Overdrachtsbelasting. Uitgezonderde verkrijgingen
Besluit van 18 augustus 2006, nr. CPP2005/2923M, Stcrt. nr. 165
De minister van Financiën heeft het volgende besloten.
Dit besluit is een samenvoeging en actualisering van het besluit van 4 mei 1949, nr.54 en het besluit van 15 juli 1963, nr. D3/3325. Met dit besluit wordt geen beleidswijziging beoogd. De genoemde besluiten worden ingetrokken.
1. Gebruikte begrippen en afkortingen
WBR
Wet op belastingen van rechtsverkeer
BW
Burgerlijk Wetboek
2. Inleiding
Voor de overdrachtsbelasting wordt een aantal vormen van verkrijging van onroerende zaken uitgezonderd voor de heffing. Niet als verkrijgingen worden onder andere aangemerkt die krachtens erfrecht en die krachtens verdeling van een nalatenschap (artikel 3, eerste lid, onderdelen a en b, van de WBR).
3. Afgifte onroerende zaak aan legataris ter voldoening van legaat in geld
Als een erflater bij testament een onroerende zaak heeft gelegateerd, dan is de legataris bij de afgifte van dit legaat geen overdrachtsbelasting verschuldigd. Het is mogelijk dat een erflater aan iemand een bedrag in geld heeft gelegateerd. Bij de afgifte van het legaat kunnen de erfgenamen en de legataris vervolgens overeenkomen dat aan de legataris niet een bedrag in geld maar een onroerende zaak wordt afgegeven. Er is dan sprake van een inbetalinggeving (artikel 6:45 van het BW). De legataris neemt genoegen met een andere zaak dan het aan hem gelegateerde. Hij heeft de onroerende zaak dan niet krachtens erfrecht verkregen en is ter zake van zijn verkrijging overdrachtsbelasting verschuldigd.
4. Verdeling nalatenschap afwijkend van de ouderlijke boedelverdeling
Onder het tot 1 januari 2003 geldende erfrecht was het mogelijk om bij testament een ouderlijke boedelverdeling te maken (artikel 4:1167 van het BW oud). De erfgenamen konden dan bij de verdeling van de boedel niet afwijken van de bepalingen in het testament (artikel 4:1170 van het BW oud). Wel bestond voor hen de mogelijkheid om in onderling overleg de nalatenschap op andere wijze te verdelen.
Een testament met ouderlijke boedelverdeling is onder het erfrecht vanaf 1 januari 2003 niet meer mogelijk. De op 1 januari 2003 reeds bestaande testamenten worden op grond van het overgangsrecht geëerbiedigd. Ook kunnen er nog onverdeelde nalatenschappen zijn welke onder het oude erfrecht zijn opengevallen. Voor zover deze nalatenschappen worden verdeeld in afwijking van ouderlijke boedelverdeling, is er geen sprake van een verdeling in de zin van artikel 3 van de WBR. Over de verkrijging van een onroerende zaak is dan overdrachtsbelasting verschuldigd.
5. Ingetrokken regelingen
De volgende besluiten zijn ingetrokken met ingang van de inwerkingtreding van dit besluit:
- 4 mei 1949, nr. 54;
- 15 juli 1963, nr. D3/3325;
- 21 april 1972, nr. B72/5399, laatstelijk gewijzigd op 18 juli 1991, nr. VB91/1044, § 12 t/m 14 en § 20;
- 6 september 1978, nr. 278-9325.
6. Inwerkingtreding
Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.
Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.
Den Haag, 18 augustus 2006,
De minister van Financiën,
namens deze
Mr. J. Thunnissen,
Directeur-generaal Belastingdienst.
Meer informatie
* Besluit van 18 augustus 2006 nr. CPP05-2923
Ministerie van Financiën