D66
DAADKRACHT DOOR DRAAGVLAK
Toespraak van dr. A.H.G. Rinnooy Kan bij zijn installatie tot
voorzitter van de
Sociaal-Economische Raad op 25 augustus 2006.
Op 12 oktober 1949 ging de Tweede Kamer - diep in de nacht, na
verhitte Grondwettelijke discussies - akkoord met de Wet op de
Bedrijfsorganisatie die leidde tot de totstandkoming van de
Sociaal-Economische Raad. Ik was op die dag precies één week oud, en
gaarne wens ik het de SER toe zijn laatste voorzitter te zijn die
ouder is dan het instituut zelf. Onomstreden is het mandaat van de SER
nooit geweest. Al heel vroeg is er zorg over de vermeend excessieve
invloed van de SER af en toe tandenknarsend aangeduid als de Derde
Kamer en het trage tempo waarin zijn adviezen wel eens tot stand
komen. Maar zelfs de grootste critici erkennen tezelfdertijd de
fundamentele bijdrage die de SER op zijn beste momenten heeft geleverd
aan de sociaaleconomische innovatie van Nederland.
In 1954 bijvoorbeeld, toen het AOW-advies tot een doorbraak leidde in
het denken over sociale verzekeringen. In 1967 met een vrijwel unaniem
advies voor een vrije loonvorming. In 1969, toen het advies over de
Structuurregeling leidde tot "het wonder van Den Haag". In 1992, toen
in het advies Convergentie en Overlegeconomie, door de toenmalige
VNO-voorzitter de moeder aller adviezen gedoopt, een verbreed
welvaartsbegrip werd geïntroduceerd met economische, sociale en
ecologische
doelstellingen van onverminderd actuele betekenis. En recentelijk nog,
toen onder de hoede van mijn voorganger doorbraken werden bevorderd op
het terrein van ziektekostenverzekeringen, WW en WAO, vraagstukken
waarover decennialang is gediscussieerd.
Het poldermodel
De SER is uniek in zijn vermogen tot breed gedragen, vernieuwende
afronding van dergelijke discussies, die soms van start gaan in
bijkans onoverbrugbaar lijkende verschillen van mening. In vele landen
ter wereld wordt die aanpak inmiddels geïmiteerd, onder bewonderende
verwijzing naar de Nederlandse traditie om op momenten van een
dreigende polderoverstroming alle meningsverschillen op te
schorten en de handen ineen te slaan. Ironisch genoeg is in Nederland
zelf het begrip poldermodel vooral een bron van meningsverschillen en
misverstanden geworden. Voor de een is de eruit voortvloeiende
compromisbereidheid een onmisbaar ingrediënt bij de totstandkoming van
een breed maatschappelijk draagvlak. Voor de ander leidt die
pacificatiedrift juist tot vormen van vertroebeling en verwatering die
voor een polderlandschap fataal kunnen zijn.
Wie de geschiedenis raadpleegt, hoeft zich niet te schamen voor de
Nederlandse traditie van eenheid in verdeeldheid, die het al honderden
jaren mogelijk maakt vooruitgang te boeken met respect voor
wederzijdse eigenwijsheid. Vooruitgang in de strijd tegen het water,
waarbij snelle samenwerking een voorwaarde voor overleven was;
vooruitgang in de internationale handel, waar respectvol onderhandelen
met andersdenkenden in de loop van eeuwen een tweede natuur werd;
vooruitgang in de politieke infrastructuur, waar de kunst van
coalitievorming de zuilen lange tijd in hun waarde liet en een royale
dosis zelfregulering het vanzelfsprekende sluitstuk vormde. Het stemt
daarbij wel tot passende nederigheid dat de Nederlanders hun
veelgeroemde strijd tegen het water in belangrijke mate over zichzelf
afgeroepen hebben door een nietsontziend beleid van hardnekkige
afgraving, vervening en bodemverlaging, waardoor het Nederlandse
maaiveld elke eeuw een halve meter daalde.
Als begrip is het poldermodel inmiddels zonder enige twijfel zelf
verwaterd tot een versleten ratjetoe van tegenstrijdigheden. Maar de
onderliggende bereidheid om voortgang te zoeken via verstandige
compromissen is van onverminderde betekenis voor een pluriforme
democratie die gemakkelijk kan bezwijken aan een overdosis van
opinies, onder de nadrukkelijke voorwaarde dat er leiders te vinden
zijn die de kunst verstaan om een verstandig compromis waar per
definitie niemand zich compleet in
zal herkennen - toch voor iedereen voldoende herkenbaar te maken.
Nederland is zo'n democratie, maar niettegenstaande onze mooie
geschiedenis is de laatste jaren in de samenleving van onze
verdeeldheid meer te merken dan van onze eenheid, en van onze
eigenwijsheid meer dan van onze compromisbereidheid.
Nederland uit balans
Voor Nederland-watchers zijn het verwarrende tijden. Wie Nederland van
een afstand waarneemt, ziet een land dat zijn evenwicht verloren
heeft. De ooit door Baudelaire bezongen cultuur van luxe, calme et
volupté, lijkt wel verworden te zijn tot een cultuur van onzekerheid,
ontevredenheid en onverdraagzaamheid. Onzekerheid over een toekomst
met teruglopende soevereiniteit in eigen locale en nationale kring,
een toekomst die voor een oudere generatie steeds minder voorspelbaar
wordt en voor een jongere generatie nooit echt voorspelbaar is
geweest. Ontevredenheid over het onvermogen van de politiek in eigen
land en in Europa om die onzekerheid te reduceren. En
onverdraagzaamheid, een gebrek aan respect, als uitlaatklep die de
eenheid verder onder druk zet en de verdeeldheid bevordert.
Het is een gevaarlijke combinatie. Gevoelens van onzekerheid en angst
versterken de in de naoorlogse generatie toch al sterke behoefte aan
risicoreductie. Er zijn in Nederland in de loop van de tijd zoveel
waarborgen gecreëerd tegen ongewenste veranderingen dat wij aan
gewenste veranderingen niet dan met moeite en alleen onder druk van
omstandigheden toekomen. Al te veel van onze nationale energie wordt
ingezet voor defensieve doeleinden, in de strijd tegen de bedreiging
van het bestaande. Wie rondreist door Azië en waarneemt hoeveel
energie daar vrijkomt voor offensieve nationale doeleinden, houdt zijn
hart wel eens vast voor onze overlevingskansen op de wereldmarkt.
Dit probleem is niet specifiek Nederlands. In vele Europese landen
voelen mensen zich om vergelijkbare redenen bedreigd. De explosiviteit
van dit mengsel neemt bij een falende integratie van velen uit de
etnische minderheden nog verder toe, zoals onlangs in Frankrijk
overtuigend werd gedemonstreerd. Er is geen enkel automatisme dat
Nederland bij voorbaat vrijwaart van vergelijkbare explosies. Onze
vinnige discussie over integratie en immigratie schaadde niet alleen
ons eeuwenoude imago van beschaafde tolerantie, maar maskeert ook het
risico dat een grote groep allochtone jongeren buiten de samenleving
komt te staan, in een tweedeling die onze eenheid als bewoners van dit
land wezenlijk kan aantasten.
Onzekerheid en ontevredenheid kleuren ook ons beeld van de
buitenwereld. Onze pro-Europese houding is omgeslagen in argwaan en
irritatie jegens Brussel. Onder de vlag van de subsidiariteit worden
vooral defensieve posities ingenomen. Wij vergeten wel eens dat
naarmate nationale grenzen hun economische betekenis verliezen, zij
ook een andere politieke betekenis krijgen. De gedaanteverandering van
onze internationale omgeving is nauwelijks bij te houden. Onze
wereldwijde lotsverbondenheid in economische, ecologische, sociale,
juridische en politieke zin neemt van dag tot dag toe. Wie zijn
toekomst in dit kleine Europese land onvoorspelbaarder acht dan ooit
tevoren, heeft gelijk.
Naar een nationale participatiestrategie
Maar onze problemen zijn oplosbaar. Ik ben ervan overtuigd dat er voor
ons land een kansrijke nationale strategie is te ontwikkelen, die
voortbouwt op historische voorsprongen en verworvenheden met gepaste
aandacht voor people, planet en profit. De basis daarvoor zal in de
komende jaren verder gelegd moeten worden; een onmisbaar onderdeel
ervan zal moeten zijn om het brede gevoel van onzekerheid waar
ik eerder over sprak adequaat te adresseren.
Dat zal niet kunnen door het creëren van schijnzekerheden: de wereld
om ons heen is echt veranderd, het is niet anders. Het kan alleen door
het creëren van authentiek nieuw zelfvertrouwen, van een breed gevoel
dat de inwoners van Nederland meer dan voldoende zijn geëquipeerd om
aan een inherent steeds onvoorspelbaarder toekomst het hoofd te kunnen
bieden. Dat is de feitelijke betekenis van het ideaal van de weerbare
burger die dankzij een voortdurend proces van onderwijs en scholing
zijn weg kan blijven vinden in een veranderende wereld, en die zich op
de omslagpunten van zijn levensloop gesteund weet door een modern
systeem van sociale zekerheid.
Wat zijn dan onze historische voorsprongen en verworvenheden? Voorop
staat onze ligging, in het hart van West-Europa, rond de fraaiste
diepwaterhaven van het continent en bovenop een aardgasbel van immense
(maar wel eindige) omvang. De rest is mensenwerk. Mensenwerk dreef de
Nederlanders de wereldzeeën op en doet hen nog steeds opduiken in alle
uithoeken waar iets te verdienen valt. Mensenwerk maakte van Nederland
een kosmopolitische vestigingsplaats waar ondernemers, kunstenaars en
onderzoekers uit de hele wereld zich thuis voelden. En mensenwerk
creëerde voor de inwoners van dit land een internationale reputatie
van nuchter ondernemerschap en zelfrelativerende deskundigheid,
wortelend in een traditie van degelijk onderwijs en hoogwaardig
onderzoek.
Alle mensenwerk is kwetsbaar; dat is juist de laatste jaren weer
gebleken. De allereerste opgave voor een succesvolle nationale
strategie is om maximaal rendement te blijven halen uit onze
historische voorsprongen, en maximale continuïteit te garanderen voor
onze historische verworvenheden. Dat is de motivatie achter het
innovatiedebat:
Nederland kan alleen economisch overleven als het in volle openheid
naar de rest van de wereld een traditie van vernieuwing weet te
continueren. Dat rechtvaardigt de voortgaande investeringen in onze
fysieke, onze sociale, onze fiscale, onze culturele en onze
ecologische infrastructuur. Zo stellen we de historische
aantrekkelijkheid van onze ligging ook voor de toekomst veilig.
Onze traditie van eenheid in verdeeldheid, onze compromisbereidheid
met respect voor elkaars belangen en opvattingen, moet de basis kunnen
leggen voor een succesvolle nationale strategie. Deze moet naar mijn
overtuiging in de allereerste plaats een participatiestrategie zijn -
een strategie die veiligstelt dat alle burgers, mannen en vrouwen,
autochtoon en allochtoon, van jong tot oud bereikbaar zijn voor wat
het land hen kan bieden en aangesproken kunnen worden op wat het land
van hen verlangt, in een zuivere balans tussen rechten en plichten.
Die balans is nodig als duurzame basis voor solidariteit; een
solidariteit die door de vergrijzing verder op de proef wordt gesteld.
Wat het land burgers hoort te bieden is ruimte en tijd genoeg, niet
onbeperkt voor de ontwikkeling van talent. Wat het land van burgers
mag verlangen is de bereidheid om die talenten vervolgens in dienst te
stellen van de samenleving. Wat burgers van het land mogen verlangen
is een serieuze kans dat te kunnen doen via zinvolle arbeid. Werk en
ondernemerschap zijn daarmee als bindmiddel voor de samenleving, voor
sociale samenhang, nog steeds onovertroffen; werkloosheid, in het
bijzonder langdurige werkloosheid, levert daarmee tegelijk ook het
grootste ontbindingsrisico op. De Clinton- campagne had gelijk: Its
the economy, stupid maar dan wel in brede zin, vanuit het complete
sociale perspectief: hoe kiezen mensen hun rol binnen die economie,
hoe vullen zij die rol in, hoe ervaren zij het resultaat? Het is de
onverminderde betekenis van dat perspectief voor welvaart en welzijn,
die 56 jaar na
oprichting nog steeds het bestaan van een Sociaal-Economische Raad
rechtvaardigt alsmede de centrale rol daarbinnen van organisaties van
werkgevers en werknemers die betrokken zijn bij het overgrote deel van
de Nederlandse werkgelegenheid.
Een nationale strategie moet niet in abstracties blijven steken. Zij
moet zich vertalen in beleid dat soms evolutionair, soms revolutionair
zal verschillen van wat de laatste jaren geboden is. Een succesvolle
participatiestrategie zal erop toe moeten zien dat geen enkel talent
verloren gaat én dat burgers in vrijheid kunnen kiezen voor hun rol
als uniek onderdeel van een zinnig en zingevend geheel. Een
succesvolle participatiestrategie zal hen moeten equiperen om
verantwoordelijkheid te nemen voor hun eigen toekomst, voor hun
werkzame leven en voor de periode daarna, en zal hen in staat moeten
stellen
om als werknemers met hun werkgever en met de overheid in die toekomst
te investeren, en om als startende ondernemers met minimale rompslomp
door te groeien naar het werkgeverschap.
Het middellange termijn-advies (waaraan nu zeer intensief wordt
gewerkt) biedt de SER gelegenheid voor een strategische bijdrage aan
een nieuw kabinetsbeleid, een beleid dat zijn eigen evenwicht zal
moeten vinden tussen daadkracht en draagvlak. Pacificatie ten dienste
van participatie: door een verstandige strategie kan ruimte ontstaan
voor de noodzakelijke daadkracht én voor het noodzakelijke draagvlak.
Draagvlak bijvoorbeeld voor de Kennis Investerings Agenda van het
Innovatieplatform, die ambitieuze diepte-investeringen bepleit in onze
kenniseconomie. Draagvlak ook voor de instandhouding van een traditie
van solidariteit: wat mogen wij van mensen zelf verwachten, waar ligt
de meerwaarde van collectieve arrangementen, waar is herverdeling
nodig om mensen in een kwetsbare positie te beschermen?
Het primaat van de politiek
Als voorzitter van de SER hoop ik een nuttige rol te kunnen spelen in
het voor Nederland zo essentiële strategische debat, waarvan ik
zojuist een paar onderdelen heb aangeduid. Ik geloof hartstochtelijk
in de mogelijkheid om in een rationeel debat tegenstellingen te
overbruggen, en in de bereidheid van Nederlandse werkgevers en
werknemers om hun oordelen en vooroordelen bij te buigen in een
serieuze poging tot een gezamenlijke conclusie. En zelfs als die
gezamenlijkheid geheel of gedeeltelijk ontbrak, dan nog bleek en
blijft het zinvol om de harde kernen van onenigheid zuiver in kaart te
brengen. Consensus is een middel, geen doel. Een levendige, scherpe
overlegcultuur kan ook niet zonder periodes van fundamenteel conflict.
De kunst is om niet in zon conflictsituatie vastgeketend te raken.
Het resultaat van al die inspanningen kan en zal, wat de SER betreft,
nooit meer zijn dan een advies aan regering en parlement. Het primaat
van de politiek als eindverantwoordelijke beslisser heeft wat mij
betreft nooit ter discussie gestaan. Een advies is geen dictaat en het
bevat al helemaal geen ultimatum. Maar van de politiek kan wel worden
gevraagd om respect te tonen voor de inspanningen die in het bijzonder
achter een unaniem advies schuilgaan, en om de toekomstige
inschikkelijkheid van partijen binnen de SER niet al te zeer op de
proef te stellen door selectief te winkelen in de door hen gedane
concessies.
Zeker, een adviesorgaan moet zijn plaats kennen maar de plaats van de
SER is wel een uitzonderlijke, al was het alleen maar doordat hier
advies wordt uitgebracht door belanghebbenden die bereid zijn zich aan
een gezamenlijk advies te binden. Het mandaat van 1949 ging er al van
uit dat de SER meer zou gaan opleveren dan de opgetelde separate
lobbies van werkgevers en werknemers. Mede dankzij de
verbredende en verdiepende bijdrage van de kroonleden en dankzij de
vakkundigheid van het secretariaat is die meerwaarde in de loop van de
tijd inderdaad tot stand gekomen. Natuurlijk, advies door de befaamde
onafhankelijke deskundigen ooit rekende ik mijzelf met vreugde tot die
populaire categorie kan heel goed origineel, inspirerend, interessant
zijn. Maar de SER heeft ruimschoots bewezen hoe zinvol ook de
adviserende inbreng van belanghebbenden kan zijn. Die garandeert
misschien niet altijd de creativiteit, maar wel altijd de relevantie
van het advies, en biedt bovendien uitzonderlijke mogelijkheden voor
een breed draagvlak en voor kansrijke vernieuwing van onderop.
Geen enkel mandaat wordt jaar na jaar na jaar gedachteloos verlengd.
Ik realiseer mij heel goed dat de SER gehouden is om de meerwaarde van
zijn mandaat, die vooral zichtbaar wordt bij unanieme advisering, te
blijven demonstreren en ga mij daarvoor graag en van harte inspannen.
Maar de ruimte daarvoor wordt mede door de politiek bepaald!
Insiders en outsiders
De agenda van de SER is sinds 12 oktober 1949 ingrijpend gewijzigd.
Europa is van visioen tot realiteit geworden en richtinggevend voor
ons nationale sociaal-economische beleid. Decentralisatie van de
besluitvorming in de richting van sector en onderneming is al evenzeer
een realiteit geworden, die door de SER in een aantal adviezen
krachtig is bevorderd. De publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie
levert op vele plekken toegevoegde waarde, maar heeft zich
uiteindelijk toch niet ontwikkeld tot een dekkend systeem dat alle
sectoren van de nationale economie omvat.
Het is volkomen terecht dat van de SER en zijn voorzitter verlangd
wordt dat de werkwijze van de Raad zich aan deze en andere
ontwikkelingen blijft aanpassen. Er is in dat verband echter één
ontwikkeling die aanleiding heeft gegeven tot een wel bijzonder
venijnig verwijt aan de Raad. Het aantal sociaal-economische
stakeholders is binnen en buiten de kringen van werkgevers en
werknemers enorm toegenomen. Vele van hen verlangen betrokken te
worden bij de discussies binnen de SER. Daarbij klinkt het verwijt dat
de SER uitsluitend de insiders zou wensen te bedienen en de outsiders
gevoeglijk vergeet. Het is een venijnig verwijt, omdat juist de eerder
bepleite participatiestrategie kansloos
is als outsiders buiten de deur worden gehouden. Een
Sociaal-Economische Raad die zich alleen zou bekommeren om de
gevestigde sociaaleconomische belangen, schiet bij voorbaat tekort in
zijn vernieuwende taak.
Is het verwijt terecht? Natuurlijk niet in volle ongenuanceerdheid. Er
zijn legio voorbeelden van SER-adviezen die nadrukkelijk de belangen
bedienen van zelfbenoemde outsiders zoals jongeren, kleine
zelfstandigen of ouderen. Het recentelijk aanschuiven van de 29-jarige
voorzitter van FNV Jong als raadslid is niet onopgemerkt gebleven, en
enkele partijen buiten de kringen van werkgevers en werknemers, zoals
de Consumentenbond en de natuur- en milieuorganisaties, zijn inmiddels
betrokken bij het werk van de SER.
En toch is dit kritiek om serieus te nemen, al was het alleen maar uit
waardering voor de bereidheid van zoveel organisaties om op de een of
andere wijze in het adviesproces te participeren. Ik vind het dan ook
zaak om verder te zoeken naar mogelijkheden om huidige outsiders een
passende betrokkenheid te gunnen, onder de kanttekening dat die zich
niet zal verdragen met afstandelijkheid en vrijblijvendheid
hunnerzijds. Naar analogie zullen de product- en bedrijfsschappen zich
buigen over de vraag op welke
wijze ongeorganiseerden betrokken kunnen worden bij de beleidsvorming
en hoe via een code van goed bestuur de transparantie kan worden
vergroot.
Een bredere en ruimere betrokkenheid bij het advieswerk zou goed
passen bij mijn voornemen om het werk van de SER in intensieve
wisselwerking met de buitenwereld te laten geschieden. Er is veel te
winnen bij een levendig tweerichtingsverkeer. Van de enorme
deskundigheid binnen de SER kan breder geprofiteerd worden dan thans
het geval is, en omgekeerd is er voor de SER veel te leren buiten het
eigen gebouw. U bent gewaarschuwd: wie van u hier vandaag voor het
eerst is, is hier wat mij betreft niet voor
het laatst!
Tot slot
Met die uitnodiging aan u allen aanvaard ik met vreugde het
voorzitterschap van de SER, naar goed gebruik onder dankzegging aan
Hare Majesteit de Koningin voor het door haar genomen besluit en onder
dankzegging aan al degenen die de totstandkoming van dat besluit
hebben willen bevorderen.
Ik dank werkgevers en in het bijzonder werknemers voor het geschonken
vertrouwen, dat een voormalig VNO-voorzitter in deze rol niet
automatisch toekomt. Ik verheug mij erop deel uit te maken van het
roemruchte gezelschap van de kroonleden, en samen met hen en de andere
raadsleden inhoud te geven aan toekomstige raadsvergaderingen, die
zich hopelijk zullen blijven kenmerken door kwaliteit en toewijding
en, wie weet, ook door een welkom vleugje flankerende levendigheid. De
bereidheid van de Nederlandse werkgevers en werknemers om zich samen
met de kroonleden te wagen aan discussies die overal elders ter wereld
onvermijdelijkerwijs in tweespalt zouden eindigen, kan niet genoeg
worden gewaardeerd.
Ik ben dankbaar voor de aanwezigheid van drie eerdere, onverminderd
inspirerende SER-voorzitters, Theo Quené, Klaas de Vries en Herman
Wijffels, voor het bereidwillige waarnemerschap van mijn onmiddellijke
voorgangster, voor de hartelijkheid waarmee ik binnen dit gebouw ben
ontvangen en voor de betrokkenheid van de Minister van Sociale Zaken
bij deze ceremonie. Ik ben evenzeer dankbaar voor
de aanwezigheid van familie en vrienden, en voor de persoonlijke
belangstelling die ik de afgelopen, medisch moeilijke maanden, van
zovelen van u heb mogen ondervinden.
Ik ontleen aan dat alles het vertrouwen om de toekomst met opgewekt
optimisme tegemoet te zien.
29-8-2006 11:16