Innovatienetwerk

Lage grondmobiliteit slecht voor stad én platteland

De grondmobiliteit - de hoeveelheid grond die in een bepaalde tijd van eigenaar of pachter wisselt - is laag, waardoor de prijs van agrarische grond stijgt. Dit is vooral lastig voor boeren en tuinders die willen uitbreiden en voor steden die groen voor recreatie willen ontwikkelen. De noodzakelijke schaalvergroting in de land- en tuinbouw wordt daardoor bemoeilijkt en recreatiegebieden worden niet gerealiseerd. Dat staat in het rapport Grondmobiliteit van InnovatieNetwerk dat op 31 augustus jongstleden aan minister Veerman van LNV is aangeboden.

De lage grondmobiliteit komt deels voort uit het feit dat boeren bij het beëindigen van hun bedrijf af moeten rekenen met de fiscus over het verschil tussen boek- en marktwaarde van het bedrijf. Zelfs bij beëindiging als gevolg van overheidsingrijpen (bijvoorbeeld onteigening) ontkomt men hier alleen aan wanneer binnen drie jaar een nieuw bedrijf in Nederland wordt begonnen.Voor dit probleem zijn twee oplossingsrichtingen denkbaar. Allereerst kan de termijn verlengd worden die geldt voor herinvestering. Verder kunnen er andere waarderingsmethoden gebruikt worden die er voor zorgen dat het verschil tussen markt- en boekwaarde kleiner wordt of zelfs verdwijnt.

De lage mobiliteit komt ook voort uit het feit dat eigenaren agrarische grond vasthouden in de hoop winst te kunnen realiseren bij bestemmingswijziging voor bijvoorbeeld wonen. Dit zou opgelost kunnen worden door agrarisch grondgebruik en het recht op meerwaarde bij functiewijziging los te koppelen. De eigenaar die winst verwacht kan de grond in eeuwig durende erfpacht uitgeven aan een agrarische gebruiker, waarbij wordt overeengekomen dat de erfpacht wordt ontbonden wanneer er een onherroepelijke bouwclaim voor deze grond is. Op deze wijze kan de winstverwachting de agrarische markt niet meer gijzelen, waardoor de mobiliteit zal stijgen.

In tegenstelling tot wat vaak gezegd wordt, is het niet reëel om te verwachten dat de grondmobiliteit in de toekomst zal oplopen door het stoppen van agrarische bedrijven. Op dit moment zijn al veel bedrijven gestopt of vergaand verkleind. Dit heeft tot nu toe niet tot een aantoonbare verhoging van de grondmobiliteit geleid. Het lijkt eerder andersom te zijn; hoe minder agrarische bedrijven overblijven, des te lager de grondmobiliteit. Deze vermindering van de mobiliteit wordt versterkt door het afbouwen van de traditionele ruilverkaveling, die verantwoordelijk is voor een groot deel van de huidige mobiliteit.

De algemene conclusie is dat het wenselijk is de mobiliteit van agrarische grond te vergroten. Dat is niet alleen gunstig voor de noodzakelijke schaalvergroting in de land- en tuinbouw en de aanleg van groen in en om de stad, het maakt ook de realisatie van de ecologische hoofdstructuur en stedelijke functies als woningbouw gemakkelijker en dus goedkoper.