Gerechtshof 's-Gravenhage
AIVD mag onder voorwaarden journalisten afluisteren
Den Haag, 31 aug. 2006 - Het Gerechtshof âs-Gravenhage heeft vandaag
geoordeeld dat de AIVD in beginsel journalisten mag afluisteren, maar
dat de dienst daar wel zeer terughoudend mee moet zijn. In januari
2006 kregen twee journalisten van De Telegraaf vertrouwelijk
staatsgeheime informatie afkomstig van de AIVD toegespeeld. De
journalisten publiceerden onder meer over het circuleren van geheime
documenten in de onderwereld waarna de AIVD een onderzoek startte naar
het lek bij de eigen dienst en daarbij de journalisten afluisterde.
Volgens het hof had de AIVD de mogelijkheid om bijzondere bevoegdheden
als deze aan te wenden, maar had de dienst in dit geval het gebruik
van de bevoegdheden moeten staken toen zij na aanvang van het
onderzoek naar het lek andere personen dan journalisten in het vizier
kreeg. Vanaf dat moment was er niet meer voldoende noodzaak de
bijzondere bevoegdheden op de journalisten toe te passen.
Het hof is van oordeel, dat het onderzoek naar het lek binnen de AIVD
de nationale veiligheid betreft en dat daarmee gewichtige belangen van
de Staat in het geding zijn. Voor zoân onderzoek geeft de wet de AIVD
de mogelijkheid om bijzondere bevoegdheden aan te wenden ook jegens
personen die niet zelf "verdacht" zijn, zoals de journalisten, maar
wel met dergelijke personen in verbinding staan. De wet verbiedt de
AIVD zich uit te laten over de vraag óf de bijzondere bevoegdheden
worden gebruikt. Het hof heeft echter aangenomen dat zij zijn gebruikt
en geoordeeld dat daarmee een inbreuk werd gemaakt op de privacy van
de journalisten en op de vrijheid van meningsuiting en de
journalistieke bronbescherming.
Belangenafweging staatsgeheimen en persvrijheid
Zoân inbreuk mag alleen worden gemaakt als de wet daarin voorziet en
als het in een democratische samenleving noodzakelijk is. De nieuwe
wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten voorziet in zoân
inbreuk, zodat het hof moest oordelen over de vraag of het in dit
geval ook noodzakelijk was. Dat vereist een afweging van belangen.
Enerzijds moet worden voorkomen dat staatsgeheimen worden verspreid
en, in het verlengde daarvan, mensen gevaar kunnen lopen en anderzijds
is de bescherming van journalistieke bronnen één van de fundamentele
voorwaarden voor persvrijheid.
Het hof heeft geoordeeld dat in beginsel die afweging in het nadeel
van de journalisten kan uitvallen, maar dat de AIVD in dit geval, waar
een fundamentele voorwaarde voor persvrijheid in het geding is,
daarmee wel uiterst terughoudend moest zijn en daarom het gebruik van
de bevoegdheden had moeten staken toen zij na aanvang van het
onderzoek naar het lek andere personen dan journalisten in het vizier
kreeg. Vanaf dat moment was er niet meer voldoende noodzaak de
bijzondere bevoegdheden op de journalisten toe te passen.
De AIVD had nog aangeboden aan het hof buiten aanwezigheid van de
journalisten inzage te geven in haar gegevens. Het hof kon niet op dit
aanbod van de AIVD ingaan, omdat de journalisten daar bezwaar tegen
hadden en het in strijd is met het beginsel van hoor en wederhoor als
één partij niet weet waarover het hof oordeelt.
Vernietiging verkregen gegevens
Verder heeft het hof het oordeel over het antwoord op de vraag wat er
met de verkregen gegevens moet gebeuren, overgelaten aan de Commissie
van toezicht op de AIVD. Die Commissie heeft toegang tot alle
informatie en kan verantwoord beoordelen wat wel en wat niet
rechtmatig is verkregen. De verkregen gegevens hoeven nog niet te
worden vernietigd, zoals de rechtbank had bepaald, maar het hof heeft
de AIVD wel verboden om die gegevens, zolang de Commissie ze niet als
rechtmatig verkregen heeft beoordeeld, aan het Openbaar Ministerie te
geven voor gebruik in een strafzaak.
Achtergrond
In januari van dit jaar kregen twee journalisten van De Telegraaf
vertrouwelijke staatsgeheime informatie afkomstig van de AIVD
toegespeeld. De informatie had onder meer betrekking op onderzoek naar
de criminele organisatie rond Mink K. en corruptie binnen het
justitiële opsporingsapparaat. De journalisten hebben een aantal
artikelen gepubliceerd onder meer over het feit dat deze geheime
documenten in de onderwereld circuleerden. De AIVD is toen een
onderzoek begonnen naar het lek binnen hun organisatie. Medio mei
concludeerden de journalisten dat zij in het kader van dat onderzoek
door de AIVD werden afgeluisterd en geobserveerd en dat
telecomgegevens over hen waren opgevraagd.
Verloop proces
Tezamen met de Telegraaf en de Vereniging van Journalisten hebben de
journalisten een kort geding aangespannen tegen de AIVD. Zij vorderden
de Staat te gebieden om de onderzoeken en het gebruik van bijzondere
bevoegdheden (afluisteren, observeren) te staken en alle informatie
die verkregen was te vernietigen. Ook wensten zij een verbod om de
informatie te geven aan het Openbaar Ministerie, dat die informatie in
strafzaken zou kunnen gebruiken. De journalisten waren van mening dat
de AIVD een onaanvaardbare inbreuk maakte op de vrijheid van
meningsuiting, de journalistieke bronbescherming en hun recht op
privacy.
In juni heeft de rechtbank de journalisten grotendeels gelijk gegeven
(zie LJ-nr. AX9008). De Staat heeft tegen dat vonnis hoger beroep
ingesteld. Het gerechtshof heeft het vonnis deels vernietigd deels
bekrachtigd.
LJ Nummer
AY7004
Bron: Gerechtshof 's-Gravenhage
Datum actualiteit: 31 augustus 2006 Naar boven