen 2005 Kandidaten eerste ronde:
Akbar Hashemi Rafsanjani Conservatief. Voormalig president van Iran en huidig voorzitter van de Beoordelingsraad. Mohammad Baquer Qalibaf Conservatief. Hij werd in 2000 tot hoofd van de politie benoemd. Mostafa Moin Hervormingsgezind. De minister van Cultuur en Hoger Onderwijs Wetenschap onder de vorige president.
Mehdi Karroubi Hervormingsgezind. Parlementsvoorzitter van 2000 tot 2004. Ali Larijani Conservatief. Veiligheidsadviseur van de Geestelijk Leider en voormalig voorzitter van de Iraanse staatsomroep. Mahmoud Ahmadinejad Conservatief. Ten tijde van de verkiezingen burgemeester van Teheran. Mohsen Mehrzalizadeh Hervormingsgezind. Vice-president in de vorige regering en voorzitter van de nationale sportbond. Moshen Rezaie Onafhankelijke kandidaat. De secretaris van de Beoordelingsraad en voormalig voorzitter van de Revolutionaire Garde. Trok zich op 15 juni 2005 terug.
112

Algemeen ambtsbericht Iran | augustus 2006

Resultaten eerste ronde385:
Rafsanjani 20.8%
Ahmadinejad 19.3%
Mehdi Karroubi 17.5%
Mohammad Baqer Qualibaf 13.9%
Mostafa Moin 13.7%
Ali Larijani 5.9%
Mohsen Mehralizadeh 4.4%
Opkomst 62%.386
Resultaten tweede ronde:
Ahmadinejad: 61,6%
Rafsanjani: 35,9%
Opkomst: 60%.

385 Reuters, 18 juni 2005, BBC News, via www.newsvote.bbc.co.uk, 22 juni 2005. 386 Reuters, ANP, AFP, 18 juni 2005.
113

Algemeen ambtsbericht Iran | augustus 2006

III Samenstelling kabinet
President Mahmoud Ahmadinejad Vice-president Parviz Davoudi Buitenlandse Zaken Manouchehr Mottaki Binnenlandse Zaken Hodjatoleslam Mostafa Pour-Mohammadi Inlichtingen Hodjatoleslam Gholamhossein Mohseni-Ejeie Defensie Mostafa Mohammad-Najar Economische Zaken en Financiën Davoud Danesh-Jafari Handel Seyed Massoud Mir-Kazemi Cultuur en Islamitische begeleiding Mohammad-Hossein Safar-Harandi Industrie en Mijnen Alireza Tahmasbi Energie Seyed-Parviz Fatah Onderwijs Mahmoud Farshidi Onderzoek en Wetenschap Mohammad-Mehdi Zahedi Gezondheid Kamran Bagheri-Lankarani Landbouw Mohammad-Reza Eskandari Justitie Jamal Karimi-Rad Communicatie en technologie Mohammad Soleimani Coöperaties Mohammad Nazemi Arekani Transport Moahhamd Rahmati Sociale Zaken Parviz Kazemi Werkgelegenheid Seyed-Mohammad Jahromi Ruimtelijke ordening Mohammad Saidi-Kia Oliezaken Kazem Vaziri-Hamaneh 114

Algemeen ambtsbericht Iran | augustus 2006

IV Kaart van Iran

115


---- --